Regeling vervallen per 31-08-2016

Besluit Re-integratievoorzieningen 2013

Geldend van 25-07-2013 t/m 30-08-2016

Intitulé

Besluit Re-integratievoorzieningen 2013

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

 

overwegende dat:

  • 1.

    re-integratie van diverse doelgroepen een verantwoordelijkheid is van de gemeente;

  • 2.

    het Besluit re-integratievoorzieningen najaar 2009, vanwege de aanscherping van de Wet Werk en Bijstand, de wijziging van de  Verordening en de vaststelling van het Beleidskader Werk en Inkomen 2013 op een aantal onderdelen gewenste concretisering, een aantal aanpassingen en aanvullingen behoeft;

 

gelet op:

de Re-integratieverordening 2013,

 

Besluit: 

vast te stellen het Besluit Re-integratievoorzieningen 2013

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:.

a.belanghebbende

Een persoon behorende tot de doelgroep zoals omschreven in de Re-integratieverordening 2013

b.college

Het college van burgemeester en wethouders

c.werkstage

Onbetaald werk waarbij de belanghebbende – met behoud van uitkering – werkervaring en vaardigheden kan opdoen in een bepaald vakgebied

d.loonkostensubsidie

Financiële tegemoetkoming aan een werkgever met als doel werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden

e.loonwaarde

De vast te stellen prestatie van een uitkeringsgerechtigde ten opzichte van een werknemer die dezelfde functie uitoefent, uitgedrukt in een percentage

f.proefplaatsing

het verrichten van onbeloonde arbeid, veelal voorafgaand aan een arbeidsovereenkomst, bij een werkgever met behoud van uitkering met als doel de inschakeling van de belanghebbende in reguliere arbeid bij deze werkgever te bevorderen

g.regulier werk

Algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid of voorzieningen die door het college worden geboden

h.participatieladder

Instrument om de afstand tot de arbeidsmarkt van de belanghebbende mee aan te duiden

i.sociale werkvoorziening

Voorziening voor personen, die nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn

j.uitkeringsgerechtigde

Een persoon die een uitkering ontvangt krachtens de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)

k.uitstroompremie

Financiële tegemoetkoming voor de uitkeringsgerechtigde die als doel heeft een armoedeval te compenseren en positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid te bevorderen en te belonen

l.Vrijlating van inkomsten

Het niet in mindering brengen van een gedeelte van de door belanghebbende verworven inkomsten uit arbeid, met als doel belanghebbenden te stimuleren om arbeid te accepteren

m.Vrijwilligerswerk

Vrijwillig verricht onbetaald werk, waarbij de belanghebbende – met behoud van uitkering – kan wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van regelmatige arbeid danwel maatschappelijke participatie

n.Wet:

Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 2 Werk en participatie

Artikel 2 Vrijwilligerswerk

  • 1. Goedkeuring door het college voor vrijwilligerswerk geschiedt aan de hand van een onderzoek waarbij is vastgesteld dat belanghebbende geen perspectief, of op (middel)lange termijn een reëel perspectief, heeft op regulier werk en dat inzet van het instrument wenselijk is.

  • 2. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk of wordt verricht in het kader van het re-integratietraject van belanghebbende.

  • 3. Een eventuele kostenvergoeding vrijwilligerswerk door de organisatie wordt buiten beschouwing gelaten als inkomsten zolang deze vergoeding het maximum voor een kostenvergoeding voor vrijwilligerswerk niet overschrijdt en voor zover belanghebbende ouder is dan 27 jaar.

  • 4. Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie, waarbij op termijn mogelijk arbeidsinschakeling kan worden gerealiseerd.

Artikel 3 Proefplaatsing

  • 1. De proefplaatsing kan worden ingezet wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 2. Het college kan toestemming geven voor een proefplaatsing voor de duur van drie maanden.

  • 3. Indien dit noodzakelijk is en hierdoor de kans op arbeidsinschakeling aanmerkelijk wordt verbeterd, kan het college de periode als bedoeld onder 2. verlengen met maximaal drie maanden, mits de proefplaatsing niet wordt ingezet in combinatie met het instrument van gesubsidieerde arbeid.

  • 4. Het college weigert een toestemming voor proefplaatsing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de uitkeringsgerechtigde ook zonder proefplaatsing kan worden aangenomen voor dat werk.

  • 5. Als een proefplaatsing wordt ingezet, is dit een onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 4 Werkstage

  • 1. Een werkstage is onderdeel van een re-integratietraject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werkstage kan worden ingezet wanneer aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een werkstage is geïndiceerd.

  • 3. Het college kan toestemming verlenen voor een werkstage voor de duur van maximaal zes maanden.

  • 4. Indien dit noodzakelijk is en hierdoor de kans op arbeidsinschakeling aanmerkelijk wordt verbeterd, kan het college de periode als bedoeld onder 2. verlengen met maximaal drie maanden.

  • 5. Het college plaatst de belanghebbende alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing van reguliere arbeidsplaatsen plaatsvindt.

  • 6. De werkgever ondertekent een werkgeversverklaring waarin aangegeven wordt dat er een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering is afgesloten ten behoeve van belanghebbende.

  • 7. In de toestemming voor de werkstage worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 8. Een werkstage is onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 3 Financiële voorzieningen

Paragraaf 3.1 Uitstroompremie

Artikel 5 Voorschriften uitstroompremie

Om voor een uitstroompremie in aanmerking te komen moet in ieder geval aan het volgende worden voldaan:

  • a.

    belanghebbende is een uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal van 27 jaar of ouder;

  • b.

    belanghebbende start met betaald werk of start met zelfstandige arbeid, waardoor hij niet langer is aangewezen op een uitkering;

  • c.

    belanghebbende is langdurig werkloos;

  • d.

    belanghebbende mag na uitstroom minimaal 7 maanden geen beroep hebben gedaan op een uitkering;

  • e.

    aan belanghebbende is in de 24 maanden voorafgaand aan de uitstroom geen maatregel van de vierde categorie opgelegd;

Artikel 6 Uitstroompremie

  • 1. De premie kan worden aangevraagd door belanghebbende vanaf de zevende maand na de indiensttreding.

  • 2. De uitstroompremie kan, vanaf datum uitstroom, slechts eenmaal per 4 jaar aan dezelfde persoon worden toegekend.

  • 3. De hoogte van de premie bedraagt bij een volledige uitstroom uit de uitkering:

    • a.

      van 9 maanden of langer: € 750,00.

    • b.

      van 18 maanden of langer: nogmaals € 750,00.

Artikel 7 Toekenning en betaling uitstroompremie

  • 1. De uitstroompremie wordt binnen negen maanden na volledige uitstroom uit de uitkering aangevraagd via het formulier ‘aanvraag uitstroompremie gemeente Veenendaal’.

  • 2. Toekenning door het college en uitbetaling van de premie vindt plaats op twee momenten:

    • a.

      9 maanden na uitstroom: € 750,00, en;

    • b.

      18 maanden na uitstroom: € 750,00.

Paragraaf 3.2 Vrijlating van inkomsten

Artikel 8 Voorschriften vrijlating van inkomsten

  • 1. Om voor een vrijlating van inkomsten in aanmerking te komen wordt in ieder geval aan de volgende voorschriften voldaan:

    • a.

      de belanghebbende is uitkeringsgerechtigde van de gemeente Veenendaal van 27 jaar of ouder;

    • b.

      voor belanghebbende geldt een volledige arbeidsverplichting;

    • c.

      van de door belanghebbende te verrichten arbeid is door een rapportage vastgesteld dat deze een bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling van belanghebbende;

    • d.

      de belanghebbende ontvangt inkomsten uit arbeid, waarbij de werkzaamheden na de ingangsdatum van de uitkering zijn begonnen, en;

    • e.

      de inkomsten uit arbeid zijn in een periode van vier opeenvolgende weken verdiend.

  • 2. Aan het voorschrift opgenomen in lid 1 sub e hoeft slechts één keer te worden voldaan. Als deze periode van vier opeenvolgende weken is bereikt, begint de periode van inkomstenvrijlating met terugwerkende kracht ingaande de datum van aanvang van bedoelde vier weken.

Artikel 9 Vrijlating van inkomsten

De inkomsten uit arbeid worden in mindering gebracht op de uitkering overeenkomstig artikel 31 lid 2 sub n van de wet.

Artikel 10 Toekenning vrijlating van inkomsten

De inkomstenvrijlating wordt achteraf vastgesteld door het college en toegekend.

Paragraaf 3.3 Loonkostensubsidie

Artikel 11 Voorschriften Loonkostensubsidie

  • 1. Een werkgever kan voor een loonkostensubsidie in aanmerking komen indien aan de volgende voorschriften is voldaan:

    • a.

      de werkgever biedt een arbeidsovereenkomst aan voor minimaal 9 maanden.

    • b.

      de arbeidsovereenkomst heeft een dusdanige urenomvang, dat deze leidt tot uitkeringsonafhankelijkheid;

    • c.

      de vast te stellen loonwaarde van de uitkeringsgerechtigde bedraagt minimaal 30% en maximaal 70% van een reguliere werknemer die dezelfde functie uitvoert;

    • d.

      uit onderzoek is gebleken dat de loonwaarde van de belanghebbende binnen twee jaar kan groeien naar minimaal 80%;

    • e.

      wanneer de indienstneming niet leidt tot een netto-toename van het aantal werknemers in het bedrijf, moet de vacature zijn ontstaan ten gevolge van ontslag of vermindering van werktijd, beide op initiatief van de werknemer, ouderdomspensioen of gewettigd ontslag, en niet door afvloeiing, en;

    • f.

      de loonkostensubsidie is aangevraagd uiterlijk vier maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. 

  • 2. De voorschriften sub c en d zijn niet van toepassing bij personen die een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening hebben ontvangen en bij specifieke door het college aangewezen doelgroepen;

  • 3. Tot specifieke door het college aangewezen doelgroepen behoren in ieder geval arbeidsgehandicapten, langdurig werklozen en deelnemers die door het college geselecteerd zijn voor deelname aan een specifiek werkgeversproject, waarbij minimaal 10 langdurig werklozen een arbeidsovereenkomst ontvangen zoals bedoeld onder lid 1 sub a en b.

  • 4. Het college kan afwijken van het gestelde onder sub f.

Artikel 12 Looptijd loonkostensubsidie

  • 1. De looptijd van de loonkostensubsidie is:

    • a.

      maximaal een jaar en kan neerwaarts per maand worden bijgesteld voor subsidies gebaseerd op artikel 11 lid 1 onder c en d;

    • b.

      maximaal 9 maanden voor specifieke door het college aangewezen doelgroepen en kan neerwaarts per maand worden bijgesteld;

    • c.

      in geen geval langer dan de duur van het dienstverband;

  • 2. Het college kan in bijzondere omstandigheden en op basis van een individuele beoordeling afwijken van de in lid 1 genoemde termijnen.

Artikel 13 Hoogte Loonkostensubsidie

  • 1. De loonkostensubsidie bedraagt 100% van het van toepassing zijnde bruto Wettelijk Minimum Loon (WML) minus de loonwaarde, maar maximaal 75% van het van toepassing zijnde bruto Wettelijk Minimum Loon (WML).

  • 2. De subsidie geldt voor fulltime dienstverbanden zoals deze bij de werkgever van toepassing zijn. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband met een lager aantal arbeidsuren.

  • 3. Voor de doelgroep uitkeringsgerechtigden die een indicatie voor plaatsing binnen de sociale werkvoorziening hebben ontvangen, geldt de subsidie voor dienstverbanden van maximaal 32 uur per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband met een lager aantal arbeidsuren.

  • 4. Voor specifiek door het college aangewezen doelgroepen is de loonkostensubsidie, ongeacht de loonwaarde, maximaal 75 % van het van toepassing zijnde bruto Wettelijk Minimum Loon (WML), met een maximum van € 18.000 per jaar.

Artikel 14 Verlening, vaststelling en betaling loonkostensubsidie

  • 1. De werkgever vraagt de loonkostensubsidie aan met een aanvraagformulier waarbij in ieder geval een verklaring ‘geen verdringend effect’ en een kopie van de arbeidsovereenkomst worden gevoegd.

  • 2. De subsidie wordt door het college verleend waarbij de loonwaarde, zoals deze door onderzoek is vastgesteld, het uitgangspunt is.

  • 3. Een loonkostensubsidie kan worden verleend zolang het jaarlijks door het college vast te stellen budget hiertoe ruimte biedt.

  • 4. Het college stelt vast op welke wijze of met welk instrument de loonwaarde wordt gemeten.

  • 5. De subsidie wordt achteraf en per kwartaal betaald nadat de werkgever de salarisstroken daartoe heeft verstrekt.

  • 6. De wijze van betaling van de subsidie voor specifieke door het college aangewezen doelgroepen wordt na overleg met de werkgever door het college vastgesteld.

  • 7. Een verzoek tot uitbetaling van subsidie over een kwartaal kan tot maximaal 12 maanden na afloop van het desbetreffende kwartaal worden ingediend. Na deze termijn vervalt het recht op de subsidie.

  • 8. De werkgever is verplicht mee te werken aan een eventueel onderzoek naar de juistheid en doelmatigheid van de verstrekte loonkostensubsidie.

Paragraaf 3.4 Overige voorzieningen

Artikel 15 Overige kosten

  • 1. Het college kan aan een werkgever of een belanghebbende een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling van een werknemer die tot het moment van indiensttreding uitkeringsgerechtigde is van de gemeente Veenendaal. Het kan hierbij in ieder geval gaan om reiskosten, kosten voor kortdurende training en opleiding, werkkleding e.d.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal € 1.500,00 en wordt niet verstrekt in combinatie met andere financiële voorzieningen genoemd in dit besluit.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van de bepalingen in deze regeling afwijken, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

Het Besluit Re-integratievoorzieningen najaar 2009, zoals vastgesteld op 27 oktober 2009 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van het Besluit Re-integratievoorzieningen 2013.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie.

Artikel 19 Overgangsbepaling

  • 1. Wanneer voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit Besluit aanvragen voor voorzieningen zijn ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling nog niet op die aanvragen is beslist, dan wordt op deze aanvragen deze regeling toegepast.

  • 2. Aanspraken die voor de datum inwerkingtreding van dit Besluit zijn ontstaan op basis van het besluit Re-integratieveroorzieningen najaar 2009, worden met toepassing van het besluit Re-integratieverordening najaar 2009 toegekend.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Besluit Re-integratievoorzieningen 2013.

Vastgesteld in de vergadering van maart 2013,

burgemeester en wethouders,

mevrouw drs. A.P.W. van de Klift - secretaris

de heer mr. A.W. Kolff - burgemeester

Toelichting Besluit Re-integratievoorzieningen 2013