Regeling vervallen per 05-03-2016

Beleidsregel omgevingsvergunning activiteit "uitweg" 2014

Geldend van 10-04-2014 t/m 04-03-2016

Intitulé

Beleidsregel omgevingsvergunning activiteit "uitweg" 2014

Beleidsregeling omgevingsvergunning activiteit ‘uitweg’ 2014.

1. Inleiding

In de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo (verder APV) wordt in artikel 2:12 bepaald dat het verboden is om zonder vergunning een in- of uitweg naar de openbare weg te maken, dan wel deze te veranderen. Vervolgens worden in het derde lid een viertal weigeringsgronden genoemd. Een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg¹ kan namelijk worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    het veilig en doelmatig gebruik van de weg

  • c.

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; en

  • d.

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

Aangezien deze weigeringsgronden zeer algemeen geformuleerd zijn, worden in onderstaande beleidsregels uitgelegd wanneer in ieder geval de vergunning wordt geweigerd. Deze uitleg is in belangrijke mate een voorzetting van het voorafgaande beleid. Hierbij is uiteraard oog geweest voor jurisprudentie en het beleid bij andere gemeenten in Nederland.

2. Uitleg weigeringsgronden als genoemd in artikel 2:12 lid 3 APV Venlo /Toetsingskader aanvragen uitwegvergunning.

Ad a. Bruikbaarheid van de weg

Vergunningverlening dient de bruikbaarheid van de weg (artikel 2:12, lid 3, sub a) niet aan te tasten. Hiervan is sprake indien het maken van een uitweg ten koste gaat van een parkeerplaats in de openbare ruimte én de huidige en/of de toekomstige parkeerdruk dit niet toelaat. Het vervallen van een parkeerplaats in de openbare ruimte gaat namelijk ten koste van het dubbelgebruik en bezoekersparkeren, waardoor de parkeerdruk in de omgeving vergroot wordt.

Ad b. Het veilig en doelmatig gebruik van de weg

Een in/-uitrit wordt op grond van artikel 2:12, lid 3, sub b, APV geweigerd indien de uitweg uitkomt op:

  • -

    minder dan 50 meter afstand van verkeerslichten;

  • -

    een kruispunt (binnen 5 meter van de verlenging van de naast bijgelegen rand van de dwarsrijbaan);

  • -

    opstelstroken dan wel voorsorteervakken;

  • -

    een achterompad dat door fietsers en voetgangers wordt gebruikt;

  • -

    een hoofdfietsroute waardoor kruisen van deze hoofdfietsroute noodzakelijk is;

  • -

    een (hoofd)ontsluitingsweg²

  • -

    een locatie waar het uitzicht vanaf de uitweg op de weg / voetpad / fietspad onvoldoende is v.v.;

  • -

    een bushalte.

Verder is een weigeringsgrond indien op eigen terrein niet voldoende plaats aanwezig is om een voertuig te parkeren. Dit is in ieder geval aan de orde als op het perceel aansluitend aan en bereikbaar via de uitweg geen minimale ruimte van 3 bij 5 meter beschikbaar is voor parkeren.

Ad c. De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Een omgevingsvergunning voor de activiteit in- of uitweg wordt geweigerd (artikel 2:12 lid 3 sub c) in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving indien:

  • -

    De uitweg niet voldoet aan het geldende inrichtingsplan / definitief ontwerp en / of het geldende beeldkwaliteitsplan;

  • -

    Voor het parkeren in de voortuin bij aaneengesloten bebouwing de bebouwingsbreedte < 8 m. Het karakter van de woonstraat wordt immers bepaald door de inrichting en de maatvoering van het profiel (ruimte tussen de gevels) van de straat. De inrichting bestaat uit het rijgedeelte van een traditionele woonstraat met trottoir en een onbebouwde strook tot aan de voor- en of zijgevel. Deze inrichting is bepalend voor de kwaliteit van de woonomgeving. Het toestaan van een uitweg en derhalve het parkeren van auto’s in de voortuinen betekent een aantasting van het beeld / karakter van de straat.

  • -

    Op eigen terrein niet voldoende plaats is om een voertuig te parkeren. Dit wil zeggen dat op het perceel aansluitend aan en bereikbaar via de uitweg minimaal een ruimte van 3 bij 5 meter beschikbaar moet zijn voor parkeren;

  • -

    De breedte van de uitweg bij woningen en bedrijven (niet gelegen op een industriegebied) meer bedraagt dan 3.00 meter (exclusief eventuele schuine kanten). In uitzonderlijke gevallen (bv. als bochtstraal van voertuig niet past binnen profiel) en afhankelijk van de feitelijke situatie, kan hiervan worden afgeweken en kan de vormgeving van een uitweg worden aangepast. Uitzondering: Bij een woning kan hetzij een tweede (reguliere) uitweg hetzij (een verbreding van) een uitweg tot maximaal 6 meter worden toegestaan indien het perceel breder is dan 21 meter op de perceelgrens met de openbare ruimte waar de uitweg gesitueerd wordt. Medewerking is alleen mogelijk indien ook aan de overige beleidsregels wordt voldaan;

Bij bedrijven op een industrieterrein en per perceel/bedrijf;

  • -

    De uitweg breder is dan 12 meter;

  • -

    Bij twee uitwegen een of beide breder zijn dan 8 meter, of,

  • -

    De breedte van de uitweg(en) meer bedraagt dan 8% van de frontlengte van het perceel dat grenst aan de openbare weg / ruimte. Uitzondering:

    • 1.

      Bij hoekpercelen is een extra uitweg van maximaal 8 meter toegestaan indien ook aan de overige beleidsregels wordt voldaan.

    • 2.

      Indien het geldende bestemmingsplan / inrichtingsplan voor de locatie anders vermeld, dan is dit leidend. De overige beleidsregels blijven onverkort van toepassing.

Ad d. De bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

De kwaliteit van de woon- / werkomgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van groenvoorzieningen. De ligging van groenvoorzieningen kan conflicteren met de wens een uitweg te realiseren. Onderstaande richtlijnen worden gehanteerd om te bepalen of de groenvoorzieningen geschaad worden door de aangevraagde uitweg (artikel 2:12, lid 3 sub d).

  • -

    De uitweg mag niet ten koste gaan van beeldbepalende groenelementen, zoals bijvoorbeeld een monumentale of waardevolle boom;

  • -

    De uitweg mag niet leiden tot een versnippering van de aanwezige groenstrook, tenzij er een ernstige noodzaak bestaat tot het hebben van een uitweg en er geen alternatieve mogelijkheid is deze in alle redelijkheid te realiseren. Toetsingskader hierbij is het groenbeleidsplan.

3. Voorwaarden verbonden aan een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg

Indien vergunningverlening passend is binnen deze beleidsregel, wordt vergunning verleend onder de volgende voorwaarden:

In het belang van de bruikbaarheid en veiligheid van de weg en ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving, worden aan een uitweg de volgende eisen gesteld:

  • -

    Ingeval een uitweg ten koste is gegaan van een beeldbepalende groenvoorziening wordt een compensatie ervan opgelegd conform de Integrale Natuurvisie Regio Venlo (vastgesteld 21 december 2005).

  • -

    Ter waarborging van de technische kwaliteit en in het belang van een uniforme uitvoering van het werk in het betreffende gebied, wordt een uitweg in opdracht van de gemeente Venlo door een erkend civieltechnisch aannemingsbedrijf gerealiseerd.

  • -

    De gemeente bepaalt per aanvraag welke materialen worden toegepast.

  • -

    De uitweg wordt gerealiseerd op kosten van de aanvrager en wel zoals nader aangegeven in onderdeel 4. Aanvrager dient in te stemmen met een prijsopgave waarna hij een factuur ontvangt.

  • -

    De uitweg wordt pas gerealiseerd nadat de kosten zijn voldaan en de inrit op eigen terrein is gerealiseerd.

4. Kostenverhaal van de aanleg van uitwegen

Ad a. Bedrijven.

Bij de realisatie van een bedrijfsmatige uitweg worden de werkelijke aanlegkosten van de uitwegen eventuele bijkomende kosten ten gevolge van aanpassingen in de openbare ruimte³ , in rekening gebracht bij de aanvrager.

Ad b. Woningen

Bij de realisatie van een uitweg bij woningen zijn onderstaande tarieven van toepassing.

  • Bij de realisatie van de eerste uitweg ten behoeve van de ontsluiting van een perceel wordt een maximum tariefstelling in rekening gebracht bij de aanvrager. De maximum tariefstelling wordt elke 3 jaar door het College van Burgemeester en Wethouders vastgesteld 4.

  • -

    Indien de aanlegkosten, inclusief eventuele bijkomende kosten aanpassingen openbare ruimte, bij de realisatie van een eerste uitweg, lager uitvallen dan de vastgestelde maximum tariefstelling, worden de werkelijke kosten in rekening gebracht bij de aanvrager.

  • -

    Bij de realisatie van de eerste uitweg, worden eventuele bijkomende kosten ten gevolge van aanpassingen in de openbare ruimte verrekend met de aanvrager. Bij aanpassingen aan een bestaande uitweg evenals bij een realisatie van een tweede, of een meerdere hiervan, ten behoeve van de ontsluiting van een perceel worden de werkelijke aanlegkosten van de uitweg en eventuele bijkomende kosten ten gevolge van aanpassingen in de openbare ruimte in rekening gebracht bij de aanvrager.

Tarieventabel

Soort

Aard

Max. breedte 3,0 meter

Breder dan 3,0 meter

Aanpassingen in openbare ruimte

Particulier / woning

Eerste uitweg

Werkelijke aanlegkosten tot aan maximum tariefstelling

Maximum tariefstelling + werkelijke meerkosten

Verrekening tot aan maximum tariefstelling

Particulier / woning

Aanpassing bestaande uitweg

Werkelijke aanlegkosten

Werkelijke aanlegkosten

Werkelijke kosten

Particulier / woning

Tweede uitweg etc.

Werkelijke aanlegkosten

Nvt

Werkelijke kosten

Bedrijfsmatig

Werkelijke (aanleg)kosten

In uitzonderlijke situaties is het college bevoegd ten aanzien van aanpassingen in de openbare ruimte af te wijken van de tariefstelling.

5. Overgangsrecht.

Deze beleidsregel vervangt de beleidsregel In- en uitritvergunning zoals in werking getreden op 12 oktober 2006. Deze nieuwe beleidsregel is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend na inwerkingtreding van de beleidsregel (de dag na bekendmaking). De voordien ingediende aanvragen worden afgehandeld op basis van de oude beleidsregel.

¹ Het begrip uitwegvergunning is met de invoering vna de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht per 1 oktober 2010 vervangen door een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit 'uitweg'.

² Conform de door de raad vastgesteld Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

³ Aanpassingen in de openbare ruimte kunnen bijvoorbeeld zijn het verplaatsen van een lichtmast, verplaatsen van een schakelkast nutsbedrijven, aanpassinen aan een kolk etc.

4 Het college van Burgemeester en Wethouders heeft in haar B&W overleg van 1 oktober 2013 de tariefstelling vastgesteld.