Regeling vervallen per 08-04-2016

Verordening Jeugdhulp Veldhoven 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 07-04-2016

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Veldhoven 2015

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

- gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

- ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

- hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

- individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

- melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

- overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid; waarvoor geen beschikking van het college vereist is;

- pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

- sociaal netwerk: personen behorend tot de huiselijke kring of andere personen waarmee een sociale relatie bestaat;

- wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Informatie, consultatie en (handelings)advies

    • -

      Licht (pedagogische) hulp

    • -

      Kortdurende cliëntondersteuning

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      Ambulante zorg

    • -

      Behandeling met verblijf deeltijd/dagbehandeling

    • -

      Behandeling met verblijf 24-uur

    • -

      Pleegzorg

    • -

      Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg)

    • -

      Diagnostiek

    • -

      Individuele begeleiding en begeleiding groep

    • -

      Persoonlijke verzorging

    • -

      Crisisopvang

Hoofdstuk 2 - Toegangsprocedure

Artikel 3. Toegang jeugdhulp, indiening hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen het college verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 2. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouders behandelen, stellen het college zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, in kennis van hun verwijzing naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 3. Als de hulpvraag voldoende bekend is, kan de huisarts, medisch specialist en jeugdarts in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van de procedure in het kader van het vooronderzoek en de toekenning van een individuele voorziening in natura door het college zoals bedoeld in artikel 4.2 t/m 7.2; artikel 8 t/m 10.1.

  • 4. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 5. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 6. Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening. 7. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

Artikel 4. Registratie en vooronderzoek

  • 1. Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag of een verwijzing zoals bedoeld in respectievelijk artikel 3, eerste lid en artikel 3, tweede lid.

  • 2. Het college verzamelt in overleg met de jeugdige of zijn ouders alle voor het gesprek over de hulpvraag noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Opgevraagde gegevens worden tevens gedeeld met de jeugdige of zijn ouders. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3. Zo spoedig mogelijk nadat de gegevens zijn verzameld, maakt het college een afspraak voor een gesprek.

  • 4. Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds voldoende bekend zijn, kan het college afzien van de in lid 2 bedoelde verzameling van gegevens.

  • 5. Indien het vooronderzoek een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek als bedoeld in artikel 5 en volstaan met een onderzoeksverslag dat voor akkoord aan de jeugdige of zijn ouders wordt voorgelegd en overeenkomstig artikel 7 lid 2 wordt behandeld.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1. Voor zover noodzakelijk onderzoekt het college zo spoedig mogelijk na de gespreksvoorbereiding in een gesprek met deskundigen en de jeugdige of zijn ouders:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop de individuele en/of overige voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

Artikel 6. Het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan

  • 1. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen, tenzij zij hebben kenbaar gemaakt dit niet te wensen.

  • 2. Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, het gespreksverslag en/of, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 3 – Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen en PGB

Artikel 7. Aanvraag individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen en ouders dienen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. Een voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek, en in voorkomend geval een ondertekend ondersteuningsplan van het gesprek wordt door het college als complete aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd.

  • 4. Een voor “niet-akkoord” getekend verslag van het gesprek of ondersteuningsplan wordt door het college als een aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd, tenzij de jeugdige of zijn ouders hebben aangegeven geen aanvraag te wensen.

Artikel 8. Toekenning individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het gespreksverslag en/of ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 6 wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige of andere voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, is afgegeven.

Artikel 9. Regels voor pgb

  • 1.

    Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een pgb:

    • a.

      als de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      als de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt kunnen stellen dat zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van goede kwaliteit is;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouders zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt;

    • e.

      als de jeugdige of zijn ouders de kosten die uitstijgen boven ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura, zelf willen bekostigen.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over voorwaarden betreffende het tarief, en onder welke voorwaarden de jeugdige of zijn ouders aan wie een pgb wordt verstrekt om diensten te betrekken van een persoon wie behoort tot het sociaal netwerk en over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.1. van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen deze beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor wie de ondersteuning is bedoeld;

    • b.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • c.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • d.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt, en indien van toepassing:

    • e.

      welke andere voorzieningen en/of overige voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening als pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welke individuele voorziening en voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • d.

      hoe de feitelijke betaling ten laste van het verstrekte pgb plaatsvindt;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage wordt hierover informatie in de beschikking opgenomen.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Conform artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Conform artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, of de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb voor een ander doel is gebruikt dan waarvoor het is bestemd, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het pgb.

Hoofdstuk 4 – Kwaliteit en veiligheid

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling aanvullende kwaliteitsregels vaststellen voor aanbieders van jeugdhulp.

Artikel 13. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college kan een nadere regeling treffen voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en het bestrijden van geweld en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Hoofdstuk 5 –Overige bepalingen

Artikel 14. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de huidige klachtenprocedure van de gemeente Veldhoven.

Artikel 15. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening jeugdhulp Veldhoven 2015”.