Regeling vervallen per 05-04-2013

Algemene subsidieverordening Velsen 2008

Geldend van 17-10-2008 t/m 04-04-2013

Intitulé

Algemene subsidieverordening Velsen 2008

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 begripsomschrijving

Awb: de Algemene Wet Bestuursrecht;

Aanvrager: een rechtspersoon, die door middel van het indienen van een schriftelijke aanvraag een verzoek heeft ingediend om subsidie te verkrijgen;

Activiteitenplan: een overzicht van de voorgenomen activiteiten;

Balans: een overzicht per een bepaalde datum van de bezittingen (activa) en schulden (passiva);

Begroting: een overzicht van de geraamde baten en lasten voor een bepaalde periode en/of bepaalde activiteiten;

Budgetsubsidie: een subsidie in de vorm van een budget voor een periode van minimaal één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van te leveren prestaties of resultaten;

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen;

Jaar: begrotingsjaar en/of boekjaar, gelijklopend aan het subsidietijdvak;

Maatschappelijk resultaat: het profijt dat de samenleving van Velsen heeft van de door de subsidieontvanger geleverde producten;

Opdrachtformulering: een overzicht van de door de gemeente gewenste projectresultaten, gebaseerd op de geformuleerde beleidsdoelstellingen en het gewenste maatschappelijke resultaat;

Prestatieplan: een overzicht van de met gebruikmaking van de subsidie te leveren producten en projectresultaten;

Projectresultaat: de uitkomst van de inzet van de subsidieontvanger om het maatschappelijk resultaat te bereiken;

Raad: de raad van de gemeente Velsen, zoals bedoeld in artikel 6 van de Gemeentewet;

Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4.21 Awb te weten “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”;

Subsidieontvanger: een rechtspersoon waaraan, al dan niet onder voorbehoud, voorwaarden en beperkingen, subsidie is verleend;

Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verlening van subsidies krachtens een wettelijk voorschrift;

Subsidietijdvak: de periode waarvoor subsidie wordt verleend;

Uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb die door de gemeente en de subsidieontvanger kan worden gesloten ter uitvoering van de subsidiebeschikking;

Voorschot: de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëring, tenzij de gemeenteraad anders bepaalt, van activiteiten die door derden in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door of namens het college worden verleend, tenzij op grond van een wettelijk voorschrift een afzonderlijke verordening dient te worden vastgesteld, dan wel een subsidie rechtstreeks op grond van een wettelijk voorschrift wordt verleend;

  • 3.

    Het college kan subsidie verlenen voor de beleidsvelden zoals opgenomen in de gemeentebegroting.

Artikel 1.3 Bevoegdheden van de raad

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de subsidieplafonds vast en daarmee de budgetten die voor subsidiëring beschikbaar zijn;

  • 2.

    De raad stelt eenmaal in de vier jaar het beleid per beleidsveld vast.

Artikel 1.4 Bevoegdheden van het college

Het college is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 1.5 Grondslag voor subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college kan op basis van deze verordening per deelterrein beleidsregels vaststellen.

  • De beleidsregels bevatten tenminste:

    • a.

      de uitwerking van de beleidsmatige grondslagen voor de subsidie;

    • b.

      eventuele specifieke voorschriften die van toepassing zijn.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor de bekostiging van activiteiten die, naar het oordeel van het college, van belang zijn voor de gemeente Velsen en/of haar inwoners.

Artikel 1.6 Weigeringgronden

De subsidieverstrekking kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd c.q. opgeschort worden, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • 2.

    de aanvrager zich richt op zaken die strijdig zijn met het gemeentelijk beleid en/of het collegeprogramma;

  • 3.

    de gelden niet, of in onvoldoende mate, besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 4.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 5.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, uit eigen middelen of uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 6.

    de aanvrager zich richt op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

  • 7.

    in het beoogde doel/de voorgenomen activiteit(en) reeds op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • 8.

    de aanvrager gelieerd is aan een commerciële instelling die dezelfde of vergelijkbare activiteiten biedt.

Artikel 1.7 Toezichthouders

  • 1.

    Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5.11 van de Awb, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger;

  • 2.

    De toezichthouders hebben niet de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5.18 en 5.19 van de Awb.

HOOFDSTUK 2 Aanvraag en verlening subsidie

Artikel 2.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvrager die in aanmerking wenst te komen voor een structurele (budget) subsidie, dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het college vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor het subsidie wordt aangevraagd. De subsidie-aanvraag dient in ieder geval te voldoen aan de eisen van artikel 4:2 Awb;

  • 2.

    Van de genoemde termijn in artikel 2.1, lid1 kan afgeweken worden in geval van een incidentele aanvraag of als het subsidieplafond nog niet bereikt is.

Artikel 2.2 Verplichte informatie

  • 1.

    De aanvraag van subsidie gaat vergezeld van:

    • 1

      a. een activiteitenplan;

      • b.

        een prestatieplan waarin de projectresultaten en de te leveren producten en prestaties zijn omschreven, gebaseerd op de door het college vastgestelde opdrachtformulering (als het een aanvraag voor een budgetsubsidie betreft);

    • 2

      een (product)begroting van de aan de activiteit verbonden inkomsten en uitgaven, voorzien van een toelichting;

    • 3

      een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag;

    • 4

      een financieel overzicht en verantwoording over het laatst voorgaande boekjaar, inclusief balans;

  • 2.

    Bij een eerste aanvraag om subsidie legt de aanvrager tevens over:

    • 1

      een afschrift van de oprichtings- of stichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • 2

      een bewijs van inschrijving uit het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • 3

      een opgave van het aantal leden, onderverdeeld in inwoners van Velsen en inwoners buiten Velsen;

    • 4

      motivering van de aanvraag;

    • 5

      een overzicht van haar financiële situatie op dat moment.

  • 3.

    Het college kan:

    • 1

      modellen vaststellen die moeten worden gebruikt voor de bescheiden;

    • 2

      richtlijnen vaststellen waaraan de aanvraag moet voldoen;

    • 3

      binnen een door hen te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien zij dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig achten.

  • 4.

    Bij een incidentele subsidie voor een investering legt de subsidieontvanger, naast de in het 1e en 2e lid genoemde stukken, tevens over:

    • 1

      een plan tot investering en financiering;

    • 2

      een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

    • 3

      de raming van de gevolgen voor de exploitatie.

  • 5.

    Het college kan bepalen dat één of meer van de in het 1e en 2e lid vermelde stukken niet verstrekt behoeven te worden.

Artikel 2.3 Beslissingstermijn

  • 1.

    Op de aanvraag voor subsidie wordt door het college beslist vóór 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • 2.

    Het college kan van de in 2.3.1 genoemde termijn afwijken als het beschikbare subsidieplafond in de begroting van het lopende jaar nog niet bereikt is.

HOOFDSTUK 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3.1 Uitvoeringsovereenkomst

Aan de subsidieverlening kan de voorwaarde worden verbonden dat de subsidieontvanger verplicht is om mee te werken aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 3.2 Uitvoering van de activiteiten

De subsidieontvanger kan worden verplicht de activiteiten uit te voeren die in de subsidiebeschikking en de uitvoeringsovereenkomst vermeld staan.

Artikel 3.3 Behalen van projectresultaten

De subsidieontvanger kan worden verplicht de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen projectresultaten te behalen.

Artikel 3.4 Informatieverstrekking en meldplicht

De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • 1

    aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

  • 2

    wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • 3

    ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

Artikel 3.5 Administratieve organisatie

Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

Artikel 3.6 Onderzoek

Indien door of namens de rijks- of provinciale overheid, na overleg met het college, onderzoeken worden ingesteld, verleent de subsidieontvanger daaraan de nodige medewerking.

Artikel 3.7 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade;

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde:

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde;

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers, gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 3.8 Toegankelijkheid accommodaties voor lichamelijk gehandicapten

Het college kan de subsidieontvanger verplichten ervoor te zorgen dat de gebruikte accommodatie bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor lichamelijk gehandicapten.

Artikel 3.9 Overige verplichtingen

  • 1.

    Het college kan - aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen - andere doel- en niet-doelgebonden verplichtingen opleggen.

  • 2.

    Voor de niet-doelgebonden verplichtingen geldt dat deze, overeenkomstig artikel 4.39 Awb, alleen betrekking kunnen hebben op de wijze waarop, en de middelen waarmee, de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

HOOFDSTUK 4 De subsidievaststelling

Artikel 4.1 Vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling in zoals bedoeld in artikel 4:44 van de Awb, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld;

  • 2.

    De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld, tenzij anders is bepaald;

  • 3.

    Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken, nadat de aanvraag daartoe ontvangen is.

  • 4.

    Het college kan de in het 2e lid vermelde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen. Van deze verlenging doet zij schriftelijk mededeling aan de subsidieontvanger die de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 4.2 Verantwoording bij subsidie tot € 10.000

  • 1.

    Subsidie tot € 10.000 wordt gelijktijdig verleend en vastgesteld, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist;

  • 2.

    De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening;

  • 3.

    Het college kan binnen 5 jaar na de verlening en vaststelling als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

Artikel 4.3 Verantwoording bij subsidie vanaf € 10.000 tot € 50.000

  • 1.

    Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • 2.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd;

  • 3.

    Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over de in artikel 3.4, onder 1 genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten;

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger de in het 1e of 2e lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen;

  • 5.

    De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 4.4 Verantwoording bij subsidie vanaf € 50.000

  • 1.

    Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor een subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 393, 1e lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring. De controle richt zich op de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie;

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd;

  • 4.

    Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over de in 3.4, onder 1 genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten;

  • 5.

    Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen;

  • 6.

    Het college kan besluiten dat de verplichtingen zoals neergelegd in het eerste lid, onder d van dit artikel, voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden;

  • 7.

    De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 4.5 Controle

  • 1.

    Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 4.2, 4.3 of 4.4 bedoelde gegevens en kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie;

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan de controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding;

  • 3.

    Het college kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 4.6 Lagere vaststelling

Het college kan op grond van artikel 4:46 Awb het subsidiebedrag lager vaststellen dan het bedrag in de subsidieverlening.

Artikel 4.7 Intrekking en wijziging

Het college kan met in achtneming van de artikelen 4:48 tot en met 4:51 Awb de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

HOOFDSTUK 5 Financiële bepalingen

Artikel 5.1 Bevoorschotting

  • 1.

    Het college kan voorschotten als bedoeld in artikel 4:54 van de Awb verlenen;

  • 2.

    Indien er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot bevoorschotting, kan het college bij de subsidieverlening bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt uitbetaald;

  • 3.

    Subsidies boven € 10.000 worden voor 95% bevoorschot. Het eventueel resterende bedrag wordt uitbetaald na verantwoording van de besteding van de subsidie en de vaststelling van de definitieve hoogte van de subsidie;

  • 4.

    Subsidies tussen € 10.000 en € 50.000 worden bevoorschot in 2 termijnen;

  • 5.

    Subsidies boven € 50.000 worden bevoorschot in 4 kwartaaltermijnen;

  • 6.

    Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot verrekenen.

Artikel 5.2 Betalingstermijn

Het subsidiebedrag wordt binnen 6 weken na de subsidievaststelling betaald. Bij verrekening vindt betaling dan wel terugvordering binnen 6 weken plaats.

Artikel 5.3 Terugvordering

Het college kan op grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:57 Awb onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten terugvorderen.

Artikel 5.4 Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger structureel subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar, zulks ter beoordeling van het college, worden gedoteerd aan een egalisatiereserve. Aan deze egalisatiereserve is een maximum verbonden van 10% van de laatst ontvangen periodieke subsidie;

  • 2.

    Indien een reserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgebouwd, dient de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van 3 jaar aan te wenden om eventuele exploitatietekorten in volgende jaren op te vangen;

  • 3.

    De subsidieontvanger is, voor zover het verlenen van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • b.

      indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • c.

      indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • d.

      indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden;

  • 4.

    De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college, maar ingeval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente en zal de raad het batig saldo een bestemming geven die gericht is op het belang/welzijn van de inwoners van de gemeente Velsen.

HOOFDSTUK 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 6.2 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing van deze artikelen, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Velsen 2008.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 17 oktober 2008 en is vanaf dat tijdstip van toepassing op subsidieaanvragen, subsidieverlening en subsidievaststelling;

  • 2.

    Met ingang van deze datum wordt de Algemene Subsidieverordening Velsen, vastgesteld op 5 september 2002, ingetrokken;

  • 3.

    De verordening genoemd in lid 2 blijft van toepassing voor zover dat voor de afwikkeling van subsidie verleend op basis van deze verordening noodzakelijk is;

  • 4.

    Besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven gehandhaafd;

  • 5.

    Aanvragen voor het subsidiejaar 2009, die ingediend zijn voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden beoordeeld op grond van de nieuwe verordening, tenzij de oude verordening voor belanghebbende gunstiger is.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 11 september 2008.

Toelichting

Inleiding

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden verlenen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal.

Voor de gemeente betekent dit dat verlening van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening, verder te noemen: ASV, zal de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen in beleidsregels kunnen worden vastgelegd.

Deze subsidieverordening geldt voor alle door de gemeente te verlenen subsidies. Deze verordening bepaalt niet de verdeling van beschikbare subsidiebedragen. In principe is de begroting het beleidsinstrument voor bepaling van subsidies in samenhang met eventuele deelverordeningen en beleidsnota’s. Per beleidsveld kan een andere wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebudget worden aangegeven.

Wat betreft de budgetsubsidies wordt de relatie gelegd tussen het gemeentelijk beleid en de te leveren prestaties/activiteiten van de subsidieontvanger (organisatie). De ASV geeft een aantal uitgangspunten en regels. Het beleid wordt op een andere wijze vastgelegd, dit kan zijn in afzonderlijke beleidsnotities, gemeentebegroting of deel-subsidieverordeningen. Daarnaast zullen afspraken per subsidieontvanger organisatie gemaakt worden, die worden vastgelegd in een subsidiebeschikking. In een uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd welke producten en/of prestaties de subsidieontvanger organisatie levert. Dit conform de systematiek van Beleidsgestuurde Contract Financiering (BCF).

De Awb onderscheidt drie fasen in het subsidieproces:

  • a.

    de subsidieverlening;

  • b.

    de subsidievaststelling;

  • c.

    de uitbetaling.

ad. a. de subsidieverlening

Het subsidieproces begint met een aanvraag om subsidie. Op deze subsidieaanvraag neemt de gemeente een besluit. Dit besluit wordt de beschikking tot subsidieverlening genoemd. In de beschikking tot subsidieverlening moet óf een maximum bedrag worden opgenomen óf de wijze waarop de subsidie wordt berekend met daarbij een maximumbedrag.

De beschikking geeft de aanvrager aanspraak op uitbetaling van subsidie, op voorwaarde dat de aanvrager de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt en de daaraan verbonden verplichtingen ook daadwerkelijk uitvoert.

Zo nodig kunnen aan de aanvrager voorschotten worden verstrekt voor de uitvoering van deze activiteiten.

Ad b. de subsidievaststelling

Wanneer de activiteiten zijn afgerond, dient de subsidieontvanger een verzoek tot vaststelling van subsidie in. In dit verzoek legt de aanvrager tevens rekening en verantwoording af.

De subsidieverstrekker stelt vervolgens de definitieve subsidie vast. Dit besluit wordt de beschikking tot subsidievaststelling genoemd. Het bedrag van de subsidievaststelling kan lager zijn dan het bedrag genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, indien de subsidieontvanger bijvoorbeeld niet alle overeengekomen producten c.q. activiteiten heeft geleverd. De Awb biedt de mogelijkheid om de subsidieverlening en subsidievaststelling samen te laten vallen, bijvoorbeeld bij het toekennen van kleinere subsidies (in de verordening wordt de grens van € 10.000 gehanteerd).

Ad c. de uitbetaling

De beschikking tot subsidievaststelling verplicht de subsidieverstrekker tot uitbetaling. Een uitbetaling is een handeling naar burgerlijk recht en dus geen beschikking in de zin van de Awb. Op uitbetalingen is dan ook het privaatrecht van toepassing. Bij de uitbetaling vindt een verrekening met eventuele voorschotten plaats. In deze fase van het subsidieproces vindt ook een eventuele terugvordering van voorschotten en onverschuldigd betaalde subsidies plaats.

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de ASV Velsen 2002

Aangezien de hele tekst van de verordening is herzien en de ASV op enkele belangrijke punten is gewijzigd, is ervoor gekozen om de oude verordening in te trekken en een nieuwe verordening vast te stellen. Er zijn twee redenen voor de betreffende wijzigingen:

  • 1.

    Invoering van de Beleidsgestuurde Contract Financiering

  • 2.

    Actualisatie in verband met wijzigingen in wet- en regelgeving, onder andere op het gebied van rechtmatigheid.

De wijzigingen hebben als zodanig geen invloed op de hoogte van subsidies en de verdeling van de subsidiegelden.

De belangrijkste wijzigingen in de verordening betreffen de volgende aspecten:

1. Termijn van indienen van subsidieaanvraag en -verantwoording

In de huidige ASV moet de subsidieaanvraag worden ingediend vóór 1 mei van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De begrotingsrichtlijnen voor het volgende kalenderjaar zijn omstreeks de maand april bekend. De tijd tussen het verschijnen van de begrotingsrichtlijnen en de datum van indiening van de subsidieaanvraag blijkt al een aantal jaren te krap. De datum van indiening van indiening van de aanvraag is daarom verschoven naar 1 juli.

2. Termijn voor indiening van verzoek tot subsidievaststelling

In de huidige ASV moet de aanvraag tot subsidievaststelling binnen 12 weken na afloop van het subsidietijdvak (meestal het kalenderjaar) worden ingediend. In de praktijk blijkt deze termijn niet reëel, met name als er sprake is van een verantwoording die van een accountantsverklaring moet worden voorzien. De datum van indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling is daarom eveneens verschoven naar 1 juli. Het college heeft vervolgens 13 weken om tot subsidievaststelling over te gaan.

3. Wijze van verantwoording afhankelijk van hoogte subsidie

Een belangrijke voorwaarde bij het toekennen van subsidies is dat de ontvanger moet kunnen verantwoorden hoe hij of zij de door de gemeente ter beschikking gestelde middelen heeft besteed. In de nieuwe verordening is een systematiek van verantwoording opgenomen, waarbij de verantwoordingsplicht zwaarder wordt als er meer subsidie wordt verleend.