Beleidsregels adresonderzoek BRP gemeente Veenendaal

Geldend van 18-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels adresonderzoek BRP gemeente Veenendaal

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

Overwegende dat

  • de gemeente een beheertaak heeft rond de kwaliteit (juistheid, volledigheid en actualiteit) van de persoonsgegevens in de BRP;

  • het wenselijk is regels te stellen over hoe de college omgaat met de taken rond adresonderzoek;

Gelet op

  • de artikelen 1.1, 2.22 tot en met 2.6, 2.19 tot en met 2.23, 2.43, 2.45, 2.47, 2.49, 2.50 2.52, 2.60 en 4.2 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP);

  • de artikelen 4:8 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Besluit

vast te stellen de Beleidsregels adresonderzoek BRP gemeente Veenendaal (Beleidsregels adresonderzoek BRP Veenendaal)

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    aangifte van adreswijziging:

de aangifte, bedoeld in artikel 2.39 wet BRP;

  • b.

    adres:

het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres;

  • c.

    college:

college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    derde:

elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een ingeschrevene en elke rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed;

  • e.

    ingeschrevene:

degene van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;

  • f.

    inschrijving:

de opneming van een persoonslijst in de basisregistratie;

  • g.

    persoonslijst:

het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7 eerste lid en artikel 2.69 eerste lid van de wet over één persoon in de basisregistratie;

  • h.

    project LAA:

Project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit, uitgevoerd door ICTU in opdracht van het Ministerie van BZK. Het project LAA verzamelt signalen, combineert met andere bronnen, selecteert welke signalen een verhoogd risico van foutieve BRP-inschrijving kennen, verifieert welke regelingen van toepassing zijn en verstrekt de zo verrijkte informatie aan gemeenten voor adresonderzoek;

  • i.

    toezichthouder:

de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren op grond van artikel 4.2 Wet BRP;

  • j.

    wet:

Wet basisregistratie personen;

  • h.

    woonadres:

  • a.

    het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

  • b.

    het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten; 

Artikel 2 Aanleiding voor een adresonderzoek

  • 1.

    Indien het college een signaal ontvangt dat twijfel bestaat over de juistheid van het adres van een ingeschrevene, zoals dat in de BRP staat geregistreerd, wordt een onderzoek gestart naar de verblijfplaats van die ingeschrevene.

  • 2.

    De gemeente kan op diverse manieren een signaal als bedoeld in lid 1 ontvangen, zoals:

    • a.

      aan de balie (door de ingeschrevene zelf of andere ingeschrevene van dat adres), via gemeentelijke medewerker(s) of via binnengemeentelijke samenwerksprojecten.

    • b.

      andere BRP-gebruikers dan de gemeente, die vermoeden dat een inschrijving niet klopt en dat doorgeven aan de gemeente;

    • c.

      via het project LAA.

Artikel 3 Start van het onderzoek

  • 1.

    Als duidelijk wordt dat het ontvangen signaal geen vergissing betreft, neemt het college het adres van de betreffende ingeschrevene in onderzoek en geeft dit in de BRP aan met een categorie aanduiding en een datum ingang onderzoek.

  • 2.

    Alle geautoriseerde BRP-gebruikers krijgen hiervan vervolgens een bericht.

  • 3.

    Het onderzoek is gericht op het achterhalen van de feitelijke verblijfplaats van de betreffende persoon.

Artikel 4 Aanschrijven van de betreffende persoon

  • 1.

    De ingeschrevene naar wiens verblijfplaats onderzoek wordt gedaan wordt met een brief aangeschreven waarbij deze aan zijn verplichtingen tot het doen van aangifte wordt herinnerd en in kennis wordt gesteld van het voornemen ambtshalve gegevens op te nemen,

  • 2.

    Deze brief wordt op één of meerdere van de volgende wijzen verzonden:

    • a.

      via het adres zoals dat in de BRP is geregistreerd;

    • b.

      via de nieuwe verblijfplaats als daar informatie over is; of,

    • c.

      via het e-mailadres van de betreffende persoon als dat bekend is.

  • 3.

    Bij de eventuele herinnering voornemen tot ambtshalve inschrijving in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) publiceren wij in de lokale krant.

Artikel 5 Nader onderzoek

  • 1.

    Gegevens die relevant zijn voor de controle van de BRP-inschrijving, zoals aanvullende contactgegevens of de samenstelling van het huishouden, kunnen worden gevraagd bij diverse bronnen waaronder:

    • a.

      uitkeringsinstanties (bijv. inkijk Suwinet);

    • b.

      andere gemeentelijke organen;

    • c.

      buitengemeentelijke afnemers;

    • d.

      social media (facebook e.d.);

    • e.

      zoekmachine op internet;

    • f.

      werkgevers;

    • g.

      woningbouwcorporaties;

    • h.

      woningeigenaar;

    • i.

      nutsbedrijven;

    • j.

      ziektekostenverzekering;

    • k.

      pensioenvoorziening;

    • l.

      familie;

    • m.

      buren;

    • n.

      rapportages van toezichthouders, opsporingsambtenaren en andere controleurs.

  • 2.

    Aan andere organisatieonderdelen binnen de gemeente wordt gevraagd welke belangen verder spelen op dat adres of over die ingeschrevene waarbij het gaat om de vraag óf er bij andere diensten of afdelingen op grond van hun bevoegdheden een regeling van kracht is op dat adres/bij die ingeschrevene. Daarbij wordt er geen kennis gedeeld over bijzondere persoonsgegevens of strafrechtelijke gegevens en zal de persoonlijke levenssfeer van ingeschrevene of anderen niet onnodig worden geschaad.

  • 3.

    De toezichthouder BRP kan onderzoek verrichten op zowel het actuele (in de BRP geregistreerde) adres, als op een vermoedelijk nieuw adres in de gemeente. De toezichthouder maakt rapport op van de bevindingen. De toezichthouder kan worden bijgestaan door een ambtenaar of een derde.

  • 4.

    Indien een vermoedelijke verblijfplaats van een ingeschrevene is gelegen in een andere gemeente dan de gemeente Veenendaal, kan die andere gemeente bij het onderzoek worden betrokken. Het college van de andere gemeente kan in een dergelijk geval beter in de gelegenheid zijn om, bijvoorbeeld door onderzoek ter plaatse, na te gaan of in geschrevene daadwerkelijk op het vermoedelijke adres woont. Indien gedurende het onderzoek blijkt dat ingeschrevene in de andere gemeente woont, dan roept het college van de andere gemeente de ingezetene op tot het doen van aangifte van de adreswijziging dan wel gaat deze ambtshalve over tot wijziging van het adres in de BRP. Indien blijkt dat de betrokkene niet op het vermoedelijke adres in de andere gemeente woont, dan wordt het onderzoek voortgezet door de actuele gemeente van inschrijving.

Artikel 6 Dossiervorming

  • 1.

    Het onderzoek wordt goed gedocumenteerd, deels op papier en deels in een geautomatiseerd systeem, waarin een overzicht van alle activiteiten en gebeurtenissen is benoemd en chronologisch is gerangschikt.

  • 2.

    In het geautomatiseerde systeem worden ook alle brieven, emailcontacten, notities, rapporten van afgelegde huisbezoeken etc. toegevoegd.

  • 3.

    Het dossier wordt 10 jaar na afsluiting van het onderzoek bewaard op grond van de Regeling bewaring BRP-bescheiden.

  • 4.

    De ingeschrevene heeft recht op inzage in zijn eigen onderzoeksdossier waarin onder meer is opgenomen:

    • a.

      inhoud en de datum van de melding;

    • b.

      naam van de melder voor zover het een rechtspersoon betreft;

    • c.

      waarom het onderzoek is opgestart;

    • d.

      welke gegevens in onderzoek zijn gezet;

    • e.

      welke bronnen zijn geraadpleegd zijn en wat de uitkomst daarvan was;

Artikel 7 Resultaten van het onderzoek

  • 1.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat het adres correct is of de ingeschrevene heeft inmiddels aangifte van adreswijziging gedaan, wordt het onderzoek afgesloten en wordt op de persoonslijst bij de aantekening adresonderzoek de datum einde onderzoek vermeld.

  • 2.

    Als na onderzoek de verblijfplaats van ingeschrevene bekend is binnen de gemeente wordt ambtshalve een adreswijziging doorgevoerd met inachtneming van het bepaalde in de Awb.

  • 3.

    Als de uitkomst van het onderzoek is dat de verblijfplaats van de ingeschrevene buiten de gemeente Veenendaal ligt, dan wordt het dossier naar het college van de nieuwe gemeente gestuurd met verzoek om doorvoering adreswijziging/vervolgen adresonderzoek door de nieuwe gemeente.

  • 4.

    Indien de verblijfsplaats van ingeschrevere na het onderzoek, niet kan worden achterhaald dan worden de gegevens vertrokken naar ‘Land Onbekend’, ambtshalve opgenomen met inachtneming van het bepaalde in het Awb.

Artikel 8 Besluit tot ambtshalve opname van gegevens

  • 1.

    Een besluit tot ambtshalve opname van gegevens wordt overeenkomstig het voornemen genomen als van ingeschrevene geen reactie wordt ontvangen of als ingeschrevene wel heeft gereageerd maar dat geen nieuw licht op het onderzoek heeft geworpen.

  • 2.

    Is een nieuw adres van ingeschrevene bekend, dan kan er geen besluit worden genomen tot uitschrijving naar ‘Land Onbekend’.

  • 3.

    Het besluit van het adresonderzoek wordt toegezonden.

  • 4.

    Het college publiceert een ambtshalve inschrijving in de RNI in de lokale krant.

Artikel 9 De verwerking van de uitkomst van het adresonderzoek

  • 1.

    De BRP wordt overeenkomstig de uitkomsten van het onderzoek bijgewerkt.

  • 2.

    De mutatie in de BRP wordt gedaan en vervolgens wordt de mutatie gecontroleerd en het adresonderzoek wordt nagelopen door een andere medewerker dan degene die de mutatie heeft verricht.

Artikel 10 Procestermijnen bij het onderzoek

  • 1.

    Bij het onderzoek worden de termijnen in bijlage 1 in acht genomen.

  • 2.

    Van deze termijnen kan door het college worden afgeweken, afhankelijk van de omstandigheden van het geval en met inachtneming van de Awb.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels adresonderzoek BRP Veenendaal.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 7 januari 2020

mevrouw drs. A.P.W. van de Klift

secretaris

de heer K.J.G. Kats

burgemeester

Bijlage 1 standaardtermijnen onderzoek

1

Brief verzenden (verzoek aangifte en voornemen)

Binnen 5 dagen na melding

 

Gegevens in onderzoek in de BRP

Bij constatering dat het geen vergissing is

2

2de brief met voornemen versturen

2 weken na 1ste brief

 

Voornemen publiceren op gemeentelijke website of op de gemeentelijke pagina van de lokale krant

Op vrijdag

3

Raadplegen (minimaal 2) informatiebronnen

4 weken na 2de brief

 

Huisbezoek

 

4

Beëindigen onderzoekgegevens BRP

Ongeveer 6 weken na 1ste brief

 

Uitschrijving Land Onbekend of ambtshalve inschrijving in BRP

Ongeveer 6 weken na 1ste brief

 

Besluit publiceren van personen die naar Land Onbekend zijn uitgeschreven

Op vrijdag doorgeven

 

Besluit versturen

Ongeveer 6 weken na 1ste brief

5

Bericht naar de rechtspersoon met de uitkomst van het adresonderzoek

Direct na het besluit

Toelichting behorende bij de Beleidsregels adresonderzoek BRP Veenendaal

Algemeen

Inleiding

De Basisregistratie Personen (BRP) is een authentieke basisregistratie voor de gehele overheid. Deze persoonsgegevens in de BRP moeten daarom betrouwbaar zijn, dat wil zeggen: actueel, volledig en juist. Het college van burgemeester en wethouders start een adresonderzoek als er twijfel bestaat over de juistheid van het adres van een ingezetene zoals dat in de BRP staat geregistreerd, of als een persoon kennelijk een ingezetene is van de gemeente maar nog niet als zodanig in de BRP is ingeschreven. Wat volgt is het adresonderzoek naar de actuele, juiste verblijfplaats van de betrokken persoon. Omdat de uitkomst van het adresonderzoek mogelijk aanleiding kan zijn tot een ambtshalve inschrijving of wijziging van gegevens in de BRP, moet het onderzoek zorgvuldig worden uitgevoerd. De gemeente kan niet lichtvaardig overgaan tot het ambtshalve doorvoeren van een inschrijving of wijziging, omdat de gevolgen voor de betrokken persoon en overheid groot kunnen zijn.

Een adresonderzoek moet om deze reden altijd zorgvuldig worden uitgevoerd. Daarom is deze “Beleidsregel adresonderzoek Basisregistratie Personen gemeente Veenendaal 2019” opgesteld. Deze beleidsregel geeft zowel aan de burger als ook aan de medewerkers duidelijkheid over de te volgen procedure.

Deze beleidsregel is mede gebaseerd op de volgende landelijke wetgeving en richtlijnen:

  • de artikelen 1.1, 2.22 tot en met 2.6, 2.19 tot en met 2.23, 2.43, 2.45, 2.47, 2.49, 2.50 2.52, 2.60 en 4.2 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP);

  • de artikelen 4:8 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • het project “ landelijke Aanpak Adreskwaliteit” (LAA) van het ministrie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK);

  • de circulaire van het ministerie van BZK: registratie briefaders om veiligheidsredenen waaronder ingeval van verblijf in Blijf-van-mijn-lijf-huizen (BRP2013-00007722005) van 6 december 2013;

  • de brief van de Minister van BZK van 28 januari 2013 over “Registratie van gegevens over gedetineerden in de GBA”;

  • de brochure “Behoorlijkheidswijzer” van de Nationale Ombudsman van 20 oktober 2016;

  • de circulaire “BRP en Woonfraude” van het ministerie van BZK, kenmerk 2016-0000150396, 16 maart 2016;

  • het rapport: “Een mens leeft, een system niet” opgesteld door de nationale Ombudsman van 1 november 2016 (kenmerk 2016/110);

  • het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

  • de “circulaire Adresonderzoek BRP” van het ministerie van BZK, 1 november 2018;

  • de brief van het ministerie van BZK van 1 maart 2019: Problemen van burgers bij weigeren inschrijving in de BRP (kenmerk 2018-0000953129).

Ter extra onderbouwing: dat de Nationale Ombudsman in zijn brief van 11 maart 2019, kenmerk 2018-0000953129, aandacht vraagt voor het feit dat iedere burger moet kunnen beschikken over een BRP-adres zodat overheidsvoorzieningen bereikbaar blijven voor probleemgroepen; en dat dit tegelijkertijd moet passen binnen het uitgangspunt dat de in de BRP geregistreerde gegevens actueel, volledig en juist moeten zijn;

Dat het noodzakelijk is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot adresonderzoeken om de kwaliteit van de BRP te waarborgen, actief adres (gerelateerde) fraude te bestrijden en tegelijkertijd voor niet-frauderende probleemgroepen de kwaliteit van hun adresgegevens te borgen;

Artikelgewijs

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden een aantal definities beschreven, vaak onder verwijzing naar de bovenliggende wetgeving: de Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP).

Artikel 2 Aanleiding voor een adresonderzoek

De meest voorkomende aanleidingen voor het opstarten van een adresonderzoek zijn in dit artikel benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming.

Wanneer er onduidelijkheden zijn of het adresonderzoek legitiem is, kunnen er aanvullenden stukken of bewijzen worden opgevraagd aan de persoon die de melding heeft gedaan.

Tijdens deze fase staat een adres nog niet “in onderzoek” in de zin van de Wet BRP. Er wordt eerst ingeschat welk zwaarte het signaal heeft en wat een passend vervolg is.

De burger die zich bij de balie van de gemeente meldt en verzoekt om producten of diensten van de gemeente, en waarvan de adresgegevens in onderzoek staan, wordt eerst bevraagd op zijn correcte adresgegevens, voordat de gevraagde dienst of product wordt verstrekt, opdat wordt vastgesteld dat de burgemeester dan wel het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal bevoegd is.

De aanleiding voor een adresonderzoek is vaak dat een gemeente een signaal ontvangt dat een persoon niet langer op het adres woont waar hij in de BRP staat ingeschreven. Of dat hij juist op een adres woont waar hij niet in de BRP staat ingeschreven. Ook kan de aanleiding voor een adresonderzoek zijn gelegen in het feit dat de gronden voor een inschrijving van een ingeschrevene op een briefadres niet meer aanwezig zijn. De gemeente kan een dergelijk signaal op verschillende manieren ontvangen, bijvoorbeeld via een terugmelding (via de TMV), schriftelijk (via brieven, geadresserde retour gekomen post), per e-mail of digitaal loket, telefonisch, door een aangifte in persoon aan de balie of op basis van een andere eigen waarneming door de gemeente (bijvoorbeeld een bezoek ter plaatse).

Naar aanleiding van de ontvangst van een signaal via de TMV moet een gemeente nagaan of het signaal binnen een periode van vijf werkdagen kan worden afgehandeld. Een signaal kan bijvoorbeeld binnen vijf dagen worden afgehandeld, als blijkt dat het signaal geen aanleiding geeft tot wijzigingen. Bijvoorbeeld omdat na contact met ingeschrevene kan worden vastgesteld dat het signaal onjuist blijkt te zijn. Een signaal zou bijvoorbeeld ook al binnen vijf werkdagen kunnen worden afgerond, als sprake is van een administratieve fout in de BRP. Als het signaal niet binnen vijf werkdagen kan worden afgerond, wordt een uitgebreid(er) adresonderzoek opgestart, conform deze beleidsregel.

Artikel 3 Start van het onderzoek

In het BRP-systeem wordt de juiste categorie in onderzoek gezet, met de daarbij behoordende datum waarop het onderzoek ingaat.

Overigens leidt niet ieder signaal automatisch tot een formeel onderzoek. Zo kan als er geen indicatie van een bijzondere situatie of belang van nieuwe bewoners is, eerst worden afgewacht of de oude bewoners in een andere gemeente aangifte doen binnen 5 dagen na verhuizing.

Als er wel sprake is van een adresonderzoek BRP, zoals bedoeld in deze beleidsregel, dan wordt dit aangetekend op de persoonslijst en wordt er een onderzoekdossier aangelegd.

Het onderzoek is gericht op het achterhalen van de feitelijke verblijfplaats van de betreffende persoon.

Hiertoe kunnen de volgende acties ondernomen worden:

Artikel 4 Aanschrijven van de betreffende persoon

Dit artikel beschrijft het reguliere onderzoeksproces op hoofdlijnen. Van deze werkwijze kan in bijzondere situaties worden afgeweken.

De gemeente stuurt het voornemen en de beschikking voor de ambtshalve wijzigen van het adres naar:

  • het actueel geregistreerde adres in de BRP;

  • vermoedelijke nieuwe adres, mits aanwezig;

  • het eventuele beschikbare emailadres.

De gemeente dient de ingeschrevene op grond van de Awb op de hoogte te stellen van het voornemen om gegevens over ingeschrevene ambtshalve te wijzigen.

Bij een ambtshalve inschrijving in de RNI wordt het voornemen en de beschikking opgestuurd en gepubliceerd op de website van de gemeente of de gemeentepagina van de lokale krant.

De burger wordt gevraagd om zijn zienswijze op het voornemen bekend te maken. Als naar aanleiding van het verzonden of gepubliceerde voornemen geen reactie wordt ontvangen van ingeschrevene, dan wordt een besluit genomen overeenkomstig het voornemen. Als ingeschrevene wel reageert, maar de reactie geen nieuw licht werpt op het onderzoek of het betreft geen aangifte, dan kan het voornemen ook uitgevoerd worden.

Artikel 5 Nader onderzoek

Dit artikel beschrijft het reguliere onderzoeksproces op hoofdlijnen. Van deze werkwijze kan in bijzondere situaties worden afgeweken.

Lid 1 Raadplegen diverse informatiebronnen

De meest voorkomende bronnen zijn in dit artikel benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming.

Bij het vragen om informatie over het adres van ingeschrevene mag de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevene of anderen niet onnodig worden geschaad. Daarom wordt er in algemene bewoordingen gevraagd aan de aangeschreven persoon of instantie, of er en zo ja, welk adres van ingeschrevene bekend is. De aangeschreven persoon – niet zijnde de ingeshrevene – is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen. Overheidsorganen die gegevens uit de BRP verstrekt krijgen, kunnen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens informatie verschaffen ten behoeve van de bijhouding van de BRP. Het ligt wat dat betreft voor de hand om met name bij overheidsorganen te rade te gaan. Het meedelen aan derden dat iemand niet meer op zijn adres woont kan op zich al een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ingeschrevene zijn: werkgevers of banken kunnen daar bijvoorbeeld al consequenties aan verbinden. Het is daarom van belang dat zo zorgvuldig mogelijk is vastgesteld dat een persoon niet meer op het oude, in de BRP-geregistreerde, adres woont alvorens derden worden benaderd.

Soms heeft een ander overheidsorgaan die gegevens uit de BRP verstrekt krijgt (bijvoorbeeld een uitvoeringsorganisatie of een andere afdeling van de gemeente) zelf al (zorgvuldig) onderzoek uitgevoerd naar de verblijfplaats van de betrokken persoon, alvorens daarover een signaal wordt verzonden. Het adresonderzoek van een gemeente kan daar dan op voortborduren. Gedacht kan worden aan een overheidsorgaan dat bij een huisbezoek heeft geconstateerd dat de ingeschrevene niet langer woont op het adres dat in de BRP als woonadres staat geregistreerd. De gemeente kan een dergelijke constatering meenemen in de opzet en uitvoering van het onderzoek, indien de gemeente weet dat het betreffende overheidsorgaan dergelijke onderzoeken gedegen uitvoert.

Het ligt voor de hand om naast de bestaande bronnen zoals die in de Wet BRP zijn vermeld, ook op internet informatie te zoeken, die een bijdrage kan leveren aan het opsporen van verkeerd gebruik of zelfs misbruik van de inschrijving in de BRP. Het komt voor dat de burger niet op verzoeken om informatie reageert en de in lid 1 genoemde bronnen geen of onvoldoende uitsluitsel geven over de huidige feitelijke verblijfplaats van een ingeschrevene. In dat geval kan binnen het adresonderzoek in tweede instantie ook een internet onderzoek worden uitgevoerd. Indien er bijvoorbeeld aanwijzingen zijn dat de betrokken persoon naar het buitenland is vertrokken, zal het onderzoek zich moeten richten op het achterhalen van een eventuele buitenlandse verblijfplaats van ingeschrevene. Mogelijk dat aan de hand van bepaalde (online) bronnen ook (aanvullende) informatie kan worden verkregen over een verblijf in het buitenland.

Onder internet onderzoek wordt verstaan: het zoeken van informatie over de feitelijke verblijfplaats van de ingeschrevene via het publiekelijk toegankelijke net, zoals Google, Facebook, Linkedin en andere social media. Het doel daarbij is om bewijs te verzamelen teneinde een foutieve en oneigenlijke inschrijving in de BRP aan het licht te brengen en ambtshalve te kunnen corrigeren.

Hieraan ligt ten grondslag de circulaire adresonderzoek BRP gedateerd op 1 november 2018.

Lid 3 Onderzoek ter plaatse

Als het administratieve onderzoek geen of onvoldoende resultaat oplevert, ligt het in elk geval voor de hand dat feitelijke controle plaatsvindt. Feitelijk bezoek aan het actuele, in de BRP geregistreerde, adres kan informatie opleveren die niet op een andere eenvoudiger wijze verkregen kan worden. Bij huisbezoek kan het om het in de BRP geregistreerd adres gaan, maar ook om een vermoedelijk nieuw adres.

Bij bezoek aan het actuele in de BRP geregistreerde adres kan worden nagaan of de feitelijke situatie nog wel overeenkomt met de in de BRP geregistreerde situatie. Op deze wijze kan bijvoorbeeld worden geconstateerd of een pand nog bewoond wordt. Ook kan mogelijk aan ingeschrevene zelf informatie gevraagd worden. Navraag bij andere personen die worden aangetroffen op het geregistreerde adres of in de buurt kan ook waardevolle informatie opleveren. Ook bij deze stap van het adresonderzoek moet zorg worden gedragen dat de persoonlijke levenssfeer van ingeschrevene of anderen niet onnodig wordt geschaad. Daarom moet er in algemene bewoordingen gevraagd worden of er en zo ja, welk adres van ingeschrevene bekend is. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen.

Artikel 7 Resultaten van het onderzoek

Als datum van de ingang van de wijziging van het geregistreerde adres of van het vertrek geldt de datum van het voornemen.

Bij een onderzoek waarbij er geen nieuw adres achterhaald kan worden, zijn ten minste twee verschillende bronnen geraagpeegd om informatie te achterhalen.

Het wordt aanbevolen dat een andere medewerker het besluit tot het ambtshalve opschorten van het bijhouden van de persoonslijst accordeert dan degene die verantwoordelijk was voor het uitvoeren van het adresonderzoek. Dat is onder meer van belang om later te kunnen aantonen dat de eventuele ambtshalve beslissing zorgvuldig is genomen. Zo wordt voorkomen dat het ambtshalve besluit later in twijfel kan worden getrokken: het zogenoemde ‘vier ogen principe’.

Artikel 8 Besluit tot ambtshalve opname van gegevens

Als datum van de ingang van de wijziging van het geregistreerde adres of van het vertrek geldt de datum van het voornemen.

Het wordt aanbevolen dat een andere medewerker het besluit tot het ambtshalve opschorten van het bijhouden van de persoonslijst accordeert dan degene die verantwoordelijk was voor het uitvoeren van het adresonderzoek. Dat is onder meer van belang om later te kunnen aantonen dat de eventuele ambtshalve beslissing zorgvuldig is genomen. Zo wordt voorkomen dat het ambtshalve besluit later in twijfel kan worden getrokken: het zogenoemde ‘vier ogen principe’.

Artikel 10 Procestermijnen bij het onderzoek

Het inhoudelijke proces begint met een administratief onderzoek binnen 5 werkdagen na de dag van de melding. Soms blijkt dat ook een feitelijk onderzoek ter plaatse (door de toezichthouder) gewenst is. Het streven is om het onderzoek binnen 6 weken af te ronden. Dit is echter afhankelijk van de capaciteit van de toezichthouder en het feit of deze meerdere malen terug moet voor een (her)controle van het betreffende adres.

Aan het begin van het administratieve onderzoek wordt de burger zo snel mogelijk geïnformeerd over het feit dat zijn inschrijving in de BRP niet in orde is of dat hij in gebreke is met het doen van aangifte. In deze eerste aanschrijving aan de burger of zijn vertegenwoordiger wordt hij gewezen op zijn verplichtingen en welke acties hij alsnog kan ondernemen. In deze brief wordt verder ook meteen het wettelijk verplichte voornemen opgenomen, dat wil zeggen de aanzegging van een ambtshalve adresmutatie in de BRP indien hij in gebreke blijft. Dit heeft als voordeel dat de burger goed geïnformeerd is, maar ook dat als uiteindelijk toch de burger ambtshalve moet worden uitgeschreven, dit per deze datum mogelijk is. Dit laatste is in het belang van nieuwe bewoners, die bijvoorbeeld problemen hebben met hun aanvraag huurtoeslag, kwijtschelding belastingen, parkeervergunningen, etc. Immers, daarbij is vaak bepalend per welke datum de oud-bewoner uiteindelijk uitgeschreven wordt.

De reactietermijn voor de ingeschrevene of zijn vertegenwoordiger om op dit voornemen te reageren (en zijn zienswijze kenbaar te maken), bedraagt maximaal 4 weken. Als na afloop van deze reactietermijn de burger niet reageert – of geen informatie verstrekt of weigert aangifte te doen - wordt direct een definitief besluit genomen. Indien de burger wel reageert en de gemeente met hem constructief in gesprek is, kan de verzending van de definitieve beschikking worden uitgesteld – of geheel achterwege blijven indien de burger alsnog een deugdelijke aangifte doet.

Van bovengenoemde termijnen kan door de gemeente zowel in positieve als in negatieve zin worden afgeweken, als de omstandigheden dit vereisen (maatwerk).

Artikel 11 In werking treding

Na de publicatie treedt dit beleid inwerking. Voor de medewerkers is de procedure gemaakt, zodat de vertaling tussen beleid en uitvoering op elkaar aansluit.

Artikel 12 Citeerartikel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als:

beleidsregel Adresonderzoek BRP Veenendaal 2019.