Besluit van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden houdende regels omtrent ongewenst gedrag Regeling vertrouwenswerk ongewenste omgangsvormen VRH 2018

Geldend van 09-04-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden houdende regels omtrent ongewenst gedrag Regeling vertrouwenswerk ongewenste omgangsvormen VRH 2018

Het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden;

gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 24 van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2016;

mede gelet op artikel 15:2 Arbeidvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Haaglanden;

mede gelet op het bepaalde in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden; mede gelet op de instemming van de ondernemingsraad;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende:

REGELING VERTROUWENSWERK ONGEWENSTE OMGANGSVORMEN VRH 2018

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ongewenst gedrag: gedrag dat valt binnen de begrippen discriminatie, (seksuele) intimidatie zoals verwoord in artikel 1, 1a en 2 van de Algemene wet gelijke behandeling en agressie, geweld en pesten zoals bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 3 lid 2 jo. artikel 1 lid 3 sub e en f;

  • b.

    medewerker: een ieder die werkzaam is of werkzaam is geweest bij de Veiligheidsregio Haaglanden;

  • c.

    leidinggevende: de directe of naast-hogere leidinggevende van de melder of de aangeklaagde;

  • d.

    vertrouwenspersoon: de op grond van artikel 15:2 lid 2 van de Arbeidsvoorwaardenregeling VRH als zodanig aangewezen persoon;

  • e.

    melding: het zich wenden tot de eigen leidinggevende of de vertrouwenspersoon in verband met een confrontatie met ongewenst gedrag;

  • f.

    melder: een persoon die werkzaam is of werkzaam is geweest bij de Veiligheidsregio Haaglanden en een melding over ongewenst gedrag maakt;

  • g.

    klacht: een door de klager ondertekend en van naam- en adresgegevens voorzien geschrift waarin het jegens hem/haar ongewenste gedrag waarop de klacht betrekking heeft, is omschreven;

  • h.

    klager: een persoon die werkzaam is of werkzaam is geweest bij de Veiligheidsregio Haaglanden en een klacht over ongewenst gedrag indient;

  • i.

    aangeklaagde: een persoon die werkzaam is of werkzaam is geweest bij de Veiligheidsregio Haaglanden en over wiens gedrag geklaagd wordt;

  • j.

    klachtencommissie: de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid;

  • k.

    bevoegd gezag: het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden, dat bevoegd is tot afdoening van een klacht met betrekking tot ongewenst gedrag.

Artikel 2 Beleid ten aanzien van ongewenst gedrag

  • 1. Leidinggevenden dragen er zorg voor dat ongewenst gedrag wordt voorkomen en dat problemen die voortkomen uit dit gedrag door middel van bemiddeling of anderszins worden opgelost.

  • 2. De vertrouwenspersonen vervullen hierbij een ondersteunende rol.

  • 3. Bij onderzoeken op het terrein van arbeidsomstandigheden (Risico-inventarisatie en – evaluatie, tevredenheidsonderzoeken e.d.) worden vragen over het onderwerp ongewenst gedrag gesteld.

Artikel 3 Melden van ongewenst gedrag

  • 1. De medewerker die met ongewenst gedrag wordt geconfronteerd kan een (schriftelijke of mondelinge) melding doen en om hulp vragen bij:

    • a.

      de leidinggevende;

    • b.

      de vertrouwenspersoon.

  • 2. Indien een medewerker bij de leidinggevende melding maakt van ongewenst gedrag, dan handelt de leidinggevende de melding zelf af. Desgewenst kan de leidinggevende ondersteuning vragen aan de vertrouwenspersoon. Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen.

  • 3. Een melding kan niet in behandeling worden genomen als het ongewenst gedrag of het incident langer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Artikel 4 Indienen van een klacht

  • 1. Een klacht wordt ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag conform de procedure van hoofdstuk 3.

  • 2. Een klacht bevat:

    • a.

      een omschrijving van de confrontatie met ongewenst gedrag met vermelding van de datum, het tijdstip en de plaats van het ongewenst gedrag, en de omstandigheden;

    • b.

      een beschrijving van de stappen die de klager al heeft ondernomen;

    • c.

      de naam van de aangeklaagde of namen van de aangeklaagden;

    de naam of namen van eventuele getuigen.

  • 3. de naam of namen van eventuele getuigen.

  • 4. Een klacht kan niet in behandeling worden genomen als het ongewenst gedrag of het incident langer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Artikel 5 Vertrouwelijkheid gegevens

Een ieder die in het kader van deze regeling op enigerlei wijze de beschikking krijgt over gegevens, waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van de gegevens, behoudens zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 6 Rechtsbescherming

De medewerker die een melding heeft gedaan, de klager en degene(n) die een melding/klacht behandelt/afdoet, mogen door het indienen of behandelen van een melding of klacht geen nadeel ondervinden in hun rechtspositie.

Artikel 7 Hoor en wederhoor

De medewerker op wiens gedrag de melding betrekking heeft, wordt gehoord door de leidinggevende.

Hoofdstuk 2. De vertrouwenspersoon

Artikel 8 Aanwijzing

  • 1. De vertrouwenspersonen worden aangewezen na overleg met de ondernemingsraad.

  • 2. Aanwijzing van de vertrouwenspersoon geschiedt voor een termijn van één jaar, en wordt bij goed functioneren stilzwijgend verlengd tot wederopzegging.

  • 3. De vertrouwenspersoon is uitsluitend verantwoording schuldig aan het Dagelijks Bestuur.

  • 4. Jaarlijks vindt er een voortgangsgesprek plaats tussen de directeur Bedrijfsvoering en de vertrouwenspersonen. In dit gesprek legt de vertrouwenspersoon geen inhoudelijke verantwoording over de lopende en afgeronde meldingen af aan de directeur Bedrijfsvoering.

Artikel 9 Taken en verantwoordelijkheden van de vertrouwenspersoon

  • 1. De vertrouwenspersoon heeft tot taak:

    • a.

      het opvangen van de medewerker die melding maakt van ongewenst gedrag en het geven van advies en steun aan die medewerker;

    • b.

      het informeren van de medewerker over de verschillende wegen die openstaan om de problemen, ontstaan door het ongewenst gedrag tot een oplossing te brengen;

    • c.

      De medewerker, op wie een melding betrekking heeft, informeren over de mogelijkheid om zich voor advies en ondersteuning te wenden tot een vertrouwenspersoon (dat wil zeggen: een andere dan die de melder ondersteunt);

    • d.

      het zo nodig ondersteunen van de medewerker bij het indienen van een klacht;

    • e.

      het bieden van nazorg aan de medewerker die een melding heeft gedaan of een klacht heeft ingediend;

    • f.

      het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de VRH inzake preventie en bestrijding van ongewenst gedrag;

    • g.

      het verzorgen van voorlichting en publiciteit binnen de VRH over ongewenst gedrag en de uitvoering van deze regeling;

  • 2. De vertrouwenspersoon spant zich in om kennis en vaardigheden op peil te houden.

Artikel 10 Vertrouwelijkheid en wijze van oplossen

  • 1. De vertrouwenspersoon besteedt uiterste zorg aan de vertrouwelijke behandeling van gegevens, waarvan hij bij de uitvoering van de opgedragen taken kennis neemt.

  • 2. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van de feiten, waarvan openbaarmaking de privacy van degene die een melding gedaan heeft, kan schaden. Slechts met uitdrukkelijke toestemming van de betrokken medewerker, of ter voldoening aan een wettelijke verplichting kan hiervan worden afgeweken.

  • 3. De vertrouwenspersoon streeft bij een melding naar een informele oplossing, tenzij sprake is van een terugkerend probleem, dan wel de aard van de kwestie zich niet voor een informele oplossing leent.

  • 4. Een vertrouwenspersoon heeft het recht om, vóóraf of na kennisneming van een melding de melder om moverende redenen door te verwijzen naar een andere vertrouwenspersoon.

Artikel 11 Registratie en rapportage

  • 1. De vertrouwenspersoon registreert geanonimiseerd alle meldingen van ongewenst gedrag en legt er dossiers van aan, welke een jaar na afhandeling worden vernietigd.

  • 2. Er wordt geen informatie verstrekt uit het dossier dan met toestemming van degene op wie de informatie betrekking heeft.

  • 3. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks een geanonimiseerd jaarverslag verslag uit aan het Dagelijks Bestuur over de aard en omvang van de meldingen van ongewenst gedrag en de afdoening daarvan. De ondernemingsraad ontvangt een afschrift van dit jaarverslag.

  • 4. In het jaarverslag wordt (geanonimiseerd) vermeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van ongewenst gedrag;

    • b.

      het aantal aanbevelingen/adviezen en de aard daarvan;

    • c.

      het aantal en de aard van de klachten die aan de (externe) klachtencommissie zijn doorgestuurd.

Artikel 12 Faciliteiten

De directie biedt de vertrouwenspersoon de middelen en faciliteiten die voor de uitvoering van de opgedragen taken en de waarborging van de privacy nodig zijn.

Hoofdstuk 3 De klachtenprocedure

Artikel 13 Klachtenbehandeling

De Veiligheidsregio Haaglanden heeft zich, voor wat betreft de behandeling en advisering van klachten op het gebied van ongewenst gedrag, aangesloten bij de landelijke klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid van de VNG, in deze regeling genoemd klachtencommissie.

Artikel 14 Taak van de commissie

De klachtencommissie heeft tot taak om klachten die door een medewerker aan de commissie zijn gemeld te onderzoeken en daarover advies uit te brengen.

Artikel 15 Afhandeling van klachten

Voor wat betreft de voorwaarden en regels die bij de afhandeling van klachten omtrent ongewenst gedrag in acht (dienen te) worden genomen is de "Klachtenregeling Ongewenst Gedrag voor de decentrale overheid 2017", zoals deze in 2017 door het College van Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is vastgesteld en nadien zal worden gewijzigd, bindend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het Dagelijks Bestuur kan, voor zover nodig in individuele gevallen en ten aanzien van een door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen groep van betrokkenen, in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels besluiten, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 17 Citeertitel

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling vertrouwenswerk ongewenste omgangsvormen VRH 2018” en treedt in werking na bekendmaking.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de “Regeling vertrouwenswerk VRH 2012” ingetrokken.

Ondertekening

Den Haag, 27 maart 2019.

Pauline Krikke,

Voorzitter

Esther Lieben,

Secretaris