Algemene Subsidieverordening Veere 2020 (ASV 2020)

Geldend van 01-04-2020 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Veere 2020 (ASV 2020)

De raad van de gemeente Veere,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 maart 2020;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat de huidige subsidieverordening verouderd is;

dat mede gezien vanuit een oogpunt van vereenvoudiging een herziening van de subsidieverordening gewenst is;

besluit vast te stellen de:

Algemene Subsidieverordening Veere 2020 (ASV 2020)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Eenmalige subsidie: subsidie die wordt verstrekt voor één of meer prestaties/activiteiten die in beginsel van bepaalde duur zijn;

  • b.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die wordt verstrekt per (kalender/boek) jaar;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies door het college op de programma’s die in de begroting zijn opgenomen.

Artikel 3 Subsidieregeling

  • 1.

    Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2.

    Voor het lokaal sociaal beleid stelt het college als nadere regeling jaarlijks de Subsidiewijzer Veere vast.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De gemeenteraad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2.

    Het college kan binnen de kaders van de begroting aanvullende subsidieplafonds per programmaonderdeel van de begroting vaststellen.

  • 3.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen in de begroting beschikbaar worden gesteld.

Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college met behulp van een door of namens het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college is bevoegd ook andere dan de in het aanvraagformulier genoemde gegevens op te vragen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk 13 weken voor de aanvang van de prestatie(s)/activiteit(en) ingediend. Als voor de subsidie een subsidieplafond is vastgesteld, dan kan de subsidie pas worden ingediend na de vaststelling hiervan.

  • 2.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk 30 september ingediend in het jaar voorafgaande aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie vanaf € 25.000 wordt ingediend voor 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7 Beslistermijn subsidieverlening

  • 1.

    Het college beslist op een volledige en juist ingediende eenmalige aanvraag binnen acht weken, welke termijn met ten hoogste acht weken kan worden verlengd.

  • 2.

    Het college beslist op een volledige en juist ingediende jaarlijkse aanvraag na vaststelling van de gemeentebegroting, maar voor 1 januari van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a.

    als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    als de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de prestatie(s)/activiteit(en) te realiseren;

  • c.

    als de aanvrager activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd wil verrichten die niet passen binnen het beleid van de gemeente;

  • d.

    als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • e.

    als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd uitsluitend of overwegend gericht zijn op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

  • f.

    als de aanvrager haar activiteiten niet open heeft gesteld voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, land van herkomst, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid;

  • g.

    als de aanvrager de activiteit(en) met winstoogmerk verricht;

  • h.

    als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • i.

    als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • j.

    in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 9 Verlening en verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 10 Bevoorschotting

Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in de verleningsbeschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 1.

    2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten

    b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidies tot en met € 2.500

  • 1.

    Subsidies tot en met € 2.500 worden door het college bij de subsidieverlening direct vastgesteld.

  • 2.

    Bij de verleningsbeschikking kan de subsidieaanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 13 Verantwoording subsidies van € 2.501 tot € 25.000

  • 1.

    Bij subsidies van € 2.501 tot € 25.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    a. Bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 4 maanden na het verricht zijn van de prestatie(s)/activiteit(en). Tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld;

    b. Bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 oktober in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend. Dit kan gelijktijdig met het aanvragen van een subsidie voor het volgende jaar. Tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    c. een financiële balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 14 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 25.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling in bij het college. Respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend. Tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 1.

    2. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    c. een financiële balans per einddatum van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    d. een accountantsverklaring indien dit in de verleningsbeschikking is bepaald.

  • 2.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 15 Vaststelling subsidies van meer dan € 2.500

  • 1.

    Het college stelt binnen 3 maanden na ontvangst van een volledige en juiste aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Het college kan deze termijn voor ten hoogste 3 maanden verlengen.

  • 3.

    Het college kan de subsidie lager vast stellen op basis van de wet.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, genoemd in artikel 13 of 14 is ontvangen, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, gaat het college over tot ambtshalve vaststelling

Artikel 16 Reservevorming

Bij subsidieregeling kunnen nadere regels over reservevorming, waar onder het vormen van een egalisatiereserve, worden vastgesteld.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze verordening, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen.

Artikel 18 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2020.

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening Veere 2013 wordt per 1 april 2020 ingetrokken, met uitzondering van het bepaalde in het derde lid.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Veere 2013 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Veere 2020 of ASV 2020.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad der Gemeente Veere,

gehouden op 19 maart 2020.

De Griffier, De voorzitter,

Ondertekening

J.A. Fröling-Kok drs. R.J. van der Zwaag

Bijlage Artikelsgewijze toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Veere 2020.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een tweetal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt

gehanteerd namelijk:

  • 1.

    de eenmalige subsidie (voorheen de incidentele subsidie): subsidie die kan worden verleend voor activiteiten/prestaties die in beginsel van bepaalde duur zijn;

  • 2.

    de jaarlijkse subsidie (voorheen de structurele subsidie): subsidie die per (kalender/boek)jaar wordt verleend.

Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een eenmalige activiteit of een prestatie, waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd subsidie wil verlenen. Te denken valt aan subsidies die worden gegeven voor door de subsidieontvanger te realiseren bijzondere projecten, zoals bijvoorbeeld een kunstmanifestatie. Eenmalige subsidies hebben een looptijd die afhankelijk is van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden dus een looptijd hebben van langer dan een jaar.

De jaarlijkse subsidie heeft veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking. Hierbij kan worden gedacht aan een bijdrage in de jaarlijkse exploitatie van een instelling ten behoeve van een verrichten van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.

Het onderscheid wordt alleen gebruikt voor het bepalen van de indieningstermijnen van de subsidieaanvraag en de eventuele subsidieverantwoording achteraf.

Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren subsidieregelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In dit artikel wordt aangegeven dat de subsidieverstrekking door het college wordt beperkt tot de subsidiëring van de door de raad aangegeven programma(beleids)doelen, zoals deze zijn opgenomen in de programmabegroting van de raad, en deze subsidiering volgens de in deze subsidieverordening opgenomen kaders verloopt. Het college besluit tot subsidiering binnen de door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de programmabegroting en deze subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen die niet overeenstemmen met de door de raad vastgestelde programma(beleids)doelen en deze subsidieverordening.

Artikel 3. Subsidieregeling

Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Voor het lokaal sociaal beleid geldt hiervoor de Subsidiewijzer Veere. Ook voor andere beleidsterreinen kunnen nadere regelingen vastgesteld worden.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Ingevolge het eerste lid kan de raad subsidieplafonds per programma (beleidsterrein) van de programmabegroting vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de programmabegroting. Een subsidieplafond heeft als doel om voor een bepaald programma (beleidsterrein) van de programmabegroting een maximum aan subsidiebudget vast te stellen.

Verder is in het tweede lid bepaald dat het college bij de subsidiering de

programmabegroting en de door de raad ingestelde subsidieplafonds per programma in acht neemt. Als de programmabegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt een subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud (lid 4).

Daarnaast maakt het derde lid mogelijk dat het college in nadere regels voor bepaalde onderdelen van de door de raad vastgestelde programma’s van de programmabegroting aanvullende subsidieplafonds kan vaststellen.

In het derde lid wordt geregeld, dat indien voor een subsidieplafond wordt gekozen in nadere regels ter uitvoering van het subsidieplafond, door het college verdeelregels van het beschikbaar gestelde subsidiebudget worden opgenomen. Er zijn verschillende

mogelijkheden. De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, “wie het eerst komt, het eerst maalt”, waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat de (aanvullende) subsidieplafond(s) en de wijze van verdeling van de beschikbare middelen voor subsidiering bekend wordt gemaakt, vóórdat deze ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering kunnen worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare subsidiebudget uitsluitend op de programmabegroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.

Artikel 5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het college bepaalt welke gegevens de aanvrager moet aanleveren en neemt daarbij de proportionaliteit in acht. Er is voor gekozen om in dit artikel geen opsomming te geven van de in te dienen gegevens, maar te verwijzen naar het door of namens het college vastgestelde subsidieaanvraagformulier, wat per subsidie kan verschillen. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd, waardoor de aard en hoeveelheid van de gevraagde gegevens in redelijke verhouding kan staan tot de omvang van de gevraagde subsidie.

De aanvraag voor subsidie dient schriftelijk te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Het uitgangspunt is dat de aanvrager zijn aanvraag digitaal indient bij de gemeente. Daarnaast zijn de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente.

Wanneer het noodzakelijk is voor een juiste beoordeling van de subsidie kan het college ten allen tijde daarnaast nog andere gegevens opvragen bij de aanvrager van de subsidie.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

Allereerst wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het college, ingevolge de Awb, aanvragen die te laat worden ontvangen niet in behandeling hoeft te nemen.

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies.

Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vierde lid).

Artikel 7 Beslistermijn subsidieverlening

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen eenmalige en jaarlijkse subsidies.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In dit artikel worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere op de praktijk toegesneden gronden aangevuld. Dit zijn facultatieve weigeringsgronden. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel j geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ in het eerste lid is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het college de digitale weg open heeft gesteld.

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidies tot en met € 2.500

Subsidies tot en met € 2.500 kunnen op basis van vertrouwen worden verstrekt; er wordt dan niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 11). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Als de subsidieontvanger al (positief) bekend is zal de subsidie bij een dergelijk klein bedrag meestal direct vastgesteld en uitbetaald kunnen worden. In zo’n geval wordt een eventueel voorschot in één termijn (lumpsum) verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard, terwijl toch het risico voor de gemeente beperkt blijft.

Artikel 13 Verantwoording subsidies van € 2.501 tot € 25.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 2.500 en

€ 25.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (tweede lid). Ingevolge artikel 9 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording; dit volgt uit de AVG.

Artikel 14 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000

Bij subsidies vanaf € 25.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder meer of minder, gegevens gevraagd worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording; dit volgt uit de AVG.

Artikel 15 Vaststelling subsidies van meer dan € 2.500

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden; wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst.

Artikel 16 Reservevorming

Een algemene bepaling om bij subsidieregeling hiervoor nadere regels vast te stellen volstaat. Dit betreft maatwerk. Dit kan een relatie hebben met artikel 8, onder b. Op grond hiervan kan een subsidie geweigerd worden als de aanvrager beschikt over zodanige middelen dat ze ook zonder subsidie de activiteit kan realiseren.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Dit artikel bevat een hardheidsclausule, waarin is bepaald dat het college gebonden is aan deze verordening en daarvan in principe niet kan afwijken.

Alleen kan worden afgeweken indien er sprake is van:

- bijzondere omstandigheden;

- onevenredige gevolgen, en

- gevolgen die onevenredig zijn in relatie met de doelen, die door deze verordening worden gediend.

De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot bijzondere gevallen. De toepassing en motivering daarvan dient duidelijk uit de betreffende subsidiebeschikking en het onderliggende subsidiedossier te blijken.