Regeling vervallen per 01-06-2021

Beleidsregels smartengeld en giften

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-05-2021

Intitulé

Beleidsregels smartengeld en giften

Beleidsregels Smartengeld en Giften

Giften

Giften neem je niet in aanmerking als dit uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Dat geldt zowel voor de hoogte als de bestemming van de gift. Er is geen verschil tussen giften van instellingen of personen. Of je een gift in aanmerking neemt bepaal je individueel. Bij de beoordeling of iets een gift is, maakt het niet uit of de gift eenmalig of periodiek is.

Punten die aanleiding kunnen zijn om de gift wel in aanmerking te nemen zijn:

  • de gift heeft betrekking op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen;

  • de gift een vrij te besteden karakter heeft;

  • de gift leidt tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Voorbeelden:

  • klant krijgt iedere maand 100 euro van zijn ouders, dan wordt deze gift als inkomen gezien, hetzelfde geldt in het geval dat de vader maandelijks de huur voor zijn kind betaalt;

  • krijgt een alleenstaande ouder een gratis vakantie aangeboden door een Stichting (of als verjaardagscadeau van zijn familie), dan is dit een gift die je buiten beschouwing laat;

  • krijgt iemand een gift van het Fonds Bijzondere Noden, dan laat je deze buiten beschouwing. Bij deze giften gaat het om echte noodsituaties die alleen worden verstrekt na een aanvraag door hulpverleners.

Inkomen of vermogen?

Na de vaststelling dat de gift een middel is, moet je bepalen of het inkomsten of vermogen betreft.

Een eenmalige gift welke betrekking heeft op kosten die in de uitkering zijn begrepen en periodieke giften worden als inkomen gezien.

Eenmalige giften die vrij te besteden zijn en niet bedoeld zijn voor levensonderhoud of andere kosten die inbegrepen zijn in de inkomensvoorziening, worden als vermogen meegeteld.

De uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade welke limitatief zijn benoemd in artikel 7 Regeling WWB, IOAW en IOAZ zijn geen middelen in de zin van de PW.

Overige vergoedingen voor materiële en immateriële schade worden vrijgelaten voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn (artikel 31 lid 2 onderdeel m Participatiewet). Denk daarbij met name aan smartengeld. Zie verder “Smartengeld en giften”.

Schadeloosstelling/smartengeld voor het verlies van arbeidsvermogen

Als de vergoeding is bedoeld als compensatie voor het verlies van arbeidsvermogen, dan wordt de schadevergoeding aangemerkt als inkomsten en dient deze met de bijstand te worden verrekend. De vergoeding komt naar zijn aard overeen met een periodiek te ontvangen bedrag aan inkomsten in verband met arbeid dat kan worden ingezet voor levensonderhoud.

Uitkeringen en vergoedingen voor geleden schade

Immateriële schade/smartengeld

Tegoeden uit uitkeringen en vergoedingen voor immateriële schade merk je niet aan als vermogen, en trouwens ook niet als inkomen.

Aanzienlijke bedragen als vergoeding

Onderstaand de actuele benadering van de Centrale Raad bij uitkering grote bedragen.

De Centrale Raad heeft in diverse uitspraken bepaald dat bij zeer aanzienlijke uitkeringen de belanghebbende in een zodanige financiële positie kan komen te verkeren dat het onverkort buiten beschouwing laten daarvan niet in overeenstemming is met het minimumbehoefte- en complementaire karakter van de bijstand. Gelet op dit uitgangspunt en daarbij in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat de toegekende schadevergoeding bestemd is voor specifieke kosten waarmee appellant wordt geconfronteerd en die niet kunnen worden geacht in de algemene bijstand te zijn begrepen, is de Raad van oordeel dat het College zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat tweederde deel van de toegekende vergoeding als voor de bijstandsverlening relevante middelen moeten worden aangemerkt

Materiële schade

In individuele gevallen kan er reden zijn een uitkering of vergoeding voor materiële schade wel als vermogen in aanmerking te nemen. Dat is bijvoorbeeld zo als de klant het ontvangen bedrag niet gebruikt om de schade of het verlies te herstellen.

Vaak is de schadevergoeding voor materiële én immateriële schade één bedrag. Als je weet uit welke componenten dat bedrag precies bestaat is er geen probleem. Kun je uit het totale bedrag niet afleiden welk deel de materiële en/of immateriële schade betreft, dan is het aan de klant om aan te geven hoe de verdeling is.

Het gedeelte van de immateriële of materiële schadevergoeding dat niet vrijgelaten kan worden moet als vermogenstoename worden aangemerkt. Als hierdoor het restant van het maximaal vrij te laten bescheiden vermogen wordt overschreden, moet het recht op voortzetting van de bijstand worden beoordeeld.