Regeling vervallen per 01-12-2017

Bibob-beleidslijn voor de horeca- en prostitutiebranche, coffee-, smart- en growshops en speelautomatenhallen en de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘Bouw’

Geldend van 01-05-2013 t/m 30-11-2017

Intitulé

Bibob-beleidslijn voor de horeca- en prostitutiebranche, coffee-, smart- en growshops en speelautomatenhallen en de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘Bouw’

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN

1.1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen.

Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob).

1.2. Wet bibob

De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna: ‘Wet bibob’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet bibob geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

Vergunning weigeren / intrekken

De gemeente zal bij de procedure van vergunningverlening of bij controle van een al verleende vergunning, onderzoeken of artikel 3 van de Wet bibob van toepassing is. Op grond van dit artikel kan de gemeente een vergunning weigeren of intrekken als:

    • 1.

      er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor:

      • a.

        het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

      • b.

        het plegen van strafbare feiten.

    • 2.

      er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Risicogebieden aanwijzen

De burgemeester heeft de bevoegdheid om risicogebieden in de gemeente aan te wijzen waarbinnen de Wet bibob integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden die extra aandacht verlangen voor wat betreft de leefbaarheid en de veiligheid. Binnen een door de burgemeester aangewezen risicogebied zullen alle aanvragen om een vergunning, waarop deze beleidslijn van toepassing is, aan de weigeringsgronden uit de Wet bibob worden getoetst. Voor houders van een bestaande vergunning betekent dit, dat alleen het feit van de ligging van de onderneming binnen het aangewezen risicogebied al aanleiding kan zijn om over te gaan tot een bibob-toets.

Via deze beleidslijn zijn op het moment van vaststelling van dit beleid geen risicogebieden aangewezen. Mocht dit in de toekomst nodig zijn, zal dit bij afzonderlijk besluit plaatsvinden.

1.3. Regionale invoering Wet bibob in Brabant- Zuidoost

Gemeenten zijn niet verplicht om de Wet bibob toe te passen. Omdat de gemeente niet verplicht is om de Wet bibob toe te passen en er dus keuzevrijheid is, is er voor gekozen om beleid vast te stellen in de vorm van een beleidsregel. Ook het landelijk Bureau bibob verlangt dat de gemeente beleid vaststelt.

Het is heel belangrijk dat zoveel mogelijk gemeenten bibob-beleid toepassen. Dat voorkomt namelijk het zogenaamde waterbedeffect. Dat betekent, dat als een kwaadwillende persoon die in een bepaalde gemeente geconfronteerd wordt met de toepassing van de Wet bibob, hij geen aanvraag zal indienen, maar zal uitwijken naar die gemeente die de Wet bibob (nog) niet toepast.

Om die ongewenste ontwikkeling tegen te gaan en te voorkomen heeft het Regionaal College van de politie Brabant Zuid-Oost op 31 maart 2005 besloten tot regionale toepassing van de Wet bibob. Op die manier kunnen namelijk het meest effectief en efficiënt de instrumenten uit de Wet bibob worden toegepast. Voor de regionale aanpak werken de 21 gemeenten van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE-gebied) met de politie Brabant Zuid-Oost samen. Afspraken worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en er worden keuzes gemaakt voor een uniforme uitvoering van de Wet bibob. De aanpak is gefaseerd.

Eerste fase

In de eerste fase hebben gemeenten zich op vergunningen voor horeca-inrichtingen, seksinrichtingen, softdrugs gerelateerde activiteiten, zoals coffee-, smart- en growshops, en speelautomatenhallen gericht.

Sinds 2006 is de Wet bibob in Veldhoven van toepassing verklaard op de branches: horeca- en prositutiebranche, coffeeshops, smart- en growshops en speelautomatenhallen (fase 1). Vanuit de regio is in 2011 een geactualiseerde beleidslijn voor deze branches in fase 1 opgesteld, mede gelet op de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan op het gebied van bibob. De regionale afspraak is om de geactualiseerde beleidslijn toe te passen in elke regiogemeente. Het Veldhovense beleid behoeft hierdoor actualisatie, wat de reden is om de beleidslijn voor deze branches opnieuw vast te stellen. De actualisatie betreft de uitzonderingen voor Bibob-toetsing voor paracommerciële horecabedrijven en slijterijen.

Tweede fase

Op dit moment wordt de tweede fase regionaal ingezet, namelijk voor de toepassing van de Wet bibob voor de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit. Daarna zullen de overige beleidsvelden, zoals milieu, aanbestedingen en subsidies aan bod komen.

Het is gewenst om de bestaande en nieuwe bibob-beleidslijnen in één document vast te leggen. Vandaar dat de eerste en tweede fase geïntegreerd zijn in deze beleidslijn.

Nadere regionale afstemming over verleende beschikkingen

In het Regionaal College van 13 december 2012 is de aanvulling op de toepassing van de Wet bibob bij verleende beschikkingen met algemene stemmen aanvaard. Dit naar aanleiding van de wens om nadere regionale afstemming over verleende beschikkingen. De aanvulling is verwerkt onder 3.2.2. Verleende beschikkingen.

1.4. Toepassingsbereik van deze beleidslijn

De Wet bibob wordt toegepast op de volgende gemeentelijke vergunningen:

  • a.

    De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, met inachtneming van de in hoofdstuk 4 genoemde uitzonderingen;

  • b.

    De vergunning op grond van artikel 2:15 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, met inachtneming van de in hoofdstuk 4 genoemde uitzonderingen;

  • c.

    De vergunning op grond van artikel 3:4 van de Apv voor de exploitatie van een seksinrichting en/of escortbedrijf;

  • d.

    De vergunning op grond van artikel 2:24 van de APV voor de exploitatie van een smart- of growshop;

  • e.

    De omgevingsvergunning voor de activiteitBouw, met inachtneming van de in hoofdstuk 5 nader uitgewerkte beleidsuitgangspunten en daarbij genoemde uitzonderingen.

Coffeeshops en speelautomatenhallen

De vestiging van coffeeshops en speelautomatenhallen is volgens het huidige beleid in Veldhoven niet toegestaan. Mocht daarin een beleidswijziging komen, dan geldt deze beleidslijn ook voor de volgende vergunningen:

  • ¨

    De vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal;

  • ¨

    De vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop.

Het van toepassing verklaren van de Wet bibob op de hierboven genoemde aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet bibob.

1.5. Overgangsrecht

Deze beleidsregel is van toepassing op:

  • 1.

    na de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel ontvangen aanvragen om een vergunning en op de datum van inwerkingtreding verleende vergunningen, waarop de beleidslijn van toepassing is;

  • 2.

    voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel ontvangen aanvragen om een vergunning en de bibob-Officier van Justitie, voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, adviseert om een advies aan het landelijk Bureau bibob aan te vragen.

1.6 Evaluatie

Deze beleidsregel zal uiterlijk vijf jaar na vaststelling daarvan geëvalueerd worden en op basis daarvan zo nodig worden gewijzigd.

1.7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Bibob-beleidslijn voor de horeca- en prostitutiebranche, coffee-, smart- en growshops en speelautomaten-hallen en de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘Bouw’.

1.8. Inwerkingtreding

Deze beleidslijn is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Veldhoven, ieder voor zover bevoegd, op 26 februari 2013 en treedt in werking op 1 mei 2013.

HOOFDSTUK 2: INTERNE ORGANISATIE

Voor een verantwoorde invoering van de Wet bibob binnen de organisatie dient aandacht geschonken te worden aan de functies die te maken krijgen met de (indiening van) aanvragen waarop de Wet bibob van toepassing is.

2.1. Bibob-toets

De bibob-toets zal door bibob-adviseurs worden uitgevoerd, zowel vanuit financieel als juridisch oogpunt. De zaakcoördinator maakt gebruik van deze expertise voor zijn zaak.

Op deze manier worden vergunningverleners/zaakcoördinatoren niet belast met de bibob-toets bij de vergunningaanvraag. Dit gezien in het licht van integriteit en scheiding van taken. De toepassing van de Wet bibob vergt namelijk een specifieke aanpak en past minder in de dienstverlenende wijze waarop reguliere vergunningen worden verleend. Daarnaast is het zo dat uit onderzoek van een regionale werkgroep onder begeleiding van het Programmabureau Integrale Veiligheid Noord-Holland Noord is gebleken, dat bij een aantal gemeenten in het land de ervaring is ontstaan, dat vergunningverleners/zaakcoördinatoren met moeite de bibob-toets inhoudelijk kunnen afwikkelen. De bibob-adviseurs bouwen door deze werkwijze specialistische kennis op en dit is nodig voor een verantwoorde processuele behandeling van bibob.

2.2. Bibob-functies

Om het bibob-instrument goed uit te kunnen voeren is een duidelijke interne organisatiestructuur nodig. De volgende functies worden onderscheiden ten aanzien van bibob:

  • *

    Bibob-coördinator Deze functionaris is ten aanzien van bibob belast met onder andere:

  • o

    De ontwikkeling en invoering van bibob-beleid binnen de gemeente;

  • o

    Gemeentelijke vertegenwoordiging en aanspreekpunt in de regio;

  • o

    Overzicht hebben van bibob-zaken;

  • o

    Bewaking van de kwaliteit van het bibob-proces (incl. privacy);

  • o

    Aanspreekpunt voor landelijk Bureau bibob;

  • o

    Adviseren op het gebied van bibob;

  • o

    Het openen van de bibob-retourenveloppe met daarin het ingevulde bibob-vragenformulier, bij afwezigheid van de zaakcoördinator;

  • o

    Bibob-werkzaamheden, niet gerelateerd aan een vergunningaanvraag.

De bibob-coördinator is de beleidsmedewerker, welke ondermeer Bibob-beleid in het takenpakket heeft.

  • *

    Bibob-adviseur Deze functionaris is ten aanzien van bibob belast met onder andere:

  • o

    De uitvoering van het bibob-beleid binnen de gemeente;

  • o

    Het openen van de bibob-retourenveloppe met daarin het ingevulde bibob-vragenformulier, bij afwezigheid van de zaakcoördinator;

  • o

    Het uitvoeren van de gemeentelijke bibob-toets; beoordeling van ingevulde bibob-vragenformulier en ingeleverde stukken, zowel op ontvankelijkheid als inhoud;

  • o

    Het adviseren over verlening/weigering van de vergunning o.g.v. Wet bibob.

De bibob-adviseur wordt daartoe aangewezen door het afdelingshoofd van de afdeling Omgevingszaken.

  • *

    ZaakcoördinatorDeze functionaris is ten aanzien van bibob belast met onder andere:

  • o

    De uitvoering van het bibob-beleid binnen de gemeente;

  • o

    Het openen van de bibob-retourenveloppe met daarin het ingevulde bibob-vragenformulier;

  • o

    Aanspreekpunt voor bibob-gerelateerde vergunningaanvragen en vergunningen;

  • o

    Het verwerken van het bibob-advies in het uiteindelijke besluit;

  • o

    Zorgdragen voor het bibob-dossier bij de betreffende zaak.

  • *

    Bibob-inzagegerechtigden

    De bibob-inzagegerechtigden hebben een strikte geheimhoudings-plicht over bibob-gegevens. Reden van deze strenge aanpak is dat het gaat om zeer gevoelige persoons- en bedrijfsgegevens waarmee uiterst zorgvuldig omgegaan dient te worden. Om deze reden is het wenselijk dat een zo beperkt mogelijk aantal personen inzage heeft in de gegevens die in het kader van de Wet bibob ter beschikking komen. Door aanwijzing van functies zijn alleen de personen in deze functies gerechtigd tot inzage. De volgende functionarissen zijn gerechtigd tot inzage van bibob-gegevens (indien noodzakelijk):

  • o

    Zaakcoördinator/vergunningverlener;

  • o

    Bibob-adviseur;

  • o

    Bibob-coördinator;

  • o

    IV-coördinator;

  • o

    Vertegenwoordigers van de gemeente Veldhoven in een bezwaarschriften-procedure (bij inwerkingtreding van de toekomstige wetswijziging) en een (hogere) beroepsprocedure inzake een bibob-zaak;

  • o

    Senior-medewerkers afdeling Omgevingszaken;

  • o

    Afdelingshoofd Omgevingszaken;

  • o

    Directeur bedrijfsvoering;

  • o

    Gemeentesecretaris en loco-secretaris.

Anderen dan hierboven genoemd (bijvoorbeeld andere leidinggevenden en medewerkers van DIV en KCC) dus niet!

College en burgemeester

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn bevoegd om van de stukken kennis te nemen, in het geval zij het bevoegde bestuursorgaan zijn bij de betreffende vergunningaanvraag.

Geheimhoudingsplicht

De personen die bovengenoemde functies bekleden, hebben een strikte geheimhoudingsplicht over de bibob-gegevens. Op grond van artikel 28 van de Wet bibob is immers een ieder die krachtens de Wet bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding daarvan, met uitzondering van de genoemde mededelingen in de wet.

2.3. Bibob-vragenformulier

Voor het indienen van een aanvraag om een vergunning dienen naast het reguliere aanvraagformulier tevens het bibob-vragenformulier en de daarbij behorende bijlagen als bedoeld in artikel 30 van de Wet bibob volledig en ingevuld te worden ingeleverd. Dit indien bibob op de aanvraag van toepassing is volgens de beleidslijn. Het totale aanvraagpakket vormt de basis voor de ontvankelijkheidstoetsing.

Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook zakelijke relaties met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht worden, zullen ook zij gevraagd worden het bibob-vragenformulier in te vullen en maakt dit formulier ook dit deel uit van de aanvraagprocedure.

Vaststellen bibob-vragenformulier

Het bibob-vragenformulier wordt vastgesteld door het bevoegd bestuursorgaan, al dan niet gemandateerd aan een ondergeschikte.

2.4. Omgaan met vertrouwelijke informatie

Gezien de gevoeligheid van de informatie die bij bibob-zaken aan de orde is, is het noodzaak om bewust en goed om te gaan met de vertrouwelijke informatie. De vertrouwelijke informatie komt op dit moment voornamelijk analoog binnen. De verwachting bestaat dat dit in de toekomst ook digitaal zal zijn. Op het moment dat dit het geval is en er noodzaak toe bestaat, wordt dit in de praktijk geregeld.

Openen retourenveloppe

Bij het bibob-vragenformulier wordt een begeleidende brief met een toelichting op de procedure i.v.m. de Wet bibob en een retourenveloppe gevoegd.

De retourenveloppe is als volgt geadresseerd:

VERTROUWELIJK - NIET OPENEN

Gemeente Veldhoven

Afdeling Omgevingszaken

Betreft zaak / zaaknr.:.....................................................

Postbus 10101

5500 GA VELDHOVEN

Deze enveloppe met inhoud mag alleen door de zaakcoördinator, en bij afwezigheid van deze, door de bibob-coördinator en bibob-adviseur geopend worden (en niet door bijvoorbeeld DIV of KCC)!

Op deze analoge wijze is de digitale weg (voorlopig) afgesloten. Dit heeft geen gevolgen voor eventuele korting op legeskosten. Hierover zal communicatie plaatsvinden met de aanvragers.

Registreren

Zodra de digitale mogelijkheden hiervoor op de juiste beveiligde wijze zijn uitgerust, zal de registratie van de bibob-stukken als volgt plaatsvinden.

Aangezien DIV de retourenveloppe niet mag openen en de stukken dus ook niet mag registreren, registreert de zaakcoördinator, na ontvangst van de retourenveloppe van de bibob-adviseur, de ontvangen bibob-stukken en koppelt deze aan de zaak. Alleen bibob-inzagegerechtigde medewerkers mogen de bibob-stukken kunnen inzien.

B ewaren

Artikel 29 van de Wet bibob vermeldt dat een advies van Bureau bibob gedurende twee jaren gebruikt mag worden in verband met een andere beslissing. Samenhangend hiermee is het noodzaak om de vergunningaanvraag inclusief de bibob-stukken minimaal twee jaren te bewaren.

Gezien de gevoeligheid van de informatie, die ingezien mag worden door een beperkt aantal personen, is het noodzaak om de bibob-stukken anders dan in het openbare archief te archiveren. Hierbij is het noodzaak dat de bewaarplaats afgesloten wordt en slechts toegankelijk is voor de bibob-inzagegerechtigden. Digitaal wordt ervoor gezorgd dat alleen bibob-inzagegerechtigden toegang krijgen tot de bibob-stukken.

E-mail

In verband met de toepassing van de tipfunctie van het Openbaar Ministerie (OM) dient de gemeente, zoals in regionaal verband met het OM is afgesproken, over een centraal e-mailadres voor bibob te beschikken. Alleen de bibob-coördinator en de bibob-adviseur(s) kunnen en mogen dat gebruiken. Het hiervoor ingerichte e-mailadres luidt als volgt: bibob@veldhoven.nl.

Integriteit en veiligheid

Gelet op de gevoeligheid van het onderwerp moeten gesprekken over bibob-zaken door twee medewerkers (zaakcoördinator en bibob-adviseur of bibob-coördinator) worden gevoerd. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. Dit verslag dient ondertekend te worden door de bibob-betrokkene die bij het gesprek is geweest en retour gestuurd te worden naar de zaakcoördinator. Bij agressie wordt het gemeentelijke agressieprotocol gevolgd.

HOOFDSTUK 3: BIBOB-PROCEDURE

In dit hoofdstuk is beschreven hoe de bibob-procedure verloopt. De bibob-procedure komt aan bod als het een aanvraag betreft waarop de Wet bibob van toepassing is verklaard in de beleidslijn.

3.1. Gewone weigerings- en intrekkingsgronden

De inzet van de instrumenten uit de Wet bibob moet gezien worden als een uiterst middel. Kan de aanvraag op een bestaande grond geweigerd dan wel ingetrokken worden, dan stopt de bibob-procedure.

3.2. Gemeentelijke bibob-toets

Een gemeentelijke bibob-toets kan bij de aanvraag om een vergunning worden toegepast, maar ook bij een verleende vergunning. De zaakcoördinator legt hiervoor een bibob-dossier aan (digitaal in de vorm van een deelzaak). Het totale aanvraagpakket (reguliere aanvraagformulier, bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen) vormt de basis voor de ontvankelijkheidstoetsing.

3.2.1. Aanvraag om vergunning

De bibob-toetsing bij aanvragen om een vergunning verloopt als volgt:

Aanvulling aanvraag

Als het aanvraagformulier met de bijbehorende bijlagen niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld, zijn aanvraag aan te vullen.

Artikel 4 van de Wet bibob stelt, dat een weigering om het voorgeschreven vragenformulier volledig in te vullen, een reden is om een ernstig gevaar op misbruik van de vergunning aan te nemen.

Als de aanvrager niet binnen de gestelde termijn zijn aanvraag heeft aangevuld dan wordt de aanvraag niet verder in behandeling genomen (artikel 4:5 lid 4 Awb).

Is de aanvraag na aanvulling compleet, dan kan deze in behandeling worden genomen.

Beoordeling b ibob-gegevens ; lichte en uitgebreide toets

De bibob-adviseur bepaalt op basis van de bibob-gegevens (ingevulde antwoorden op formulier en bijlagen en aangeleverde documenten) of er twijfels zijn over de betrouwbaarheid van de aanvrager en of er aanwijzingen zijn waaruit een ernstig vermoeden van misbruik van de vergunning(en) kan blijken. Dit wordt de ‘eigen huiswerkfase’ genoemd.

Er mag daarnaast gebruik worden gemaakt van alle beschikbare legitieme interne informatie en van informatie die beschikbaar is vanuit zogenaamde “open bronnen”. Eventueel worden extra documenten opgevraagd (bijvoorbeeld bankafschriften, verzekeringsbewijzen, vermogensbewijzen, belastinggegevens, jaarrekeningen, bedrijfsadministratie, etc.). De bibob-adviseur ziet er op toe dat deze inbreuk op de privacy van de aanvrager proportioneel is in verhouding tot het doel dat met de toepassing van de Wet bibob is gediend. Hij vraagt dus nooit onnodig extra gegevens of informatie op.

Bij de beoordeling om een vergunning al of niet te verlenen wil de gemeente zo klantgericht mogelijk handelen. Daarom wordt een onderscheid gemaakt tussen een “lichte toets” en een “uitgebreide toets". Een lichte toets is een globaal, maar wel serieus onderzoek van de gegeven antwoorden op de gestelde vragen en de ingeleverde stukken bij de aanvraag om de vergunning.

Als daaruit iets opvallends naar voren komt (bijvoorbeeld een ‘merkwaardige financiering’ of een bijzondere bedrijfsstructuur) of als de gegeven antwoorden en stukken extra vragen oproepen, dan zullen de ingeleverde stukken nauwkeuriger geanalyseerd worden en wordt de aanvrager uitgenodigd om op de onduidelijkheden een toelichting te geven. In dat verband kunnen eventueel extra documenten, bewijsstukken of informatie gevraagd worden. Dat is de uitgebreide toets.

Een uitgebreide toets wordt uitgevoerd in de volgende gevallen:

  • 1.

    Bij inrichtingen die eerder op grond van artikel 174a Gemeentewet of 13b van de Opiumwet (tijdelijk) zijn gesloten;

  • 2.

    Als de bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om bij een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau bibob aan te vragen;

  • 3.

    Als een eerdere aanvraag door de vorige aanvrager werd ingetrokken, omdat de vergunning anders geweigerd zou worden;

  • 4.

    Als een vergunning werd ingetrokken wegens het weigeren om een bibob-vragenformulier of volledig in te vullen en/of de daarbij behorende bijlagen in te leveren of die aanvraag buiten behandeling werd gesteld wegens het niet volledig invullen van het bibob-vragenformulier en/of het inleveren van in het kader van het bibobonderzoek gevraagde documenten;

  • 5.

    In alle gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand hoog is;

  • 6.

    Als informatie van derden daartoe aanleiding geeft.

Ondersteuning door het RIEC

Bij deze zogenoemde "eigen huiswerkfase" kan de informatiepositie van bestuursorganen voor de bibob-toetsing versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Resultaat gemeentelijke b ibob-toets ; advies bij landelijk Bureau bibob

Het resultaat van deze beoordeling kan leiden tot de conclusie dat, voordat een definitief besluit wordt genomen, advies wordt gevraagd aan het landelijke Bureau bibob. Het kan ook zo zijn dat er direct een besluit genomen kan worden n.a.v. het gemeentelijk bibob-onderzoek (zie hiervoor 3.4.).

3.2.2. Verleende beschikkingen

In de volgende gevallen vindt in elk geval een bibob-toetsing van een verleende beschikking plaats:

  • 1.

    Als de bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om een advies aan het landelijk Bureau bibob aan te vragen.

  • 2.

    In alle gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand hoog is.

  • 3.

    Als een aanvraag voor een nieuwe vergunning zonder een acceptabele reden werd ingetrokken, nadat de gemeente had aangegeven een advies aan Bureau bibob te zullen vragen en daarna wordt de inrichting op basis van de al verleende vergunning verder gedreven.

  • 4.

    Als informatie van derden daartoe aanleiding geeft.

De bovengenoemde gevallen zijn uitgebreid naar aanleiding van het Regionaal College op 13 december 2012, waarin de volgende toepassing van de Wet bibob met algemene stemmen is aanvaard.

Het bestuursorgaan zal de Wet bibob in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van B&W na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het college van B&W genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke bibob-toetsing;

  • 3.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 5.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een bibob-toetsing een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.  In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de bibob-toetsing verzoeken;

Bij een weigering om de bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in de Wet bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

3.3. Advies bij Bureau bibob

Om te bepalen of er sprake is van een gevaar kunnen bestuursorganen, als hun eigen onderzoek daarvoor aanleiding geeft, bij het landelijk Bureau bibob een advies vragen over de kans dat een betrokkene strafbare feiten zal plegen of geld zal witwassen. De verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke besluit bij het bestuursorgaan liggen.

3.3.1. Criteria voor advies vragen bij Bureau bibob

In de volgende gevallen zal een advies aan het Bureau bibob worden aangevraagd:

  • 1.

    Als de bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om over een aanvraag om een vergunning of over een verleende vergunning een advies aan het landelijk Bureau bibob aan te vragen.

  • 2.

    Als na de uitgebreide bibob-toets vragen blijven bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur of de (bouw)activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming en de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden ondernemingen;

    • b.

      de financiering van de onderneming en/of van de aan de betreffende beschikking te verbinden (bouw)activiteit;

    • c.

      over omstandigheden in de persoon van de aanvrager of de exploitant, de financier van de onderneming en/of de (bouw)activiteiten, de eigenaar van het pand, waarin de onderneming is gevestigd en/of andere bij de aanvraag betrokken personen en de inventaris van de onderneming;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

3.3.2 Kennisgeving en opschorting behandelingstermijn vergunningaanvraag

De aanvrager van de vergunning wordt schriftelijk medegedeeld dat de gemeente voornemens is een bibob-advies aan te vragen bij Bureau bibob (art. 32 Wet bibob, mededelingsplicht) en dat dit de procedure voor de behandeling van de vergunningaanvraag voor de in de wet genoemde termijn verlengt.

Het aanvragen van een bibob-advies is geen besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen de mededeling hierover kan dan ook geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Uiteraard kan de aanvrager naar aanleiding van deze mededeling besluiten om zijn aanvraag in te trekken.

3.3.3. Bibob-dossier

De bibob-adviseur zorgt voor het indienen van het desbetreffende verzoek bij Bureau bibob met als bijlage het desbetreffende bibob-dossier. Dit dossier is ingericht volgens de afspraken die daarover tussen het Bureau bibob en de gemeenten in Zuidoost-Brabant zijn gemaakt. Een van de afspraken is dat een kopie van de mededeling aan de vergunningaanvrager in het dossier moet zijn opgenomen en dat de stukken zijn voorzien van een inhoudsopgave. Als gevraagde documenten niet zijn aangeleverd, kan het Bureau bibob ook besluiten om het adviesverzoek niet te behandelen, omdat geen onderzoek kan worden gedaan.

3.3.4. Uitkomst advies van Bureau bibob

Het advies dat Bureau bibob uitbrengt omvat een overzicht van feiten en omstandigheden die in de verschillende informatiebronnen zijn gevonden over de aanvraag, de aanvrager en eventuele betrokken derden. Op basis van deze informatie komt het Bureau bibob tot een beoordeling, uitmondend in: “geen gevaar”, “enige mate van gevaar” of “ernstige mate van gevaar”.

Het bibob-instrument is een facultatief instrument en het advies is niet bindend. Het advies is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er kan dus geen bezwaar tegen worden ingediend. Betrokkenen zullen moeten wachten op het besluit van de gemeente.

De gemeente mag gegevens uit eerder aangevraagde bibob-adviezen twee jaar hergebruiken voor andere aanvragen. In verband met de actualiteitswaarde en de beperkte relevantie adviseert Bureau bibob om toch een nieuw advies aan te vragen.

Let op: voor inzage van het b ibob-advies heeft de Wet b ibob afzonderlijke regels gesteld.

3.3.5. Kosten en kostenverhaal

De kosten voor bibob zijn verwerkt in de vastgestelde legestarieven, vanaf 2013. Deze legestarieven zijn in overleg met Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Veldhoven tot stand gekomen. Hierbij geldt het uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’.

3.4. Besluit n.a.v. bibob-onderzoek

Om tot dit besluit te kunnen komen, zullen verschillende financiële, bestuurlijke en maatschappelijke belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Te denken valt aan bijvoorbeeld werkgelegenheidsaspecten, financiële gevolgen voor de betrokkene, financieel profijt van de aanvrager ten opzichte van het streven van het bestuursorgaan om ongewilde facilitering van criminaliteit te voorkomen, de vraag of er een alternatief is en de mate waarin betrokkene bijvoorbeeld preventieve maatregelen heeft genomen, zoals extra toezicht.

Het eventueel ontvangen advies van Bureau bibob wordt gemotiveerd overgenomen of afgewezen in het te nemen besluit. Gemotiveerd wil hier zeggen dat het bibob-advies niet integraal mag worden overgenomen of dat er naar verwezen kan worden. Het gaat om die elementen uit het bibob-advies die nodig zijn om het gemeentelijke besluit te motiveren.

Op basis van het (eigen) bibob-onderzoek kunnen de volgende besluiten worden genomen:

  • 1.

    Weigeren/intrekken Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet bibob of naar aanleiding van een ontvangen advies van het Bureau bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen, dat een ernstig gevaar bestaat, dat zich een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob voordoet, dan wordt de vergunning geweigerd of ingetrokken. Let op: de Wet b ibob heeft hiervoor aanvullende regels gesteld (o.a. art. 33).

  • 2.

    Voor schriften verbinden aan vergunningDe wetgever zegt niets over het type voorschriften, hierin zijn veel gradaties mogelijk. Te denken valt aan extra controles en afspraken of het verlenen van een tijdelijke vergunning.

    • a.

      In het geval dat uit het bibob-onderzoek blijkt, dat er sprake is van een 'mindere mate' van dat gevaar, kan de gemeente positief beschikken, maar tevens aan de vergunning aanvullende voorschriften verbinden (bijvoorbeeld de verplichting om periodiek de boekhouding te overleggen, om te kunnen controleren of er inderdaad geen sprake is van een situatie bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob). De gemeente kan echter ook bij een 'mindere mate' van gevaar besluiten de vergunning te weigeren of een verleende vergunning in te trekken, als dat gevaar niet geweerd kan worden door het stellen van aanvullende voorschriften en bovendien de gevolgen van deze weigering of intrekking niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

    • b.

      In het geval, dat een advies aan het Bureau bibob is gevraagd, maar dat laat langer op zich wachten, dan de wettelijke termijn, waarbinnen dat advies gegeven moet worden, kan besloten worden om de gevraagde vergunning onder voorschriften te verlenen, in afwachting van het bibob-advies.

Let op: de Wet b ibob heeft hiervoor aanvullende regels gesteld (o.a. art. 33).

  • 3.

    Verlenen/niet intrekkenAls het onderzoek heeft opgeleverd, dat er geen gevaar bestaat, wordt de vergunning verleend of wordt een bestaande vergunning niet ingetrokken.

  • 4.

    Buiten behandeling latenEen weigering om het bibob-vragenformulier volledig in te vullen of aanvullende gegevens te verstrekken, wordt opgevat als een ernstig gevaar. Als het een aanvraag om een vergunning betreft, zal de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gelaten. Indien het om een al verleende vergunning gaat, zal de vergunning op grond van artikel 4 van de Wet bibob worden ingetrokken.

3.4.1. Ondersteuning door het Riec

Het RIEC kan de gemeenten ondersteunen bij het nemen van het uiteindelijke besluit. Als het Bureau bibob een advies van ernstig bezwaar afgeeft, dient de gemeente namelijk alsnog een eigenstandige afweging te maken als bestuursorgaan (‘vergewisplicht’). Omdat dit voor de meeste gemeenten op grond van hun beperkte informatiepositie en ervaring, een uiterst moeilijke opdracht is, kan het RIEC in de toekomst een ‘second opinion’ afgeven. Het RIEC kan gemeenten ook adviseren in eventuele juridische procedures, die worden aangespannen als gevolg van een negatieve beslissing op de vergunningaanvraag of na intrekking van een vergunning.

3.4.2. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure bij advies van Bureau Bibob

De Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) is van toepassing verklaard op de voorbereiding van besluiten die met inachtneming van het advies van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bureau bibob) worden genomen.

De (externe) bezwaarschriftencommissie mag op het moment van vaststelling van dit beleid geen kennis nemen van de gegevens die in het kader van de Wet bibob naar voren komen. Om deze reden wordt de procedure bij de bezwaarschriftencommissie omzeild door de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren op de voorbereiding van besluiten die met inachtneming van het advies van het Bureau BIBOB worden genomen, waardoor rechtstreeks beroep bij de rechtbank mogelijk is.

Artikel 28 van de Wet bibob regelt de geheimhoudingsplicht met betrekking tot gegevens in het kader van de Wet bibob. In lid 2 van dit artikel worden de uitzonderingen hierop weergegeven. Voor de rechter wordt daartoe een uitzondering gemaakt op de geheimhoudingsplicht (zie artikel 28, lid 2 onder g van de Wet bibob en recente jurisprudentie ten aanzien van de gemeente Assen). Gelet op de geheimhouding van de gegevens zoals deze zijn opgenomen in het advies van het Bureau bibob, kan het advies niet in handen van de bezwaarschriftencommissie gegeven worden. Dit betekent dat advisering door de bezwaarschriftencommissie niet mogelijk is.

In gevallen als deze waarin zeer zorgvuldig naar de aanvraag is gekeken, onder andere door tussenkomst van het landelijke Bureau BIBOB, maar ook omdat al regelmatig met de aanvrager over de aanvraag en de stand van de procedure is gecommuniceerd, kan een bezwaarschriftenprocedure achterwege gelaten worden indien voldoende andere rechtsbescherming geboden wordt.

Toepassing van de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort: Uov), zoals geregeld in afdeling 3.4 Awb is in dit geval niet wettelijk verplicht, maar een bestuursorgaan kan wel zelf besluiten dat de Uov wordt gevolgd (artikel 3:10 Awb). Bij die keuze zal het bestuursorgaan moeten kijken naar de minimale eisen waaraan de Uov moet voldoen. Zo moet de terinzagelegging van het ontwerp van het besluit openbaar ter kennis worden gebracht, met uitzondering van stukken die onder de werking van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (afgekort: WOB) vallen. Zowel het ontwerp van het besluit als het besluit zelf vallen hieronder en hoeven dus niet openbaar ter inzage worden gelegd.

Zienswijze

Artikel 33 van de Wet bibob regelt dat, voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt en een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt, het bestuursorgaan de betrokkene in de gelegenheid stelt zijn zienswijze naar voren te brengen. Door toepassing van de Uov wordt voldaan aan dit vereiste (artikel 3:15 Awb).

Let op!

De verwachting bestaat dat in de nabije toekomst de (externe) bezwaarschriftencommissie wel kennis mag nemen van bibob-gegevens, dit vanwege de aankomende wetswijziging. Wanneer deze wetswijziging in werking treedt, wordt hiervoor de wet gevolgd.

HOOFDSTUK 4: HORECA- EN PROSTITUTIEBRANCHE, COFFEESHOPS, SMART- EN GROWSHOPS EN SPEELAUTOMATENHALLEN

Er bestaan diverse soorten vergunningen voor de horeca- en prostitutiebranche, coffeeshops, smart- en growshops en speelautomatenhallen. Deze vergunningen worden, zoals al eerder gezegd onder ‘1.4 Toepassingsbereik van deze beleidslijn’, getoetst aan de Wet bibob. Voor de Drank- en Horecavergunning en de horeca-exploitatievergunning gelden een aantal uitzonderingen.

4.1. Drank- en Horecavergunning

De Wet bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, met uitzondering van een horecavergunning voor:

  • ¨

    de zogenaamde paracommerciële instellingen als bedoeld in de Drank- en Horecawet, waaronder stichting en verenigingen op het gebied van sport en welzijn;

  • ¨

    slijterijen. Een slijterij kan worden gezien als detailhandel en de uitsluiting van deze vergunning is in overeenstemming met de Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 maart 2009;

  • ¨

    een bouwkundige aanpassing van een bestaande horeca-inrichting waarover niet eerder een bibob-verdenking is gerezen;

  • ¨

    een wijziging of toevoeging van een leidinggevende die niet tevens eigenaar/ondernemer is;

  • ¨

    een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij een inrichting.

4.2. Horca-exploitatievergunning

De Wet bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 2:15 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, met uitzondering van een horeca-exploitatievergunning voor de op dit type vergunning van toepassing zijnde uitzonderingen genoemd bij de Drank- en Horecavergunning.

4.3. Uitzonderingen niet geldig

De genoemde uitzonderingen gelden niet:

  • a.

    als een indicatie of een vermoeden bestaat, dat een weigeringsgrond uit de Wet bibob van toepassing is;

  • b.

    als onderzocht wordt of een verleende vergunning op grond van de Wet bibob kan worden ingetrokken of;

  • c.

    als de bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om bij een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau bibob aan te vragen.

HOOFDSTUK 5: OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT 'BOUW'

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.

5.1. Beleidsuitgangspunten

Uitgaande van het doel van de Wet bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij bibob van toepassing is.

5.1.1. Uitzonderingen op toepassing Wet bibob

De toepassing van de Wet bibob bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning inzake een bouwactiviteit in de hieronder genoemde gevallen zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • §

    Overheidsinstanties;

  • §

    Semi-overheidsinstanties;

  • §

    Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • §

    Door het bevoegd gezag bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

De beleidsuitgangspunten zijn hieronder weergegeven.

5.1.2. Gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie

Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een bibob-toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie.

Als eerste uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een bibob-toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte

(in m2)

Bijeenkomstfunctie

500

Gezondheidsfunctie

455

Logiesfunctie

500

Onderwijsfunctie

455

Celfunctie

500

Kantoorfunctie

455

Sportfunctie

476

Winkelfunctie

500

Woonfunctie

500

Overige gebruiksfunctie

833

Industriefunctie (niet agrarisch)

1111

Industriefunctie (agrarisch)

2500

Cumulatief op zaakniveau

732

5.1.3. Cumulatie

Aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordennderworpen aan een bibob-toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie

50

Gezondheidsfunctie

45

Logiesfunctie

50

Onderwijsfunctie

45

Celfunctie

50

Kantoorfunctie

45

Sportfunctie

47

Winkelfunctie

50

Woonfunctie

50

Overige gebruiksfunctie

83

Industriefunctie (niet agrarisch)

111

Industriefunctie (agrarisch)

250

Cumulatief op zaakniveau

73

5.1.4. Risicocategorieën

Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordt aan een bibob-toets onderworpen, indien de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie

50 - 500

Gezondheidsfunctie

45 - 455

Logiesfunctie

50 - 500

Onderwijsfunctie

45 - 455

Celfunctie

50 - 500

Kantoorfunctie

45 - 455

Sportfunctie

47 - 476

Winkelfunctie

50 - 500

Woonfunctie

50 - 500

Overige gebruiksfunctie

83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch)

111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)

250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau

73 - 732

en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:

Risicocategorieën

  • §

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet: - logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions), - dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of - rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • §

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • §

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • §

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, headshops of growshops;

  • §

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • §

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • §

    Wisselkantoren;

  • §

    Kapsalons;

  • §

    Cadeauwinkels;

  • §

    Belwinkels;

  • §

    Internetcafé's;

  • §

    Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • §

    Transportondernemingen;

  • §

    Autohandel (verkoop en verhuur);

  • §

    Sloopbedrijven;

  • §

    Sportscholen;

  • §

    Beauty-, welness- en saunabedrijven;

  • §

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • §

    Vastgoedbedrijven;

  • §

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • §

    Vuurwerkbranche.

NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bevoegd bestuursorgaan worden aangepast.

5.1.5. Bijzondere gevallen

Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet bibob in dat geval geboden is.

De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.

Illegaal gestart

Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd ende gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie

50 - 500

Gezondheidsfunctie

45 - 455

Logiesfunctie

50 - 500

Onderwijsfunctie

45 - 455

Celfunctie

50 - 500

Kantoorfunctie

45 - 455

Sportfunctie

47 - 476

Winkelfunctie

50 - 500

Woonfunctie

50 - 500

Overige gebruiksfunctie

83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch)

111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)

250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau

73 - 732