Regeling vervallen per 01-09-2016

Verordening rekenkamercommissie Veenendaal

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-08-2016

Intitulé

Verordening rekenkamercommissie Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van de Voorbereidingscommissie Lokale Rekenkamer van 24 maart 2004, nummer 2004.055791;

gelet op:

de bepalingen van de Gemeentewet

Besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening Rekenkamercommissie Veenendaal

  • 2.

    Te bepalen dat de verordening in werking treedt op 1 januari 2005.

  • 3.

    Het budget van de rekenkamercommissie vast te stellen op € 115.000,- per jaar.

  • 4.

    Te belasten met de voordracht c.q. werving van de leden en de secretaris:

    • a.

      de raadscommissie Middelen voor zover het betreft de voordracht van de interne leden van  de commissie.

    • b.

      de voorbereidingscommissie, voor zover het betreft de eerste maal dat dit moet plaatsvinden, voor de selectie van de externe leden en de secretaris van de commissie. Dit laatste in overleg met de griffier.

  • 5.

    De bij raadsbesluit van 24 januari 2002 vastgestelde uitgangspunten voor de rekenkamer in te trekken met uitzondering van het uitgangspunt waarin de evaluatie van de rekenkamer in de 2e helft van 2005 is geregeld.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Wet:

Gemeentewet;

b.commissie:

Rekenkamercommissie Veenendaal;

c.voorzitter:

voorzitter van de Rekenkamercommissie;

d.college:

college van burgemeester en wethouders;

e.raadslid:

een lid van de raad van de gemeente Veenendaal;

f.raadscommissielid:

een lid, niet zijnde raadslid, van een raadscommissie van de gemeente Veenendaal;

g.extern lid:

een lid van de rekenkamercommissie die van buiten de kring van raadsleden of raadscommissieleden is benoemd.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1. Er is een gemeentelijke commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2. De commissie bestaat uit vijf (5) leden.

  • 3. De commissie heeft tot taak onderzoek te doen als bedoeld in artikel 182 van de wet.

Artikel 3 Benoeming leden

  • 1. De leden van de commissie worden door de raad op de volgende wijze benoemd:

    • a.

      ten hoogste twee interne leden zijnde raadsleden of raadscommissieleden voor een periode die gelijk is aan de zittingsduur van de zittende gemeenteraad; de raad wijst voor ieder lid een plaatsvervang(st)er aan;

    • b.

      ten minste drie externe leden op voordracht van de commissie voor een periode van maximaal vier jaar; deze leden kunnen op voordracht van de commissie een keer worden herbenoemd voor een periode van vier jaar. De benoemingsperiode loopt niet synchroon met de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Bij het ontstaan van een vacature in de commissie:

    • a.

      benoemt de raad, indien het aantal interne leden, zoals bepaald in het eerste lid onder a. nog niet is bereikt, binnen een periode van twee maanden na het ontstaan van de vacature een raadslid of een raadscommissielid;

    • b.

      gaat bij de selectie van een intern lid, een raadslid boven een raadscommissielid;

    • c.

      kan de raad, indien de raad er niet in is geslaagd binnen de onder a. genoemde termijn een intern lid te benoemen, een extern lid op voordracht van de commissie benoemen;

  • 3. De commissie wijst uit de drie externe leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met het secretariaat. De plaatsvervangend voorzitter neemt bij afwezigheid van de voorzitter zijn taak waar.

  • 4. Naast het gestelde in artikel 81f, behoudens het eerste lid onder k en q, van de wet zijn niet benoembaar tot lid van de commissie personen die naar taak of functie verbonden zijn aan instellingen die op enige wijze financieel aan de gemeente Veenendaal zijn gelieerd.

  • 5. De commissie kan externe deskundigen benoemen tot tijdelijk adviseur van de commissie. De adviseur heeft geen stemrecht.

Artikel 4 Eed

Ten aanzien van de interne leden zijnde raadscommissieleden en externe leden is artikel 81g van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

  • 1. De raad ontslaat de leden of stelt hen op non-actief indien:

    • a.

      een verzoek daartoe is ingediend door een lid zelf;

    • b.

      een lid een functie aanvaard die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie, of;

    • c.

      de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is om deze functie van de commissie te vervullen;

  • 2. Voor de interne leden geldt naast de gronden opgenomen in lid 1 tevens de grond dat het lid aftreedt als lid van de raad of een raadscommissie;

  • 3. Voor externe leden gelden naast de gronden opgenomen in lid 1 tevens de gronden:

    • a.

      het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • b.

      het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld, of;

    • c.

      het lid door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen.

Artikel 6 Vergoeding voor werkzaamheden van de externe leden van de rekenkamercommissie

  • 1. De externe leden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie.

  • 2. De vergoeding genoemd in het eerste lid komt ten laste van het budget van de commissie.

  • 3. Ten aanzien van de vergoedingen alsmede de onkostenvergoedingen van de leden is de verordening ex artikel 96 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Ambtelijk secretaris

  • 1. De raad benoemt de ambtelijk secretaris in overleg met de commissie. Tevens wordt een plaatsvervangend secretaris aangewezen.

  • 2. De secretaris behoort hiërarchischtot de griffie.

  • 3. De secretaris staat de commissie bij de uitvoering van haar taken terzijde en biedt daarnaast de gevraagde ondersteuning.

  • 4. De secretaris wordt bij zijn inhoudelijke werkzaamheden primair aangestuurd door de voorzitter van de commissie

  • 5. De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 6. Ter ondersteuning van de secretaris kan voor specifieke werkzaamheden door de commissie een beroep worden gedaan op de Verordening ambtelijke bijstand.

Artikel 8 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.

Artikel 9 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De commissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de commissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 3. De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De commissie bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 4. Voor het indienen van suggesties tot het verrichten van onderzoek stelt de commissie jaarlijks in de gelegenheid:

    • a.

      het college

    • b.

      ingezetenen van de gemeente Veenendaal

    • c.

      commissies als bedoeld in artikel 82 van de wet waaraan bestuursbevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders zijn toegekend.

  • 5. Indien de commissie onderzoek doet de rechtmatigheid betreffende vindt tevoren, door tussenkomst van de auditcommissie, afstemming plaats met de accountant.

Artikel 10 Bevoegdheden

  • 1. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 2. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 3. De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 4. De commissie heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

    • a.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

    • b.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • c.

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

  • 5. De commissie is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten, onverminderd haar bevoegdheid tot eigen onderzoek. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de commissie van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

  • 6. De commissie kan, indien de documenten, bedoeld in het vijfde lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De commissie stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

  • 7. De accountant als bedoeld in artikel 213, tweede lid van de wet verstrekt desgevraagd, door tussenkomst van de auditcommissie, aan de commissie controleprogramma's en licht haar volledig in omtrent de resultaten daarvan door overlegging van rapporten of op andere voor de commissie aan te geven wijze.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2. De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

  • 3. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 4. De commissie kan niet beraadslagen of besluiten, indien niet meer dan de helft van het aantal van haar leden, de voorzitter inbegrepen, aanwezig is.

  • 5. Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, kan de voorzitter met een tussentijd van ten minste 48 uur een nieuwe vergadering beleggen, waarin de aanwezige leden beraadslagen of besluiten over de aanhangige onderwerpen, tenzij hiertegen door de meerderheid van het aantal leden van de commissie schriftelijk bezwaar is gemaakt.

  • 6. De commissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 7. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 8. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 9. De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt verder wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 10. Na vaststelling door de commissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

Artikel 12 Budget

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de externe leden;

    • b.

      de ambtelijk secretaris;

    • c.

      externe deskundigen die eventueel door de commissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      eventuele overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt - met toepassing van artikel 25, eerste lid van de Tijdelijke referendumwet - in werking op 1 januari 2005.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Rekenkamercommissie Veenendaal".

Gedaan ter openbare vergadering van 13 mei 2004,

de raadsgriffier - mw. mr. M.C. van de Plasse

de plv. voorzitter - dr. R. Bisschop

Toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. De begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet is genoemd) zijn niet in de verordening opgenomen. Onder deze termen wordt verstaan: Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81ao van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. Aan de rekenkamerfunctie wordt vormgegeven door het instellen van een Rekenkamercommissie. De juridische grondslag hiervoor is artikel 82 van de Gemeentewet. De juridische basis voor de Rekenkamercommissie verschilt daarmee niet van die van de andere commissies.

Artikel 3

Ter vermijding van een interfereren van belangen is in het derde lid bepaald dat naast het gestelde in de wet bepaalde personen niet benoembaar zijn tot lid van de commissie, omdat hun taak/functie niet verenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie.

Artikel 4

De verplichting deze eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor een onafhankelijk rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de externe leden van de commissie.

Artikel 5

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Artikel 6

In dit artikel is de vergoeding die externe leden voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd.

Artikel 7

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris. Deze wordt door de raad benoemd. De commissie dient zelfstandig te functioneren en in het vijfde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de commissie. Ambtenaren die op grond van de Verordening ambtelijke bijstand werkzaamheden worden ingeschakeld voor de commissie verrichten hun taken op aanwijzing van de secretaris van de commissie.

Artikel 8

Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de rekenkamercommissie. In het reglement van orde worden zaken als de volgorde van aftreden van de leden van de commissie, verhouding voorzitter-secretaris, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten enzovoorts geregeld.

Artikel 9

De commissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De commissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de commissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren. In het vierde lid is geregeld van wie, naast een verzoek van de raad, de suggestie tot het uitvoeren van onderzoek uit kan gaan. Op het moment dat de commissie een onderzoek doet betreffende de rechtmatigheid moet er afstemming zijn met de auditcommissie om te voorkomen dat onderzoeken elkaar overlappen of dubbel worden uitgevoerd.

Artikel 10

Om te waarborgen dat de commissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren.

De wet bevat voor de rekenkamercommissie geen regeling voor de bevoegdheden voor het verkrijgen van informatie. De raad heeft in haar vergadering van 11 december 2003, nummer 2003.042765 besloten de aanbevelingen van de Voorbereidingscommissie over te nemen. Met betrekking tot de bevoegdheden is daarbij bepaald dat artikel 183 en 184 van de wet van overeenkomstige toepassing zijn op de commissie. Op die wijze wordt de door de raad ingestelde commissie gelijkgesteld met een rekenkamer om de functie van rekenkamer naar behoren te vervullen.

In de samenhang van controle-instrumenten voor de raad bestaat er in zekere zin een relatie tussen de commissie en de accountant; de commissie kan de accountantscontrole als 'studieonderwerp' selecteren. Omgekeerd kan de accountant, binnen de grenzen en eisen die aan de onafhankelijkheid zijn gesteld, van dienst zijn bij het opzetten en uitvoeren van rekenkameronderzoeken.

Het verstrekken van controleprogramma's en/of resultaten van rapporten door de accountant kan bijdragen aan de samenhang en afstemming tussen de onderscheidenlijke controle-instrumenten en voorkomt versnippering van gelden.

Artikel 11

De rapporten van de commissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 12

De commissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

Artikel 13 en 14

Deze artikelen behoeven geen toelichting.