Inspraakverordening gemeente Veere

Geldend van 22-07-2010 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening gemeente Veere

De raad van de gemeente Veere;

 

gelezen het voorstel van het college van 1 juni 2010;

 

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening).  

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid

  • 2 inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • 3 beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • 4 bestuursorgaan: hetgeen de Algemene wet bestuursrecht daaronder verstaat;

  • 5 ingezetenen: personen die hun werkelijke woonplaats in de gemeente hebben;

  • 6 belanghebbende: hetgeen de Algemene wet bestuursrecht daaronder verstaat

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1 Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel stelt elk bestuursorgaan inspraak open met betrekking tot elk daarvoor in aanmerking komend beleidsvoornemen.

  • 2 Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht op de door de wet voorgeschreven wijze.

  • 3 Geen inspraak wordt verleend:

    • 1.

      indien en voor zover bij of krachtens de wet andere vormen van inspraak zijn voorgeschreven;

    • 2.

      ten aanzien van naar het oordeel van het bestuursorgaan ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • 3.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • 4.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • 5.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • 6.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen naar het oordeel van het bestuursorgaan dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • 7.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1 Inspraak wordt verleend door toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het bestuursorgaan geen andere inspraakprocedure vaststelt;

  • 2 Indien zich een van de in artikel 2 lid 3 vermelde uitzonderingsgronden voordoet, is het college bevoegd te besluiten dat in voorkomend geval geen inspraak wordt verleend.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1 Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op

  • 2 Het eindverslag bevat in elk geval:

    • 1.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • 2.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • 3.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3 Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4 De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening vastgesteld op 21 april 2005 en gepubliceerd op 4 mei 2005 wordt hierbij ingetrokken.

 

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Veere 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Veere op 1 juli 2010
 
De voorzitter, De griffier,  

1 Nieuwe Toelichting

ToelichtingAlgemene toelichting

Artikel 150 van de GemeentewetSinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. In de gemeente Veere is de laatste Inspraakverordening vastgesteld op 21 april 2005. Omdat er inmiddels diverse wetswijzigingen zijn geweest, is het noodzakelijk nu de inspraakverordening aan alle ontwikkelingen aan te passen. Deze Inspraakverordening is aangepast aan diverse wetswijzigingen op nationaal niveau, bijvoorbeeld aan het klachtrecht dat inmiddels in hoofdstuk 9 van de Awb is opgenomen, de dualisering van het gemeentebestuur (Wet dualisering gemeentebestuur) en de inspraakverplichtingen in verschillende bijzondere wetten (zoals artikel 118 van de Algemene bijstandswet en artikel 7a van de Wet stedelijke vernieuwing). Tevens is het model aangepast aan de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving (Adr).

Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure AwbDe inspraakverordening is tevens aangepast aan de inmiddels in werking getreden Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Stb. 2002, 54). In deze wet wordt afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien en artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd. Afdeling 3.4 Awb (oud/nieuw)Afdeling 3.4 Awb bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. Bij het inwerkingtreden van de Awb in 1994 bestond naast deze afdeling nog een afdeling 3.5 die een uitgebreidere voorbereidingsprocedure kende. Met de nieuwe Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is beoogd deze twee procedures ineen te schuiven en tegelijkertijd te vereenvoudigen. Bij de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb wordt denieuwe afdeling in verschillende bijzondere wetten van toepassing verklaard. In de wet zelf is afdeling 3.4 (nieuw) van toepassing verklaard op de inspraak bij provincies en gemeenten.

Uit de laatste zinsnede van het nieuwe tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan (zie ook de memorie van antwoord (MvA) Eerste Kamer, 2000-2001, 27 023, nummer 177b, blz. 3). In de memorie van toelichting (MvT) op de wet (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 31) is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld geschieden ingevallen waarin het wenselijk is om wel een ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren dan via het mondeling naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen, aldus de MvT.

Inspraakprocedure/dereguleringAan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. De gemeente Veere heeft gekozen voor een sobere regeling. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb en het weghalen van overbodige bepalingen (zoals het beklagrecht) en de onnodige paragraafindeling, is de verordening in 2003 nog verder gedereguleerd. Nu resteert een bondige en goed leesbare verordening van slechts acht artikelen. Bovendien maakt een globale raamregeling het mogelijk dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers.

 

Alternatieven voor inspraakInspraak is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen (regeling via het reglement van orde of een commissieverordening). Andere mogelijkheden die buiten de inspraak vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren, het houden van informatiebijeenkomsten, referenda enz. Inspraak is uiteraard ook van eenandere orde dan de mogelijkheid om de uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door

middel van bezwaar en beroep.Inspraak kan ook worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een werkwijze, met name bedoeld voor complexe beleidsprocessen waarbij meerdere actoren betrokken zijn, waarbij een overheidsorganisatie in een zo vroeg mogelijk stadium burgers,maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere overheden bij het beleid betrekt om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Interactieve beleidsvorming mobiliseert daarbij de kennis en steun vanbetrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.

Artikelgewijze toelichtingArtikel 1 Begripsomschrijvingena. Inspraak:Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheidgeboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet 'eenzijdig' gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Met het vaststellen van eenInspraakverordening kan het tweezijdige element van gedachtewisseling zo mogelijk wel onder de inspraakprocedure gebracht worden, omdat hiermee een derde doel kan worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens (zie ook de algemene toelichting, onder Alternatieven voor inspraak, over interactieve beleidsvorming).b. Inspraakprocedure:De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is in de modelverordening afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, eerste lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.c. Beleidsvoornemen:Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.d. Bestuursorgaan: Het is wenselijk om ten behoeve van de duidelijkheid met betrekking tot dit juridische begrip een definitie op te nemen in de verordening;e. Ingezetene: idem als onder d.f. Belanghebbende: idem als onder d.

Artikel 2 Onderwerp van inspraakIn het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de MvT (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordtverleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegenkan dus bezwaar worden gemaakt.

Artikel 2 Object van inspraakArtikel 2 laat elk bestuursorgaan om te beginnen enige vrijheid om te bepalen of eenonderwerp zich leent voor inspraak. Die vrijheid geldt weer niet als een wet tot inspraak hetzij volgens de verordening hetzij tot specifieke vormen van inspraak verplicht.De besluiten om al dan niet inspraak te verlenen zijn besluiten als bedoeld in de Awb.Daarom bepaalt het tweede lid dat inspraak altijd wordt verleend als de wet dat bepaalt, en dat het dan ook gebeurt op de wijze zoals de wet dat voorschrijft.

Een wettelijke inspraakprocedure treffen we bijvoorbeeld aan in de Wet op de ruimtelijkeordening die voor diverse ruimtelijke plannen toepassing van afdeling 3.4 Awb voorschrijft. Wat wel blijft is dat dan de gemeente vrijheid houdt (en daarmee op grond van onze eigen verordening in principe verplicht blijft) op de besluitvorming voor andere besluiten in hetvoortraject de gemeentelijke inspraakverordening toe te passen.

Een andere aanpak treffen we aan in de Wet milieubeheer, die voor het gemeentelijkmilieubeleidsplan in artikel 4.17 en de afvalstoffenverordening in artikel 10.26 het collegeresp. de raad opdragen ingezetenen en belanghebbenden te betrekken op de voet van degemeentelijke inspraakverordening. De Wet maatschappelijke ondersteuning (artikel 11) geeft het college eveneens een dergelijke opdracht voor de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. Artikel 47 Wet werk en bijstand doet het wéér anders en schrijft voor dat de raad bij verordening de cliëntenparticipatie regelt. Het college moet bovendien de burgers in de gelegenheid stellen zelfstandig voorstellen voor het maatschappelijke ondersteuningsbeleid in te dienen.

Artikel 3 InspraakgerechtigdenDe omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb. Bij belanghebbenden wordt uitgegaan van die groep personen die door demogelijke beleidsvaststelling rechtstreeks in hun belang zouden worden getroffen.

Artikel 4 InspraakprocedureTer uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zaldeze procedure passend zijn voor de inspraak. Mocht deze termijn aanpassing behoeven omdat voor een bepaalde procedure meer of minder tijd nodig is dan wordt op grond van het eerste lid de inspraakprocedure bij besluit van het bestuursorgaan vastgesteld.In het derde lid is bepaald dat het college bevoegd is om te beoordelen of de in artikel 2, derde lid genoemde uitzonderingsgronden van toepassing zijn en hierover een besluit te nemen, ook als het gaat om onderwerpen waarin de raad bevoegd is.

Artikel 5 EindverslagIn dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens deinspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan. In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslagte sturen. Als het aantal insprekers omvangrijk is, zal worden gekozen voor het volstaan met een

algemene bekendmaking.In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijnburgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.

Artikel 6 Intrekking oude verordeningMet deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).

Artikel 7 InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 8 CiteertitelDeze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Veere 2010.