Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo 2013

Geldend van 06-02-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

gezien het voorstel van 18 december 2012;

gelet op de bepalingen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Venlo 2012;

overwegende, dat het Wmo-besluit Venlo 2012 dient te worden geactualiseerd;

besluiten:

tot vaststelling van het navolgende Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo 2013:

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet:

  • wet maatschappelijk ondersteuning

  • b.

    verordening:

  • verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Venlo 2012

  • c.

    besluit:

  • besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning Venlo 2013

  • d.

    college:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo

  • e.

    verzamelinkomen:

  • het inkomen zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001

  • f.

    belastbaar loon:

  • het loon zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964

  • g.

    peiljaar:

  • het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschapplijke ondersteuning is verleend

  • h.

    kernassortiment:

  • voor de voorzieningen in natura wordt gewerkt met een kernassortiment. Dit is het brede assortiment dat is aanbesteed door de gemeente Venlo

  • i.

    basisvoorziening:

  • het deel van de woning dat bestaat uit keuken, huiskamer, één slaapkamer, badkamer en toilet

  • j.

    bemiddelingsfunctie:

  • het pakket aan diensten dat een (zorg)aanbieder aanbiedt in het kader van de ondersteuning van een cliënt met een persoonsgebonden budget voor een alphahulp

  • k.

    budgethouder:

  • de persoon aan wie het college. of de instantie die hiervoor door het college is gemandateerd, een persoonsgebonden budget (PGB) heeft toegekend

  • l.

    leef-en woongemeenschap:

  • een gemeenschap 'van in één pand wonende zelfstandige personen die gezamenlijk een duurzaam huishouden voeren.

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruik en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 1.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Ingevolge de bepalingen van de wet en de verordening worden algemeen gebruikelijke voorzieningen niet vergoed. Voor een niet-limitatief overzicht wordt verwezen naar bijlage 3 bij dit besluit.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel

Artikel 2.1 De eigen bijdrage, het eigen aandeel in de kosten

De gemeente Venlo vraagt voor alle individuele voorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de wet is toegestaan, een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten tot het maximum dat op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, nr. 450 / Staatscourant 2010,nr. 18021 ) is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.

Artikel 2.2 Omvang van de eigen bijdrage, het eigen aandeel

  • 1.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten die / dat de ongehuwde persoon jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd moet betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 23.295 het bedrag van €19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 23.295.

  • 2.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten die / dat de ongehuwde persoon van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder moet betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.456 het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.456.

  • 3.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten die / dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd of beiden jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd moeten betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 29.174 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 29.174.

  • 4.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten die / dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd of ouder zijn moeten betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan €22.957 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.957.

Artikel 2.3. Bedrag per periode van vier weken

  • 1.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 2.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een woonvoorziening die eigendom is van de gemeente, dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die de aanvrager huurt, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 3.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een eenmalige financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 4.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een periodieke financiële tegemoetkoming, dan wordt per periode van vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking voortduurt.

  • 5.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een roerende zaak door een leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten, dan wordt per periode van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt.

Artikel 2.4 Beperkingen

  • 1.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening in natura respectievelijk het bedrag van het PGB of de financiële tegemoetkoming die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

  • 2.

    Er wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt:

    • a.

      is overleden

    • b.

      is verhuisd en daardoor geen gebruik meer kan maken van de verstrekte woonvoorziening

    • c.

      te kennen heeft gegeven geen gebruik meer te willen maken van een andere dan de onder b genoemde voorziening en er ook feitelijk geen gebruik van maakt

  • 3.

    Een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening.

  • 4.

    Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit collectief vraagafhankelijk vervoer (regiotaxi). Let wel: de Wmo-gerechtigde die met de regiotaxi reist, is voor het gebruik wel een betaling per zone verschuldigd overeenkomstig het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

  • 5.

    Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit een gemeenschappelijke voorziening.

  • 6.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd, als de voorziening bestaat uit accessoires en aanpassingen van hulpmiddelen, die niet meteen bij de eerste verstrekking van het betreffende hulpmiddel zijn aangebracht (dit geldt niet voor autoaanpassingen).

  • 7.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd voor onderhouds-, reparatie- en keuringskosten die niet bij de eerste verstrekking in de kosten van de voorziening zijn inbegrepen. 

Hoofdstuk 3 - Verstrekkingvormen en typen van individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

Artikel 3.2 Voorziening in natura

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • welke

      de te treffen voorziening is;

    • wat

      de duur van de verstrekking is;

    • hoe

      de voorziening in natura verstrekt wordt;

    • of

      er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2.

    Indien sprake is van een overeenkomst als bedoeld onder 1, is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die is gesloten tussen de aanvrager en de gemeente (eigenaar).

  • 3.

    Bij verstrekking in natura, in de vorm van collectief vervoer (Regiotaxi) moet de gerechtigde zich houden aan de voorwaarden en regels die voor dit vervoersysteem gelden.

Artikel 3.3. Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • voor

      welke te treffen voorziening de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • wat

      de duur van de verstrekking is;

    • of

      er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    • welke

      voorwaarden op de verstrekking van toepassing zijn.

  • 2.

    Betaling van de financiële tegemoetkoming vindt plaats aan de belanghebbende of op grond van de wet aan de eigenaar van de woning.

  • 3.

    Indien het college ingevolge artikel 30 van de Verordening besluit tot indexering van de in dit Besluit opgenomen financiële tegemoetkomingen, vindt indexering plaats op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CBS).

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1.

    Op verzoek van de aanvrager vindt verstrekking van een individuele voorziening plaats in de vorm van het PGB.

  • 2.

    Op het PGB zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      het PGB wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor kosten van instandhouding en een eventuele verplichte WA-verzekering;

    • c.

      bij het treffen van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking vastgelegd:

      • -

        voor welk te bereiken resultaat het PGB gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

      • -

        wat de omvang van het PGB is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

      • -

        welke regels gelden ten aanzien van het uitkeren van het PGB;

      • -

        wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB bedoeld is;

      • -

        welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het PGB.

    • d.

      na verzending van de beschikking, met daarin vermeld de voorwaarden, wordt het PGB, eventueel in delen, ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de belanghebbende.

  • 3.

    Afwijzingsgronden: verstrekking als PGB vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met het PGB en hiervoor geen beheerder kan worden aangewezen;

    • b.

      de belanghebbende eerder een PGB is verleend op grond van de verordening en de belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen;

    • c.

      op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de belanghebbende het PGB om financiële redenen niet kan aanwenden voor de aanschaf/inzet van de voorziening;

    • d.

      de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening.

  • 4.

    Budgetperiode voor PGB hulpmiddelen

    • a.

      het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven voorziening;

    • b.

      blijkt na afloop van de onder a genoemde periode dat de voorziening nog steeds voldoende compensatie biedt, dan wordt geen nieuw PGB beschikbaar gesteld;

    • c.

      in het onder b genoemde geval verstrekt het college wel, indien nodig, een vergoeding voor instandhoudingkosten en een eventuele verplichte WA-verzekering.

  • 5.

    Algemene verplichtingen PGB. Bij de verlening van het PGB gelden voor belanghebbende de volgende verplichtingen:

    • a.

      het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

    • b.

      de geïndiceerde voorziening die de belanghebbende inkoopt met het PGB dient adequaat, veilig, op belanghebbende gericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

    • c.

      de belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

    • d.

      de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking aan het college.

  • 6.

    Verantwoording PGB. De verantwoording van het PGB door belanghebbende vindt direct plaats na aanschaf van de voorziening of voltooiing van de werkzaamheden waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt of, bij hulp bij het huishouden, volgens het gestelde in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 4 - Hulp bij het huishouden

De op basis van artikel 4 lid 1 van de Wmo via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • c.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • d.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • e.

    wonen in een geschikt huis;

Dit hoofdstuk gaat over de onder a tot en met d genoemde resultaten

Artikel 4.1 Aantal minuten hulp

De compensatie die noodzakelijk is om het te behalen resultaat te bereiken wordt berekend in minuten.

Artikel 4.2 Hulp in natura

Als de belanghebbende hulp bij het huishouden in natura wil ontvangen, kan hij een keuze maken uit de door de gemeente gecontracteerde partijen.

Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden

  • 1.

    De hoogte van het PGB: Het bruto uurtarief voor het PGB voor hulp bij het huishouden bedraagt:

    • a.

      € 13,05 voor hulp bij het huishouden I (tevens vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964, alfahulp)

    • b.

      € 17,40 voor hulp bij het huishouden II

  • c.

    Het PGB/bemiddelingsfunctie voor inzet van een alfahulp is gelijk aan de met de gecontracteerde (zorg)aanbieders overeengekomen tarieven voor de afzonderlijke diensten binnen deze constructie, zijnde € 4,- voor de bemiddelingsfunctie en € 12,80 als vergoeding voor de alfahulp.

  • 2.

    Indexering: Indien het college ingevolge artikel 30 van de Verordening besluit tot indexering van de PGB-tarieven voor hulp bij het huishouden, vindt indexering plaats op basis van de prijsindex voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg (CBS).

  • 3.

    Het bruto PGB wordt berekend naar het geïndiceerde aantal minuten gedurende de periode waarin de voorziening noodzakelijk is.

  • 4.

    Uitbetaling PGB:

    • a.

      Het PGB wordt bruto uitgekeerd. Dit betekent dat de belanghebbende zelf nog de verschuldigde eigen bijdrage moet afdragen.

    • b.

      Het PGB wordt maandelijks uitbetaald, waarbij uitbetaling altijd plaatsvindt aan de klant.

    • c.

      de betaling van het PGB start na ontvangst van de schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 4.3 lid 5 sub a.

  • 5.

    Bijzondere verplichtingen: bij de verlening van het PGB worden de budgethouder de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst (bij een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 5, eerste lid Wet op de loonbelasting 1964 wordt een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten) met de persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke voorziening betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

      • 1

        declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen 6 weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend;

      • 2

        een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer en de naam en het adres van deze persoon en wordt door deze persoon ondertekend;

      • 3

        een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, alsmede de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.

    • b.

      de budgethouder bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties gedurende 5 jaar en stelt, desgevraagd, kopieën hiervan ter beschikking aan het college;

    • c.

      na afloop van het kalenderjaar wordt desgevraagd door de budgethouder een daartoe bestemd formulier aan het college ter beschikking gesteld, waarop hij naam, adres en burgerservicenummer van de huishoudelijke hulp(en) respectievelijk naam, adres en BTW-nummer en/of inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel van de hulpverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag. Deze verplichting is niet van toepassing indien de budgethouder verplicht is tot loonheffing.

  • 6.

    Tussentijdse verantwoording: ten aanzien van de tussentijdse verantwoording geldt:

    • a.

      Na afloop van elk kwartaal wordt middels een aselecte steekproef 10% van de budgethouders gecontroleerd op de besteding van het PGB over een verantwoordingsperiode van een kwartaal;

    • b.

      Bij iedere nieuwe budgethouder vindt een controle plaats na afloop van de eerste verantwoordingsperiode;

    • c.

      De budgethouder legt op verzoek van de gemeente binnen 3 weken na dagtekening van een verzoek daartoe verantwoording af over de in het verzoek vermelde verantwoordingsperiode, middels een door de gemeente verstrekt verantwoordingsformulier met bijbehorende bewijsstukken (declaraties, loonstroken en betaalbewijzen zoals bankafschriften en kwitanties);

    • d.

      Leden van leef- en woongemeenschappen mogen gezamenlijk verantwoording afleggen over het totaal van het aan de individuele leden toegekende PGB;

    • e.

      Gecontroleerde budgethouders krijgen binnen 8 weken na de verantwoording bericht over het resultaat van de controle.

  • 7.

    Toetsingskader (norm) voor de rechtmatigheidscontrole: de tussentijdse verantwoording wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • a.

      Het voor een bepaalde periode toegekende PGB is volledig besteed aan de voor deze periode geïndiceerde uren en de daarmee samenhangende kosten (exclusief de kosten van het beheer van het PGB), op voorwaarde dat:

      • 1.

        minimaal de geïndiceerde uren zijn ingekocht tegen het tarief als bedoeld in artikel 4.3 lid 1; of

      • 2.

        er zijn meer uren ingekocht tegen een lager tarief.

    • b.

      De verantwoording wordt niet geaccepteerd:

      • 1.

        Voor zover uit de verantwoording blijkt dat de geïndiceerde uren zijn ingekocht tegen een lager tarief als bedoeld in artikel 4.3. lid 1, waardoor een deel van het budget niet is besteed. Het niet-bestede deel wordt niet geaccepteerd;

      • 2.

        Voor zover uit de verantwoording blijkt dat er minder uren zijn ingekocht dan geïndiceerd tegen een tarief dat lager is dan het tarief als bedoeld in artikel 4.3 lid 1. Het niet-bestede deel wordt niet geaccepteerd;

      • 3.

        Voor zover uit de verantwoording blijkt dat er minder uren zijn ingekocht dan geïndiceerd tegen een hoger tarief als bedoeld in artikel 4.3 lid 1. In dit geval vindt er een herberekening plaats, waarbij de feitelijk ingekochte uren worden vermenigvuldigd met het tarief als bedoeld in artikel 4.3. lid 1. Tot dit bedrag wordt de verantwoording geaccepteerd, het resterende bedrag wordt niet geaccepteerd;

      • 4.

        Voor zover uit de verantwoording blijkt dat het PGB anders is besteed dan waarvoor het is toegekend. Het anders bestede deel wordt niet geaccepteerd;

      • 5.

        Voor zover uit de verantwoording blijkt dat er kosten zijn gemaakt voor het beheer van het PGB. Het hieraan bestede deel wordt niet geaccepteerd.

  • 8.

    Aanvullende onderzoek:

    • a.

      Er wordt een aanvullend onderzoek ingesteld, indien op grond van de ingediende verantwoording niet kan worden vastgesteld of het PGB rechtmatig is besteed (bijvoorbeeld: de budgethouder werkt niet mee aan de controle of op grond van de verantwoording wordt de budgethouder mogelijk onvoldoende gecompenseerd_;

    • b.

      In afwachting van de uitkomst van het aanvullend onderzoek, wordt de betaling per direct stopgezet bij ernstige twijfel over de rechtmatige besteding;

    • c.

      Indien een aanvullend onderzoek plaatsvindt, wordt de termijn als bedoeld in artikel 4.3 lid 6 sub e opgeschort tot het aanvullend onderzoek is afgerond;

    • d.

      De uitkomst van het aanvullende onderzoek wordt meegenomen in het oordeel over de verantwoording.

  • 9.

    Verrekening

    • a.

      Het ingevolge 4.3 lid 7 niet-geaccepteerde deel van de verantwoording wordt verrekend met toekomstige betalingen;

    • b.

      De budgethouder ontvangt binnen 8 weken na verantwoording een besluit tot verrekening;

    • c.

      Als de verrekening een gezamenljike verantwoording van een woon- of leefgemeenschap betreft, vindt verrekenign evenredig over alle leden van de woon- of leefgemeenschap plaats;

    • d.

      Elke budgethouder die een besluit tot verrekening als bedoeld onder 9b heeft ontvangen, wordt na afloop van de daaropvolgende verantwoordingsperiode opnieuw gecontroleerd.

  • 10.

    Bijzondere intrekkinggronden: onverminderd de intrekkinggronden genoemd in artikel 27 van de Verordening wordt de beschikking, waarbij het PGB is toegekend, geheel of gedeeltelijk ingetrokken:

    • a.

      met ingang van de 14e dag gelegen ná de dag waarop de budgethouder overlijdt;

    • b.

      met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan 2 maanden aaneengesloten verblijft in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Zorgverzekeringswet;

    • c.

      met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

Hoofdstuk 5 - Wonen in een geschikt huis

De op basis van artikel 4 lid 1 van de Wmo via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • c.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • d.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • e.

    wonen in een geschikt huis.

Dit hoofdstuk gaat over het onder e genoemde resultaat.

Artikel 5.1 Verstrekkingvorm

  • 1.

    De individuele voorzieningen binnen het resultaatgebied “wonen in een geschikt huis” kunnen worden verstrekt als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als PGB.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen is gelijk aan het bedrag dat is vermeld in de door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    Bij het opstellen van de kostenberekening door de gemeente en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met wat bepaald is in:

    • a.

      Bijlage 1 bij dit Besluit: Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen;

    • b.

      Bijlage 2 bij dit Besluit: Extra bouw- en grondkosten.

  • 4.

    Voorzieningen in natura zijn:

    • a.

      voorzieningen die binnen of buiten het kernassortiment van hulpmiddelen van de gemeente vallen en die de leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten aan de belanghebbende in bruikleen geeft;

    • b.

      (trap)liften die door de gemeente in bruikleen worden gegeven.

Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1.

    PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen binnen het kernassortiment

    • a.

      het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen, die binnen het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

    • b.

      indien van toepassing wordt het PGB verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen.

    • c.

      de noodzaak voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt vastgesteld op basis van het medisch advies en/of het selectierapport van de voorziening.

    • d.

      het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

    • e.

      de PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder a en b vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.

  • 2.

    PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen buiten het kernassortiment. Het PGB voor hulpmiddelen in het kader van wonen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens is opgenomen een indicatie van de instandhoudingkosten (onderhoud en reparatie) gedurende de afschrijvingstermijn.

  • 3.

    PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen

    • a.

      Het PGB voor onderhoud en reparatie van hulpmiddelen in het kader van wonen wordt bepaald is gelijk aan het bedrag dat is vermeld zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

    • b.

      Het PGB voor onderhoud en reparatie wordt jaarlijks uitgekeerd na overlegging van de factuur voor het jaarlijkse onderhoud.

  • 4.

    PGB voor woonvoorzieningen

    • a.

      Het PGB voor woonvoorzieningen is gelijk aan het bedrag dat is vermeld in de door het college opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

    • b.

      Indien de belanghebbende niet de eigenaar is van de woning waarin de woningaanpassing dient te worden aangebracht, wordt het PGB voor de woningaanpassing betaald aan de eigenaar van de woning.

  • 5.

    PGB voor keuring, onderhoud en reparatie

    • a.

      Het PGB wordt verstrekt voor keuring, onderhoud en reparatie van de hieronder opgesomde voorzieningen:

      • -

        stoelliften;

      • -

        rolstoel- of sta-plateauliften;

      • -

        woonhuisliften;

      • -

        hefplateauliften;

      • -

        balansliften;

      • -

        de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

      • -

        elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

      • -

        toilet, voorzien van onderspoel en toiletföhn.

    • b.

      Het PGB wordt op basis van de ingediende factuur achteraf bepaald en betaald.

Artikel 5.3 Overige tegemoetkomingen

  • 1.

    Tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

    • a.

      Geen verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Dit betekent dat geen tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten wordt toegekend indien deze tegemoetkoming is aangevraagd voor een verhuizing waarvan voorzienbaar was (verwacht kon worden) dat deze gezien de leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie van belanghebbende noodzakelijk zou worden en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak. Onder deze verhuizingen vallen ook verhuizingen zoals het voor de eerste keer zelfstandig gaan wonen en verhuizingen naar AWBZ instellingen.

    • b.

      Als geen sprake is van een verhuizing als bedoeld onder a, kan de hoofdbewoner van de woonruimte een gemaximeerde tegemoetkoming ontvangen van € 2.647,-.

    • c.

      Een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte een aangepaste woonruimte ontruimt, komt in aanmerking voor een gemaximeerde tegemoetkoming van € 2.647,-.

  • 2.

    Kosten van tijdelijke huisvesting

    • a.

      De hoogte van de vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer aanhouden van een te verlaten woonruimte is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

    • b.

      De tegemoetkoming wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

    • c.

      De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt;

    • d.

      De vergoeding wordt verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 3.

    Huurderving

    • a.

      De hoogte van de vergoeding in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag;

    • b.

      De vergoeding wordt maximaal zes maanden verstrekt;

    • c.

      De eerste maand komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 4.

    Bezoekbaar maken

    • a.

      Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

    • b.

      In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

    • c.

      Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

    • d.

      De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

    • e.

      Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken bedraagt € 5.789,-.

Artikel 5.4. Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of technische aard

Indien de bedoelde voorziening een woningsanering betreft, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.

  • a.

    Voor gordijnen en vloerbedekking worden voor materiaal en overige kosten (maken, leggen) de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:

    • overgordijnen

      woonkamer € 30,73 per m2 raamoppervlak

    • overgordijnen

      slaapkamer € 22,03 per m2 raamoppervlak

    • vitrage

      woon- en slaapkamer € 20,24 per m2 raamoppervlak

    • vloerbedekking

      woonkamer € 16,40 per m2 vloeroppervlak

    • vloerbedekking

      slaapkamer € 14,48 per m2 vloeroppervlak

  • b.

    Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijn van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

    • leeftijd

      tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;

    • leeftijd

      tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;

    • leeftijd

      tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;

    • leeftijd

      tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;

    • ouder

      dan 8 jaar: geen vergoeding meer omdat de artikelen zijn afgeschreven.

Artikel 5.5. Onderhoud, keuring en reparatie

De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van op grond van de Wmo of de Wet voorzieningen gehandicapten verstrekte voorzieningen worden vergoed zoals weergegeven in artikel 5.2, lid 5.

Artikel 5.6 Terugbetalen bij verkoop

  • 1.

    Aan de eigenaar-bewoner die op grond van de verordening een woonvoorziening als bedoeld in lid 2 heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, wordt op grond van de verordening de voorwaarde opgelegd om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig hetgeen bepaald is in de leden 2, 3, 4, en 5 van dit artikel.

  • 2.

    De verplichting uit het eerste lid is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • 4.

    Het te restitueren bedrag bedraagt 100 procent van de meerwaarde, waarbij het bedrag op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar jaarlijks met 10% afneemt.

  • 5.

    Het te restitueren bedrag bedraagt nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

  • 6.

    Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

Hoofdstuk 6 - Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Collectief vraagafhankelijk vervoer

Met collectief vraagafhankelijk vervoer wordt Regiotaxi Noord- en Midden-Limburg bedoeld.

Artikel 6.2 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen in de vorm van een hulpmiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing verzekering worden het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van de voorziening.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 6.3 Forfaitaire vergoedingen

1. Kan een persoon vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik maken van een collectief vraagafhankelijk vervoersysteem, dan kan hij in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming om zelf in het vervoer te voorzien. De tegemoetkoming bestaat uit een forfaitair bedrag per kalenderjaar dat per maand wordt uitbetaald.

  • a.

    voor gebruik van een (eigen) auto: € 1.074,07;

  • b.

    voor gebruik van een taxi: € 1.074,07;

  • c.

    voor gebruik van een rolstoeltaxi: € 1.614,55;

  • d.

    voor gebruik van speciaal vervoer: € 1.614,55;

Artikel 6.4 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het kernassortiment

Het PGB voor vervoersvoorzieningen binnen het kernassortiment wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.

Artikel 6.5 PGB voor vervoersvoorzieningen binnen kernassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen

  • 1.

    Mits de noodzaak is vastgesteld, wordt het PGB voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 6.5 verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen.

  • 2.

    Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    De PGB-bedragen in dit artikel onder 1 en 2 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.

Artikel 6.6 PGB voor vervoersvoorzieningen buiten kernassortiment

Het PGB voor vervoersvoorzieningen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen, wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin teven een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingsduur is opgenomen.

Artikel 6.7 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en, indien van toepassing, de verzekering is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar worden meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 6.8 PGB voor een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Het PGB voor een alternatieve voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is gebaseerd op de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoudskosten gedurende de afschrijvingstermijn.

  • 2.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar worden meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 6.9 Autoaanpassing

Als een belanghebbende op grond van de verordening in aanmerking komt voor een autoaanpassing, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er is een verplichting op 2 offertes in te dienen.

Hoofdstuk 7 - Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning

Artikel 7.1. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen kernassortiment

Het PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen het kernassortiment wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, waarin tevens een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de verzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.

Artikel 7.2. PGB voor rolstoelvoorzieningen binnen kernassortiment met maatwerk en/of modulaire aanpassingen

  • 1.

    Mits de noodzaak is vastgesteld, wordt het PGB voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 7.1 verhoogd met een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen.

  • 2.

    Het PGB voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening is de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 3.

    De PGB-bedragen bedoeld in dit artikel onder artikel 7.1 en 7.2 lid 1 vormen tezamen het totale PGB voor de voorziening.

Artikel 7.3 PGB voor rolstoelvoorzieningen buiten kernassortiment

Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen die buiten het kernassortiment van de gemeente Venlo vallen wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van de verzekering gedurende de afschrijvingstermijn is opgenomen.

Artikel 7.4 PGB voor onderhoud, reparatie en verzekering van rolstoelen

  • 1.

    Het PGB voor onderhoud en reparatie en, indien van toepassing, de verzekering is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte van de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 7.5 PGB voor een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning

  • 1.

    Het PGB voor een alternatieve voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten en indien van toepassing van de kosten van een aansprakelijkheidsverzekering gedurende de afschrijvingsduur. Er bestaat de verplichting om twee offertes aan te vragen.

  • 2.

    Het bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing voor de verzekering wordt het eerste jaar meteen betaalbaar gesteld bij de toekenning van het PGB.

  • 3.

    Het PGB voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Artikel 7.6 Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing verzekering wordt voor het eerste jaar worden meteen betaalbaar gesteld bij toekenning van de financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    De tegemoetkoming voor onderhoud, reparatie en indien van toepassing verzekering wordt vanaf het tweede jaar jaarlijks uitgekeerd aan belanghebbende na indiening van de factuur bij de gemeente door belanghebbende.

Hoofdstuk 8 - Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden

Artikel 8.1 Gemaximeerde financiële vergoeding voor individuele sportvoorziening

  • 1.

    Voor een sportvoorziening kan men in aanmerking komen, als zonder deze voorziening sportbeoefening in verenigingsverband niet mogelijk is.

  • 2.

    Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een gemaximeerde financiële vergoeding verstrekt. De hoogte van deze vergoeding is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 2.653,00.

  • 3.

    Indien noodzakelijk wordt tegelijk met de verstrekking van de aanschafkosten een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag van € 585,00 verstrekt, waarmee de sportvoorziening voor een periode van drie jaar aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden.

  • 4.

    Als de gehandicapte nog steeds actief lid van een sportvereniging is, kan aansluitend aan de in het derde lid bedoelde periode van drie jaar, jaarlijkse een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag verstrekt worden van € 406,00 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.

  • 5.

    De werkelijke kosten van de sportvoorziening worden bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen, met daarin opgenomen een indicatie van de onderhoud- en reparatiekosten gedurende de afschrijvingsduur.

Hoofdstuk 9 - Samenhangende afstemming en heronderzoek

Artikel 9.1 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek of het medisch advies, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 9.2 Heronderzoek

  • 1.

    Het college kan een heronderzoek instellen om vast te stellen of belanghebbende nog steeds is aangewezen op de ingevolge de Verordening toegekende voorzieningen.

  • 2.

    Bij beleidswijzigingen kan het college een heronderzoek instellen ten einde een indicatie/voorziening in overeenstemming te brengen met het aangepaste toetsingskader.

  • 3.

    Indien uit het heronderzoek blijkt dat de belanghebbende niet langer is aangewezen op een voorziening ingevolge de Verordening, kan het college de voorziening intrekken.

Hoofdstuk 10 - Overige bepalingen

Artikel 10.1 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Wmo-besluit Venlo 2012.

Artikel 10.2 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag is ingediend op grond van het in artikel 10 lid 2 genoemde besluit en er voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop overeenkomstig het Wmo-besluit 2012 beslist, tenzij de bepalingen van dit besluit gunstiger zijn voor de aanvrager, in welk geval de bepalingen van dit besluit worden toegepast.

  • 2.

    Heeft een heronderzoek tot gevolg dat er een minder gunstige besluit wordt genomen, zal er een overgangstermijn van 3 maanden gegund worden, vanaf de datum van het besluit (de beschikking).

Artikel 10.3 Citeertitel.

Dit besluit kan worden aangehaald als: "Wmo-besluit Venlo 2013".

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Venlo,
de secretaris, de burgemeester

Beleidsregels en bijlagen.pdf

Bijlagen