Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1. Inleidende bepaling.

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    G.F.T.-container: een container bestemd voor de afvoer van groente-, fruit- en tuinafval;

  • -

    gewone container: een container bestemd voor het overige afval, met een maximale inhoud van 0,24 m3.

  • -

    ondergrondse container: een container bestemd voor het overige afval, welke ondergronds is aangelegd en toegankelijk via een inzamelklep.

HOOFDSTUK II. AFVALSTOFFENHEFFING.

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit.

  • 1.

    Onder de naam "Afvalstoffenheffing" wordt een directe belastinggeheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stbl. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Belastingplicht.

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van een perceel; b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief.

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opge-

nomen in hoofdstuk 1 van de bij deze belastingverordening behorende

Artikel 5a. Lastenvermindering.

De belasting, berekend op grond van hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, wordt verminderd met een bedrag van € 30,00 indien de belastingplicht is aangevangen op 1 januari 2010.

Artikel 6. Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, be- staat, voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieven- tabel, aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belasting- plichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9. Termijnen van betaling.

  • 1. De op grond van artikel 7 verschuldigde belasting moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn drie maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, dat indien het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan minder is dan € 1.600,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden be- taald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste elf bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

HOOFDSTUK III. REINIGINGSRECHTEN.

Artikel 10. Belastbaar feit.

Onder de naam "Reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeente-bezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in nderhoud zijn.

Artikel 11. Belastingplicht.

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12. Maatstaf van heffing en belastingtarief.

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarievenverordening.

Artikel 13. Belastingjaar.

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belasting-jaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14. Wijze van heffing.

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande, dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 15. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten.

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, be- staat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belasting- plichtige binnen de gemeente verhuist.

Artikel 16. Termijnen van betaling.

  • 1. De op grond van artikel 14 verschuldigde rechten moeten worden be- taald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt twee maan- den na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn drie maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, dat indien het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan minder is dan € 1.600,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste elf bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

HOOFDSTUK IV. AANVULLENDE BEPALINGEN.

Artikel 17. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1. De "Verordening reinigingsheffingen 2010" van 4 november 2009, nummer 09.170, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2011”.

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE "VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN 2011".

Algemeen.

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1. Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing.

  • 1.1

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 235,99 indien als inzamelmiddel gebruik wordt gemaakt van plastic zakken dan wel een ondergrondse container.

  • 1.2

    De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1. wordt vermeerderd met € 17,76 indien gebruik wordt gemaakt van een gewone container

  • 1.3

    De belasting voor het op 1 januari van het belasting- jaar of, indien de belastingplicht later aanvangt bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van één extra gewone container (=boven hetgeen volgens de afvalstoffenverordening aan het perceel isverstrekt) bedraagt per belastingjaar € 235,99.

  • 1.4

    De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1. wordt verminderd met € 76,12 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aan- vang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

  • 1.5

    Voor de verstrekking van een extra gewone kliko bedraag de belasting per jaar € 100,00.

  • 1.6

    Voor de verstrekking van een extra G.F.T.-container bedraagt de belasting per jaar € 100,00.

Hoofdstuk 2. Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten.

  • 2.1

    het recht voor het beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het ledigen van gewone containers en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen met een inhoud van maximaal 0,24 m3, bedraagt per jaar:

  • 2.1.1

    indien éénmaal per week uitsluitend de gewone container wordt opgehaald:

    • a.

      voor de eerste gewone container € 253,75

    • b.

      voor elke volgende gewone container € 253,75

  • 2.1.2

    indien éénmaal per twee weken uitsluitend de gewone container wordt opgehaald:

    • a.

      voor de eerste gewone container € 235,99

    • b.

      voor elke volgende gewone container € 235,99

  • 2.1.3

    indien éénmaal per twee weken afwisselend de gewone en de G.F.T.-container wordt opgehaald:

    • a.

      voor de gewone container in combinatie met een G.F.T.-container € 253,75

    • b.

      voor elke volgende container ongeacht een gewone of een G.F.T.-container € 235,99

  • 2.2

    het recht voor het beschikbaar stellen van het gebruik dan wel het ledigen van een ondergrondse container en het verwijderen van de daarin verzamelde afval- stoffen bedraagt per jaar: € 235,99