Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels bijzondere bijstand 2014 gemeente Velsen

Geldend van 01-04-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand 2014 gemeente Velsen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college:

  • het college van burgemeester en wethouders van Velsen;

  • b.

    wet:

  • de Wet werk en bijstand (verder afgekort als WWB);

  • c.

    bijzondere bijstand:

  • de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die niet kunnen worden voldaan uit het relevante inkomen of het in aanmerking te nemen aanwezige vermogen;

  • d.

    langdurigheidstoeslag:

  • de toeslag bedoeld in artikel 36 van de wet voor personen die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering;

  • e.

    bijstandsnorm:

  • de norm zoals bedoeld in de artikelen 20 tot en met 29 van de wet;

2. De begripsbepalingen van de wet en de overige in de wet opgenomen en daaruit voortvloeiende bepalingen zijn voor deze beleidsregels onverkort van toepassing.

Artikel 2 Vormen van bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand wordt – tenzij dat in deze beleidsregels anders is bepaald – om niet verstrekt.

  • 2. Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening in de gevallen bedoeld in artikel 48, tweede lid van de wet. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening overeenkomstig het bepaalde in artikel 51 van de wet.

  • 3. Als de belanghebbende eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning waaraan een in aanmerking te nemen vermogen is verbonden, wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening met inachtneming van het bepaalde in artikel 50 van de wet.

  • 4. Periodieke bijzondere bijstand wordt in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. Jaarlijks wordt heronderzoek gedaan naar de noodzaak en de omvang van deze bijstand en naar de in aanmerking te nemen middelen.

Artikel 3 De aanvraag

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voor de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, tenzij het gemaakte (eigen bijdragen voor) medische kosten betreft. Hiervoor kan tot een half jaar na ontvangst van de nota een aanvraag worden ingediend.

  • 2.

    Van het bepaalde in het eerste lid kan voorts worden afgeweken, indien:

    • a.

      de aanvrager de aanvraag redelijkerwijs niet vooraf heeft kunnen indienen;

    • b.

      er bijzondere omstandigheden of dringende redenen zijn om voor reeds gemaakte kosten bijstand te verlenen.

  • 3.

    Bij toepassing van het tweede lid is het verlenen van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht mogelijk tot maximaal 12 maanden voor de indiening van de aanvraag.

  • 4.

    De aanvraag om bijzondere bijstand wordt door gehuwden en daarmee gelijkgestelden gezamenlijk aangevraagd en ondertekend, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 5.

    Aanvragen worden ingediend met het door het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg in mandaat vast te stellen aanvraagformulier en worden volledig ingevuld, ondertekend en voorzien van de gevraagde bewijsstukken.

Artikel 4 Beoordeling van de aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om bijzondere bijstand wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      doen de kosten zich voor;

    • b.

      zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk;

    • c.

      vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden;

    • d.

      kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm en het aanwezige vermogen boven de in artikel 34 van de wet genoemde grenzen.

  • 2.

    Bij de beoordeling van het recht op bijstand kan worden betrokken, in hoeverre de belanghebbende door eigen mogelijkheden tot een oplossing kan komen of een beroep kan doen op diens (sociale) netwerk en zijn eigen omgeving en in hoeverre hij daarin voldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond.

  • 3.

    De langdurigheidstoeslag wordt niet bij de middelentoets betrokken.

  • 4.

    Het in het eerste lid onder a, b. en c. bepaalde geldt niet voor categoriale regelingen als bedoeld in de artikelen 18 en 19 van deze beleidsregels (voor zover het personen betreft die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt).

  • 5.

    Toegekende periodieke bijzondere bijstand wordt jaarlijks herbeoordeeld aan de hand van de in het eerste lid genoemde criteria.

  • 6.

    Er is geen recht op bijzondere bijstand als er een toereikende voorliggende voorziening is of als de voorliggende voorziening een bewuste keus heeft gemaakt om de kosten niet te vergoeden.

  • 7.

    Bij de vaststelling van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke bestaanskosten wordt, behoudens individuele omstandigheden, ten hoogste uitgegaan van de genoemd bedragen in de bijlage bij deze beleidsregels en in aanvulling daarop bij de Prijzengids van het Nibud. Komen de kosten niet in deze bronnen voor dan wordt de bijzondere bijstand in redelijkheid vastgesteld.

Artikel 5 De in aanmerking te nemen middelen

  • 1.

    Tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald, kunnen belanghebbenden met een (gezamenlijk) inkomen tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm en geen vermogen boven de in artikel 34, lid 3 van de wet genoemde vermogensgrens niet geheel of gedeeltelijk zelf in de kosten voorzien waarvoor met inachtneming van deze beleidsregels bijzondere bijstand wordt verleend.

  • 2.

    Met het inkomen boven de in het eerste lid genoemde grens op jaarbasis wordt volledig rekening gehouden met het vaststellen van het recht op bijstand. Dat geldt ook voor het aanwezige vermogen boven de vermogensgrens.

  • 3.

    Het in het tweede lid bedoelde in aanmerking te nemen inkomen of vermogen kan worden verlaagd met onontkoombare vaste lasten zoals omschreven in de bijlage, voor zover deze hoger zijn dan die welke uit een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm kunnen worden betaald.

Artikel 6 Uitbetaling

  • 1.

    Tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald wordt de bijzondere bijstand uitbetaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.

  • 2.

    In situaties waarin de belanghebbende de kosten niet eerst zelf kan betalen, kan de bijstand in overleg met de aanvrager rechtstreeks aan de leverancier worden betaald of kan de aanvrager om een voorschot verzoeken als de kosten naar verwachting meer bedragen dan € 300,00. De bijstand wordt dan verleend onder de ontbindende voorwaarde dat het betalingsbewijs achteraf wordt overgelegd.

  • 3.

    Indien deze voorwaarde niet wordt nagekomen of als blijkt dat de bijzondere bijstand niet is besteed voor het doel waarvoor de bijstand is verstrekt, wordt het recht op de toegekende bijstand ingetrokken en wordt het betaalde bedrag teruggevorderd.

Hoofdstuk 2 Toeslagen

Artikel 7 Algemene bepalingen over toeslagen

De toeslagen in de vorm van bijzondere bijstand als bedoeld in dit hoofdstuk worden verstrekt in aanvulling op de in de concrete situatie geldende bijstandsnorm. Het (netto) inkomen boven deze norm en het vermogen boven de in de wet genoemde vrijlatinggrenzen wordt volledig in aanmerking genomen.

Artikel 8 Jongerentoeslagen

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover:

    • a.

      de noodzakelijk kosten van bestaan hoger zijn dan de voor de jongere geldende bijstandsnorm;

    • b.

      in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

    • c.

      voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouder(s), omdat:

      • -

        de middelen van de ouder(s) niet toereikend zijn, of

      • -

        de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde kan maken.

  • 2.

    De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in elk geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) niet te gelde te kunnen maken, als de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening al 12 maanden of langer zelfstandig woont. In alle andere gevallen dient de noodzaak op grond van individuele omstandigheden te worden beoordeeld. Criteria daarvoor zijn onder meer:

    • a.

      de ouder (s) is / zijn overleden of woont / wonen in het buitenland;

    • b.

      de jongere is in het kader van de Wet op de jeugdzorg buiten het gezin geplaatst;

    • c.

      er is sprake van een acute crisissituatie of er is anderszins sprake van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

  • 3.

    Voor de alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op het verschil tussen de norm als bedoeld in artikel 20, lid 1 sub a. van de wet en de norm als bedoeld in artikel 21 sub a van de wet.

  • 4.

    Voor de jongere alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar als bedoeld in het eerste lid, wordt de bijzondere bijstand vastgesteld op het verschil tussen de norm als bedoeld in artikel 20 lid 2 sub a. van de wet en de norm als bedoeld in artikel 21 sub b van de wet.

  • 5.

    De in een inrichting verblijvende jongere van 18 tot 21 jaar kan onder de voorwaarden genoemd in het eerste en tweede lid bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 van de wet

Artikel 9 Toeslag voormalige alleenstaande ouders

  • 1.

    Aan de alleenstaande ouder wordt (ambtshalve) een toeslag verleend als het laatste in de bijstand begrepen kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt of om andere redenen niet meer ten laste van de ouder komt.

  • 2.

    De basis voor de toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op het verschil tussen de inkomsten in de situatie dat het kind nog ten laste van de ouder kwam en de inkomsten vanaf het moment dat het kind niet meer ten laste van de ouder komt. In de bijlage is een berekeningmodel opgenomen.

  • 3.

    De toeslag is 75% van de basis als bedoeld onder 2. en wordt in stappen van 25% per kwartaal afgebouwd.

  • 4.

    De toeslag wordt eenmalig vastgesteld zonder rekening te houden met tussentijdse wijzigingen.

Artikel 10 Toeslag bij grote inkomensterugval

  • 1.

    Bij een plotselinge, onvoorzienbare en niet verwijtbare inkomensterugval tot bijstandsniveau van meer dan 25% van het oude inkomen, kan een tijdelijke toeslag worden verleend, als de vaste lasten moeten worden aangepast aan de nieuwe (inkomens-)situatie.

  • 2.

    De basis voor de toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op het verschil tussen de inkomsten voor de bijstand en de bijstandsnorm, met dien verstande dat de basis niet hoger kan zijn dan de in de concrete situatie van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 3.

    De toeslag is 75% van de basis als bedoeld onder 2. en wordt in stappen van 25% per kwartaal afgebouwd.

Artikel 11 Woonkostentoeslagen

  • 1.

    Begripsbepalingen woonkosten

    • a.

      huur: de per maand geldende rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      kosten eigen woning: de verschuldigde hypotheekrente ten hoogste tot het bedrag van de marktrente behorend bij een hypotheek van € 350.000, de in verband met het eigendom van de woning te betalen zakelijke rechten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud.

  • 2.

    Woonkosten voor een huurwoning of gehuurde woonwagen.

  • Als

    de huur valt binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag, maar belanghebbende krijgt door buiten zijn schuld gelegen omstandigheden (nog) geen huurtoeslag, dan kan een tijdelijke woonkostentoeslag worden verleend ter hoogte van de huurtoeslag als deze wel zou zijn toegekend.

  • 3.

    Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom.

  • Voor

    de kosten van de door belanghebbende zelfbewoonde eigen woning die blijven binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag voor huurwoningen met vergelijkbare kosten, kan een toeslag worden verleend ter hoogte van de huurtoeslag die bij een huurwoning met vergelijkbare kosten zou gelden.

  • 4.

    Woonkosten boven de maximale huurprijs.

    • a.

      Als de woonkosten (huur of eigen woning) hoger zijn dan het maximale huurbedrag waarvoor op grond van de Wet op de huurtoeslag toeslag kan worden verleend gelet op de financiële situatie van de belanghebbende, kan een tijdelijke woonkostentoeslag worden verleend.

    • b.

      De onder a. bedoelde toeslag is het verschil tussen de werkelijke woonkosten en het maximale bedrag dat een persoon in gelijke financiële omstandigheden in het kader van de Wet op de huurtoeslag wordt geacht te kunnen bijdragen aan huurlasten.

    • c.

      De onder a. bedoelde toeslag wordt in geval van een huurwoning in beginsel voor maximaal een jaar toegekend met de verplichting dat belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden. Verlenging van de periode van een jaar wordt individueel beoordeeld en is afhankelijk van de inspanningen van belanghebbende.

    • d.

      De onder a. bedoelde toeslag voor een door belanghebbende zelf bewoonde woning wordt verleend met inachtneming van de volgende voorschriften:

      • -

        de woning wordt te koop aangeboden voor een reële koopprijs, die ten hoogste ligt op de meest recent vastgestelde WOZ-waarde;

      • -

        als de woning niet binnen een half jaar wordt verkocht, wordt de vraagprijs met 10% van de WOZ-waarde per half jaar verlaagd.

  • 5.

    Servicekosten woonzorgvoorzieningen

  • In

    afwijking van het uitgangspunt dat geen (bijzondere) bijstand wordt verleend voor servicekosten kan voor de niet subsidiabele servicekosten van de twee woonzorgcomplexen ( De Schulpen te Velsen-Noord en De Hofstede te Velserbroek) bijzondere bijstand worden verleend. Het gaat om de volgende kosten:

    • -

      ramen wassen

    • -

      tuinfonds

    • -

      glasfonds/verzekering

    • -

      administratiekosten

    • -

      reinigen containers.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 12 Algemeen

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt een aantal kostensoorten omschreven om zeker te stellen dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. De opsomming is niet limitatief. In het individuele geval kunnen zich noodzakelijke kosten voordoen die niet in dit hoofdstuk zijn te vinden maar waarvoor, gelet op de uitgangspunten van de wet wel bijzondere bijstand moet worden verleend.

  • 2.

    Uitgangspunt is dat de belanghebbende adequaat is verzekerd voor ziektekosten, dat wil zeggen een basisverzekering, een aanvullende verzekering die tenminste het niveau heeft van de Beter Af Plus Polis 2 sterren van Zilveren Kruis Achmea, en een verzekering voor tandheelkundige hulp van het tenminste het niveau van de Beter Af Tandarts Polis 2 sterren van Zilveren Kruis Achmea.

  • 3.

    Als de belanghebbende zich niet (voldoende) heeft verzekerd heeft hij slechts aanspraak op de bijzondere bijstand die hij had kunnen krijgen als hij wel was verzekerd overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    De in de bijlage genoemde bedragen gelden in beginsel als de maximale vergoeding voor de in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen. Bijstandsverlening is alleen mogelijk met inachtneming van de nadere voorwaarden in de bijlage.

Artikel 13 Medische kosten

Voor bijzondere bijstand kunnen behoudens voor het wettelijke eigen risico dat voor eigen rekening van de belanghebbende blijft, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden en met inachtneming van de daar genoemde bedragen, in elk geval in aanmerking komen de (para)medische noodzakelijke (meer)kosten of eigen bijdrage van:

  • a.

    een dieet;

  • b.

    (chronische) ziekte of handicap;

  • c.

    pedicurebehandeling;

  • d.

    een bril, contactlenzen en andere (medisch noodzakelijke) hulpmiddelen;

  • e.

    niet door de zorgverzekeraar vergoede geneesmiddelen, mits er geen alternatief is dat wel wordt vergoed door de zorgverzekeraar en uit medisch advies blijkt dat belanghebbende bijzondere baat heeft bij het niet door de zorgverzekeraar vergoede geneesmiddel, nadat eerst een beroep is gedaan op de hardheidsclausule bij de zorgverzekeraar;

  • f.

    (sociale) alarmering, maaltijdvoorziening en dagopvang;

  • g.

    alternatieve geneeswijze mits de voorliggende voorziening geen oplossing biedt en een reguliere behandeling geen genezing biedt en de behandeling medisch noodzakelijk is en door een arts wordt verricht, nadat eerst een beroep is gedaan op de hardheidsclausule bij de zorgverzekeraar;

  • h.

    bevalling en kraamhulp, waarbij de eigen bijdrage voor bevalling in het ziekenhuis alleen wordt vergoed als dit medisch noodzakelijk was;

  • i.

    orthodontische behandeling;

  • j.

    thuiszorg.

Artikel 14 Overige kosten

Voor bijzondere bijstand kunnen, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden en met inachtneming van de daar genoemde bedragen, in elk geval in aanmerking komen de noodzakelijke (meer)kosten of eigen bijdrage van:

  • a.

    kleding en schoeisel bij calamiteit;

  • b.

    niet voorzienbare verhuizing met inbegrip van dubbele woonlasten;

  • c.

    vaste lasten bij dwangopname;

  • d.

    kinderopvang op grond van sociale omstandigheden en voor zover de Wet kinderopvang niet in de kosten voorziet;

  • e.

    vervoer in verband met sociale omstandigheden;

  • f.

    rechtsbijstand bij toevoeging via de Raad voor Rechtsbijstand;

  • g.

    bewindvoering (beschermingsbewind), kosten curatele en mentorschap conform de criteria van het LOK dan wel de uitspraak van de rechter over deze kosten;

  • h.

    leges voor de verlenging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en de verblijfsvergunning eerste aanvraag voor een in Nederland geboren kind; voorwaarde is dat er sprake is van rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen;

  • i.

    begrafenis of crematie;

  • j.

    budgetbeheer op basis van de tarieven van Sociaal.nl.

Artikel 15 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Duurzame gebruiksgoederen horen naar hun aard tot de incidenteel algemeen voorkomende bestaanskosten. Hierin dient de belanghebbende te voorzien door reservering of gespreide betaling. Uitsluitend in geval van bijzondere omstandigheden kan daarom bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen nodig zijn.

  • 2.

    Ter beperking van de kosten, ter bevordering van het streven naar hergebruik van goederen en om de eigen mogelijkheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 4 lid 2 te stimuleren, kan de belanghebbende worden verwezen naar alternatieven als de kringloopwinkels of Marktplaats.nl.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van borgtocht voor een lening bij een bank, geldlening of een bedrag om niet. Deze volgorde is dwingend.

  • 4.

    De aflossingscapaciteit voor een lening als bedoeld in het derde lid is voor een belanghebbende met een inkomen op bijstandsniveau 5% van de bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag volgens de bedragen in de bijlage.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5 van deze beleidsregels wordt bij de bepaling van de aflossingscapaciteit van belanghebbende, naast het bepaalde in het vierde lid, het volledige inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm in aanmerking genomen.

  • 6.

    Indien en voor zover de aflossingscapaciteit als bedoeld in de leden 4. en 5. niet voldoende is om de noodzakelijke lening in de daarvoor geldende looptijd van 36 maanden volledig te kunnen aflossen, wordt een toeslag voor de aflossing verleend.

  • 7.

    Voor complete woninginrichting gelden in afwijking van de Nibud prijzengids de bedragen als omschreven in de bijlage bij deze beleidsregels.

Hoofdstuk 4 Minimaregelingen in Velsen

Artikel 16 Duurzame gebruiksgoederen om niet

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 15, kan voor noodzakelijke aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen een bedrag om niet worden verstrekt als de belanghebbende op de datum van de aanvraag al tenminste 36 maanden een inkomen heeft dat voldoet aan de grens als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregels. Een onderbreking van genoemde periode van minder dan zes maanden is niet van invloed.

  • 2.

    Het recht op het in het vorige lid bedoelde bedrag kan ten hoogste drie jaar worden opgespaard.

Artikel 17 Regeling chronisch zieken en gehandicapten

Vervallen per 1-1-2013.

Artikel 18 Regeling sociaal-culturele activiteiten

  • 1.

    Als de niet in een inrichting verblijvende belanghebbende van 18 jaar of ouder op de datum van de aanvraag voldoet aan de algemene criteria voor het recht op bijzondere bijstand ingevolge de wet en deze beleidsregels, kan hij aanspraak maken op een tegemoetkoming voor de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toeslag geldt ook voor tot het gezin behorende financieel afhankelijke kinderen tot vier jaar.

  • 3.

    De in dit artikel bedoelde kosten moeten kunnen worden aangetoond, tenzij het kosten voor personen van 65 jaar of ouder betreft.

Artikel 19 Maatschappelijke participatie van kinderen

Ter uitvoering van de door de raad vastgestelde Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 gemeente Velsen stelt het college de volgende nadere regels vast.

  • 1.

    Voor het schoolgaande kind in de leeftijd van vier tot achttien jaar van wie de ouder voldoet aan de algemene criteria voor het recht op bijzondere bijstand ingevolge de wet en deze beleidsregels, kan aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming voor de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten en op een tegemoetkoming voor de kosten van actieve deelname aan sport en cultuur, onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.

  • 2.

    Voor het kind tot achttien jaar op het voortgezet onderwijs van wie de ouder voldoet aan de algemene criteria voor het recht op bijzondere bijstand ingevolge de wet en deze beleidsregels kan aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming voor de indirecte schoolkosten onder de in de bijlage genoemde voorwaarden. Voor deze kinderen kan tevens aanspraak worden gemaakt op de noodzakelijke aanschaf van een computer.

  • 3.

    Voor het kind in de leeftijd van zes tot achttien jaar van wie de ouder voldoet aan de criteria voor het recht op bijzondere bijstand ingevolge de wet en deze beleidsregels, kan aanspraak worden gemaakt op de noodzakelijke aanschaf of vervanging van een fiets onder de in de bijlage genoemde voorwaarden.

  • 4.

    Voor het kind in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar van wie de ouder voldoet aan de criteria voor het recht op bijzondere bijstand ingevolge de wet en deze beleidsregels, kan jaarlijks eenmalig aanspraak worden gemaakt op een 10-badenkaart voor het gemeentelijke zwembad..

  • 5.

    Om zeker te stellen dat de tegemoetkomingen ten gunste van het kind worden besteed, worden door de belanghebbende ouder betalingsbewijzen overgelegd alvorens tot uitbetaling wordt overgegaan.

Artikel 20 Collectiviteitskorting premie zorgverzekering

  • 1.

    Belanghebbenden met een inkomen tot 130% van de voor hen geldende norm als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 29 van de wet, hebben recht op een korting op de premie van de verschuldigde zorgverzekering indien deze is afgesloten bij Zilveren Kruis Achmea.

  • 2.

    Voorwaarde voor de korting is dat de belanghebbende zich naast de basiszorgverzekering aanvullend verzekert tot het niveau Beter Af Plus polis drie sterren en Beter Af Tandartspolis twee sterren en niet kiest voor een vrijwillig eigen risico.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde korting is 7,5 % van de premie van de basisverzekering en 10% van de premie van de aanvullende verzekeringen.

  • 4.

    Jaarlijks wordt getoetst of de belanghebbende aan de voorwaarden voldoet.

Hoofdstuk 5 Langdurigheidstoeslag

Artikel 21

De Langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet wordt door het college verleend overeenkomstig de bepalingen van de Verordening Langdurigheidstoeslag 2013 gemeente Velsen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 22 Individualisering en hardheidsclausule

  • 1.

    Als de bijzondere individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt de bijzondere bijstand in afwijking van deze beleidsregels vastgesteld.

  • 2.

    In het geval dat strikte toepassing van deze beleidsregels zouden leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kan daar ten gunste van de belanghebbende van worden afgeweken.

Artikel 23 Uitvoeringsregels

Het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg is bevoegd regels vast te stellen ter uitvoering van deze beleidsregels.

Artikel 24 Citeertitel, inwerkingtreding en overgangsbepaling

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand 2014 gemeente Velsen.

2. Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2014 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2013 gemeente Velsen, met dien verstande dat de Beleidsregels bijzondere bijstand 2013 gemeente Velsen nog van kracht blijven voor aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2014 en voor de afhandeling van de uit die aanvragen voortvloeiende bezwaarschriften.

Bijlage bij Beleidsregels bijzondere bijstand 2014 gemeente Velsen.pdf (versie geldig sinds: 21-01-2014; PDF-bestand; grootte: 172.30 kB)