Standplaatsenbeleid Gemeente Veendam 2017

Geldend van 08-11-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2017

Intitulé

Standplaatsenbeleid Gemeente Veendam 2017

Inhoud

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Reikwijdte standplaatsenbeleid 2017

1.2 Terugblik ‘Standplaatsen, venten en dienstverlening aan de openbare weg’

1.3 Doel Standplaatsenbeleid 2017

Hoofdstuk 2 Wettelijk kader

2.1 Algemene Plaatselijke Verordening Veendam (APV)

Hoofdstuk 3 Standplaatsen

3.1 Soorten standplaatsvergunningen

3.2 Weigeringsgronden standplaatsvergunning

3.3 Beoordeling locaties standplaatsen

Hoofdstuk 4 Uitvoering Standplaatsenbeleid Veendam 2017

4.1 De standplaatsenvergunning

4.2 Aanvraag vergunning

4.3 Wachtlijststelsel

4.4 volgorde en wijze van afhandeling aanvragen

4.5 Locaties en maximumaantal vergunningen voor standplaatsen

Hoofdstuk 5 Overige zaken

5.1 Handhaving

5.2 Overgangsrecht wachtlijst

5.3 Overgangsrecht standplaatsvergunning

5.4 Overgangsrecht Standplaatsenbeleid

5.5 Communicatie

5.6 Evaluatie

5.7 Inwerkingtreding

Bijlage 1 Locaties vaste- en seizoensstandplaatsen gemeente Veendam 20

Bijlage 2 Gebied maximumstelsel 28

Bijlage 3 Aanvraagformulier standplaatsvergunning 29

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het verkopen van goederen als snacks, vis, kaas, bloemen, oliebollen, ijsjes en dergelijke vanaf een standplaats op of aan de openbare weg is een belangrijke aanvulling op de manier waarop Veendam wordt ervaren door bewoners, ondernemers en bezoekers. Naast sfeer-verhogende voordelen voorziet het faciliteren van standplaatsen in een behoefte van zowel afnemers van producten als ondernemers en ontstaat werkgelegenheid.

Het aanwijzen van locaties voor het vergunnen van standplaatsen is echter een delicate zaak waarbij verschillende belangen in het kader van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu in ogenschouw gehouden moeten worden. Zorgvuldigheid is vanuit voorgenoemd oogpunt, in het bijzonder in drukbezochte gebieden, van groot belang.

Het standplaatsenbeleid vloeit voort uit de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veendam (APV). Het vaststellen hiervan behoort tot de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam. In 2004 is de notitie ‘Standplaatsen, venten en dienstverlening aan de openbare weg’ vastgesteld. Deze notitie is qua wet- en regelgeving, de daaruit voortvloeiende jurisprudentie en het feit dat binnen de uitvoering van de huidige beleidsregels enkele knelpunten aan het licht zijn gekomen, enigszins verouderd. Actualisering van de beleidsregels is daarom noodzakelijk.

1.1 Reikwijdte standplaatsenbeleid 2017

Artikel 5:17 van de APV van de gemeente Veendam stelt als omschrijving van het begrip standplaats: Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Onder standplaatsen wordt in deze nota niet verstaan het gebruik maken van een plaats op een jaarmarkt, weekmarkt, evenementenlocatie of een incidentele braderie. Gezien de definitie van het begrip standplaats, wordt een standplaats binnen een gebouw zoals bijvoorbeeld een hal of een overdekte (winkel)passage niet als standplaats aangemerkt. Voor zulke standplaatsen is derhalve geen vergunning vereist. Ook kiosken en overige niet-mobiele verkoopmiddelen vallen buiten het bereik van deze beleidsregels.

1.2 Terugblik ‘Standplaatsen, venten en dienstverlening aan de openbare weg’

In de oude notitie zijn in totaal negen verschillende locaties aangewezen voor het vergunnen van vaste en/of seizoensgebonden standplaatsen. Binnen deze negen locaties werden gezamenlijk dertien specifieke standplaatsen aangewezen. Voor het vergunnen van de aangewezen standplaatsen werd gebruik gemaakt van een zogeheten wachtlijst ingeval het maximum aantal vergunningen voor een bepaalde locatie was bereikt.

Vanuit de beleidsregels van de oude nota werd het venten verboden zonder vergunning van burgemeester van wethouders. Onder venten dient te worden verstaan het op of aan de openbare weg of een openbaar water, aan een huis dan wel een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.

Vaste standplaatsvergunningen werden verleend voor een maximale geldingsduur van een kalenderjaar. In de praktijk werd de vergunning voor een specifieke standplaats jaarlijks opnieuw verleend aan dezelfde vergunninghouder maar deze diende wel elk jaar een nieuwe aanvraag in te dienen. De afgelopen jaren zijn in toenemende mate standplaatsvergunningen aangevraagd voor locaties welke buiten de in de oude nota aangewezen plaatsen vallen. Zowel vanuit aanvragers als eigenaren van bedrijfslocaties (perifere detailhandelszone) werd meermaals de wens uitgesproken om buiten de aangewezen gedeelten standplaatsen te vergunnen. In afwachting op de nieuwe nota standplaatsenbeleid zijn geen vergunningen afgegeven voor standplaatsen buiten de aangewezen gedeelten.

1.3 Doel Standplaatsenbeleid 2017

Voorliggende nota is geschreven met de volgende doelstellingen als leidraad:

het actualiseren en aanpassen van de beleidsregels uit 2004, zodat deze aansluiten bij de huidige praktijk en bestaande knelpunten worden weggenomen;

het integreren van een nieuw afgebakend gebied waarbinnen de mogelijkheid bestaat om vergunningen aan te vragen voor het innemen van standplaatsen;

het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van procedurele en inhoudelijke kaders waarbinnen besluitvorming in het kader van verlening van standplaatsvergunningen plaatsvindt voor degenen die te maken hebben met standplaatsen (ondernemers, inwoners, gemeente);

het opnemen van concrete weigeringsgronden vanuit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veendam in nadere toetsingscriteria aan de hand waarvan afwijk ende aanvragen getoetst kunnen worden;

het overeenstemmen van de beleidsregels met de Europese Dienstenrichtlijn;

in het kader van voorgenoemde toetsingscriteria de mogelijkheid opnemen om voor ondernemers en pandeigenaren op nieuwe locaties een standplaatsvergunning te kunnen verlenen. Te denken valt aan bijvoorbeeld een oliebollenkraam bij een bouwmarkt.

Aan de hand van de in de nota Standplaatsenbeleid Veendam 2017 opgenomen beleidsregels wordt bepaald wanneer een vergunning voor het innemen van een standplaats wordt verleend of geweigerd.

Hoofdstuk 2 Wettelijk kader

In dit hoofdstuk wordt beschreven binnen welk kader het standplaatsenbeleid nadere beleidsregels invult.

2.1 Algemene Plaatselijke Verordening Veendam (APV)

In artikel 5:18 stelt de APV dat het verboden is om een standplaats in te nemen zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders. Op grond van artikelen 1:8 en 5:18 kan een standplaatsvergunning geweigerd worden. Kort samengevat kan een aanvraag voor een standplaats worden geweigerd:

in het belang van:

de openbare orde;

de openbare veiligheid;

de volksgezondheid;

bescherming van het milieu;

indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor een standplaats voor het verkopen van bepaalde goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Voorgenoemde belangen vormen de weigeringsgronden voor het verlenen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning. Daarnaast worden locaties voor aangewezen standplaatslocaties getoetst aan deze criteria. In paragraaf 3.2 staan deze criteria nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 Standplaatsen

In dit hoofdstuk wordt nader omschreven welke verschillende soorten standplaatsvergunningen kunnen worden aangevraagd. Daarnaast bevat dit hoofdstuk nadere uitwerking van de weigeringsgronden zoals vermeld in paragraaf 2.1 van deze nota.

3.1 Soorten standplaatsvergunningen

Op grond van artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam is een standplaatsvergunning van het college van burgemeester en wethouders vereist voor het innemen van een standplaats in de gemeente Veendam. In de praktijk wordt een vergunning verleend namens het college met toepassing van het bepaalde in de mandaatregeling. De door het college aangewezen marktmeester draagt in samenwerking met medewerkers van Vergunning en Handhaving zorg voor de coördinatie, advisering en standplaatsvergunningverlening. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten vergunningen:

1. Losse vergunningen; vergunning voor een eenmalige activiteit van 1 dag, maximaal 10 keer per j jaar per aanvrager.

2. Vaste vergunningen; voor maximaal 3 dagen per week op dezelfde locatie door dezelfde vergunninghouder. Vaste vergunningen worden verleend voor een periode van 1 januari tot en met 31 december van het betreffende jaar.

3. Seizoensvergunningen; vergunning voor een bepaalde seizoensgebonden periode waarbij seizoensgebonden artikelen voor maximaal 6 dagen per week op een daarvoor aan te wijzen locatie worden verkocht. In het geval er koopzondagen zijn aangewezen voor het deel van de gemeente waar deze standplaats wordt ingenomen is het toegestaan dat de standplaats ook op die dagen wordt ingenomen.

Zomer- en winterseizoen voor seizoensstandplaatsen:

1. Zomerseizoen 1 april tot en met 31 augustus; bijv. snacks en ijs.

2. Winterseizoen 1 november tot en met 31 december; bijv. oliebollen en kerstbomen.

3.1.1 Persoonsgebonden vergunning

De standplaatsvergunning is ingevolge van artikel 1:5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam persoonsgebonden. Dit betekent dat uitsluitend de vergunninghouder zelf gebruik mag maken van de standplaatsvergunning. Deze persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. Een uitzondering wordt gemaakt bij het overlijden van de standplaatshouder. In dat geval kan het recht worden overgedragen aan de partner of kind, wanneer binnen één maand na het overlijden hiertoe een verzoek wordt ingediend.

3.1.2 Mobiele aard standplaatsen

In principe geldt dat standplaatsen en alle daarbij gebruikte verkoopmiddelen (zoals bijvoorbeeld de kraam en het meubilair) het uitgangspunt dat deze een mobiel karakter dienen te hebben en dat deze dagelijks na sluiting verwijderd dienen te worden tenzij in deze beleidsregels anders is aangegeven. De verkoopinrichting dient dagelijks binnen een uur na sluitingstijd verwijderd te worden.

Een seizoensgebonden standplaats hoeft niet dagelijks verwijderd te worden, tenzij in de vergunning anders is geregeld.

3.1.3 Maximumstelsel

Voor de vaste- en seizoensstandplaatsen geldt een maximumstelsel. Dit houdt in dat een maximumaantal locaties is aangewezen om een standplaats te vergunnen. Aangezien zich in de praktijk voor de aangewezen locaties voor vaste- en seizoensstandplaatsen geen misstanden voordoen is gekozen om de huidige maximumaantallen in het nieuwe standplaatsenbeleid voort te zetten.

3.1.4 Looptijd standplaatsvergunning

In artikel 1:7 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam is bepaald dat een vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij de bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

In de oude beleidsnotitie omtrent standplaatsen is op 23 november 2004 door het college van burgemeester en wethouders besloten dat de geldigheidsduur van een standplaatsvergunning geldig is voor het betreffende kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Deze vergunning werd in de praktijk bij wederzijdse goedkeuring jaarlijks verlengd voor dezelfde vergunninghouder.

Standplaatsvergunningen vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn, een richtlijn die er op gericht is dat ondernemers eenvoudig hun diensten en producten kunnen aanbieden in Europa. Volgens deze Dienstenrichtlijn worden standplaatsvergunningen gezien als schaarse vergunningen. Volgens de Dienstenrichtlijn mag de looptijd van een vergunning niet meer buitensporig lang zijn. De duur zou volgens de overwegingen van deze richtlijn niet langer mogen zijn dan nodig is met het oog op de afschrijving van investeringen en een billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal.

Vanuit dit oogpunt zal de looptijd van een standplaatsvergunning is overeenstemming met het oude standplaatsenbeleid maximaal 1 jaar geldig zijn. Vergunningen worden verleend voor een periode van 1 januari tot en met 31 december.

3.1.5 Standplaats op particuliere grond

De locaties waar standplaatsen kunnen worden vergund worden normaal gesproken aangewezen op gemeentegrond. Het is echter met de inwerkingtreding van voorliggende notitie ook mogelijk een standplaats in te nemen op particuliere grond. Ingevolge artikel 5:19 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam is het verboden dat de rechthebbende op een perceel (particuliere) grond toe staat dat daarop zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een standplaats wordt of is ingenomen. Hiervoor blijft derhalve een standplaatsvergunning noodzakelijk. Met dit verbod is het mogelijk niet enkel maatregelen te nemen tegen diegene die zonder vergunning een standplaats inneemt maar ook tegen de eigenaar van de grond die het innemen van een standplaats zonder vergunning toestaat. Omgekeerd is schriftelijke toestemming van de rechthebbende wel een vereist onderdeel van de vergunningsprocedure voor een standplaatsvergunning op particuliere grond.

3.1.6 Aangewezen locaties voor standplaatsen

De verschillende locaties waar vaste en/of seizoensgebonden standplaatsen zich bevinden worden weergegeven op de bij de nota Standplaatsenbeleid Veendam 2017 behorende standplaatskaart(en). Deze zijn opgenomen in de bijlagen van deze notitie. Bij de vaststelling van deze locaties is rekening gehouden met de weigeringsgronden zoals gesteld in artikel 1:8 en 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam.

3.2 Weigeringsgronden standplaatsvergunning

Hieronder staan de verschillende gronden voor het weigeren van een standplaatsvergunning nader uitgewerkt per onderwerp.

Openbare orde

Het begrip openbare orde is een zogenaamd containerbegrip waarvan de invulling wordt bepaald door wat in het maatschappelijke leven op bepaalde plaatsen onder de gegeven omstandigheden als ‘normaal’ wordt verstaan. In zijn algemeenheid is sprake van verstoring van de openbare orde indien fysieke inbreuk plaatsvindt op de normale gang van het maatschappelijke leven die onrechtmatige hinder of gevaar oplevert voor de omgeving.

Vanuit het belang van de bescherming van de openbare orde worden in ieder geval de volgende criteria gehanteerd:

standplaatsen worden gespreid;

geen standplaatsen in woonwijken zoals aangegeven op de standplaatsenkaart in verband met o.a. hinder, verkeer aantrekkende werking en verstoring van het woongenot van bewoners;

geen standplaatsen in de directe nabijheid van door de gemeente Veendam ingestelde warenmarkten;

standplaatsen mogen door de wijze van verkoop dan wel door de te verkopen producten of diensten niet leiden tot wandordelijkheden en verstoring van de openbare orde in zijn algemeenheid. Dit betekent bijvoorbeeld geen standplaatsen voor de verkoop van snacks ed. in de nabijheid van scholen in verband met de aantrekkingskracht hiervan op (hang)jongeren.

standplaats mag niet de zedelijkheid, de menselijke waardigheid, het belang van minderjarigen of het dierenwelzijn aantasten;

voor een locatie die niet bij de gemeente in eigendom is en waarvan in feite geen gebruik kan worden gemaakt om dat de toestemming van de rechthebbende op de betreffende locatie ontbreekt, wordt het verlenen van een standplaatsvergunning in strijd met de openbare orde geacht;

op de betreffende locatie vinden in de nabije toekomst geen ontwikkelingen plaats die de inrichting van de openbare ruimte ingrijpende kunnen wijzigen waardoor het innemen van een standplaats op die locatie binnen afzienbare tijd niet meer mogelijk zou kunnen zijn. Het verlenen van een standplaatsvergunning voor een locatie die op de nominatie staat om in ontwikkeling te worden genomen, wordt in strijd met de openbare orde geacht.

Openbare veiligheid

Onder het begrip openbare veiligheid wordt brandveiligheid en veiligheid in zijn algemeenheid begrepen.

Vanuit het belang van de bescherming van de openbare veiligheid worden in ieder geval de volgende criteria gehanteerd:

Brandveiligheid:

bluswaterwinplaatsen en opstelplaatsen van de brandweer moeten altijd rondom ten minste 2 meter vrij worden gehouden en bereikbaar blijven;

op wegen (mede) bedoeld voor gemotoriseerd verkeer dient voor hulpverleningsdiensten altijd ten minste 3,5 meter breed tot een hoogte van minimaal 4,20 meter te worden vrijgehouden;

standplaatsen met bak- en braadactiviteiten dienen op een afstand van minimaal 2 meter van de blinde gevel van een gebouw te worden geplaatst en op een minimale afstand van 5 meter in alle overige gevallen. Tussen standplaats en gevel mogen geen brandbare obstakels worden geplaatst;

standplaatsen met bak- en braadactiviteiten dienen op maximaal 40 meter afstand van een bluswaterwinplaats te worden geplaatst;

standplaatsen zijn niet toegestaan voor nooduitgangen van gebouwen, of op door bedrijven en/of winkels als vluchtroute aangewezen plaatsen.

Veiligheid algemeen:

een standplaats mag geen afbreuk doen aan de openheid en controleerbaarheid van de openbare plaats in verband met sociale veiligheid;

geen standplaatsen voor de op- en afgangen van het strand die in geval van calamiteiten worden gebruikt door hulpdiensten bij gebouwen of op het strand.

Verkeersveiligheid:

geen standplaatsen in een woonwijk of een straat/omgeving waar voornamelijk wordt gewoond in verband met de verkeersbeweging die standplaatsen met zich meebrengen waardoor verkeersonveilige situaties kunnen ontstaan;

geen standplaatsen op een trottoir indien niet ten minste 1,80 meter vrije doorloopruimte overblijft;

geen standplaatsen in binnenbochten of op locaties waar het vrije zicht op kruisingen, oversteekplaatsen, uitritten of in zijn algemeenheid wordt belemmerd;

geen standplaatsen op rijbanen of fietspaden;

geen standplaatsen op locaties waardoor verkeerstekens, verkeerslichten en verkeersborden door plaatsing, en/of exploitatie van een standplaats aan het zicht onttrokken worden;

geen standplaatsen op gidslijnen voor visueel gehandicapten;

geen standplaatsen als er in de nabijheid van de standplaats geen, of onvoldoende, parkeerplaatsen aanwezig zijn. Dit betekent dat er in de nabijheid in beginsel parkeergelegenheid moet zijn die bedoeld is voor gemotoriseerde voertuigen en waar het is toegestaan te parkeren;

geen standplaatsen op parkeerplaatsen waarvoor een zogeheten ‘blauwe zone’ van toepassing is (maximaal 2,5 uren toegestaan te parkeren);

geen standplaatsen op parkeerplaatsen of parkeerterreinen waar reeds sprake is van parkeerdruk. Van parkeerdruk is sprake wanneer meer dan 80% van de beschikbare parkeerplaatsen in gebruik is op een representatief meetmoment;

geen standplaatsen langs wegen buiten de bebouwde kom in verband met de hoge(re) maximumsnelheid op deze wegen;

geen standplaatsen met eet- en/of drinkwaren welke bedoeld zijn om ter plekke te consumeren op locaties waar de consument tijdens het kopen van de waren niet op voetgangersgebied kan staan;

de verkoopopening van het verkoopmiddel waarmee standplaats wordt ingenomen moet zodanig kunnen worden gesitueerd dat ongewenste verkeersbewegingen van voetgangers over niet-voetgangersgebieden wordt voorkomen.

Volksgezondheid

Door het innemen van een standplaats mag geen gevaar voor de volksgezondheid (dreigen te) ontstaan. Dit belang zal voornamelijk een rol spelen bij de concrete toetsing van een aanvraag en is niet op voorhand uit te werken in nadere criteria waarmee (mede) kan worden bepaald of een locatie geschikt is voor het innemen van een standplaats. Gedacht kan worden aan overtredingen van de Warenwet.

De Nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert of de regels van de Warenwet worden nageleefd door vergunninghouders die hoofdzakelijk etenswaren verkopen vanuit de standplaats. Bij overtreding van de Warenwet kan de NVWA maatregelen nemen. De NVWA kan bijvoorbeeld een waarschuwing geven of een bestuurlijke boete opleggen. Aan de hand van rapporten van de NVWA kan een standplaatsvergunning geweigerd worden als het aannemelijk is dat de volksgezondheid in het geding is bij het verlenen van de vergunning.

Het belang van de bescherming van de volksgezondheid kan ook samenvallen met de openbare veiligheid als het gaat om het voorkomen van verkeersslachtoffers. In dit kader worden dezelfde criteria gehanteerd als genoemd onder “verkeersveiligheid”.

Bescherming van het milieu

Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving (leefmilieu in de breedste zin van het woord) zoals bijvoorbeeld geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke.

Vanuit het belang van de bescherming van het milieu worden ten aanzien van standplaatsen in ieder geval de volgende criteria gehanteerd:

geen standplaatsen met bak- en braadactiviteiten op een afstand van minder dan 25 meter van bebouwing in verband met geur- en geluidoverlast;

geen standplaatsen met aggregaten op een aftand van minder dan 25 meter van woonbebouwing;

geen standplaatsen in (kwetsbaar) natuurgebied.

Vaste standplaatsen waar wordt gebraden, gebakken of gefrituurd zijn aan de merken als inrichting in de zin van Wet milieubeheer. Deze standplaatsen dienen te voldoen aan de eisen zoals deze voortvloeien uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het is om die reden niet toegestaan om in die gevallen vanuit het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam 2017 nadere of andere regels te stellen over onderwerpen of belangen die voortvloeien uit de Wet milieubeheer.

Alle andere vormen van overlast waar de Wet milieubeheer niet op ziet zoals bijvoorbeeld het voorkomen van zwerfafval, wordt voorkomen door het verbinden van maatwerkvoorschriften aan de standplaatsvergunning.

Redelijke eisen welstand

Een standplaats moet, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Een standplaats voldoet in ieder geval niet aan redelijke eisen van welstand indien:

de verkoopinrichting/ verkoopwagen en/of toebehoren in gebrekkige staat van onderhoud verkeert;

de verkoopinrichting/verkoopwagen en/of toebehoren op zichzelf in verband met de omgeving afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte waardoor het karakter van de omgeving wordt aangetast en/of het straatbeeld wordt verstoort. Hierbij spelen bijvoorbeeld maatverhoudingen, materiaal, textuur en kleur van de verkoopinrichting/verkoopwagen, al dan niet in combinatie met de omgeving, een rol;

een standplaats het uiterlijk aanzien van de omgeving of het straatbeeld zodanig verstoort dat daardoor het karakter van de omgeving wordt aangetast;

een standplaats mag de openheid van het landschap, doorzichten en/of karakteristieke zichtlijnen niet nadelig beïnvloeden;

de standplaats is gesitueerd voor karakteristieke of architectonische/monumentale locaties tenzij deze tijdelijk wordt ingenomen;

meerdere standplaatsen naast elkaar worden ingenomen en daardoor verkapte marktvorming ontstaat;

door het innemen van de standplaats de architectonische eenheid in het gedrang komt, een zichtlijn wordt verstoord, het straatbeeld wordt aangetast of het zicht op etalages en terrassen wordt belemmerd;

met het aantal standplaatsen een totaalbeeld van wildgroei binnen de gemeente ontstaat.

Redelijk verzorgingsniveau

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van Raad van State blijkt dat het reguleren van concurrentieverhoudingen niet als huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt.

Weigeren van een vergunning voor het innemen van een standplaats in verband met het in gevaar komen van het verzorgingsniveau voor de consument kan volgende de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State slechts geaccepteerd worden in twee situaties:

1. wanneer er een nieuw winkelcentrum opgezet wordt;

2. als er binnen het verzorgingsgebied nog slechts één winkel gevestigd is in een bepaalde branche én deze winkel dreigt te verdwijnen door verlenen van de vergunning waarvoor het verzorgingsniveau

ter plaatse in het gedrang komt.

Of sprake is van een redelijk verzorgingsniveau en of dit in gevaar komt, wordt bekeken vanuit de positie van de consument en niet vanuit de positie van de winkeliers. Een vergunning kan slechts op deze grond geweigerd worden als de winkelier, mede aan de hand van de boekhouding, aantoont dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen worden aangeboden.

De Dienstenrichtlijn staat het weigeren van een standplaatsvergunning in verband met het in gevaar komen van het verzorgingsniveau van de consument helemaal niet toe voor standplaatsen die ( mede ) diensten verlenen, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrije verkeer van diensten.

De beoordeling van deze weigeringsgrond hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. Bij het aanwijzen van nieuwe locaties bij het innemen van vaste standplaatsen voor de verkoop van goederen en de daarbij behorende branches die onder het oude standplaatsenbeleid “Standplaatsen, venten en dienstverlening op of aan de openbare weg” niet als zodanig waren aangewezen, is in de beoordeling meegenomen of het verzorgingsniveau voor de consument mogelijk in gevaar zou kunnen komen.

3.3 Beoordeling locaties standplaatsen

Vanuit het oude standplaatsenbeleid werd gebruik gemaakt van het zogeheten maximumstelsel. Ook in voorliggende nota wordt gebruik gemaakt van dit stelsel. Het maximumstelsel is van toepassing op zowel vaste als seizoensgebonden standplaatsen. Incidentele standplaatsen vallen buiten het maximumstelsel. Aangezien deze vorm van een standplaats van bijzonder tijdelijke aard is.

In het belang van het waarborgen van de openbare orde zijn gemeenten in staat het aantal uit te geven standplaatsvergunningen aan een maximumaantal te binden. Het hanteren van een maximumstelsel mag echter niet leiden tot weigering van een concrete aanvraag om een standplaatsvergunning die niet te herleiden valt tot één of meerdere van de in de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam opgenomen weigeringsgronden.

In voorliggende notitie zijn de aangewezen locaties voor standplaatsen opgenomen waarvan bekend is dat hiervoor interesse bestaat of waarvoor in het recente verleden interesse is getoond. Naast deze vaste plaatsen wordt een ruim gebied aangewezen voor seizoensstandplaatsen. Dit gebied is eveneens voorzien van een maximumaantal standplaatsen.

De aangewezen locaties voor vaste- en seizoensstandplaatsen zijn opgenomen in bijlage 1 van deze nota. Bijlage 2 bevat een afbakening van het gebied waarbinnen een maximumaantal standplaatsvergunningen voor zowel vaste- als seizoensgebonden standplaatsen kan worden afgegeven..

3.3.1 Beoordeelde standplaatslocaties

Aanvragen voor een standplaatsvergunning binnen het gebied zoals aangegeven in bijlage 2 van deze notitie worden individueel beoordeeld. Om deze methode van vergunningverlening werkbaar te houden worden beoordeelde aanvragen door het college van burgemeester en wethouder bijgehouden in een lijst met beoordeelde aanvragen.

Op deze manier behoeft een vergunning bijvoorbeeld in geval van verlenging niet jaarlijks opnieuw getoetst te worden op grond van de weigeringscriteria zoals weergegeven in paragraaf 3.7 van deze notitie.

Hoofdstuk 4 Uitvoering Standplaatsenbeleid Veendam 2017

In dit hoofdstuk worden alle procedurele stappen beschreven welke een rol spelen in de uitvoering van het standplaatsenbeleid.

4.1 De standplaatsenvergunning

Geldigheidsduur standplaatsenvergunning

De maximale geldigheidsduur van vaste standplaatsvergunningen is één jaar. De vaste standplaatsenvergunning vervalt per 31 december van het jaar waarin deze is toegekend. Wanneer een standplaatshouder zijn vergunning voor een specifieke standplaats in het daaropvolgende kalenderjaar wil verlengen, dient de vergunninghouder hierover tijdig in gesprek te gaan met de marktmeester van de gemeente Veendam. Wanneer er voor een specifieke standplaats geen kandidaten op de wachtlijst staan, kan de vergunning per 1 januari van het nieuwe jaar verlengd worden.

Een seizoensgebonden standplaatsvergunning wordt ten hoogste voor een periode van vier maanden verleend. Hierin wordt onderscheid gemaakt op basis van het type producten, gekoppeld aan de periode van het jaar.

Een incidentele of losse standplaatsvergunning wordt per ondernemer voor een duur van maximaal één dag verleend. Een aanvrager kan ten hoogste 10 keer per jaar een incidentele standplaats aanvragen.

Persoonlijk innemen van een standplaats

Een vaste standplaats en een standplaats voor de verkoop van seizoensgebonden producten moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen; vergunninghouder mag de standplaats derhalve niet aan een ander afstaan of in gebruik geven. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het aantal aanvragen om vergunning het aantal te verlenen vergunningen overtreft, of kan overtreffen. Het zou onredelijk zijn als een standplaatsvergunning zonder meer aan een ander kan worden overgedragen daarmee een handel in standplaatsvergunningen ontstaat. Een uitzondering hierop is een incidentele standplaats.

Ingeval van ziekte, vakantie of andere bijzondere omstandigheden kan een vergunninghouder zich tijdelijk laten vervangen door zijn/haar echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner, meewerkend kind of een persoon die aantoonbaar bij de vergunninghouder in loondienst is.

Wanneer een vergunninghouder zijn verkoopinrichting aan een ander verkoopt, verhuurt of in gebruik geeft, verschaft dat de koper, huurder of gebruiker geen enkel recht op een vergunning van deze standplaats.

Tijdelijk niet gebruiken van een standplaats

Zoals eerder in deze notitie is toegelicht, is een standplaatsvergunning een zogeheten schaarse vergunning. Het uitgangspunt bij het innemen van een standplaats is dan ook dat deze daadwerkelijk en persoonlijk wordt ingenomen in de periode en op de dagen en uren waarvoor deze is aangevraagd (en vergund). Het “reserveren” van een standplaats voor de gehele periode en deze vervolgens alleen maar innemen als het de vergunninghouder uitkomt of als het weer aangenaam is, is niet toegestaan.

Overschrijving vergunning

Bij blijvend onvermogen de standplaats in te nemen, bij overlijden van de vergunninghouder of bij beëindiging van zijn of haar ondernemerschap zoals bijvoorbeeld pensionering wordt de standplaatsvergunning voor de resterende geldigheidsduur van de vergunning overgeschreven op de naam van de echtgeno(o)t(e), geregistreerd partner, degene met wie de vergunninghouder een duurzaam gezamenlijk huishouden voert/voerde of op naam van een meewerkend kind indien binnen 2 maanden na het overlijden of na de vaststelling van blijvend onvermogen, een daartoe strekkend verzoek bij het college wordt ingediend.

Verlenging vaste standplaatsvergunning

Een vaste standplaatsvergunning wordt in beginsel telkens verlengd met 1 jaar tenzij er sprake is van (een wijziging van) feiten en/of omstandigheden welke aanleiding geven de standplaatsvergunning niet te verlengen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een situatie waarbij een vergunninghouder zich, ondanks herhaald verzoek daartoe van de gemeente, niet of niet voortdurend aan de voorschriften van de vergunning houdt dan wel heeft gehouden. Ook als feitelijk geen gebruik wordt gemaakt van de standplaats gedurende de volledige periode en/of op alle dagen en uren waarvoor deze is aangevraagd zonder dat sprake is van bijzondere omstandigheden zoals ziekte, vakantie of een andere geldige reden.

Een herinrichting/herstructurering van de openbare ruimte, gebiedsontwikkeling of stedelijke vernieuwing kan aanleiding geven om een standplaatsvergunning niet te verlengen. Indien een zodanige situatie zich voordoet, zal de betreffende standplaatshouder hiervan tijdig op de hoogte gesteld worden.

Tevens wordt een standplaatsvergunning niet verlengd indien zich in of om de omgeving van de standplaats marktbewegingen voordoen waardoor de aangewezen locatie voor de standplaats niet langer wenselijk is. Hierbij kan bij voorbeeld gedacht worden aan het vestigen van een horecaondernemer, waarbij een terras wordt geëxploiteerd. In een dergelijke situatie wordt de vergunninghouder tijdig geïnformeerd en wordt in overleg de standplaats mogelijk verplaatst naar een geschikte locatie.

De standplaatshouder dient minimaal 8 weken voor afloop van de looptijd van de vergunning schriftelijk aan te geven of hij de standplaats wederom voor een periode wil innemen. Indien zich voor de komende periode geen wijzigingen voordoen dan volstaat een korte mededeling van de standplaatshouder. Ingeval van meerdere gegadigden voor een specifieke standplaats, zal middels het wachtlijststelsel bepaald worden aan welke kandidaat de standplaatsvergunning wordt verleend.

Tijden innemen standplaatsen

Verkoop vanaf de vergunde standplaats mag uitsluitend plaatsvinden tijdens de op grond van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening Veendam toegestane openingstijden tenzij in de vergunning anders is vermeld. De vergunninghouder mag een uur voor openingstijd tot een uur na sluitingstijd aanwezig zijn om zijn/haar standplaats in te richten dan wel af te breken.

Intrekking standplaatsvergunning

De standplaatsvergunning kan op grond van artikel 1:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam worden ingetrokken:

a) indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b) indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

c) indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d) indien van de vergunning of ontheffing geen gebruikt wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

e) indien de houder dit verzoekt.

Tenzij de spoedeisendheid of feitelijke omstandigheden zich hiertegen verzetten, is het uitgangspunt dat een vergunninghouder eerst een schriftelijke waarschuwing krijgt waarin wordt aangegeven dat er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die aanleiding kunnen geven om de standplaatsvergunning in te trekken. In dien de in deze waarschuwing genoemde feiten en/of omstandigheden zich blijven voordoen, zal tot intrekking van de vergunning worden overgegaan nadat vergunninghouder eerst in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze tegen dit intrekkingsbesluit kenbaar te maken.

Nutsvoorzieningen

Op een aantal locaties voor standplaatsen zijn nutsvoorzieningen aanwezig. De kosten van het gebruik hiervan zijn voor rekening van de standplaatshouder.

Leges

Voor het in behandeling nemen van een vergunningsaanvraag worden leges in rekening gebracht conform de bij de Legesverordening van de gemeente Veendam behorende tarieventabel. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor seizoensgebonden standplaatsen wordt hetzelfde tarief gehanteerd als voor vaste standplaatsen. Voor het in behandeling nemen van aanvragen voor incidentele standplaatsvergunningen is een apart tarief in de tarieventabel opgenomen.

Precario

Afhankelijk van de grootte van de standplaats wordt jaarlijks voor het gebruik van de gemeentegrond conform de Verordening precariobelasting en de daarbij behorende, jaarlijks geïndexeerde, tarieventabel, precario in rekening gebracht. Een uitzondering hierop is het innemen van een standplaats op particulier terrein, hiervoor wordt geen precario in rekening gebracht maar is wel een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatsaanvrager en de eigenaar van de grond vereist.

Ondernemersrisico

De stedenbouwkundige situatie (waaronder ook begrepen wordt de openbare ruimte en infrastructuur) binnen de gemeente Veendam is continu aan veranderingen en ontwikkelingen onderhevig. Vanuit dit oogpunt dient een vergunninghouder rekening te houden met eventuele toekomstige veranderingen welke eventueel invloed kunnen uitoefenen op het voortbestaan van een aangewezen locatie voor een vaste- of seizoensstandplaats. Indien zich vanuit voorgenoemd oogpunt ontwikkelingen voordoen, dan worden vergunninghouders hierover zo vroegtijdig en volledig mogelijk geïnformeerd.

De gemeente Veendam aanvaart géén aansprakelijkheid voor economische schade die als gevolg van zodanige ontwikkelingen door vergunninghouders wordt geleden. Eventuele schade komt voor rekening en risico van de ondernemer.

4.2 Aanvraag vergunning

Om een aanvraag voor een standplaatsvergunning goed te kunnen beoordelen, dient het college te beschikken over voldoende informatie. Voor het indienen van een aanvraag dient gebruik gemaakt van bij het standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017 behorende aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier is opgenomen in bijlage 3 van deze beleidsnota. Daarnaast wordt dit formulier digitaal aangeboden op de website van de gemeente Veendam.

Op het aanvraagformulier dient door de aanvrager een keuze gemaakt te worden over het type standplaats welke wordt aangevraagd (incidenteel, vaste, seizoen). Vervolgens dienen de gewenste weekdagen en bijbehorende uren te worden ingevuld op een tabel. Hierbij mag de maximale hoeveelheid dagen zoals in deze beleidsnotitie beschreven in paragraaf 3.1 niet overschreden worden.

De maximale hoeveelheid wekelijkse dagen is in het standplaatsenbeleid opgenomen aangezien standplaatsvergunningen zogeheten schaarse vergunningen zijn. Dit wil zeggen dat er doorgaans meer aanvragen zijn dan het maximum aantal te verlenen vergunningen. Het “reserveren” van een bepaalde locatie is hiermee in strijd en om die reden niet acceptabel. Een vaste standplaats kan immers door meerdere ondernemers worden gebruikt.

Naast een volledig naar waarheid ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dienen in ieder geval ook de volgende stukken te worden overlegd gezamenlijk met het indienen van het ingevulde aanvraagformulier:

1. kleurenkopie geldig legitimatiebewijs;

2. uittreksel Kamer van Koophandel indien sprake is van een commerciële standplaats;

3. situatietekening waarop staat aangegeven waar de standplaats zal worden ingenomen;

4. schriftelijke toestemming eigenaar indien de standplaats zal worden ingenomen op particulier terrein;

5. duidelijke kleurenfoto’s van de verschillende verkoopmiddelen (wagen e.d.) waarmee de standplaats zal worden ingenomen.

4.3 Wachtlijststelsel

Voor het verlenen van standplaatsvergunningen voor zowel vaste- als seizoensstandplaatsen wordt gebruik gemaakt van een wachtlijststelsel. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van de kandidaten voor een vaste- of seizoensstandplaatsvergunning die daarvoor een aanvraag hebben ingediend en die een handelingsbekwame natuurlijke person zijn. Op deze wachtlijst worden bij iedere kandidaat vermeld:

1. diens naam en voornamen, geboortedatum en –plaats, adres en woonplaats;

2. de datum van de aanvraag;

3. de branche waartoe de kandidaat behoort of de soort artikelen die hij wenst te verhandelen;

4. informatie over de uitstalling die de kandidaat wenst te gebruiken.

De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijs van inschrijving voor de wachtlijst. De inschrijving wordt doorgehaald wanneer aan de kandidaat een standplaatsvergunning is toegekend, op zijn schriftelijk verzoek, na zijn overlijden, als hij onder curatele is gesteld f als hij niet vóór 1 januari van het lopende jaar een aanvraag om verlenging voor dat jaar heeft gedaan.

4.4 volgorde en wijze van afhandeling aanvragen

Het aanbieden van een standplaatsvergunning, zoals hieronder bedoeld, garandeert niet dat de vergunning ook daadwerkelijk wordt verleend. Om voor vergunningverlening in aanmerking te komen, dient zich geen weigeringsgrond zoals genoemd in de Algemene Plaatselijke Verordening Veendam. Daarnaast mag een aanvraag voor een standplaatsvergunning niet strijdig zijn met de weigeringsgronden zoals opgenomen in paragraaf 3.7 van deze notitie. Tot slot dient de aanvraag in overeenstemming te zijn met de in deze nota opgenomen beleidsregels.

De onderstaande volgorde en wijze van afhandeling van aanvragen geldt voor vaste standplaatsen en voor seizoensgebonden standplaatsen tenzij anders wordt vermeld.

Ondernemers die laatstelijk op basis van het oude standplaatsenbeleid een vergunning hadden voor het innemen van een vaste standplaats op een bepaalde locatie, krijgen bij de uitvoering van het nieuwe standplaatsenbeleid voorrang bij de toewijzing van deze standplaatsen op die betreffende locatie;

Met inachtneming van het hiervoor bepaalde wordt op de aanvragen besloten. Indien tot vergunningverlening wordt overgegaan, worden de overige aanvragen voor de betreffende locatie afgewezen. Deze worden ingeschreven op de wachtlijst voor die specifieke plaats;

De door het college van burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester kan belanghebbenden voor standplaatsvergunningen informeren over vrijkomende en vrijstaande standplaatsen;

Wanneer een vergunninghouder naar een andere locatie moet verplaatsen, bijvoorbeeld door marktbewegingen of in het algemeen belang, krijgt deze vergunninghouder voorrang bij de toewijzing van nieuwe, vrije of vrijkomende standplaatsen op een andere locatie;

Bij een overschrijdend aantal aanvragen voor een specifieke standplaats, of wanneer het maximumaantal te vergunnen locaties bereikt is zal in volgorde van ontvangst van de aanvraag gebruik gemaakt worden van een wachtlijst;

4.5 Locaties en maximumaantal vergunningen voor standplaatsen

De specifieke locaties voor vaste en seizoensstandplaatsen staan weergegeven in de verschillende standplaatskaarten van deze notitie (bijlage 1). Op deze standplaatskaarten wordt, indien hiervan sprake is, het volgende weergegeven:

vaste standplaatsen;

seizoensstandplaatsen;

bebouwing;

straatnamen en huisnummers.

Op de standplaatsenkaart wordt via een duidelijke afbakening weergegeven op welke locatie(s) het aanvragen van een standplaatsvergunning mogelijk is.

Een uitzondering hierop is het gebied waar het maximumstelsel van toepassing is. Op deze standplaatsenkaart (bijlage 2) wordt een aanvraag voor een standplaats beoordeeld op het moment dat deze ingediend wordt. Deze aanvragen worden getoetst aan de criteria zoals opgenomen in paragraaf 3.7 van deze notitie.

In overleg met de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester kan bij goedkeuring van voorgenoemde marktmeester in de nabije omgeving van een aangewezen en vergunde locatie een standplaats worden ingenomen.

Uitgangspunt is verder dat een aanvraag voor een vaste of seizoensgebonden standplaats voor een locatie welke niet als zodanig is aangewezen op een standplaatsenkaart, wordt afgewezen.

Indien zich op of in de omgeving van een standplaats wijzigingen voordoen welke (mede) gevolgen (kunnen) hebben voor de inrichting van de (openbare) ruimte dan wordt de locatie opnieuw bezien en worden de bij het Standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017 zo nodig gewijzigd vastgesteld.

Het maximum aantal standplaatsen kan hierdoor in de toekomst verminderen maar het kan zich ook voordoen dat door eventuele wijzigingen juist nieuwe locaties beschikbaar komen die geschikt zijn voor het innemen van standplaatsen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam beoordeelt wanneer dit voor een standplaats van toepassing is.

Op dit moment wijst het college van burgemeester en wethouders de volgende locaties aan voor mogelijke standplaatsen:

Locatie

Maximum aantal vaste-standplaatsen

Maximum aantal seizoens-standplaatsen

Standplaatskaart

Molenstreek

1

0

1A

Museumplein

2

0

1B

Jan Salwaplein

1

0

1C

Sorghvliet

1

1

1D

Noord (Autorama)

1

0

1E

Borgercompagnie

1

0

1F

Ommelanderwijk

2

0

1G

Wildervank

1

0

1H

Hoofdstuk 5 Overige zaken

Tot slot worden in dit hoofdstuk de overige van belang zijnde zaken in het kader van de uitvoering van de beleidsregels van het Standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017 aan de orde.

5.1 Handhaving

Indien in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veendam, de beleidsregels uit het Standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017, de verleende vergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften een standplaats wordt ingenomen dan kan daartegen handhavend worden opgetreden.

5.2 Overgangsrecht wachtlijst

Voor uitvoering van de beleidsregels wordt zoals vermeld in paragraaf 4.2 gebruik gemaakt van het wachtlijststelsel. De onder het oude standplaatsenbeleid gehanteerde wachtlijst voor standplaatsen wordt met inwerkingtreding van dit standplaatsenbeleid gehanteerd voor het nieuwe standplaatsenbeleid.

5.3 Overgangsrecht standplaatsvergunning

In overeenstemming met het overgangsrecht van de wachtlijst behoudt een vergunning welke op basis van het oude standplaatsenbeleid verleend is zijn geldigheid met de inwerkingtreding van het nieuwe standplaatsenbeleid.

5.4 Overgangsrecht Standplaatsenbeleid

De beleidsnota “Standplaatsen, venten en dienstverlening op of aan de openbare weg” uit 2004 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van de beleidsnota “Standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017”.

5.5 Communicatie

Het nieuwe standplaatsenbeleid zal middels het elektronisch gemeenteblad van de gemeente Veendam worden gepubliceerd. Daarnaast wordt het beleid, gezamenlijk met het inschrijfformulier, en de bij het standplaatsenbeleid behorende kaarten op de website van de gemeente Veendam geplaatst.

5.6 Evaluatie

Het Standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017 zal jaarlijks na de inwerkingtreding hiervan geëvalueerd worden. De bij het Standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017 behorende bijlagen zullen gewijzigd worden vastgesteld indien daartoe noodzaak aanwezig doch niet vaker dat eenmaal per kalenderjaar.

5.7 Inwerkingtreding

Het standplaatsenbeleid gemeente Veendam 2017 treedt in werking op 1 november 2017.

Burgemeester en wethouders van Veendam,

De secretaris,

Mr. Drs. H. Koerts

De burgemeester,

S. Swierstra

Ondertekening