Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders gemeente Venlo

Geldend van 11-07-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders gemeente Venlo

De raad van de gemeente Venlo;

gelezen het voorstel van het college van 31 maart 2015, registratienummer ;

gelet op de artikelen 95, 96, 97 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

besluit vast te stellen:

Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders gemeente Venlo

Hoofdstuk I Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 1 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 3. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 2 Buitenlandse dienstreis

  • 1. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 3 Scholing

  • 1. Raadsleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 5. In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.

Artikel 4 Werkkostenregeling

  • 1. Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artike. 31, eerst lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk 1 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor wethouders

Artikel 5 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 6 Dienstauto

  • 1. Wethouders kunnen in overleg met de overige collegeleden voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto.

  • 2. De dienstauto kan door de wethouders ook worden gebruikt voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouders vervullen uit hoofde van het ambt.

  • 3. Als de wethouders gebruikmaken van een dienstauto dan hebben zij voor die reizen geen recht op een tegemoetkoming voor de reiskosten.

  • 4. Als de wethouders voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangen wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

  • 5. De mogelijkheid van taxivervoer bestaat alleen wanneer de dienstauto niet beschikbaar is en sprake is van

    • a.

      een representatief belang van de gemeente bij het bezoek of doel waarvoor de dienstreis wordt afgelegd en / of sprake is van inefficiënt tijdsbeslag

    • b.

      wanneer de dienstreis met eigen vervoer of met openbaar vervoer zou plaatsvinden.

  • 6. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een taxi zijn de leden twee tot en met vier van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Aan de wethouders kan ook anderszins voor het reizen ten behoeve van de gemeente vervoer vanwege de gemeente ter beschikking worden gesteld. Wanneer hiervan gebruik wordt gemaakt zijn de leden twee tot en met vier van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. Het college kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt ten laste van de gemeente een tablet in bruikleen ter beschikking gesteld. De tablet zal worden voorzien van de strikt noodzakelijke software/applicaties. Internet is met behulp van de tablet toegankelijk via Wi-Fi en data-abonnement.

  • 2. De wethouder ondertekent een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 9 Communicatieapparatuur

  • 1. De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. De betreffende communicatieapparatuur is uitsluitend bestemd voor zakelijk gebruik.

Artikel 10 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde inde artikelen 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • b.

    dubbele woonlasten en verhuiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 11 Werkkostenregeling

  • 1. Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerst lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangwezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen , genoemd in Hoofdstuk 2 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a t/m h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 12 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 13 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Raadsleden en wethouders dragen ten behoeven van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van de vergoeding door het raadslid en de wethouder vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 4. Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 14 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het formulier wordt binnen drie maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raadslid respectievelijk de wethouder en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de burgemeester en gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Artikel 15 Gemeentelijke creditcard

  • 1. De burgemeester c.q. de wethouder kan voor dienstreizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van de gemeentelijke creditcard.

  • 2. Het gebruikt van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens deze verordening voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 3. Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de burgemeester c.q. wethouder te moeten komen, wordt aan deze factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voro zijn of haar rekening dient te blijven.

Hoofdstuk IV Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 16 Intrekking oude regeling

De ‘Verordening rechtspositie raadsleden, wethouders en leden commissie bezwaarschriften gemeente Venlo’ wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking. Artikel 5 treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders gemeente Venlo.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2015.

De griffier, De voorzitter
Geert van Soest, Antoin Scholten

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentwet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 5.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 6.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 7.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 8.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 9.

    de bezoldiging van de wethouders.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders en raadsleden voor zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de Verordening rechtspositie raadsleden en wethouders gemeente Venlo. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Afzonderlijke verordeningen

Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. Hiervoor is in Venlo niet gekozen.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • reis- en verblijfkosten van wethouders en raadsleden (artikelen 1, 2, 5, 6 en 7);

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 10);

  • beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders (artikelen 8 en 9);

  • uitwerking van de bepaling over scholing voor raadsleden (artikel 3). Voor wethouders moet dit laatste door het college geregeld worden;

  • de aanschaf van een fiets conform de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Venlo (artikel 11);

  • de procedure van uitbetalen en declareren (artikel 13, 14 en 15);

  • artikelen in verband met de juiste fiscale behandeling (artikel 4en 12)

  • citeertitel en inwerkingtreding (artikel 16, 17 en 18)

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Reis- en verblijfkosten raadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 2 en 7 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden of delegaties daaruit maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. Hiervoor moet het college toestemming verlenen. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 3 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raadslid ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Het zesde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan de vergadering van de fractievoorzitters in de raad om een oordeel gevraagd worden.

Artikelen 4 en 12 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moet een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 5 Reis- en verblijfkosten

Op grond van dit artikel worden zakelijke reiskosten vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Op grond van artikel 4 van de Regeling betreft de vergoeding van reiskosten:

  • a.

    de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer en

  • b.

    bij gebruik van de eigen personenauto een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer.

Onder de kosten van openbaar vervoer wordt blijkens de Regeling begrepen: de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

De kosten voor (trein)taxi vallen buiten de omschrijving van openbaar vervoer. Parkeergelden mogen niet vergoed worden omdat hier geen grondslag voor is.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.

De genoemde vergoedingen zijn als eindheffingsbestanddeel aangewezen conform de Werkkostenregeling. Er is dus sprake van netto-vergoedingen waarover geen belasting hoeft te worden betaald.

Artikel 6 Dienstauto

De dienstauto met chauffeur is primair beschikbaar voor de burgemeester. Pas als de burgemeester geen gebruik maakt van deze auto kan de dienstauto voor zakelijk gebruik beschikbaar worden gesteld aan de wethouders overeenkomstig de hiervoor opgestelde ‘Gedragslijn inzake onkostenvergoedingen en declaraties burgemeester en wethouders’. In deze Gedragslijn is specifiek een passage opgenomen over het gebruik van de dienstauto.

Het zakelijke gebruik van de dienstauto wordt beschouwd als onderdeel van de bedrijfsvoering. Aangezien de gemeente slechts één dienstauto heeft, is tevens in artikel 6 opgenomen onder welke voorwaarden wethouders gebruik mogen maken van taxivervoer wanneer de dienstauto niet beschikbaar is. Eén van die voorwaarden (niet cumulatief) is dat sprake moet zijn van een representatief belang van de gemeente bij het bezoek/ doel waarvoor de dienstreis wordt afgelegd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij werkzaamheden als loco-burgemeester.

Daarnaast kan het zo zijn dat het gebruik van eigen vervoer of openbaar vervoer inefficiënt is, oftewel dat de effectiviteit van de (reis)tijd kan worden bevorderd door -bij wijze van uitzondering (soberheid is norm) - gebruik te maken van taxivervoer.

De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.

In dit artikel is tevens een bepaling opgenomen die er in voorziet ook anderszins voor het reizen ten behoeve van de gemeente vervoer vanwege de gemeente ter beschikking te stellen. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de aanschaf of leasen van elektrische auto(s). Hiermee willen we enerzijds bereiken dat op termijn het vervoer goedkoper wordt en anderzijds het leveren van een bijdrage aan duurzaamheid, met name voor wat betreft de luchtkwaliteit.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

In artikel 8 is vastgelegd dat een tablet in bruikleen wordt verstrekt, omdat alle wethouders gebruik maken van een tablet in bruikleen.

Artikel 10 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouders worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 10 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding een tegemoetkoming in dubbele woonlasten en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1, 2 en 4avan de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 12 t/m 15 De procedure van declaratie

In de verordening zijn twee wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten. Bij reserveringen en voor noodzakelijke verblijfskosten (vluchten, hotels, restaurants, etc.) in zowel binnen- als buitenland wordt steeds vaker de garantie van een creditcard gevraagd. Soms is het ook noodzakelijk om ter plekke met een creditcard te betalen. De creditcard is op de naam van de burgemeester, maar kan ook door andere collegeleden voor de dienstreizen ten behoeve van de gemeente worden gebruikt.