Regeling vervallen per 01-01-2011

Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren 2010 gemeente Velsen

Geldend van 24-12-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren 2010 gemeente Velsen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college besluit tot het opleggen van een maatregel in een individueel geval met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college informeert de raad jaarlijks over de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 2 De ernst van het feit

Artikel 3 Tekortschieten

  • 1.

    De WIJ-norm wordt eenmalig met € 100,00 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college is tekortgeschoten in het verstrekken van de inlichtingen of in het verlenen van de medewerking als bedoeld in de artikelen 44 en 45 van de WIJ, dan wel in het nakomen van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 30c tweede of derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 2.

    In de nadere regels bedoeld in artikel 2, tweede lid kan het college een van het eerste lid afwijkende maatregel vaststellen voor het niet of niet tijdig inleveren van een rechtmatigheidsonderzoeksformulier.

Artikel 4 Ernstig tekortschieten

De WIJ-norm wordt eenmalig met € 200,00 verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college:

  • a.

    onredelijke eisen stelt die het verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • b.

    niet of onvoldoende meewerkt aan het behoud of het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

  • c.

    niet of onvoldoende meewerkt aan activiteiten of werkzaamheden gericht op de arbeidsinschakeling dan wel nalaat opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 5 Maximering

Als het recht op inkomensvoorziening over de maand waarover de maatregel wordt toegepast minder bedraagt dan de in de artikelen 3 en 4 vastgestelde verlaging, blijft de verlaging beperkt tot dat recht.

Artikel 6 Zeer ernstig tekortschieten

  • 1.

    De WIJ-norm wordt gedurende één maand met het volledige recht op inkomensvoorziening over die maand verlaagd wanneer de belanghebbende naar het oordeel van het college zeer ernstig is tekortgeschoten in één of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde opzichten.

  • 2.

    Van zeer ernstig tekortschieten als bedoeld in het eerste lid is in elk geval sprake als vaststaat of redelijkerwijs is aan te nemen dat:

    • a.

      de belanghebbende middelen heeft verzwegen waarmee hij gedurende meer dan één maand in zijn levensonderhoud kon voorzien;

    • b.

      de belanghebbende zich jegens het college zeer ernstig misdraagt in de zin van artikel 41, eerste lid WIJ; daarvan is in elk geval sprake als hij zich jegens het college schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 3 De mate van verwijtbaarheid

Artikel 7 Weging van het gedrag

  • 1.

    Het college kan de maatregel, gelet op de mogelijkheden van de belanghebbende en de omstandigheden waaronder het verwijtbare handelen of nalaten plaatsvond, hoger of lager dan als bepaald in de artikelen 3, 4 en 6 vaststellen.

  • 2.

    Bij de verhoging of verlaging als bedoeld in het eerste lid houdt het college rekening met eerdere gedragingen in het jaar voorafgaand aan het besluit waarin wordt vastgesteld dat de belanghebbende tekortschoot in één of meer van de in de artikelen 3, 4 en 6 bedoelde opzichten.

Hoofdstuk 4 De omstandigheden van persoon of gezin

Artikel 8 Weging van de gevolgen van de maatregel

  • 1.

    Het college kan de maatregel, gelet op de omstandigheden van persoon of gezin, hoger of lager vaststellen dan met toepassing van de vorige artikelen.

  • 2.

    Het college kan bij het besluit tot opleggen van een maatregel rekening houden met latere gedragingen van de belanghebbende in overeenstemming met zijn verplichtingen ingevolge de wet.

Hoofdstuk 5 Het uitvoeren van de maatregel

Artikel 9 Uitvoering

De uitvoering van het besluit tot oplegging van een maatregel vindt plaats op de eerstvolgende betaling van de inkomensvoorziening na de bekendmaking van de maatregel, maar niet later dan een jaar na die bekendmaking.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 10 Voorziening door college en hardheidsclausule

  • 1.

    Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepaling van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren 2010 gemeente Velsen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

Toelichting

Algemeen

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. De jongeren hebben onder voorwaarden recht op een werkleeraanbod. Uitgangspunt is dat de jongeren over voldoende kwalificaties beschikken om zelfstandig in hun levensonderhoud te voorzien.

Als het werkleeraanbod onvoldoende middelen van bestaan oplevert, of als er wegens persoonlijke niet verwijtbare omstandigheden geen aanbod kan worden gedaan, kan de jongere een inkomensvoorziening krijgen. Deze is vergelijkbaar met algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).

Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is verplicht tot het doen van een leerwerkaanbod en eventueel tot het aanbieden van een inkomensvoorziening. De jongere moet zich houden aan een aantal uit de wet voortvloeiende verplichtingen. Als deze verplichtingen niet of niet volledig worden nagekomen, dan wordt een inkomensvoorziening volgens artikel 41 van de WIJ gedurende een bepaalde periode verlaagd: een maatregel. De maatregel heeft een gedragscorrigerend karakter.

De Maatregelenverordening WIJ geeft de regels over het opleggen van zo’n maatregel.

Reikwijdte Maatregelenverordening WIJ.

Er is samenhang tussen de WIJ en de WWB. Om die reden sluit deze WIJ verordening nauw aan bij de Maatregelenverordening WWB 2006. In enkele opzichten is de WIJ-verordening beperkter van aard. Aan het werkleeraanbod en aan de inkomensvoorziening kunnen minder uiteenlopende verplichtingen worden verbonden. Gedragingen die kunnen worden gesanctioneerd betreffen de inlichtingen- en de medewerkingsplicht, de identificatieplicht en een aantal in artikel 45 van de wet concreet benoemde verplichtingen die verband houden met de arbeidsinschakeling en het werkleeraanbod.

Een ander verschil met de WWB is dat de uitkering niet kan worden verlaagd wegens

tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de bestaansvoorziening. Onverantwoord interen van vermogen en vrijwillige werkloosheid voor de WIJ-aanvraag kan bijvoorbeeld niet worden gesanctioneerd.

Opleggen maatregel is maatwerk

De raad bepaalt via de verordening de structuur en de regels voor het maatregelenbeleid. De uitvoering ligt bij het college. De verordening gaat uit van maatwerk.

De systematiek is net als in de Maatregelenverordening WWB, dat eerst de ernst van de gedraging wordt vastgesteld. Dat is een omschrijving van wat de belanghebbende wordt verweten. In de verordening zijn drie categorieën van gedragingen omschreven met een oplopende mate van verwijtbaarheid. Daaraan wordt een bedrag gekoppeld waarmee de inkomensvoorziening (standaard) wordt verlaagd. Vervolgens kijkt het college of er aanleiding is (hoger of lager) van die standaardmaatregel af te wijken. Dat is de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid: hoe ernstig moet het handelen of nalaten de belanghebbende worden aangerekend. Ontbreekt elke vorm van verwijtbaarheid, dan wordt geen maatregel opgelegd (art. 41, tweede lid, WIJ).

De derde fase in dit individualiseringsproces is de opdracht aan het college om de maatregel af te stemmen op de omstandigheden van de jongere. Met andere woorden wat zijn voor de jongere de gevolgen als de vastgestelde maatregel wordt opgelegd.

Categorieën van verwijtbare gedragingen

Evenals in de Maatregelenverordening WWB zijn de verwijtbare gedragingen ingedeeld in drie categorieën aangeduid met de termen ‘tekortschieten, ernstig tekortschieten en zeer ernstig tekortschieten’. Voor de omschrijving van deze begrippen verwijzen we naar de artikelsgewijze toelichting.

Opleggen maatregel of intrekken inkomensvoorziening?

Zoals onder het kopje ‘algemeen’ al werd gesteld, is er een direct verband tussen het aanbieden en door de jongere accepteren van een leerwerktraject en het recht op inkomensvoorziening. Als de jongere in het geheel niet meewerkt aan het opstellen van een plan voor zijn arbeidsinschakeling, doet het college geen leerwerkaanbod. Bijgevolg heeft de jongere dan ook geen recht op inkomensvoorziening. Dit geldt in brede zin ook voor andere gedragingen van de jongere waaruit ondubbelzinnig kan worden afgeleid dat deze de aan het werkleeraanbod verbonden verplichtingen in het geheel niet wil nakomen.

Is er sprake van minder ernstige schending van de verplichtingen (bv. de jongere werkt wel maar onvoldoende mee) dan kan na toekenning van het leerwerkaanbod de eventuele inkomensvoorziening tijdelijk worden verlaagd conform deze verordening.

Eenzelfde handelswijze kan worden toegepast als er een leerwerkaanbod is gedaan en geaccepteerd en in de loop van het traject blijkt dat de jongere zijn verplichtingen niet voldoende nakomt.

Het college kan op grond van artikel 2 tweede lid van deze verordening nader beleid formuleren over de te maken keuzes in het grensgebied tussen intrekken van het leerwerkaanbod en het opleggen van een maatregel.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Begrippen

De in dit artikel opgenomen begrippen spreken voor zich.

Er is – evenals in de Maatregelenverordening WWB – gekozen voor het begrip ‘maatregel’ en niet voor ‘verlaging’ of ‘afstemming’ omdat dit beter de bedoeling van het genomen besluit als reactie op een verwijtbaar handelen of nalaten weergeeft.

Artikel 2. Opdracht college

Dit artikel benadrukt het duale karakter van de verordening. De raad stelt bij verordening de hoofdlijnen van het maatregelenbeleid vast en het college voert dat uit en stelt in verband met die uitvoering zo nodig nadere regels op. Via het Verslag Werk en Inkomen wordt de raad jaarlijks over die uitvoering geïnformeerd.

Artikel 3. Tekortschieten

Onder tekortschieten worden relatief lichte verwijtbare gedragingen gerekend als het niet (tijdig) nakomen van de inlichtingenplicht of het niet voldoende meewerken aan onderzoeken naar de arbeidsmogelijkheden of het recht op inkomensvoorziening (bv. het niet of niet op tijd reageren op oproepen). Het betreft hier zowel de informatieplicht jegens het UWV-Werkbedrijf (art. 30c van de Wet SUWI) als jegens de gemeente (art. 44 en 45 van de WIJ). De standaardmaatregel is hier eenmalig € 100,00.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om – evenals bij de WWB - voor het niet of niet tijdig inleveren van het rechtmatigheidsonderzoeksformulier (ROF) een afzonderlijke regeling te treffen.

Artikel 4. Ernstig tekortschieten

De eigen verantwoordelijkheid om zelfstandig in het bestaan te voorzien is een belangrijk uitgangspunt. En daar waar er belemmeringen zijn mag de belanghebbende rekenen op steun van de gemeente. Als de belanghebbende ten aanzien van de arbeidsinschakeling niet voldoende meewerkt, wordt hem dat aangerekend. Ernstig tekortschieten doet zich onder andere voor bij gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren of het niet accepteren van een aangeboden voorziening gericht op de arbeidsinschakeling. Hiertoe wordt ook gerekend het niet meewerken aan een medisch onderzoek of noodzakelijke behandeling in verband met diens arbeidsmogelijkheden.

De standaardmaatregel is bij deze categorie eenmalig € 200,00.

Artikel 5. Maximering

Een maatregel is geen boete. Een verlaging kan om die reden nooit hoger zijn dan het bedrag van de inkomensvoorziening over de desbetreffende maand.

Artikel 6. Zeer ernstig tekortschieten

De derde categorie ‘zeer ernstig tekortschieten’ is beperkter van aard dan bij de WWB verordening. Daar werd ook tekortschieten besef van verantwoordelijkheid in de bestaansvoorziening tot deze categorie gerekend (bv. iemand teert onverantwoord snel in op zijn vermogen of is verwijtbaar werkloos). Dat is een term die in de WIJ niet voorkomt. De wetgever heeft hiervoor gekozen met de gedachte dat hier de duurzame arbeidsparticipatie van de jongere moet prevaleren boven het als maatregelwaardig aanmerken van deze gedragingen.

In de WIJ –ordening is de categorie “zeer ernstig tekortschieten’ daarom in hoofdzaak beperkt tot twee gedragingen: 1. het verzwijgen van inkomsten of omstandigheden waardoor meer dan een maand teveel inkomensvoorziening wordt genoten (fraude) en 2. het zich ernstig misdragen jegens het college (en degenen die namens het college de wet uitvoeren).

De standaardverlaging is in dit geval de inkomensvoorziening over één maand.

Artikel 7 Weging van het gedrag

Bij het oordeel van het college over de mate waarin de belanghebbende is tekortgeschoten wordt meegewogen in hoeverre diens gedraging hem te verwijten valt. Hiermee wordt recht gedaan aan de omstandigheden in het individuele geval. Het zal in het algemeen nodig zijn om de belanghebbende te horen voor een maatregel wordt opgelegd.

Deze weging kan zowel tot een lagere als tot een hogere maatregel dan geregeld in de artikelen 3, 4 en 6 leiden. Let wel: bij het ontbreken van elke verwijtbaarheid wordt geen maatregel opgelegd.

In het tweede lid wordt gedoeld op gevallen waarin sprake is van herhaald verwijtbaar gedrag (recidive). Dat zal dus meestal leiden tot een hogere maatregel. Het college werkt dit verder uit in de in artikel 2 lid 2 bedoelde nadere regels.

Artikel 8 Weging van de gevolgen van de maatregel

Als de maatregel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de belanghebbende of diens gezin, kan deze worden gematigd. Ook hier is dus een individuele afweging vereist.

Een maatregel beoogt gedragsbeïnvloeding. Als de belanghebbende inmiddels aantoonbaar zijn gedrag heeft verbeterd kan dat aanleiding zijn om de maatregel lager vast te stellen of niet op te leggen als positieve prikkel. Dit is vastgelegd in het tweede lid.

Artikel 9 Uitvoering

Tot de maatregel wordt zo snel mogelijk besloten (lik op stuk) en deze wordt per gemotiveerde beschikking aan de belanghebbende bekendgemaakt. De verlaging vindt plaats op de eerstvolgende betaling van de inkomensvoorziening en is dus toekomstgericht.

Dit sluit aan bij de gedachte dat de maatregel een instrument tot gedragsbeïnvloeding is. Let wel: de maatregel kan volgens de jurisprudentie niet eerder ingaan dan de datum van het verwijtbare handelen of nalaten.

Heeft de belanghebbende geen recht (meer) op inkomensvoorziening, dan kan de maatregel niet worden geëffectueerd. Maakt hij echter binnen een jaar nadien weer aanspraak op inkomensvoorziening, dan wordt de verlaging alsnog toegepast.

Artikel 10 en 11

Deze artikelen behoeven geen toelichting.