Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels terugvordering en verhaal WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels terugvordering en verhaal WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010

ALGEMEEN

1.Begripsbepalingen

  • a.

    Niet nader omschreven begrippen in deze regeling hebben dezelfde betekenis als in onder b genoemde wetten.

  • b.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • -

    WWB; Wet werk en bijstand

  • -

    WIJ; Wet investeren in jongeren

  • -

    IOAW; Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

  • -

    IOAZ; Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

  • -

    BW; Burgerlijk Wetboek

  • -

    Rv; Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

  • -

    Abw; Algemene bijstandswet

  • -

    Suwi; Wet structuur uitvoeringorganisatie werk en inkomen

  • -

    College College van burgemeester en wethouders van Velsen

  • -

    Regeling Beleidsregeling terugvordering en verhaal WWB, WIJ, IOAW en IOAZ gemeente Velsen 2010

  • -

    Inkomens-; bijstand ingevolge de WWB, inkomensvoorziening ingevolge de WIJ en voorziening uitkering ingevolge de IOAW en IOAZ.

2. Bevoegdheid wordt gebruikt

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

TERUGVORDERING

3. Terugvordering

Het college vordert kosten van een inkomensvoorziening terug met inachtneming van de wettelijke bepalingen en hetgeen hierover in deze regeling staat vermeld.

4. Afzien van terugvordering

Het college ziet af van terugvordering, indien;

  • a.

    het terug te vorderen bedrag aan inkomensvoorziening lager is dan € 250,00, verrekening niet mogelijk is en de terugvordering niet het gevolg is van het niet nakomen van de inlichtingenplicht (artikel 54 WWB, artikel 40 WIJ, artikel 17 IOAW / IOAZ); is dat laatste wel het geval dan is de grens waar beneden niet wordt teruggevorderd € 50,00;

  • b.

    (in afwijking van onderdeel a) het terug te vorderen bedrag aan bijzondere bijstand lager is dan € 50,00 en verrekening niet mogelijk is;

  • c.

    het gaat om de inkomsten in de laatste maand van de periode waarop de inkomensvoorziening betrekking heeft die niet meer kunnen worden verrekend, onder de voorwaarde dat de belanghebbende al tenminste een jaar met de inkomensvoorziening te verrekenen inkomsten heeft;

  • d.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

5. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel nummer 4 kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde inkomensvoorziening indien:

  • a.redelijkerwijs

    te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 8 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde inkomensvoorziening ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

6. Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 5 wordt afgezien indien:

  • a.

    de terugvordering van inkomensvoorziening het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • b.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

7. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

8. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

9. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van beleidsregel nummer 4 kan het collegebesluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde rente en kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • d.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost, onder voorwaarde dat de vordering meer bedraagt dan € 5.000,--.

10. Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting bij niet-verwijtbare vorderingen

De in beleidsregel nummer 9 genoemde termijn is drie jaar indien:

11. Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting bij vermogen

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 11 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een zaak zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

12. Invorderen, aanmaning, dwangbevel

Invordering van terug te vorderen bijstand vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

VERHAAL

13. Verhaal

Het college verhaalt de kosten van bijstand of inkomensvoorziening WIJ met inachtneming van de wettelijke bepalingen en hetgeen hierover in deze regeling staat vermeld.

14. Afzien van verhaal

Het college ziet af van verhaal, indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 100,00 per maand;

  • b.

    sprake is van een schenking of een nalatenschap van minder dan € 1000,00;

  • c.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

15. Berekening verhaalsbedrag en indexering

  • 1.

    De op de onderhoudsplichtige te verhalen bijdrage wordt berekend aan de hand van de Tremanormen zoals die door de rechterlijke macht worden gehanteerd bij de alimentatievaststelling.

  • 2.

    Als daartoe aanleiding bestaat, doch tenminste eens per drie jaar wordt de te verhalen onderhoudsbijdrage herberekend. Een gewijzigde bijdrage wordt alleen opgelegd indien dit meer is dan € 50,00 per maand ten opzichte van het eerder vastgestelde bedrag.

  • 3.

    De volgens het eerste lid vastgestelde te verhalen bijdrage wordt jaarlijks verhoogd met het alimentatie-indexpercentage zoals dat door de minister van Justitie wordt vastgesteld.

16. Ingangsdatum

De ingangsdatum van de te verhalen onderhoudsbijdrage is de eerste dag van de maand volgend op die waarin het verhaalsbesluit is genomen.

17. Kwijtschelding en rente en kosten

De artikelen 5, 7, en 8 van deze beleidsregels zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van verhaal.

18. Verhaal in rechte

  • 1.

    Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging dan wel dan na daartoe te zijn aangemaand niet bereid is te verhalen gelden aan de gemeente Velsen te betalen, dan wel niet tijdig overgaat tot betaling daarvan, besluit het college conform artikel 62h WWB tot verhaal in rechte.

  • 2.

    Het college gaat niet over tot verhaal in rechte als het totaal te verhalen bedrag niet meer is dan € 500,00.

19. Vaststelling door rechter

SLOTBEPALINGEN

20. Onvoorziene situaties en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 2.

    het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

21. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2010 en kunnen worden geciteerd als Beleidsregels terugvordering en verhaal WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010.

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING EN VERHAAL WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010

1. Algemeen

In de Wet Werk en Bijstand, die per 1 januari 2004 in werking is getreden, is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van het college. Dit houdt in dat het wettelijk kader op zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met de vanaf 1 januari 2004 geldende Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand is een nieuwe “wettelijke” basis gecreëerd om het bestaande terugvorderingsbeleid van de gemeente met ingang van 1 januari 2004 te kunnen continueren. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels. Er was in 2009 aanleiding deze regels te herzien. Er zijn wat tekstuele verduidelijkingen aangebracht en artikelen die niet veel meer waren dan een herhaling van de wettelijke bepalingen zijn geschrapt of ingekort. Het zogenaamde kruimelbedrag is om redenen van efficiency verhoogd. Tevens is een nieuwe paragraaf over verhaal van kosten van bijstand ingevoegd. Tot 1 januari 2009 werd krachtens de invoeringswet WWB verhaald op basis van de (oude) bepalingen van de Algemene bijstandswet, Maar vanaf deze datum zijn de verhaalsbepalingen (als bevoegdheid) opgenomen in de WWB en is er aanleiding voor nadere uitwerking in deze beleidsregels.Tot slot is er per 1 juli 2009 een nieuwe titel 4.4 gekomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierin zij algemene regels opgenomen over het betalingsverkeer tussen overheid en burgers. Deze zijn hier van belang ten aanzien van de inning van vorderingen. Eén en ander heeft per 1 juli 2009 geleid tot de door het college vastgestelde Beleidsregels terugvordering en verhaal Wet werk en bijstand 2009.

Door de inwerkingtreding van de WIJ op 1 oktober 2009 en de decentralisering van de IOA en de IOAZ per 1 januari 2010 als gevolg van de Wet bundeling uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) was het noodzakelijk om de beleidsregels ook op deze wetten van toepassing te verklaren. De huidige tekst die ingaat op 1 juli 2010 voorziet hierin. Er is geen wijziging ten opzichte van het eerder vastgestelde WWB beleid beoogd.

In de eerste beleidsregel worden begrippen omschreven. Daarbij is het begrip inkomensvoorziening geïntroduceerd als verzamelnaam voor algemene bijstand (WWB), inkomensvoorziening (WIJ) en uitkering (IOAW/Z).

2. Bevoegdheid gebruiken

In dit artikel wordt – ter uitwerking van de Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ 2010 gemeente Velsen expliciet uitgesproken dat het college (dwingend) gebruik maakt van de bevoegdheid om:

  • a.

    een herzienings- of intrekkingsbesluit te nemen in alle gevallen waar er aanleiding is om het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen;

  • b.

    terug te vorderen in de gevallen die de wet aangeeft; benadrukt wordt dat hierin mede begrepen is de bevoegdheid om de vordering te bruteren.

  • c.

    te verhalen in de gevallen die de wet aangeeft.

3. Terugvordering

Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de inkomensvoorziening uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd. Het college kiest er – ter uitvoering van het bepaalde in de Handhavingsverordening – voor om terug te vorderen. Het gaat hierbij om alle gevallen zoals deze zijn omschreven in artikel 58 en 59 WWB, respectievelijk artikel 54 tot en met 56 WIJ en 25 tot en met 27 IOAW / IOAZ.

4. Afzien van het terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 5 en verder.In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Ten aanzien van verleende inkomensvoorziening is het grensbedrag om wegens doelmatigheidsredenen niet terug te vorderen gesteld op € 250,00. Bovendien moet verrekening niet mogelijk zijn met inbegrip van verrekening met het gereserveerde op vakantiegeld. Vorderingen boven € 250,-- worden in beginsel altijd teruggevorderd.Voor bijzondere bijstand bedraagt dit kruimelbedrag € 50,00. Ook hier geldt de restrictie dat dan van terugvordering wordt afgezien als verrekening niet mogelijk is.Verder worden inkomsten uit de laatste maand van de uitkeringsperiode niet meer teruggevorderd, mits de belanghebbende al tenminste een jaar inkomsten (uit arbeid) heeft gehad die met de bijstand werden verrekend. Dit hangt samen met het systeem van achteraf verrekenen. Inkomsten worden na afloop van een maand opgegeven en verrekend met de inkomensvoorziening over de volgende maand. Hierdoor valt er een gat van een maand bij beëindiging van de inkomensvoorziening. Als die verrekening al lang het geval is (gesteld op tenminste een jaar), is er sprake van gewenning en wordt het niet billijk geacht het laatste bedrag aan inkomen dat niet meer kan worden verrekend (inclusief verrekening met het gereserveerde vakantiegeld), nog terug te vorderen.Tenslotte kunnen er in individuele gevallen redenen zijn op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Dringende redenen kunnen volgens vaste jurisprudentie van de CRvB alleen betrekking hebben op de gevolgen van de terugvordering voor de belanghebbende. Het moet dan om een zodanig bijzondere situatie gaan, dat terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor de belanghebbende. Of een belanghebbende zich verwijtbaar heeft gedragen (handelen of nalaten, bijvoorbeeld door het niet of niet volledig nakomen van de inlichtingenplicht) dient te worden afgewogen bij het nemen van een intrekkings- of herzieningsbesluit. Bij een terugvorderingsbesluit kan dit niet meer aan de orde zijn.

5. tot en met 11. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een vordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) is geformuleerd wordt op deze wijze per 1 januari 2004 gecontinueerd. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen aangezien in de huidige wetten dergelijke bepaling niet meer voorkomt. Overigens wordt met de onder 11. sub d. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 50% van het restant kan worden geïncasseerd.

12. Invordering

Vanaf 1 juli 2009 is in titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalingsverkeer tussen overheid en burger en vice versa geregeld. Samengevat komt dat ten aanzien van terugvordering en verhaal op het volgende neer. Een betalingsverplichting kan rechtstreeks uit de wet voortvloeien of uit een beschikking (hier: de terugvorderingsbeschikking op grond van de artikelen 58 en 59 WWB. In deze beschikking staat – voor zover hier van belang – tenminste de hoogte van het (terug) te betalen bedrag en de termijnen waarbinnen de schuldenaar voor betaling moet zorgen. Dat is volgens de Awb zes weken. De schuldenaar kan om uitstel van betaling vragen. Als dit wordt toegestaan vervalt de termijn van zes weken. In de beschikking waarbij uitstel wordt verleend, wordt de termijn vermeld waarvoor het uitstel geldt. Verder kan de schuldenaar om betaling in termijnen verzoeken. Als dat – passend binnen het gemeentelijk beleid- wordt toegestaan, wordt dit bij beschikking bevestigd, waarbij de termijnen en de periodieke bedragen worden vermeld.Uitgangspunt is dat de aflossing in redelijke verhouding moet staan tot het inkomen en dat de vordering binnen de termijn van 36 maanden (niet-verwijtbare vorderingen) respectievelijk 60 maanden (verwijtbare vorderingen) is afgelost. De maximale aflossingscapaciteit kan worden bepaald aan de hand van de regels van het beslagrecht. Dit is van belang bij de toepassing van de artikelen 9 en 10 (kwijtschelding).

Brutering. De vordering wordt na afloop van een kalenderjaar gebruteerd. Dat betekent dat dan in beginsel het terug te betalen bedrag wordt verhoogd met afgedragen loonheffing en premies. De belanghebbende kan deze door hem betaalde bedragen via de belastingaangifte compenseren. Brutering van niet-verwijtbare vorderingen vindt niet plaats als de vordering in het vierde kwartaal van een kalenderjaar wordt opgelegd. Ook wordt geen brutering toegepast als de gemeente onredelijk laat is met het stellen van de vordering. Dit wordt naar omstandigheden beoordeeld.

Verrekening. De WWB, WIJ en IOAW/Z maken verrekening mogelijk door te bepalen dat het in aanmerken nemen van middelen over de voorafgaande drie maanden niet als terugvordering wordt beschouwd. Verder kan de gemeente ter uitvoering van de invordering verrekenen op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek. Wordt niet binnen de opgelegde termijn betaald, dan is wettelijke rente verschuldigd, als dat tenminste meer is dan € 20,00. Deze wettelijke rente gaat lopen na de aanmaningstermijn. Gedurende de periode dat uitstel is verleend, wordt er geen wettelijke rente berekend.

Verjaring. Voor de betalingsverplichting geldt in het algemeen een verjaringstermijn van vijf jaar. Deze verjaring kan worden gestuit of verlengd.

Als de schuldenaar verzuimt te betalen, krijgt hij een aanmaning om alsnog (binnen twee weken) te betalen. Blijft hij dan nog in gebreken, dan wordt ingevorderd bij dwangbevel. Daarmee verschaft de gemeente zich een executoriale titel als bedoeld in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Tegen een dwangbevel staat geen bezwaar en beroep open. Hier is de burgerlijke rechter bevoegd.

De kosten komen ten laste van de schuldenaar. Hieronder vallen in elk geval de kosten van de aanmaning (een forfaitair bedrag: € 6,00 als de vordering minder is dan € 454,00 en € 14,00 als de vordering gelijk aan of hoger is dan genoemd bedrag. Daarnaast kunnen executiekosten in rekening worden gebracht. Hierbij wordt aangesloten bij de vaste bedragen die deurwaarders hiervoor in rekening mogen brengen.

Betaalde bedragen worden in een vaste volgorde geboekt: de kosten, de verschenen rente en de hoofdsom met de lopende rente.

13. Verhaal

Kosten van bijstand en inkomensvoorziening WIJ kunnen op derden worden verhaal in de gevallen die de wet aangeeft. Benadrukt wordt dat de inkomensvoorziening uitsluitend wordt verhaald in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd. Het college kiest er – ter uitvoering van het bepaalde in de Handhavingsverordening – voor om te verhalen. Verhaal vindt niet plaats op de bijstandsgerechtigde, maar op een derde. Samengevat kan verhaald worden op de (ex-)echtgenoot, wegens schenking en op een nalatenschap. Vanaf 1-1-2009 gelden hiervoor de artikelen 62 en 62a tot en met 62i WWB.De WIJ verklaart in artikel 57 deze WWB artikelen van overeenkomstige toepassing.

14. Afzien van verhaal

Om doelmatigheidsredenen wordt niet verhaald bij relatief geringe bedragen. De te maken kosten wegen dan niet op tegen de te innen bedragen. Daarnaast kan er van verhaal worden afgezien in geval van dringende redenen. Het gaat hierbij om maatwerk waarbij een individuele afweging wordt gemaakt.

15. Berekening

De verhaalsbijdrage van de onderhoudsplichtige wordt berekend volgens de zgn. Tremanormen. Is er al een rechtelijke uitspraak waarbij de alimentatie wordt vastgesteld, dan sluit de gemeente zich hierbij aan. Dat wil zeggen dat de gemeente dan geen zelfstandige berekening maakt. Hiervan wordt afgeweken als uit de rechterlijke uitspraak blijkt dat de vastgestelde alimentatie niet is gebaseerd op financiële gegevens. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als partijen zelf een afspraak maken over de alimentatie (of het afzien daarvan). De opgelegde alimentatie wordt geïndexeerd.In beginsel wordt eens per drie jaar de door de gemeente vastgestelde bijdrage herberekend. Om doelmatigheidsredenen wordt de te verhalen bijdrage alleen gewijzigd als deze meer dan € 50,00 hoger is dan het eerder vastgestelde bedrag.

18. Verhaal in rechte

In rechte vastgestelde verhaalsbijdragen zijn bevoorrechte vorderingen. Met een beschikking van de rechter kan vereenvoudigd executoriaal beslag worden gelegd. Daar waar de rechter een alimentatieverplichting ten behoeve van kinderen heeft vastgesteld, kan de invordering van achterstallige alimentatie worden overgedragen van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

19. Vaststelling door de rechter

Als de rechter alimentatie heeft vastgesteld, doet de gemeente geen nader onderzoek. Het door de rechter vastgestelde bedrag is dan het bedrag waarmee rekening wordt gehouden bij het verhaal van kosten van bijstand.