Regeling vervallen per 09-06-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Veldhoven 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 08-06-2011

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Veldhoven 2010

Hoofdstuk 1 - Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming.

Artikel 1.1

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening kan in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) plaatsvinden op verzoek van de persoon met beperkingen.

Artikel 1.2

Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de voorziening waarvoor men geïndiceerd is.

Artikel 1.3

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget kan eenmalig, in één bedrag, betaalbaar worden gesteld of in termijnen.

Artikel 1.4

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, roerende woonvoorzieningen en rolstoelen, inclusief reparatie, onderhoud en verzekeringen, wordt verleend overeenkomstig de economische tegenwaarde die de gemeente aan haar leverancier verschuldigd zou zijn voor de goedkoopst adequate voorziening inclusief standaardaanpassingen. Voor individuele aanpassingen aan de vervoersvoorziening of rolstoel wordt een eenmalig pgb verstrekt.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, roerende woonvoorzieningen en rolstoelen wordt verleend voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het pgb te verwerven voorziening.

Artikel 1.5

Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming verantwoordt de persoon met beperkingen na aanschaf van de voorziening of, bij een woningaanpassing na afronding van de werkzaamheden, door overlegging van de nota.

Artikel 1.6

Het college controleert, achteraf, steekproefsgewijs de besteding van de

persoonsgebonden budgetten op basis van de afgelegde verantwoording.

Artikel 1.7

Het persoonsgebonden budget wordt, na overlegging van de nota of de eigen verklaring van de persoon met beperkingen, definitief vastgesteld.

Artikel 1.8

  • 1.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming ten behoeve van de elektrakosten voor het gebruik van een elektrisch aangedreven voorziening, bedraagt jaarlijks € 47,83 per voorziening, met een maximum van € 95,67 (maximaal 2 voorzieningen).

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde tegemoetkoming wordt betaalbaar gesteld bij de levering van de voorziening en vervolgens jaarlijks gecontinueerd en geïndexeerd.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt niet met terugwerkende kracht toegekend.

Hoofdstuk 2 - Hulp bij het huishouden

Artikel 2.1

Voor een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld dat gelijk is aan de prijs die de goedkoopste aanbieder voor hulp bij het huishouden voor de betreffende (sub) categorie de gemeente in rekening brengt. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de vormvan hulp bij het huishouden waarvoor de indicatie is gesteld.De volgende bedragen worden daarvoor in 2010 gehanteerd:

  • a.

    HH1: huishoudelijke verzorging € 12,50

  • b.

    HH2: organisatie bij het huishouden € 15,00

  • c.

    HH3hulp bij een ontregelde huishouding € 17,50

De kosten die een dienstverlener voor ondersteunende diensten in rekening brengtzijn in bovengenoemde bedragen inbegrepen.

Artikel 2.2

  • 1.

    Respijtzorg als bedoeld in artikel 3.7 van de verordening kan aan de persoon met beperkingen worden verleend in de vorm van natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Respijtzorg strekt niet verder dan de voorzieningen genoemd in de verordening.

  • 3.

    De duur van respijtzorg in de vorm van hulp bij het huishouden bedraagt maximaal drie maanden per kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 - Woonvoorzieningen

Artikel 3.1

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel van de vastgestelde kosten indien deze vooraf duidelijk zijn te bepalen.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel van de vastgestelde kosten indien deze vooraf duidelijk zijn te bepalen.

Artikel 3.2

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding genoemd in artikel 4.2 onder a en artikel 4.12 van de verordening bedraagt voor een alleenstaande

€ 2628,23, voor een echtpaar € 3.153,87 en voor een meeverhuizend gezinslid € 525,65 alle bedragen tezamen tot een maximum van € 4.730,81.

Artikel 3.3

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 4.7 van de verordening bedraagt

€ 3.679,42.

Artikel 3.4

De maximaal aanvaardbare kosten van de jaarlijkse onderhoudsbeurt van een standaard traplift als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 sub d van de verordening kunnen voor het jaar 2009 worden vastgesteld op € 202,60. Wanneer het een traplift met een uitschuifbaar raildeel betreft, mag dit bedrag met 50% worden verhoogd naar € 303,90. Deze bedragen zijn inclusief btw en worden jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 3.5

Indien een voorziening aan een woonwagen niet verleend kan worden gelet op de in artikel 4.8 van de verordening gestelde extra voorwaarden, kan een financiële tegemoetkoming voor de aanpassingskosten worden verstrekt tot een maximum van € 2.102,58.

Artikel 3.6

Een persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen wordt verstrekt ter hoogte van het aanschafbedrag van de goedkoopst adequate voorziening. Dit bedrag is inclusief de standaard en individuele aanpassingen.

Artikel 3.7

De hoogte van het terug te vorderen bedrag als bedoeld in artikel 4.9 eerste lid van de verordening, wordt als volgt bepaald:

  • a.

    de waarde van de woning op het moment van verkoop wordt verminderd met de getaxeerde waarde van de woning als ware het dat de woonvoorziening niet was verleend;

  • b.

    de onder a verkregen uitkomst wordt verminderd met het totale eigen aandeel dat voor rekening van de woningeigenaar is gekomen en, voor zover deze positief is, verminderd met 10% voor elk jaar dat is verstreken sinds de in artikel 4.9 eerste lid van de verordening genoemde gereedmelding van de voorziening.

  • c.

    De eigenaar-bewoner als bedoeld in artikel 4.9 van de verordening is verplicht om het college voor het passeren van de akte van eigendomsoverdracht op de hoogte te stellen van de verkoop.

Hoofdstuk 4 - Vervoersvoorzieningen

Artikel 4.1

  • 1.

    Indien een persoon met beperkingen in aanmerking komt voor deelname aan het collectief vraagafhankelijk vervoer maar in het bezit is van een eigen, in goede staat verkerende, auto kan hij in plaats van deelname aan het collectief vervoer in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget voor de aanpassing van zijn auto tot een maximum bedrag van € 2.102,58.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget als bedoeld in voorgaand lid wordt slechts eenmaal per vijf jaar verstrekt.

Artikel 4.2

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming die per jaar wordt verstrekt, bedraagt voor:

    • a.

      het gebruik van een eigen auto of gebruik van een bruikleenauto € 657,06 per jaar (€ 54,75 per maand);

    • b.

      vervoer met een taxi € 5.271,70 per jaar;

    • c.

      vervoer met een rolstoeltaxi € 6.464,92 per jaar;

    • d.

      de brandstofkosten ten behoeve van het gebruik van een gesloten buitenwagen als bedoeld in artikel 5.2. lid 1 sub d van de verordening, € 131,42 per jaar.

  • 2.

    Indien aanvrager in aanmerking komt voor een voorziening op grond van artikel 2 lid 1 onder c van de verordening, dan heeft de aanvrager in beginsel de keuzetussen een voorziening op declaratiebasis tot het maximum genoemd in het voorgaande lid of een forfaitaire bijdrage van € 1.314,11 welke is vrijgesteld van verantwoording.

  • 3.

    Een cumulatie van forfaitaire bijdragen als bedoeld in het eerste lid onder a en het tweede lid is echter uitgesloten.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid gelden voor kinderen tot 16 jaar deonderstaande vergoedingen:

    • -

      0 tot 4 jaar: geen vergoeding

    • -

      4 tot 12 jaar: per jaar 25 % van het in het eerste lid genoemde normbedrag

    • -

      12 tot 16 jaar: per jaar 50 % van het in het eerste lid genoemde normbedrag

Artikel 4.3

Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer binnen het

vervoersgebied van 5 zones wordt geen limiet gesteld ten aanzien van het aantal te reizen zones.

Artikel 4.4

  • 1.

    Indien een persoon met beperkingen, die recht heeft op deelname aan het cvv, geen verplaatsingsmogelijkheden heeft in de zeer directe woonomgeving, komt hij in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming van € 15,77 per maand.

Hoofdstuk 5 - Rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.1

De financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en gebruik van een sportrolstoel wordt vastgesteld op een maximum van € 3.153,87 voor een periode van drie jaar. In vorengenoemd bedrag is € 473,08 begrepen voor reparatie- en onderhoudskosten.

Hoofdstuk 6 - Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.4 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de persoon met beperkingen

  • b.

    de beperkingen die de persoon met beperkingen in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de persoon met beperkingen;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de persoon met beperkingen;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de persoon met beperkingen.

  • f.

    de behoefte van de persoon met beperkingen

Artikel 6.2

In situaties waarin de Verordening maatschappelijke ondersteuning, het Besluit WMO en de Beleidsregels WMO niet voorzien, kan het college met inachtname van de uitgangspunten en doelstellingen van de regels een aangepaste voorziening toekennen of de vorm van voorziening nader vaststellen.