Regeling vervallen per 01-08-2015

Beleidslijn BIBOB voor omgevingsvergunning bouwen

Geldend van 04-06-2011 t/m 31-07-2015

Intitulé

Beleidslijn BIBOB voor omgevingsvergunning bouwen

1 Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet BIBOB van kracht geworden. Deze wet stelt bestuursorganen in staat om zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten bestuurlijk worden gefaciliteerd. Dit als reactie op signalen dat de georganiseerde criminaliteit in toenemende mate doordringt in het economisch leven en een beroep doet op bestuurlijke faciliteiten. De Wet BIBOB beoogt te voorkomen dat met gebruikmaking van vergunningen criminele activiteiten worden ontplooid en zwarte gelden worden witgewassen.

De Wet BIBOB is van toepassing op vergunningen voor horeca, prostitutie, speelautomaten, bouwen, milieu en transport; op aanbestedingen in de sectoren bouw, ICT en milieu en op subsidies voor zover door de regelgever bepaald.

De gemeente Velsen past het BIBOB-instrumentarium reeds toe op de vergunningen voor horeca, prostitutie en speelautomatenhallen. De beleidslijn hiertoe is op 14 april 2005 vastgesteld en op 24 juni 2008 door het college van B&W nader geconcretiseerd.

Onderhavige beleidslijn regelt de toepassing van de Wet BIBOB op omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. De bouwsector is een groot en belangrijk onderdeel van het Nederlandse bedrijfsleven en uit onderzoek door de onderzoeksgroep Fijnaut in opdracht van de Commissie-Van Traa, is gebleken dat deze sector kwetsbaar is voor infiltratie door criminele groepen (Inzake Opsporing, 1996). De bouwwereld wordt gekenmerkt door een veelheid van partijen en belanghebbenden, ondermeer bij de voorbereiding en oprichting van een bouwwerk en de verlening van de daarvoor noodzakelijke vergunning. Met de verlening van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen kunnen grote (financiële) belangen gemoeid zijn. Het oprichten van bouwwerken is daarmee een aantrekkelijke manier om zwart geld wit te wassen.

In Velsen zijn er in het verleden signalen geweest van verwevenheid van de onder- en bovenwereld bij bouwprojecten aan de kust en in het havengebied. Door gebruikmaking van de mogelijkheden van de Wet BIBOB wil de gemeente dergelijke situaties in het vervolg voorkomen.

De gemeentelijke werkwijze bij de toepassing van de Wet BIBOB is neergelegd in onderhavige beleidslijn. De beleidslijn maakt het voor aanvragers van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen duidelijk wat er in het kader van de Wet BIBOB van hun verwacht wordt en voorkomt willekeurige toepassing van het instrument. Dit is van belang omdat het gebruik van de Wet BIBOB zwaar kan ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.

2 Vergunningen in het kader van deze beleidslijn

In artikel 1 lid 1 onder c juncto artikel 3 van de Wet BIBOB is bepaald dat omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen van een bouwwerk onder het toepassingsbereik van de wet vallen. Op grond van artikel 3 Wet BIBOB kan het bestuursorgaan weigeren een aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te verlenen dan wel een verleende vergunning intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of strafbare feiten te plegen.

Vergunningplicht

Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk. Uitzonderingen op dit verbod zijn geregeld in artikel 2 en 3 van bijlage II behorend bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hierbij gaat het bijvoorbeeld om dakkapellen, bouwwerken op het achtererf en erfafscheidingen die aan bepaalde eisen voldoen.

Bevoegd gezag

De hoofdregel is dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is te beslissen op de aanvraag van een omgevingsvergunning (artikel 2.4, eerste lid, Wabo). De uitzonderingsgevallen waarin de provincie (gedeputeerde staten) of de minister bevoegd gezag is, zijn geregeld in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Deze beleidslijn heeft betrekking op de vergunningen waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd is.

Vergunningverlening

De Wabo kent een limitatief-imperatief stelsel voor de omgevingsvergunning voor bouwen. Dit houdt in dat de vergunning verleend dient te worden als er geen sprake is van de wettelijke weigeringsgronden en dat de vergunning moet worden geweigerd als één van de wettelijke weigeringsgronden van artikel 2.10 Wabo zich voordoet. De reguliere bouwvergunning mag slechts en moet worden geweigerd, indien het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft bijvoorbeeld niet voldoet aan het Bouwbesluit of Bouwverordening of wanneer het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld, dan wel het bouwen bijvoorbeeld in strijd is met de redelijke eisen van welstand etc.

Met de inwerkingtreding van de Wet BIBOB is een extra weigeringsgrond van kracht geworden, neergelegd in artikel 2.20 Wabo. In dit artikel is geregeld dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geweigerd kan worden in geval van en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. In tegenstelling tot de weigeringsgronden van artikel 2.10 Wabo is toepassing van de BIBOB-weigeringsgrond facultatief. Dit betekent dat het college ervoor kan kiezen toch de vergunning te verlenen ondanks dat weigering mogelijk is.

Voor de toepassing van artikel 3 van de Wet BIBOB wordt in de Wabo onder betrokkene mede verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de omgevingsvergunning gelijk gesteld kan worden (artikel 2.20 Wabo).

Intrekking van vergunningen

Op basis van artikel 5.19, eerste lid, Wabo kan een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, indien bijvoorbeeld blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend of niet overeenkomstig de vergunning is of wordt gehandeld.

De Wet BIBOB heeft hier een intrekkingsgrond aan toegevoegd. In artikel 5.19, vierde lid, Wabo is bepaald dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken op basis van artikel 3 Wet BIBOB. Ook hier geldt dat voor de toepassing van dit artikel onder betrokkene mede wordt verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de houder van de omgevingsvergunning gelijk gesteld kan worden. Deze bepaling biedt tevens grond voor toepassing van de wet in die gevallen waarin op grond van artikel 10.3 van de Bouwverordening 2007 een bouwvergunning wordt overgedragen aan een andere persoon.

Voor bouwvergunningen die zijn nog zijn verleend op grond van de Woningwet, blijft het recht van toepassing zoals dat gold op de dag vóór inwerkingtreding van de Wabo. De BIBOB-intrekkingsbevoegdheid wordt in dat geval ontleend aan artikel 59, eerste lid, onder f, Woningwet.

Voorbeelden weigering/intrekking

Tot weigering of intrekking van een vergunning kan worden overgegaan wanneer bijvoorbeeld sprake is van één van de onderstaande gevallen:

  • Het financieren van een bouwwerk met uit misdrijf verkregen geld (witwassen).

  • Het realiseren van een bouwwerk met arbeiders, al of niet vanuit onderaannemers, voor wie geen afdracht sociale premies plaatsvindt (zwartwerkers).

  • Het bouwwerk dient in hoofdzaak voor het daarbinnen laten plaatsvinden van strafbare handelingen zoals illegale kansspelen, hennepkwekerij of prostitutie.

3 Subsidiariteit en proportionaliteit

Volgens de Memorie van Toelichting zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet BIBOB.

Het bestuursorgaan dient eerst te bekijken of de bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden van de Woningwet mogelijkheden bieden om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken. In de praktijk betekent dit dat bij een nieuwe aanvraag eerst zal moeten worden gekeken of de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen bijvoorbeeld niet in strijd is met het bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand. Bij een reeds verleende vergunning zal eerst moeten worden gekeken of een andere intrekkingsgrond van toepassing is.

Pas wanneer de bestaande wetgeving geen uitkomst biedt bij het weigeren of intrekken van een vergunning en het belang aantoonbaar is, kan de Wet BIBOB toegepast worden. In dat geval dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij zelfstandig de Wet BIBOB kan toepassen (op grond van de eigen informatie). Als het bestuursorgaan na eigen onderzoek onvoldoende concrete redenen heeft om de beschikking te weigeren of in te trekken, maar wel een redelijk vermoeden heeft dat de intenties van de aanvrager niet zuiver zijn, kan – als ultimum remedium – een advies bij Bureau BIBOB worden aangevraagd.

Een weigering of intrekking van de vergunning dient in de juiste verhouding te staan tot het belang dat hiermee gediend is. Dit proportionaliteitsbeginsel is geconcretiseerd in artikel 3 lid 5 van de Wet BIBOB, waarin is bepaald dat de weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, slechts plaats vindt indien deze evenredig is met de mate van gevaar. Er moet daarnaast een relatie zijn tussen de aard van de strafbare feiten en de vergunning. Niet alle strafbare feiten zijn relevant. Het gegeven dat betrokkene veroordeeld is geweest voor winkeldiefstal is bijvoorbeeld niet direct relevant in het kader van de vraag of aan betrokkene een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend kan worden.

4 Algemene beleidsuitgangspunten Velsen

Het is niet effectief en efficiënt alle omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen aan een toetsing op basis van de Wet BIBOB te onderwerpen. Het college van burgemeester en wethouders hanteert als uitgangspunt dat het instrument vooral toegepast dient te worden daar waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is. Een prioriteitstelling is van belang om de administratieve lasten en verlenging van procedures voor zowel de aanvragers van een bouwvergunning als de gemeente zelf te beperken. Ook vanwege het proportionaliteitsbeginsel is een selectieve aanpak wenselijk.

Voor het afbakenen van het toepassingsbereik van het BIBOB-instrumentarium kunnen verschillende invalshoeken gekozen worden:

• Het risicoprofiel van een gebied

Dit wordt bepaald door bijvoorbeeld de mate van criminaliteit en verstoring van openbare orde in een gebied, het type bedrijvigheid dat er plaatsvindt en/of geplande grootschalige ontwikkelingen in een gebied.

• Het risicoprofiel van een branche

Dit betreft de mate waarin de bedrijfsactiviteiten waarvoor vergunning wordt aangevraagd gevoelig zijn voor criminele invloeden. Gevoelige branches zijn bijvoorbeeld horeca, prostitutie, wisselkantoren, afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven, autobedrijven en speelautomatenhallen.

• De hoogte van de bouwsom

Voor criminele organisaties die zich bezighouden met witwassen zijn grote bouwprojecten interessanter dan kleine bouwprojecten. Het risico dat een bouwvergunning misbruikt wordt voor witwassen (investeren van geld in vastgoed) is bij projecten met een hoge bouwsom groter dan bij kleine projecten.

Bouwvergunningen waarop de gemeente Velsen de Wet BIBOB toepast

Tegen de achtergrond van bovenstaande invalshoeken past het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen het BIBOB-instrumentarium toe op aanvragen voor omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen vallend binnen de volgende categorieën:

• Bouwactiviteiten in het havengebied

Uit wetenschappelijke studies (o.a. door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie) blijkt dat havens als knooppunten waar goederen, personen en geld bij elkaar komen, grote aantrekkingskracht hebben op de (georganiseerde) criminaliteit. Voor het havengebied wordt dit beeld bevestigd in het Veiligheidsbeeld Noordzeekanaalgebied 2008 dat is opgesteld in opdracht van het bestuurlijk platform Havenveiligheid bestaande uit de burgemeesters van Amsterdam, Zaanstad, Beverwijk, Velsen en Haarlemmerliede. In dit rapport wordt geconstateerd dat de economische activiteit in de havens rond het Noordzeekanaal toeneemt en dat daarbij, als een soort wetmatigheid, meer criminaliteit hoort. Onderzocht is van welke criminaliteitsvormen het aannemelijk is dat deze in het Noordzeekanaalgebied voorkomen. Dit leidt tot het volgende beeld:

In het hele gebied zijn meer dan 10 criminele samenwerkingsverbanden actief. Vermoed wordt dat dit het topje van de ijsberg is.

Hennepplantages worden regelmatig aangetroffen en het vermoeden is dat deze op grote schaal aanwezig zijn.

Het aantal harddrugszaken neemt toe.

Er worden veel namaakgoederen aangetroffen (o.a. elektronica en kleding) en er is sprake van sigarettensmokkel.

Gestolen auto’s worden georganiseerd gestript/omgekat.

Criminele gelden worden witgewassen en gebruikt voor de financiering van andere criminele activiteiten.

Gelet op dit beeld zullen bouwactiviteiten in het havengebied met een bouwsom van € 100.000 en hoger en/of gericht op het splitsen van panden, aan het BIBOB-instrumentarium onderworpen worden. In bijlage 1 is de afbakening van het gebied op kaart aangegeven.

• Bouwactiviteiten t.b.v. de branches horeca, prostitutie, speelautomatenhallen, smartshops en growshops

De gemeente Velsen kent sinds 2005 een beleidslijn BIBOB voor (exploitatie) vergunningen voor horeca (w.o. coffeeshops), prostitutie en speelautomatenhallen. Deze branches zijn door de landelijke wetgever aangemerkt als risicocategorie. Soms gaat aan de aanvraag van een exploitatievergunning op grond van de APV of een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vooraf. In die situaties is het niet wenselijk te wachten met inzet van het BIBOB-instrumentarium. Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een nieuwe horeca-inrichting of door een nieuwe (rechts)persoon die een bestaande inrichting overneemt, wordt daarom reeds op deze aanvraag het BIBOB-instrumentarium toegepast.

Ook smart- en growshops zijn door de wetgever aangemerkt als risicobranche. Velsen kent voor dergelijke shops geen stelsel van exploitatievergunningen. Wanneer ten behoeve van dergelijke shops een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt aangevraagd, zal hier het BIBOB-instrumentarium op toegepast worden.

• Bouwactiviteiten met een bouwsom van € 1.000.000,- en hoger

Bij omvangrijke bouwprojecten zijn de financiële belangen groot. Dergelijke plannen kunnen in verband met de witwasmogelijkheden een grote aantrekkingskracht hebben op criminele organisaties. Gemeentebreed worden daarom bouwactiviteiten met een bouwsom van € 1.000.000,- of hoger aan het BIBOB-instrumentarium onderworpen.

Het werken met drempelbedragen kan ertoe leiden dat aanvragers hun bouwproject ‘knippen’ om zo onder de BIBOB-toets uit te komen. Bij een aantoonbaar vermoeden hiervan zal op dergelijke aanvragen alsnog het BIBOB-instrumentarium worden toegepast.

Het college van burgemeester en wethouders voert geen actief BIBOB-beleid op reeds verleende vergunningen in de hierboven genoemde categorieën. Op verleende vergunningen zal alleen het BIBOB-instrumentarium worden toegepast indien na vergunningverlening informatie beschikbaar komt die hier aanleiding toe geeft.

Uitzonderingen binnen de omschreven categorieën

Het BIBOB-instrumentarium wordt niet toegepast op aanvragen van andere overheden en semi-overheidsorganisaties (o.a. door de minister toegelaten woningcorporaties).

In de situatie dat een aanvrager recent (minder dan 3 jaar geleden) een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft aangevraagd waarbij de BIBOB-vragenlijst reeds is ingediend, hoeft niet de gehele vragenlijst opnieuw ingevuld te worden, maar kan worden volstaan met de situatiespecifieke onderdelen daarvan en het afleggen van een verklaring dat voor het overige niets gewijzigd is.

Toepassing BIBOB buiten de omschreven categorieën

Het bovenstaande impliceert niet dat de gemeente verplicht is de toepassing van het BIBOB-instrumentarium tot bovengenoemde categorieën te beperken. Ook in andere gevallen kan de gemeente, zij het gemotiveerd, overgaan tot de inzet van het BIBOB-instrumentarium. Zo kan bijvoorbeeld informatie van derden (o.a. media, officier van justitie) aanleiding zijn tot toepassing van het BIBOB-instrumentarium op de aanvraag van een vergunning voor het bouwen van een villa.

5 Eigen onderzoek gemeente bij toepassing BIBOB

Reikwijdte van het onderzoek

Het onderzoek door de gemeente richt zich in de eerste plaats op de integriteit van de aanvrager van de vergunning. Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek. In artikel 3 van de Wet BIBOB is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene; dan wel

  • zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene; dan wel

  • vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene; dan wel

  • in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

Vragenlijst BIBOB

In bijlage 2 van onderhavige beleidslijn is de “Vragenlijst BIBOB omgevingsvergunning bouwen” opgenomen. In deze vragenlijst wordt een aantal vragen gesteld. De grondslag hiervoor wordt gevormd door artikel 30 van de Wet BIBOB. De lijst vormt een aanvulling op de reeds bestaande aanvraagbescheiden voor een omgevingsvergunning. Middels de vragenlijst worden onder meer vragen gesteld over zeggenschap, financiering en eventuele (onder)aannemers. Alle personen die in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in relatie staan tot de vergunningaanvrager/houder kunnen onderworpen worden aan een nader onderzoek.

De aanvrager of houder van een vergunning dient, indien hij daartoe verzocht wordt, de vragenlijst in te vullen. Indien de vragenlijst niet (volledig) wordt ingevuld kan dat aanleiding zijn de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 lid 1 van de Algemene Wet Bestuursrecht dan wel de reeds verleende vergunning in te trekken op grond van artikel 4 van de Wet BIBOB. Dit laatste artikel stelt het weigeren van het invullen van de vragenlijst namelijk gelijk aan “ernstig gevaar” dat de vergunning misbruikt wordt voor criminele doeleinden.

Toepassing op aangevraagde omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen

Bij het onderzoek naar de integriteit van de vergunningaanvrager hanteert de gemeente de volgende werkwijze:

  • 1.

    De aanvrager wordt verzocht in aanvulling op de reguliere aanvraagbescheiden de vragenlijst BIBOB in te vullen.

  • 2.

    De ingevulde vragenlijst inclusief de bij te voegen bescheiden wordt globaal bekeken (lichte toets).

  • 3.

    Indien de aanvrager weigert de vragenlijst (volledig) in te vullen, kan dit aanleiding zijn de aanvraag buiten behandeling te stellen.

  • 4.

    Als er op basis van de lichte toets geen twijfels bestaan omtrent de integriteit van de aanvrager, dan wordt de vergunning verleend, mits voldaan is aan de overige vergunningsvereisten.

  • 5.

    Als er op basis van de lichte toets twijfels bestaan omtrent de integriteit van de aanvrager, dan wordt een diepgaande toets uitgevoerd. Dit houdt in dat open bronnen geraadpleegd worden (Kamer van Koophandel, Kadaster enz.) en dat eventueel aanvullende vragen gesteld worden aan de aanvrager.

  • 6.

    Indien de gemeente op basis van de diepgaande toets geen aanwijzingen heeft dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, dan wordt de vergunning verleend, mits voldaan is aan de overige vergunningvereisten.

  • 7.

    Indien de gemeente op basis van de diepgaande toets genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, dan wordt de vergunning geweigerd.

  • 8.

    Als er na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan omtrent de integriteit van de aanvrager, wordt een advies aangevraagd bij het landelijk Bureau BIBOB.

  • 9.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB te vragen, wordt eerst een diepgaande toets uitgevoerd, waarna, indien nodig, een advies wordt aangevraagd bij Bureau BIBOB.

  • 10.

    Op basis van het advies van Bureau BIBOB wordt besloten tot verlening of weigering van de vergunning.

Toepassing op reeds verleende omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen

Ook bij reeds verleende vergunningen kan twijfel bestaan over de integriteit van de vergunninghouder. Zonder dat sprake hoeft te zijn van een aanvraagprocedure biedt de Wet BIBOB ook voor deze vergunningen de mogelijkheid om te toetsen. De gemeente Velsen voert een reactief beleid ten aanzien van reeds verleende vergunningen. Dit betekent dat enkel wanneer er negatieve signalen zijn omtrent de integriteit van de vergunninghouder, de gemeente het BIBOB-instrumentarium toepast.

Bij gebruikmaking hiervan volgt de gemeente de volgende procedure:

  • 1.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om voor een bepaalde vergunning een advies aan het landelijk Bureau BIBOB te vragen, wordt eerst een diepgaande toets uitgevoerd, waarna indien nodig een advies wordt aangevraagd bij Bureau BIBOB.

  • 2.

    Indien informatie van derden (bijvoorbeeld media) daartoe aanleiding geeft, wordt na een afweging ter zake, de vergunninghouder verzocht de BIBOB-vragenlijst in te vullen en aanvullende gegevens te verstrekken (artikel 30 lid 3 Wet BIBOB). Dit kan leiden tot het uitvoeren van een diepgaande toets en adviesaanvraag bij Bureau BIBOB.

  • 3.

    Indien uit de diepgaande toets dan wel het advies van Bureau BIBOB genoeg aanwijzingen naar voren komen om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, dan wordt de vergunning ingetrokken.

  • 4.

    Indien de vergunninghouder de vragenlijst weigert (volledig) in te vullen c.q. geen medewerking verleent aan het overleggen van de gevraagde gegevens en hierin volhardt nadat hij nogmaals gewezen is op zijn plicht tot medewerking, kan dit grond zijn voor intrekking van de vergunning krachtens artikel 3 van de Wet BIBOB.

  • 6

    Advisering door het landelijk Bureau BIBOB

Indien na de eigen gemeentelijke toets nog vragen blijven bestaan omtrent de integriteit van de aanvrager of houder van een vergunning, kan de gemeente een advies aanvragen bij het landelijk Bureau BIBOB. Dit wordt gedaan in de volgende gevallen:

  • Na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over de bedrijfsstructuur of de financiering van het bedrijf.

  • Na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de (onder)aannemer.

  • Indien de officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde vergunning een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

Het landelijk Bureau BIBOB zal vervolgens een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB. Het landelijk Bureau valt onder het ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld de Belastingdienst, de politieregisters, justitiële documentatie, IND, etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan de gemeente.

De beslissing van de gemeente bij het Bureau BIBOB advies aan te vragen is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan dan ook geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure.

Als er een BIBOB-advies wordt aangevraagd wordt de aanvrager/houder van de vergunning hierover geïnformeerd door de gemeente (mededelingsplicht). Het landelijk Bureau BIBOB neemt in voorkomende gevallen contact op met de aanvrager van de vergunning en/of andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven om aanvullende vragen te stellen.

Het Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Het Bureau stelt hiervan de gemeente in kennis. De gemeente stelt op haar beurt de aanvrager/houder van de vergunning op de hoogte. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau BIBOB (maximaal 8 weken).

De gemeente zal, indien er het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het BIBOB-advies inzien. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gebracht om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien.

Tegen de uiteindelijke beslissing van de gemeente tot weigering, intrekking dan wel verlening onder voorwaarden, kan bezwaar en beroep worden aangetekend.

Bijlagen

bijlage 1 afbakeninghavengebied.pdf (PDF-bestand; grootte: 143.52 kB)