Regeling vervallen per 17-11-2018

Beleidsregel mantelzorgwoning Venlo 2013

Geldend van 31-10-2013 t/m 16-11-2018

Intitulé

Beleidsregel mantelzorgwoning Venlo 2013

Inleiding

Zorg door familieleden of door personen uit de directe omgeving is laagdrempelig en wordt over het algemeen als zeer waardevol ervaren. Deze vorm van mantelzorg draagt bij aan kostenvermindering in de zorg, en biedt kansen voor een zorgzame samenleving. In motie nr 11/10673 wordt het college verzocht beleid te maken aangaande mantelzorgwoningen (bijwoning) en gevraagd in dit beleid de mogelijkheden voor het realiseren van mantelzorgwoningen ruimhartig toe te passen. Op basis van de huidige regelgeving op sociaal-maatschappelijk en ruimtelijk- fysiek gebied is onderhavige beleidsregel geformuleerd voor het realiseren van mantelzorgwoningen (bijwoning) in de gemeente Venlo. Deze beleidsregel gaat alleen over het mogelijk maken van huisvesting voor mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of in een verplaatsbare unit.

Regelgeving

Basis voor deze beleidsregel vormen de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Awb:

Op basis van titel 4.3. van de Awb (art. 4.81 – 4.84) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Het college van burgemeester en wethouders is in beginsel, op grond van de Wabo en het Bor, het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een mantelzorgwoning. Derhalve is het college ook bevoegd om hiervoor een beleidsregel vast te stellen.

Wro:

De gemeenteraad is bevoegd om een bestemmingsplan vast te stellen (artikel 3.1 Wro). Daarin worden regels gesteld over de bestemming en het gebruik van de grond en de bouwwerken.

Er worden twee soorten huisvesting voor mantelzorg onderscheiden, namelijk:

  • ‘inwoning’ binnen een bestaande woning of in een aanbouw.

  • ‘bijwoning’ in een bijbehorend bouwwerk cq vrijstaand bijgebouw.

Inwoning kan plaatsvinden door de mogelijkheden voor aan- en uitbouw in een bestaande woning optimaal te benutten. Deze vorm biedt vaak een prima oplossing voor huisvesting van mantelzorg. Er is dan sprake van één gezamenlijke toegang en van gemeenschappelijke voorzieningen. Inwoning is niet strijdig met de gebruiksvoorschriften in de bestemmingsplannen van de gemeente Venlo.

Bijwoning kan plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk zoals een garage of een schuur of in een verplaatsbare woonunit, die bij een bestaande woning wordt geplaatst. Bijwoning is wel strijdig met de gebruiksregels in de meeste bestemmingsplannen van de gemeente Venlo.

Huisvesting voor mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk of in een verplaatsbare unit is dus volgens de meeste bestemmingsplannen niet toegestaan. Dit zou wel mogelijk kunnen worden gemaakt op de volgende wijzen:

  • Binnenplanse afwijkingsbevoegdheid: bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan (artikel 3.6 lid 1 sub c Wro). Het nadeel is dat het geruime tijd vergt voordat een dergelijke regeling in alle bestemmingsplannen is opgenomen. Om die reden heeft dit instrument geen voorkeur.

  • Partiële herziening van bestemmingsplannen (een “paraplubestemmingsplan”), voor de toepassing van de hiervoor genoemde binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Een paraplubestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van meerdere bestemmingsplannen op één of meer aspecten, bijvoorbeeld op het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als mantelzorgwoning. Voor de overige aspecten blijven de betreffende bestemmingsplannen van kracht. Gelet op de doorlooptijd, de ambtelijke capaciteit die is gemoeid met herziening en digitalisering en het feit dat de “kruimellijst” in het Bor naar alle waarschijnlijkheid zal worden uitgebreid met huisvesting ten behoeve van mantelzorg, is het nu niet zinvol om een paraplubestemmingsplan op te (laten) stellen voor mantelzorgwoningen.

  • Gebruiksregels. Daarnaast is het mogelijk om het wonen ten behoeve van mantelzorg in een vrijstaand gebouw of verplaatsbare unit rechtstreeks mogelijk te maken in de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Ook hier geldt het nadeel dat het geruime tijd duurt voordat een dergelijke regel in alle bestemmingsplannen is opgenomen. Voor de korte termijn is deze oplossing dan ook niet zinvol.

Wabo:

In beginsel is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Indien een project in strijd is met het bestemmingsplan, kan het college besluiten om medewerking te verlenen aan het project met toepassing van een afwijkingsprocedure. Deze procedure kan worden gevolgd om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen. Het volgen van een afwijkingsprocedure is een bevoegdheid van het college en geen plicht. Algemene belangen worden afgewogen ten aanzien van de belangen die gemoeid zijn met het realiseren van het aangevraagde project.

Artikel 2.12, lid 1, sub a, Wabo geeft aan dat het college aan een met het bestemmingsplan strijdige activiteit medewerking kan verlenen als:

  • 1.

    Het bestemmingsplan hiertoe zelf de mogelijkheid heeft (binnenplanse afwijking);

  • 2.

    het Besluit omgevingsrecht en de daarbij behorende Bijlage II, deze mogelijkheid biedt, of,

  • 3.

    de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en bij het besluit hiervoor een goede ruimtelijke onderbouwing kan worden gegeven.

In situatie 2 en 3 kan de aanvraag om een omgevingsvergunning worden verleend met toepassing van een de volgende procedures:

  • Een (kleine) buitenplanse afwijking (de “kruimellijst”). Bij afwijking van het bestemmingsplan kan voor een aantal categorieën een omgevingsvergunning worden verleend. Deze categorieën staan in de zogenaamde kruimellijst. Voorwaarde is wel dat het aantal woningen gelijk blijft. (artikel 2.12 lid 1 sub a onderdeel 2° Wabo jo. art. 2.7. Bor in samenhang met art. 4 van Bijlage II Bor). De kleine buitenplanse afwijking wordt voorbereid met de reguliere procedure. De doorlooptijd hiervan bedraagt acht weken. De “kruimellijst” is een lijst met categorieën van gevallen waarbij het college bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen voor planologische gebruiksactiviteiten die strijdig zijn met het bestemmingsplan. De doorlooptijd van de procedure bedraagt acht weken. Een “mantelzorgwoning” komt nog niet voor op de kruimellijst. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft (in de brief van 24 november 2011) aangekondigd het Bor te willen aanpassen om huisvesting ten behoeve van mantelzorg mogelijk te maken door mantelzorgwoning als nieuwe categorie toe te voegen aan artikel 4 van Bijlage II van het Bor. De verwachting is dat deze wijziging binnen niet al te lange termijn via een wetsvoorstel “Wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse wetten in verband met het permanent maken Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (nr. 33 135) ” wordt doorgevoerd.

  • Een tijdelijke afwijking, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit voor een bepaalde termijn en de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (artikel 2.12 lid 2 Wabo jo. art. 5.18 Bor). Gebruik maken van de bevoegdheid om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan is mogelijk, maar is maximaal vijf jaar geldig. Dat zal in veel gevallen voor mantelzorg niet lang genoeg zijn. Hoewel de regering van plan is (volgens de brief van 24 november 2011) om deze termijn te verlengen tot maximaal tien jaar, zal ook dit in veel gevallen niet afdoende zijn. Bovendien is deze procedure tijdrovend; de doorlooptijd van deze procedure bedraagt maximaal 26 weken. Tezamen met de verlenging van de maximale termijn naar 10 jaar, is de intentie om deze voorbereidingsprocedure te verkorten naar acht weken in het hiervoor aangehaalde wetsvoorstel.

  • Een uitgebreide buitenplanse afwijking (ook wel een projectafwijkingsbesluit genoemd), indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat (artikel 2.12 lid 1 sub a onderdeel 3° Wabo). De procedure van een buitenplanse afwijking (projectafwijkingsbesluit) kent een langere doorlooptijd (26 weken), zware motiveringseisen en hoge lasten voor de burger.

Wet maatschappelijke ondersteuning en Wmo besluit (Besluit nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning 2013)

De beleidsregel mantelzorgwoning hanteert de begripsomschrijving van “mantelzorg” zoals is genoemd in de Wet: “mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt”.

De doelgroep die aanspraak kan maken op deze beleidsregeling is de groep mensen, die alleen met mantelzorg (nog) zelfstandig kunnen wonen. Mensen kunnen hierdoor “thuis” blijven wonen en hoeven bijvoorbeeld niet naar een verzorgingstehuis. Er hoeft niet persé sprake te zijn van een ouder-kindrelatie. Ook een leeftijdsgrens is niet vereist. Er is sprake van een relatie tussen zorggever (veelal hoofdbewoner van de woning) en de zorgontvanger.

Geheel in de geest van de voorgenomen wijzigingen in het Bor wordt in deze beleidsregel onder een bijbehorend bouwwerk mede verstaan een gebouw bij een woning voor de huisvesting van een persoon die mantelzorg verleent aan- of ontvangt van een bewoner van de woning.

Een indicatie van het wijkteam, n.a.v. een keukentafelgesprek, (“zorgontvanger kan alleen nog met mantelzorg zelfstandig wonen”) moet de behoefte of noodzaak van mantelzorg aantonen. Indien geen andere indicatie voorligt is een verklaring van de huisarts nodig.

In het WMO besluit staan nadere regels over het vergoeden van voorzieningen door de gemeente. In dit besluit komt een indicatie voor een mantelzorgwoning niet voor. Wanneer dus een zorggever een familielid in huis haalt die mantelzorg nodig heeft, hoeft de gemeente daarvoor niets te vergoeden.

Doel beleidsregel

In deze beleidsregel worden de toetsingscriteria vastgelegd waaraan de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een mantelzorgwoning - in strijd met het geldende bestemmingsplan - moet voldoen en op welke wijze de aanvraag wordt beoordeeld door het college als bevoegd gezag. Een beleidsregel schept helderheid en zorgt ervoor dat alle aanvragen op dezelfde eenduidige manier worden afgehandeld. Indien de ingediende aanvraag aan de gestelde criteria voldoet, wordt door het college medewerking verleend aan het starten van een procedure tot het verlenen van een omgevingsvergunning ter opheffing van de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan. Als aan één of meerdere van de gestelde criteria niet wordt voldaan, wordt in beginsel geen medewerking verleend en is een mantelzorgwoning ter plaatse niet mogelijk.

Toepassingsbereik

Voor de toepassing van deze beleidsregel komen alleen percelen in aanmerking die zijn gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Venlo.

Procedure aanvraag om een omgevingsvergunning met toepassing van een afwijking

De procedure voor de behandeling van de aanvraag omgevingsvergunning met toepassing van een afwijkingsprocedure ter opheffing van de strijdigheid met het bestemmingsplan, een mantelzorgwoning te mogen bouwen of gebruiken luidt als volgt:

  • 1.

    indiening van een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning door de particulier;

  • 2.

    beoordeling van de aanvraag, en toetsing van de aanvraag aan de criteria in deze beleidsregel;

  • 3.

    Voorbereiding en besluitvorming door het college op de aanvraag om een omgevingsvergunning op wettelijk voorgeschreven wijze.

Toetsingscriteria

De volgende inhoudelijke en chronologische toetsing vindt plaats alvorens een beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van mantelzorg wordt genomen met toepassing van een afwijkingsprocedure, ter opheffing van de strijdigheid met het geldend bestemmingsplan. Als aan een of meerdere criteria niet wordt voldaan, wordt de gevraagde planologische medewerking in beginsel geweigerd.

  • 1.

    Om voor een mantelzorgwoning in aanmerking te komen, is een indicatie nodig van het wijkteam, n.a.v. een keukentafelgesprek, (“zorgontvanger kan alleen nog met mantelzorg zelfstandig wonen”). Indien geen andere indicatie voorligt, is een verklaring van de huisarts nodig. De aanvrager overlegt de indicatie of verklaring bij het indienen van de aanvraag.

  • 2.

    Er zal alleen een woonvoorziening worden verleend als de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. Dit betekent dat de aanvrager in deze woonruimte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op dit adres in de gemeentelijke basisadministratie (gba) staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven.

  • 3.

    Het is niet de bedoeling om, via mantelzorgwoningen, extra woningen toe te voegen aan de woonvoorraad. Uitgangspunt blijft dat het gaat om één woning, waarvan een deel van het huishouden in een bijbehorend bouwwerk is gevestigd (ook wel genoemd ‘afhankelijke’ woonruimte).

  • 4.

    Omringende bedrijven mogen niet worden gehinderd/belemmerd in hun bedrijfsvoering c.q. bouw- en gebruiksmogelijkheden (de mantelzorgwoning wordt aangemerkt als geurgevoelig object).

  • 5.

    Om onveilige situaties te voorkomen, moet een mantelzorgwoning voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit die ook voor een ‘normale’ woning gelden.

  • 6.

    Het moet om een nultredenwoning gaan.

  • 7.

    De omvang van de mantelzorgwoning is niet meer dan 70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500 m² en 100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m². Daarbij geldt als aanvullende voorwaarde dat het bebouwingspercentage van het totale bouwperceel niet meer mag bedragen dan 65% bij grondgebonden bebouwing. Hiermee wordt aangesloten bij de standaardregeling voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken in bestemmingsplannen.

  • 8.

    Het gebruik van het bijbehorend bouwwerk mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de omgeving.

  • 9.

    In de omgevingsvergunning waarbij medewerking wordt verleend aan een mantelzorgwoning, wordt opgenomen dat deze vergunning wordt ingetrokken, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Nadat de zorgbehoefte is beëindigd, moet een verplaatsbare unit binnen een termijn van een half jaar worden verwijderd, gerekend vanaf de datum waarop de vergunning is ingetrokken. Voor een bijbehorend bouwwerk geldt dat het tijdelijk gebruik hiervan voor mantelzorg moet worden gestaakt.

Vrijwaring van de gemeente

De gemeente geeft geen garantie dat de te volgen procedure altijd tot een voor de aanvrager goed einde wordt gebracht. In de procedure moet de gemeente immers ook de belangen van derden (bijvoorbeeld omwonenden) afwegen. De gemeente is mede afhankelijk van mogelijk door derden aangedragen bezwaren. Mocht het plan om welke reden dan ook geen doorgang kunnen vinden, dan kan de gemeente op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor de door de aanvrager gemaakte kosten. Deze kosten zijn in alle gevallen (ook bij afwijzing) voor rekening van de aanvrager. Medewerking verlenen aan de aanvraag, mag voor de gemeente geen economisch nadeel opleveren. Een omwonende kan mogelijk schade lijden in de vorm van waardevermindering van zijn onroerende zaak door het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning. Dit op grond van artikel 6.1 Wro. Voordat de aanvraag in procedure wordt gebracht, kan van de aanvrager worden gevraagd om een zogenaamde planschadeverhaalsovereenkomst te ondertekenen. De aanvrager verplicht zich daarin om kosten van planschade die de gemeente moet maken, aan de gemeente te vergoeden.

Door het opstarten van een procedure ontstaan geen rechten ten opzichte van de gemeente in welke vorm dan ook, indien in een later stadium blijkt dat de vereiste medewerking niet kan worden verleend of de omgevingsvergunning voor mantelzorgwoning om welke reden dan ook moet worden geweigerd.

Inspraak

Op deze beleidsregel heeft op grond van artikel 2 lid 3 sub f van de Inspraakverordening Venlo 2010, geen inspraak plaatsgevonden.

Slotbepalingen

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de in deze beleidsregel opgenomen criteria en uitgangspunten.

Deze beleidsregel is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Venlo in de vergadering van dd mm 2013.

Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en ligt vanaf de dag na bekendmaking gedurende zes weken voor een ieder ter inzage.

Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel mantelzorgwoning Venlo 2013”.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Venlo
de secretaris, de burgemeester