Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Velsen

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Velsen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      een gemeentelijk informatiepunt;

    • b.

      het verstrekken van informatie over de wet aan inburgeraars die zich melden voor inschrijving bij Burgerzaken of op het Werkplein IJmond een bijstandsuitkering aanvragen;

    • c.

      het benaderen van inburgeraars met informatie over de wet en daarmee samenhangende aspecten. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van zelforganisaties , bibliotheek, club- en buurthuis werk en vluchtelingenwerk.

  • 3.

    Het college beoordeelt periodiek de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars.

Hoofdstuk 2. Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Opvoedingstaak;

  • b.

    Arbeidsperspectief;

  • c.

    Maatschappelijke participatie;

  • d.

    Sociale redzaamheid.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de voorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een voorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, aanvullende onderdelen bevatten zoals stage en trajectbegeleiding.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    De inburgeringsplichtige die in aanmerking wil komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, dient hiertoe, uiterlijk acht weken nadat hij zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt, schriftelijk een beargumenteerd verzoek in bij het college.

  • 2.

    Het verzoek gaat vergezeld van een trajectvoorstel inclusief een offerte van een inburgeringsbedrijf.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duale) inburgeringsvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De organisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Zij verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling noch is een procedure daartoe aanhangig gemaakt;

    • c.

      De organisatie beschikt over het Keurmerk Inburgering;

    • d.

      Zij is in staat om bij ziekte of andere calamiteiten binnen een redelijke termijn voor vervanging van het uitvoerend personeel te zorgen.

  • 4.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2, de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De organisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Zij verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling noch is een procedure daartoe aanhangig gemaakt;

    • c.

      De organisatie beschikt over het Keurmerk Inburgering;

    • d.

      Zij is in staat om bij ziekte of andere calamiteiten binnen een redelijke termijn voor vervanging van het uitvoerend personeel te zorgen.

  • 5.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 6.

    Het college kan de maximale vergoeding als bedoeld in de leden 3 en 4 jaarlijks indexeren.

Artikel 6 Eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen of het vrijstellend examen binnen de gestelde termijn heeft gehaald, heeft deze recht op een beloning gelijk aan de betaalde eigen bijdrage met een maximum van € 270,=.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 100,= indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,= indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt € 200,= indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt € 400,= indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 11 Voorziening door college

  • 1.

    Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Opvoedingstaak;

    • b.

      Arbeidsperspectief;

    • c.

      Maatschappelijke participatie;

    • d.

      Sociale redzaamheid.

  • 2.

    Het aanbieden van een voorziening beperkt zich tot diegenen die door hun arbeidsverleden, woonsituatie en/of overige gedragingen aannemelijk hebben gemaakt dat zij de intentie hebben zich blijvend in Nederland te vestigen en waarvan het inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 12 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Een voorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, aanvullende onderdelen bevatten zoals stage en trajectbegeleiding.

Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    De vrijwillige inburgeraar die in aanmerking wil komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget, dient hiertoe schriftelijk een beargumenteerd verzoek in bij het college.

  • 2.

    Het verzoek gaat vergezeld van een trajectvoorstel inclusief een offerte van een inburgeringsbedrijf.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duale) inburgeringsvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De organisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Zij verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling noch is een procedure daartoe aanhangig gemaakt;

    • c.

      De organisatie beschikt over het Keurmerk Inburgering;

    • d.

      Zij is in staat om bij ziekte of andere calamiteiten binnen een redelijke termijn voor vervanging van het uitvoerend personeel te zorgen.

  • 4.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2, de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      De organisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Zij verkeert niet in staat van faillissement of surseance van betaling noch is een procedure daartoe aanhangig gemaakt;

    • c.

      De organisatie beschikt over het Keurmerk Inburgering;

    • d.

      Zij is in staat om bij ziekte of andere calamiteiten binnen een redelijke termijn voor vervanging van het uitvoerend personeel te zorgen.

  • 5.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

  • 6.

    Het college kan de maximale vergoeding als bedoeld in de leden 3 en 4 jaarlijks aanpassen.

Artikel 14 Eigen bijdrage

  • 4.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 5.

    Het college legt in de overeenkomst inzake de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst vastgelegd.

  • 6.

    Indien de vrijwillige inburgeraar het inburgeringsexamen of het vrijstellend examen binnen de gestelde termijn heeft gehaald, heeft deze recht op een beloning gelijk aan de betaalde eigen bijdrage met een maximum van € 270,=.

Artikel 15 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

  • 1.

    Indien de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de voor hem vastgestelde voorziening, wordt een boete opgelegd van € 200,=.

  • 2.

    De boete bedraagt € 500,= indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid onder a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 18 Verhoging van de boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt € 400,= indien de vrijwillige inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De boete bedraagt € 1.000,= indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3.

    De boete bedraagt € 1.000,= indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20 Voorzieningen door college

In gevallen die de uitvoering van de verordening betreffen en waarin deze niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010 onder gelijktijdige intrekking van de verordening Wet inburgering 2009 zoals deze is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 5 maart 2009.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Velsen.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 mei 2010.
De griffier, De voorzitter,
mr. J.P.E.M. Huijs F.M. Weerwind

Algemene toelichting

Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

1. Opname van de vrijwillige inburgering in de wet

Met deze wijziging moet zowel de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod, als de criteria die daarbij worden gehanteerd in de verordening worden opgenomen.

Ook moet in de verordening worden vastgelegd hoe het college in overleg treedt met een vrijwillige inburgeraar om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening.

2. Opname van het persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) in de wet

Op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar kan een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget worden aangeboden.

Elke inburgeraar kan een PIB aanvragen, en de gemeente kan een PIB in principe aan iedereen aanbieden. Het ligt voor de hand hierover regels te stellen in de gemeentelijke verordening. Mogelijke doelgroepen voor een PIB zijn:

  • a.

    Inburgeraars die beschikken over een groot sociaal netwerk dat ingeschakeld kan worden bij het vinden van het juiste inburgeringsaanbod;

  • b.

    Inburgeraars die onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller kunnen opgaan voor het inburgeringsexamen of het staatsexamen, danwel sneller een taalkennisvoorziening, ondersteunend aan een mbo-opleiding 1 of 2, kunnen afronden;

  • c.

    Inburgeraars die heel specifieke wensen hebben ten aanzien van hun inburgeringsvoorziening welke niet passen binnen het reguliere aanbod.

Maar ook andere doelgroepen kunnen in aanmerking komen voor een PIB.

Het is aan de gemeente om dit te beoordelen.

3. Harmonisering van de handhavingstermijnen

De twee handhavingstermijnen die in de wet waren opgenomen zijn geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt eenzelfde termijn van drieënhalf jaar.

De handhavingstermijn van 5 jaar blijft in stand voor inburgeringsplichtigen voor wie tot en met 18 december 2009 de handhavingstermijn van 5 jaar is gesteld.

4. Verlengde handhavingstermijn voor analfabeten

Indien een inburgeraar een alfabetiseringscursus volgt, wordt de handhavingstermijn eenmalig met ten hoogste 2,5 jaar verlengd.

5. Gemeentelijke vrijheid vaststellen eigen bijdrage

Door de wetswijziging wordt gemeenten de mogelijkheid geboden om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen.

Voorts is een aantal technische wijzigingen aangebracht in het Besluit inburgering en de Regeling inburgering.

Reikwijdte Wet Inburgering

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. Deze kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Opdracht gemeente

Informeren

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Faciliteren

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken wordt gesproken over voorziening. Daaronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Handhaven

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • Facultatief: bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

  • Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI)

  • Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI.

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en artikel 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de WI

Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsoplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een voorziening kan ook duaal zijn dat wil zeggen zowel gericht op taalverwerving als op werk of bijvoorbeeld sociale activering.

Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI):

  • De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening op taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

  • 1.

    In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking geven (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);

  • 2.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente geeft een beschikking;

  • 3.

    De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en geeft alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

  • 4.

    Het college acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars.

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

De gemeente moet in haar verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt de term voorziening gehanteerd. Dit kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening zijn als een taalkennisvoorziening. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een voorziening vaststellen.

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling daarvan.(artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt.

Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij de toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget.

In de verordening is gekozen voor een schriftelijke en in tijd begrensde aanvraagprocedure. Op die manier wordt voorkomen dat ruis ontstaat omdat een trajectvoorstel uitblijft. De eisen die gesteld worden aan het inburgeringsbedrijf zijn erop gericht om de kwaliteit van het traject te borgen. De kosten zijn gerelateerd aan de gemiddelde rijksvergoeding per traject. Deze bedragen kunnen afhankelijk van de loon- en prijsontwikkelingen jaarlijks door het college worden aangepast.

Artikel 6 Eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In de verordening is gekozen voor betaling van de eigen bijdrage in ten hoogste 18 termijnen van € 15,= Als de inburgeringsplichtige het examen heeft behaald, kan de betaalde eigen bijdrage tot maximaal € 270,= als beloning worden terugontvangen.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

De inburgeringsplichtige heeft de mogelijkheid om tegen het besluit bezwaar en beroep in te stellen.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Wij relateren de boetebedragen aan de bedragen zoals opgenomen in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2006.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de ruimte om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.

Artikel 11 Voorziening door college

In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening. Het ligt voor de hand om bij vrijwillige inburgeraars dezelfde criteria te hanteren als bij inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening).

Wel wordt in het tweede lid een verbijzondering aangebracht om te bevorderen dat schaarse middelen zo effectief mogelijk worden ingezet.

Artikel 12 De samenstelling van de voorziening

Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening. De noodzaak tot het opnemen van een termijn waarbinnen een schriftelijk verzoek voor een persoonlijk inburgeringsbudget moet worden ingediend ontbreekt bij deze categorie.

Artikel 14 Eigen bijdrage

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar voor wie bij overeenkomst een voorziening is vastgesteld een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 14 van de verordening is de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 15 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen benoemd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als voor inburgeringsplichtigen (zie artikel 7 van de verordening).

Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar betreffende het toekennen van een voorziening zal inhoudelijk zo goed als gelijk zijn aan de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.

Gekozen is voor een zelfde systematiek als geldt voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 18 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel is een uitwerking van deze verplichting. Het artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

De overige artikelen spreken voor zich.