Regeling vervallen per 01-01-2017

Nadere Regels Amateurkunst 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Nadere Regels Amateurkunst 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

 

overwegende dat:

  • 1.

    de gemeenteraad in de cultuurnota 2009-2012 opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar een flexibele subsidieregeling voor kleine culturele initiatieven (initiatievenfonds);

  • 2.

    als gevolg hiervan de Nadere Regels Amateurkunst van 17 juni 2008 op het onderdeel ‘bijzondere waarderingssubsidies’ dienen te worden herzien;

  • 3.

    de Nadere Regels Amateurkunst van 17 juni 2008 dienen aan te sluiten op de nieuwe Algemene Subsidieverordening Veenendaal per 1 januari 2012;

  • 4.

    deze herziening is besproken met de amateurkunstverenigingen van Veenendaal.

 

gelet op:

  • 1.

    artikel 2.2. van de Algemene subsidieverordening Veenendaal (2012), waarin is bepaald dat het college per beleidsterrein nadere regels kan stellen;

 

 

Besluit:

Vast te stellen de Nadere Regels Amateurkunst 2012

 

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze Nadere Regels wordt verstaan onder:

a. amateurkunst:

kunst, die niet beroepsmatig en zonder winstoogmerk, in verenigingsverband wordt bedreven;

b. Instelling:

een organisatie, die statutair gevestigd is in Veenendaal, rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de Veenendaalse samenleving op het gebied van amateurkunst;

c. kunstcategorieën:

categorieën van kunstuitingen te onderscheiden in:

1.muziek groot: harmonieën, fanfares, drumbands, brasbands.

2.muziek klein: diverse kleinere muziekgroepen

3.muziektheater: oratorium, opera, operette, musical

4.vocale muziek: koren.

5.dans: alle cultuuruitingen, die tot bewegingstheater en dans gerekend kunnen worden.

6.toneel: alle cultuuruitingen, die tot toneel gerekend kunnen worden.

7.beeldende kunst: alle cultuuruitingen op het gebied van beeldende kunst, fotografie, audiovisuele kunst of nieuwe mediakunst en vormgeving.

8.literair: alle cultuuruitingen, die gericht op literatuur en dichtkunst.

d. activiteit:

de artistiek gerichte uitvoering of voorstelling van een instelling met een openbaar karakter.

e. lid:

contributiebetalende lid dan wel deelnemer van een instelling die betrokken is bij het nastreven van de instellingsdoeleinden conform de statuten.

f. het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal.

Artikel 2: Reikwijdte en doelstelling van de regeling

  • 1. Deze nadere regels zijn van toepassing op de subsidiering van activiteiten op het gebied van de in artikel 1 genoemde amateurkunstcategorieën.

  • 2. De subsidiëring van de activiteiten op grond van deze nadere regels heeft als doelstelling:

    • a.

      zoveel mogelijk inwoners in de gemeente Veenendaal de kans te bieden aan amateurkunst en cultuur deel te nemen;

    • b.

      met financiële ondersteuning de waardering uit te spreken voor het bestaan van de instellingen;

    • c.

      een gevarieerd cultureel aanbod te stimuleren voor de inwoners van de gemeente Veenendaal.

Artikel 3: Aanvraag jaarlijkse subsidie

  • 1. Naast de in de Algemene subsidieverordening genoemde gegevens, overlegt een instelling bij een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie een ledenlijst van het aantal actieve leden per 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Hierbij wordt aangegeven welke leden in Veenendaal woonachtig zijn.

  • 2. Om voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking toe komen moet een instelling:

    • a.

      leden hebben, waarvan minstens 50% in de gemeente Veenendaal woonachtig is.

    • b.

      bij ‘Muziek groot’ minimaal 20 leden hebben.

      bij ‘Muziek klein’ minimaal 10 leden hebben.

      bij ‘Muziektheater’ minimaal 20 leden hebben.

      bij ‘Vocale muziek’ minimaal 20 leden hebben.

      bij ‘Dans’ minimaal 10 leden hebben.

      bij ‘Toneel’ minimaal 10 leden hebben.

      bij ‘Beeldende kunst’ minimaal 10 leden hebben.

      bij ‘Literair’ minimaal 10 leden hebben.

  • 3. Het college stelt jaarlijks voor de jaarlijkse subsidies een subsidieplafond vast.

Artikel 4 Subsidieverplichtingen jaarlijkse subsidie

De subsidieontvanger is verplicht tenminste twee openbare uitvoeringen per jaar te geven in Veenendaal in het betreffende subsidiejaar.

Artikel 5: Aanvraag eenmalige subsidie voor bijzondere culturele activiteiten.

  • 1. In bijzondere gevallen kunnen ook niet-rechtspersonen zonder winstoogmerk, in aanmerking komen voor een eenmalige subsidie. De aanvraag moet in dat geval ondersteund worden door een instelling.

  • 2. Instellingen en niet-rechtspersonen zoals omschreven in lid 1, die een eenmalige subsidie voor bijzondere culturele activiteiten aanvragen, behoeven niet te voldoen aan de specifieke voorwaarden genoemd in artikel 3 en 4.

Artikel 6 Specifieke bepalingen voor eenmalige subsidies voor bijzondere culturele activiteiten.

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet het gaan om een culturele activiteit die:

    • a.

      nieuw, vernieuwend en/of experimenteel van karakter is en/of iets bijzonders toevoegt aan het bestaande culturele aanbod in Veenendaal voor wat betreft het thema, locatiekeuze of artistiek inhoud/gehalte, of zich richt op nieuwe publieksgroepen;

    • b.

      een incidenteel karakter heeft of die in de opstartfase behoefte heeft aan een ‘aanjaagsubsidie’ met als doel een goede start mogelijk te maken; een uitzondering kan worden gemaakt voor instellingen, die regelmatig een nieuw activiteitenprogramma presenteren.

    • c.

      over voldoende cultureel/artistiek niveau beschikt;

    • d.

      actieve en/of receptieve deelname aan cultuur bevordert;

    • e.

      binnen de gemeente Veenendaal plaatsvindt;

    • f.

      een publiek karakter heeft en in principe voor iedereen toegankelijk is;

    • g.

      buiten het reguliere takenpakket van de subsidieaanvrager valt;

    • h.

      uiterlijk 13 weken vóór aanvang van de activiteit wordt aangevraagd.

  • 2. Voor een activiteit kan maar een keer subsidie worden verleend.

  • 3. Het maximale subsidiebedrag bedraagt € 5.000,-, waarbij als uitgangspunt geldt dat er sprake moet zijn van een cofinanciering van 50% van de activiteitskosten vanuit de subsidieaanvrager.

  • 4. Jaarlijks stelt het college een subsidieplafond vast voor de eenmalige subsidies voor bijzondere culturele activiteiten.

Artikel 7 Overgangsbepalingen en slotbepalingen

  • 1. In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het college.

  • 2. De regeling treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 3. Met de inwerkingtreding van deze regeling vervalt de regeling Nadere Regels Amateurkunst, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 17 juni 2008.

  • 4. Op subsidies die zijn verleend op grond van de onder lid 3 van de genoemde regeling, blijft deze regeling van toepassing.

    Veenendaal, d.d. 13 december 2011

    Burgemeester en wethouders van Veenendaal:

    J.T. Langelaar - de secretaris

    mr. T. Elzenga - de voorzitter

Toelichting

Algemeen

Aanleiding herziening nadere regels

  • 1.

    Per 1 januari 2012 zal de nieuwe Algemene Subsidieverordening Veenendaal van kracht zijn. De regels voor de jaarlijkse subsidies voor de amateurkunst zijn in verband hiermee juridisch-technisch aangepast.

  • 2.

    De gemeenteraad heeft in de cultuurnota 2009-2012 besloten tot het opstellen van een flexibele subsidieregeling voor nieuwe culturele initiatieven. Aanleiding hiervoor was en is de behoefte tot een snelle subsidieverlening voor culturele initiatieven, die zich gedurende het jaar aandienen.

De oude regeling ‘bijzondere waarderingssubsidies’ bevatte een groot aantal inhoudelijke voorwaarden en een lange aanvraagtermijn. Beiden waren geen goede voorwaarden voor het ‘aanjaageffect’, die nodig is voor dergelijke nieuwe initiatieven. De nieuwe regeling voorziet in een laagdrempelig fonds voor eenmalige subsidies voor vernieuwende initiatieven met een korte aanvraagtermijn van maximaal 13 weken.

Aanpassing op de nieuwe Algemene Subsidieverordening (ASV) 2012.

Tevens zijn de regels ten aanzien van de jaarlijkse subsidies geactualiseerd in verband met de nieuwe Algemene Subsidieverordening 2012, waartoe de raad heeft besloten. Zo wordt bijvoorbeeld niet langer gesproken over ‘waarderingssubsidies’ maar over ‘jaarlijkse subsidies’.

De Nadere Regels zijn aanvullend op de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2012 en regelen specifiek de subsidies voor het Amateurkunstveld.

Artikelgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In de begripsbepaling is o.a. amateurkunst gedefinieerd. Hiermee worden de activiteiten, die via deze

nadere regels kunnen worden bekostigd beperkt. Een voorbeeld van beperking is dat subsidie niet wordt ingezet voor activiteiten, die een commercieel doel dienen.

Artikel 2. Reikwijdte en doelstelling van de regeling.

Het algemene doel van de regeling amateurkunst is het stimuleren van de actieve en passieve deelname aan amateurkunstbeoefening van individuele burgers en groepen van burgers in de gemeente Veenendaal, waarbij een breed cultureel aanbod wordt gewaarborgd. Hiertoe spreekt de gemeente door middel van financiële ondersteuning de waardering uit voor het voortbestaan van de instellingen.

Artikel 3. Aanvraag jaarlijkse subsidie.

Dit artikel betreft een aantal bepalingen ten aanzien van de aanvraag van de jaarlijkse subsidies, zoals nu opgenomen in de ASV 2012.

De bepalingen 1. en 2. richten zich op het aantal leden van de aanvragende instellingen. Gezien de doelstelling om zoveel mogelijk burgers te laten deelnemen aan actieve cultuurbeleving worden eisen gesteld aan het aantal leden. Het aantal leden is per categorie op maat gesneden gezien de diversiteit van activiteiten. De instellingen zijn verplicht gegevens te leveren over hun leden, waarbij de regels ten aanzien van de privacy niet worden overschreden.

In lid 3 wordt bepaald dat het college jaarlijks een subsidieplafond vaststelt. Dit geeft een begrenzing aan de toe te kennen subsidies.

Artikel 4. Subsidieverplichtingen jaarlijkse subsidies.

Als verplichting voor een jaarlijkse subsidie geldt voor de instelling om in het betreffende subsidiejaar 2 publieke voorstellingen respectievelijk presentaties te verzorgen. De openbare voorstellingen moeten in Veenendaal worden gehouden.

Artikel 5. Specifieke bepalingen voor eenmalige subsidies voor bijzondere culturele activiteiten.

In lid 1 wordt bepaald dat voor deze eenmalige subsidie meer instellingen in aanmerking komen dan alleen de instellingen, die uitoefening van amateurkunst als doel hebben. Wel blijft de regeling beperkt tot organisaties zonder winstoogmerk.

Lid 2 biedt een uitzonderingsmogelijkheid voor natuurlijke personen, die een aanvraag voor een eenmalige subsidie kunnen doen. Men dient zich in die gevallen in contact te treden met een instelling voor begeleiding en advies.

Artikel 6. Specifieke bepalingen voor een eenmalige subsidie voor bijzondere culturele activiteiten.

De gemeente beoordeelt de aanvraag voor eenmalige subsidies met behulp van de criteria zoals genoemd in dit artikel. Dit lid biedt enerzijds een lage drempel voor het gebruik van de regeling vanwege de diversiteit van aanvragen, die zich voor kunnen doen. Anderzijds worden een aantal vereisten gesteld, waar de activiteit aan moet voldoen. Deze vereisten liggen in het verlengde van de doelstelling van deze subregeling. Zo wordt in de beoordeling mede de vraag betrokken of de activiteit uitsluitend een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter heeft of uitsluitend gericht is op specifieke doelgroepen, zoals scholieren of studenten van een onderwijsinstelling, en/of het karakter heeft van een feest of receptie. In deze gevallen kan de subsidie worden afgewezen.

De activiteit dient bovendien te beschikken over voldoende cultureel of artistiek niveau. Om dit te beoordelen kan de gemeente in voorkomende gevallen een culturele instelling raadplegen.

Lid 2 geeft aan dat er geen sprake kan zijn van stapeling van subsidies in dezelfde periode. In bijzondere gevallen is een extra (gedeeltelijke) toekenning noodzakelijk om het initiatief levensvatbaar te maken. De beoordeling hiervan ligt bij de gemeente

Lid 3 geeft het maximale subsidiebedrag van € 5.000 aan. Dit betekent niet dat dit maximale bedrag altijd aangevraagd moet worden. Verwacht wordt dat de meeste subsidies kleinere bedragen zullen betreffen, mede gezien het feit dat er sprake moet zijn van cofinanciering van eigen middelen, die door de aanvrager zelf wordt gegenereerd of zijn verworven. Het kan gaan om eigen middelen van de organisatie zelf, entreeprijzen, sponsorgelden en dergelijke. Het gaat hier in principe om een cofinanciering op 50%/50%-basis. Deze eigen financiële inbreng moet echter in redelijke verhouding staan tot de capaciteit van de aanvrager deze middelen (in deze fase van de activiteit) al dan niet te verwerven. De gemeente kan hier eisen aan stellen en het subsidiebedrag hierop afstemmen.

Lid 4 geeft aan dat er voor de eenmalige subsidies een apart subsidieplafond wordt gehanteerd. De ASV bepaalt dat het subsidieplafond een weigeringsgrond zijn, zodat het budget van de regeling niet wordt overschreden.

Artikel 7. Overgangsbepalingen en slotbepalingen.

In lid 1 wordt aangegeven dat, gezien de diversiteit van aanvragen die zich met een dergelijke regeling kunnen aandienen, het college een besluit zal nemen. Als bepaalde ongewenste effecten omtrent het gebruik van deze regeling optreden kan de regeling worden aangepast.