Regeling vervallen per 22-12-2011

Algemene erfpachtvoorwaarden voor bedrijfsterreinen

Geldend van 01-02-1996 t/m 21-12-2011

Intitulé

Algemene erfpachtvoorwaarden voor bedrijfsterreinen

Hoofdstuk 1

Definities

De hieronder opgenomen definities zijn van toepassing op de betreffende termen in deze algemene erfpachtvoorwaarden.

Aflevering

Feitelijke ter beschikking stelling van de onroerende zaak.

Algemene erfpachtvoorwaarden

De algemene erfpachtvoorwaarden van de gemeente Venlo.

(Gemeentelijk) Besluit tot uitgifte

Het besluit van het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad waarin rechtsgeldig wordt besloten tot uitgifte in erfpacht.

Canon

De jaarlijks door de erfpachter te betalen geldsom als tegenprestatie voor de uitoefening van zijn rechten, welke geldsom wordt berekend met de vermenigvuldiging: oppervlakte x grondprijs x rente.

Oppervlakte

Het aantal vierkante meters bedrijfsterrein dat in erfpacht wordt uitgegeven.

Grondprijs

De door de gemeenteraad vastgestelde uitgifteprijs (per vierkante meter) die geldt voor het in erfpacht uit te geven bedrijfsterrein.

Rente

Het vigerende rentepercentage op basis van de door het college van burgemeester en wethouders - gehoord de functionele raadscommissie(s) - vast te stellen rentevorm.

De erfpachter

De natuurlijke- of rechtsperso(o)n(en) die als gerechtigde(n) tot het beperkt recht van erfpacht in de openbare registers zal/zullen worden ingeschreven/staa(t)(n) ingeschreven.

De erfpachtovereenkomst

De overeenkomst tot uitgifte in erfpacht waarop deze algemene voorwaarden van toepassing zijn en waarbij de gemeente zich verbindt een onroerende zaak in erfpacht uit te geven en de erfpachter om daarvoor jaarlijks een canon te betalen.

De gemeente

De gemeente Venlo in haar hoedanigheid van erfverpachter en eigenaresse van de zaak.

Grond

De in erfpacht uit te geven of uitgegeven onroerende zaak die het object vormt van de erfpacht.

Ingebruikneming

Het moment waarop de erfpachter voor het eerst feitelijk over de onroerende zaak beschikt door deze te betrekken, er feitelijke werkzaamheden in of op uit te voeren of er een afrastering omheen te zetten. Het uitvoeren van een sonderingsonderzoek of milieukundig onderzoek valt hier echter niet onder en kan in overleg met de gemeente gebeuren zonder dat er sprake is van ingebruikneming.

De notariële akte

De voor vestiging van de erfpacht vereiste notariële akte.

Partijen

De gemeente Venlo die de industriegrond in erfpacht uitgeeft en de erfpachter.

De zaak

De in erfpacht uit te geven/uitgegeven onroerende zaak.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

Artikel 1 Geldigheid

  • a.

    Deze algemene erfpachtvoorwaarden behoren bij iedere erfpachtovereenkomst met betrekking tot industrieterrein tussen de gemeente en de erfpachter, waarin ze uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard en vormen daarmee één onverbrekelijk geheel.

  • b.

    Alleen die artikelen die in de erfpachtovereenkomst van toepassing zijn verklaard gelden tussen partijen.

Artikel 2 Situatietekening, betaling waarborgsom

  • a.

    Van elke overeenkomst tot uitgifte in erfpacht van een zaak maakt een situatietekening deel uit, waarop die zaak staat aangegeven.

  • b.

    Gelijktijdig met het ondertekenen van de erfpachtovereenkomst door de erfpachter dient hij een waarborgsom ter grootte van de voor het eerste jaar verschuldigde canon aan de gemeente te betalen.

  • c.

    De in lid b bedoelde waarborgsom, waarover aan de erfpachter geen rente wordt vergoed, zal bij de vestiging van de erfpacht worden verrekend met al hetgeen de erfpachter op dat moment uit hoofde van deze transactie aan de gemeente verschuldigd is.

  • d.

    Indien de gemeente niet tot uitgifte in erfpacht besluit, zal de in lid b bedoelde waarborgsom vermeerderd met een vergoeding voor gederfde rente, berekend naar het percentage van de wettelijke rente, worden terugbetaald.

Artikel 3 Duur van het recht, opzegging en waardevergoeding

  • a.

    De erfpacht wordt gevestigd voor de duur van 75 jaar en gaat in op de dag dat de notariële akte wordt ondertekend. De erfpacht kan door de erfpachter tussentijds worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar. De gemeente kan in de in lid d genoemde gevallen opzeggen. Een opzegging dient bij exploit te geschieden.

  • b.

    Gelijktijdig met de vestiging van de erfpacht wordt ten behoeve van de te realiseren opstallen (de in de erfpachtovereenkomst nader te omschrijven bedrijfsgebouwen) een accessoir recht van opstal gevestigd. Dit recht van opstal wordt gevestigd voor de duur van de erfpacht en gaat gelijktijdig met de erfpacht teniet.

  • c.

    Bij beëindiging van de erfpacht door opzegging door de erfpachter heeft deze geen recht op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken of beplantingen. De gemeente zal de hypotheekhouder(s) zo spoedig mogelijk in kennis stellen van een ontvangen opzegging.

  • d.

    De erfpacht kan door de gemeente worden opgezegd in geval de erfpachter in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5:87 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, zulks met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Voorts kan de erfpacht door de gemeente worden opgezegd indien de erfpachter surséance van betaling aanvraagt, in staat van faillissement wordt verklaard of - indien de erfpachter een rechtspersoon, maatschap of eenmanszaak is - wordt ontbonden, opgeheven of in staat van liquidatie komt te verkeren. In deze gevallen geldt een opzegtermijn van één jaar. De gemeente zal de beperkt gerechtigde(n) (o.a. de hypotheekhouder(s)) of beslaglegger(s) op de erfpacht die in de openbare registers staan ingeschreven tijdig in kennis stellen van haar voornemen tot beëindiging van de erfpacht.

  • e.

    De erfpachter mag bij het eindigen van de erfpacht de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen noch geheel, noch gedeeltelijk wegnemen. De gemeente heeft echter het recht om bij het eindigen van de erfpacht van de erfpachter te vorderen dat de nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen geheel of gedeeltelijk worden weggenomen en de zaak vóór het einde van de erfpacht ook voor het overige wordt teruggebracht in de oorspronkelijke staat waarin deze zich bevond ten tijde van de ingebruikneming door de erfpachter.

  • De gemeente dient binnen 3 maanden na opzegging, of binnen een half jaar voor afloop van de overeengekomen duur van de overeenkomst, schriftelijk aan de erfpachter mede te delen of zij van dit recht gebruik maakt.

  • f.

    Wanneer de erfpacht eindigt treedt de gemeente in de volle eigendom van de op de zaak gerealiseerde gebouwen, werken en beplantingen, zonder tot enige schadevergoeding verplicht te zijn, zulks evenwel met dien verstande dat:

    • 1.

      indien de erfpacht eindigt op grond van het bepaalde in artikel 5:87 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, de gemeente aan de erfpachter conform het in dat artikel bepaalde, de waarde van de erfpacht dient te vergoeden;

    • 2.

      ingeval van opzegging door de gemeente anderszins en ingeval van wijziging of opheffing van de erfpacht door de rechter op grond van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 5:97 lid 1 Burgerlijk Wetboek, de erfpachter recht heeft op vergoeding van de waarde van de gebouwen, werken en beplantingen alsdan op de zaak aanwezig, mits en voor zover die door hemzelf zijn bekostigd, tenzij deze zaken onverplicht door de erfpachter of een rechtsvoorganger zijn aangebracht en hij deze bij het einde van de erfpacht mocht wegnemen.

  • g.

    In alle gevallen waarin de erfpacht eindigt (met uitzondering van eindigen door vermenging) dient de zaak door de erfpachter te worden opgeleverd vrij van (ingeschreven) hypotheken en beslagen en in zodanige mate vrij van stoffen, die volgens de op het tijdstip van beëindiging van de erfpacht geldende maatstaven en inzichten schadelijk zijn voor het milieu en/of de volksgezondheid, dat de publiekrechtelijke bestemming die de zaak dan heeft zonder nadere bodemsanering kan worden geëffectueerd.

  • De erfpachter is verplicht om voor het eindigen van de erfpacht op zijn kosten een bodemonderzoek te laten verrichten door een terzake kundig milieubureau, zodat voldoende inzicht wordt verkregen in de milieuhygiënische toestand van de zaak. Dit onderzoek moet worden verricht overeenkomstig de normen waaraan zo'n onderzoek alsdan naar de dan geldende normen en verkeersopvattingen dient te voldoen. De erfpachter zal de gemeente uiterlijk één maand voor de dag dat de erfpacht zal eindigen kosteloos een afschrift van het rapport van bevindingen doen toekomen.

  • h.

    Vanaf het moment waarop de erfpacht eindigt is de gemeente gerechtigd tot alle opbrengsten en tot het gebruik van de zaak en komen alle lasten die daarvan worden geheven ten laste van de gemeente.

Artikel 4 Staat van aflevering en garantie

  • a.

    De zaak wordt afgeleverd in de toestand waarin zij zich bevindt op de datum van de notariële akte. Bij eerdere ingebruikneming wordt zij afgeleverd in de toestand waarin zij zich bevindt op de dag van die ingebruikneming.

  • b.

    De zaak wordt vrij van (ingeschreven) hypotheken en beslagen geleverd. Alle eventueel aan de zaak verbonden - al dan niet ingeschreven - beperkte rechten en kwalitatieve verplichtingen blijven er echter op rusten. De erfpachter aanvaardt door ondertekening van de erfpachtovereenkomst uitdrukkelijk alle uit de openbare registers en kadastrale registratie of uit de feitelijke toestand van de zaak kenbare beperkte rechten die ten tijde van de totstandkoming van de erfpachtovereenkomst op die zaak rusten. Het risico van eventueel op het tijdstip van ondertekening van de notariële akte bestaande, maar aan de gemeente niet bekende lasten, komt voor erfpachters rekening.

  • c.

    De gemeente staat er voor in dat zij gerechtigd is de erfpacht te vestigen.

Artikel 5 Vestiging van de erfpacht en aanvaarding

  • a.

    De vestiging van de erfpacht bij notariële akte geschiedt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 4 weken na de schriftelijke kennisgeving door de gemeente aan de erfpachter dat het besluit tot uitgifte werd genomen. Indien de ondertekening van de notariële akte later zou plaatsvinden, zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 18 van deze algemene voorwaarden, de artikelen 6:119 juncto 6:81 e.v. van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

  • b.

    Indien de erfpachter niet binnen de in lid a gestelde termijn medewerking verleent aan de vestiging van de erfpacht bij notariële akte, kunnen burgemeester en wethouders alsnog aan de erfpachter de gelegenheid geven om na het verstrijken van die termijn zijn medewerking hieraan te verlenen. Indien de erfpachter na het verstrijken van de voornoemde termijn nog steeds niet de vereiste medewerking heeft verleend is hij zonder ingebrekestelling aan de gemeente een boete verschuldigd ter grootte van de voor het eerste jaar verschuldigde canon, onverminderd het recht van de gemeente om volledige nakoming van de erfpachtovereenkomst te vorderen.

  • c.

    Het is de erfpachter niet toegestaan, behoudens het onder lid d genoemde geval, de zaak in gebruik te nemen alvorens de notariële akte is ondertekend.

  • d.

    De erfpachter kan de zaak in eigen gebruik en genot aanvaarden zodra de canon alsmede eventuele rente en omzetbelasting volledig zijn betaald en de notariële akte is ondertekend, tenzij partijen schriftelijk een ander moment zijn overeengekomen.

  • Burgemeester en wethouders kunnen de erfpachter, onder nader te stellen voorwaarden, op diens verzoek het vervroegd gebruik van de zaak toestaan, mits tenminste de waarborgsom als bedoeld onder artikel 2 lid b geheel is betaald.

  • e.

    De erfpachter is verplicht van elke akte, waarin de zaak wordt bezwaard of vervreemd en voorts van elk feit dat door hem met betrekking tot de zaak in de openbare registers werd ingeschreven, binnen twee maanden na het verlijden van die akte of het inschrijven van dat feit, kosteloos een gewaarmerkt afschrift aan de gemeente te doen toekomen.

Artikel 6 Lasten en belastingen

  • a.

    Alle kosten van de uitgifte in erfpacht, zoals de kosten van de notariële akte, mogelijke aanvullings- of wijzigingsakten, de kosten van de uitgifte van een eerste grosse van deze akte aan de gemeente, de omzetbelasting, eventuele overdrachtsbelasting alsmede het kadastrale tarief zijn voor rekening van de erfpachter.

  • b.

    Alle gewone en buitengewone lasten en belastingen, die ter zake van de zaak en de opstal(len) worden geheven, komen met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het besluit tot uitgifte werd genomen voor rekening van de erfpachter, tenzij partijen schriftelijk anders zijn overeengekomen.

Artikel 7 Perceelsomschrijving, opmeting, terreingrenzen

Voor de datum van de ingebruikneming zullen de grenzen door de gemeente met duurzaam materiaal (bijvoorbeeld ijzeren buizen) in het terrein worden aangeduid en aan de erfpachter op diens verzoek worden aangewezen, een en ander slechts voor zover er geen goede grensaanduidingen (zoals muren, sloten, schuttingen en dergelijke) aanwezig zijn. Deze afpaling is zowel ten aanzien van de afmetingen als ten aanzien van de oppervlakte voor partijen bindend.

Artikel 8 Over- en ondermaat

Verschil tussen de werkelijke grootte en de grootte zoals die door de gemeente is aangegeven zal geen aanleiding tot verrekening vormen, tenzij het verschil 5% of meer bedraagt. In dat laatste geval zal verrekening van de canon op basis van de in het besluit tot uitgifte gehanteerde grondprijs volgen.

Artikel 9 Milieukundig onderzoek; bodemverontreiniging

  • a.

    Omtrent de aanwezigheid van voor het milieu of de volksgezondheid gevaarlijke of niet aanvaardbare stoffen in de zaak werd een globaal onderzoek verricht.

  • Het resultaat van dit onderzoek is vastgelegd in een aan de notariële akte te hechten rapport van een terzake kundig milieubureau, in welk rapport de toestand van de zaak wordt omschreven en waaruit blijkt dat er geen reden is om aan te nemen dat zich daarin concentraties van dergelijke stoffen bevinden die naar de huidige maatstaven schadelijk zijn te achten voor het milieu, of die anderszins onaanvaardbaar zijn.

  • b.

    Indien tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van de op de zaak te realiseren bouwwerken tot het moment van het passeren van de notariële akte zou blijken van de aanwezigheid van voor het milieu gevaarlijke of niet aanvaardbare stoffen, welke van zodanige aard zijn dat van de erfpachter in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij, zonder tot sanering over te gaan, aan zijn bouwplicht voldoet, heeft de erfpachter het recht om de erfpachtovereenkomst op te zeggen en de zaak ter vrije beschikking van de gemeente te stellen, voor zover mogelijk in de toestand waarin deze zich bevond bij het aangaan van de erfpachtovereenkomst.

  • c.

    Onder voor het milieu gevaarlijke of niet aanvaardbare stoffen worden niet verstaan: (niet-besmette) funderingsrestanten, puin of andere restanten van bouwkundige aard, noch de aanwezigheid van de draagkracht van de grond beïnvloedende omstandigheden, noch stobben van bomen of struiken.

Artikel 10 Faillissement en beslag

  • a.

    Indien de erfpachter voor de datum van ondertekening van de notariële akte in staat van faillissement wordt verklaard of surséance van betaling heeft aangevraagd, alsmede wanneer er voor de datum van ondertekening van de notariële akte executoriaal beslag op zijn roerende goederen en/of onroerende zaken wordt gelegd, is de gemeente bevoegd de overeenkomst als door het in vervulling gaan van een ontbindende voorwaarde ontbonden te beschouwen, zonder dat enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst vereist zal zijn.

  • b.

    Reeds betaalde gedeelten van de canon zullen worden gerestitueerd voorzover ze het bedrag van de kosten en boeten ingevolge deze algemene erfpachtvoorwaarden en/of de erfpachtovereenkomst te boven gaan. Over deze te restitueren canon zal geen rente worden vergoed.

Artikel 11 Hoofdelijkheid

Indien in de erfpachtovereenkomst met betrekking tot de zaak meer dan één natuurlijke- of rechtspersoon als erfpachter staat genoemd, zijn deze personen ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen die uit de erfpachtovereenkomst voortvloeien.

Artikel 12 Betaling canon en indexering

  • a.

    De verplichting tot betaling van de canon gaat in 4 weken nadat het besluit tot uitgifte schriftelijk aan de erfpachter is medegedeeld of, bij eerdere ondertekening van de notariële akte, op de dag van die ondertekening. Indien de zaak overeenkomstig artikel 5 lid d vervroegd in gebruik is gegeven gaat de verplichting tot betaling van de canon in op de datum van die ingebruikneming.

  • b.

    Uiterlijk op de dag van ondertekening van de notariële akte dient de erfpachter de ingevolge de uitgifte in erfpacht verschuldigde (omzet)belasting aan de gemeente of aan de notaris die de akte verlijdt te hebben voldaan.

  • c.

    De canon dient halfjaarlijks op 31 december en 30 juni bij vooruitbetaling te worden voldaan en vervalt op 1 januari en 1 juli van het jaar waarvoor de canon geldt.

  • d.

    Indien de canon niet tijdig wordt betaald is een vertragingsrente verschuldigd ter hoogte van 1% per maand of zoveel meer als de wettelijke rente op jaarbasis bedraagt, over het achterstallige bedrag te rekenen vanaf de dag waarop de canon is verschuldigd, waarbij een gedeelte van een maand geldt als een volle maand.

  • e.

    Telkens na afloop van een jaar wordt het bedrag waarover de wettelijke rente wordt berekend, vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente.

  • f.

    De canon zal jaarlijks worden aangepast, voor het eerst per 1 januari volgend op het jaar waarop het besluit tot uitgifte werd genomen. De canon zal echter nimmer lager zijn dan de canon die voor het voorafgaande jaar verschuldigd is.

  • g.

    De aanpassing van de canon als bedoeld in het vorige lid geschiedt op basis van het BDB - bureau documentatie bouwwezen - indexcijfer reeks bedrijfsgebouwen nieuwbouw op de navolgende wijze: de canon verschuldigd over het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de canon wordt vastgesteld wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarin de teller wordt gevormd door het indexcijfer geldend voor de maand oktober van het eerste jaar voorafgaand aan het jaar waarin de canon wordt vastgesteld, terwijl de noemer wordt gevormd door het indexcijfer geldend voor de maand oktober van het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin de canon wordt vastgesteld. Indien de hiervoor bedoelde maatstaven voor de berekening van de herziening komen te ontbreken, zal de gemeente andere soortgelijke maatstaven hanteren voor deze herziening.

Artikel 13 Onderhoudsplicht

  • a.

    De erfpachter is verplicht het perceel en de opstal(len) in zodanige staat te houden dat deze de in de notariële akte aangegeven bestemming en het daarin vermelde gebruik van de zaak op behoorlijke wijze kunnen dienen. Daartoe dient de erfpachter het perceel en de opstal(len) in alle opzichten goed te onderhouden en, waar nodig, tijdig te vernieuwen, voor zover in verband met het onderhoud noodzakelijk. Tevens dient de erfpachter zich te onthouden van bodemverontreiniging en alle vereiste maatregelen te nemen ter voorkoming van het ontstaan van bodemverontreiniging. Het is de erfpachter zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente niet toegestaan om handelingen te verrichten die kunnen leiden tot waardevermindering van de zaak. Het is de erfpachter ook niet toegestaan om het perceel en de opstallen geheel of gedeeltelijk langer dan een jaar niet of nagenoeg niet te gebruiken.

  • b.

    De erfpachter is verplicht tot gehele of gedeeltelijke nieuwbouw van de opstal(len) over te gaan indien deze, door welke oorzaak dan ook, zijn teniet gegaan.

  • c.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de erfpachter vrijstelling verlenen van de in de leden a en b vermelde onderhouds- en nieuwbouwverplichtingen. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij die vrijstelling verlenen, hieraan voorwaarden en/of een tijdsbepaling verbinden.

  • d.

    Met het oog op de handhaving van de aan de erfpachter opgelegde verplichtingen is de gemeente te allen tijde gerechtigd, voor zoveel mogelijk in overleg met de erfpachter, de zaak met de zich daarop bevindende opstallen en werken met apparatuur te betreden en zowel in- als uitwendig te inspecteren. Hiertoe behoort ook het nemen van monsters van de grond en het grondwater alsmede het daarvoor slaan van peilputten, voor zover dit ter bepaling van de aanwezigheid van eventuele bodem- of grondwaterverontreiniging noodzakelijk of gewenst is.

  • e.

    De erfpachter mag de erfpacht niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk verhuren, verpachten of in ondererfpacht overdragen noch dit recht bezwaren, vervreemden of op enige andere wijze overdragen of toedelen, noch dit recht splitsen door overdracht of toedeling van het recht op een gedeelte van de zaak, zonder dat daarvoor voorafgaand schriftelijke toestemming is verleend door de gemeente. Het voorgaande geldt ook ten aanzien van de appartementsrechten waarin een gebouw na vooraf verkregen toestemming van de gemeente door de erfpachter is gesplitst. Voor vestiging van een recht van hypotheek is geen toestemming van de gemeente vereist. In alle gevallen kunnen aan de vereiste toestemming voorwaarden worden verbonden.

  • f.

    Het bepaalde in lid e is niet van toepassing in geval van executie en openbare of onderhandse verkoop door schuldeisers van de erfpachter, daaronder begrepen de curator in een eventueel faillissement van de erfpachter.

Artikel 14 Koopoptie

  • a.

    De erfpachter heeft te allen tijde het recht om de zaak te kopen.

  • b.

    De verkoopprijs per vierkante meter grond zal alsdan nader worden vastgesteld waarbij de prijs per vierkante meter grond zoals die bij het berekenen van de canon voor het eerste jaar als uitgangspunt is genomen, geïndexeerd zal worden overeenkomstig sub c van dit artikel, welke indexering zal ingaan op de dag waarop het gemeentelijk besluit tot uitgifte in erfpacht werd genomen. De grondprijs zal echter nimmer lager zijn dan de grondprijs zoals die bij het berekenen van de canon voor het eerste jaar als uitgangspunt is genomen.

  • c.

    De aanpassing van de grondprijs als bedoeld in het vorige lid geschiedt op basis van de het BDB - bureau documentatie bouwwezen - indexcijfer reeks bedrijfsgebouwen nieuwbouw op de navolgende wijze: de grondprijs zoals die bij het berekenen van de canon voor het eerste jaar als uitgangspunt is genomen wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarin de teller wordt gevormd door het indexcijfer van de maand van het jaar waarin het verzoek tot aankoop bloot eigendom heeft plaatsgevonden, terwijl de noemer wordt gevormd door het indexcijfer geldend voor de maand van het jaar waarin het gemeentelijk besluit tot erfpacht is genomen. Indien de hiervoor bedoelde maatstaven voor de berekening van de herziening komen te ontbreken, zal de gemeente andere soortgelijke maatstaven hanteren voor deze herziening.

  • d.

    Indien door de erfpachter gebruik wordt gemaakt van de in lid a bedoelde koopoptie, komen partijen reeds nu voor alsdan overeen om, ter voorkoming van herziening van door de gemeente in aftrek te brengen voorbelasting, samen te opteren voor met omzetbelasting belaste levering van de zaak zoals bedoeld in artikel 11 lid 1 onder a ten 2e van de Wet op de Omzetbelasting 1968.

Artikel 15 Gedoogplicht van voorzieningen ten behoeve van openbare doeleinden

  • a.

    De erfpachter is verplicht op, in, aan of boven de zaak en de op te richten opstal(len) de aanwezigheid van door, vanwege of met instemming van de gemeente aangebrachte leidingen, kabels, palen, rioleringen en andere soortgelijke voorzieningen ten behoeve van openbare doeleinden te gedogen en toe te laten dat deze voorzieningen worden aangebracht, onderhouden en vernieuwd wanneer dit door burgemeester en wethouders zal worden gelast.

  • b.

    Indien de in lid a bedoelde voorzieningen ten tijde van de notariële akte reeds in de zaak aanwezig zijn of op dat moment bekend is waar de voorzieningen zullen worden aangebracht, zal op de bij de erfpachtovereenkomst behorende situatietekening worden aangegeven waar die voorzieningen zich bevinden of zullen worden aangebracht.

  • Op, respectievelijk in of boven dat gedeelte van de zaak waar de in lid a bedoelde voorzieningen zich bevinden of zullen worden aangebracht mogen geen bouwwerken worden opgericht, mag geen gesloten wegdek worden aangebracht, mogen geen ontgrondingen worden verricht en mogen geen bomen of diepwortelende struiken worden geplant.

  • c.

    Indien door de erfpachter gebruik wordt gemaakt van de in artikel 14 bedoelde koopoptie, verplicht hij zich nu reeds door ondertekening van de erfpachtovereenkomst, indien op dat moment voorzieningen ten behoeve van openbare doeleinden in de zaak aanwezig zijn, om bij de overdracht van de blote eigendom mee te werken aan de vestiging van een opstalrecht ten behoeve van de gemeente van die voorzieningen en ten laste van de alsdan door deze aan te geven gedeelten van de zaak, een en ander onder door de gemeente nader te stellen voorwaarden en bepalingen.

  • d.

    De kosten van de vestiging van het opstalrecht als bedoeld in lid c komen ten laste van de erfpachter.

Artikel 16 Gebruik overeenkomstig bestemming

  • a.

    Het is de erfpachter niet toegestaan de overeengekomen bestemming van de zaak te wijzigen en daarop in overeenstemming met die bestemming gestichte opstallen te gebruiken, te doen of te laten gebruiken in strijd met die bestemming, tenzij hiervoor voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders werd verkregen.

  • b.

    Bij overtreding van het in het vorig lid bepaalde is de erfpachter verplicht op eerste schriftelijke aanzegging van burgemeester en wethouders de oorspronkelijke bestemming te herstellen.

  • c.

    Indien de erfpachter binnen de bij de aanzegging gestelde termijn de oorspronkelijke bestemming niet geheel hersteld, is hij - onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de hieruit voor de gemeente voortvloeiende schade - aan de gemeente een boete verschuldigd ten bedrage van € 453,00 voor elke dag of gedeelte hiervan dat hij in gebreke is.

  • d.

    Het is de erfpachter zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders niet toegestaan het perceel en/of de opstallen geheel of gedeeltelijk langer dan een jaar niet of nagenoeg niet te gebruiken.

Artikel 17 Overdracht van rechten

Het is partijen verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van elk der partijen rechten en verplichtingen uit de overeenkomst en/of eventuele met de overeenkomst samenhangende overeenkomsten tussen partijen, geheel of gedeeltelijk over te dragen aan derden; partijen zijn bevoegd om aan het verlenen van toestemming voorwaarden te verbinden.

Artikel 18 Boetebepaling

  • a.

    Bij niet-nakoming van enige verplichting, voortvloeiend uit de erfpachtovereenkomst, verbeurt de erfpachter, voor zover nodig na eerst in gebreke te zijn gesteld en na verloop van de in die ingebrekestelling bepaalde termijn, ten behoeve van de gemeente een onmiddellijk opeisbare boete ter hoogte van de canon zoals die laatstelijk door de gemeente werd vastgesteld/aangepast, op welk bedrag de door de gemeente terzake van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming te lijden schade wederzijds onveranderlijk wordt bepaald. Indien de omstandigheden van het geval echter een hogere boete rechtvaardigen zullen burgemeester en wethouders de onmiddellijk opeisbare boete nader vaststellen.

  • b.

    Naast het gestelde in lid a van dit artikel behoudt de gemeente het recht om bij niet-nakoming van enige verplichting nakoming te vorderen.

Hoofdstuk 3

In hoofdstuk 3 zijn opgenomen de algemene bepalingen die uitdrukkelijk van kracht moeten worden verklaard.

Daarnaast kunnen bij afzonderlijk raadsbesluit vast te stellen aanvullende bepalingen gelden voor specifieke onderwerpen, welke bepalingen eveneens uitdrukkelijk in de erfpachtovereenkomst van kracht moeten worden verklaard.

Artikel 19 Geldigheid van de artikelen van dit hoofdstuk

Elk van de artikelen 19 tot en met 25 is slechts geldig indien en voor zover ze in de erfpachtovereenkomst uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

Artikel 20 Bebouwing

  • a.

    De erfpachter is verplicht om de zaak te bebouwen met de in de erfpachtovereenkomst aangegeven bebouwing, welke (een) bedrijfsgebouw(en), kanto(o)r(en) of bijzondere- of andere nader omschreven bebouwing kan betreffen.

  • b.

    Binnen twee jaar na de dag waarop de notariële akte is ondertekend moet de op de zaak te stichten bebouwing voltooid en gebruiksklaar zijn; indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen burgemeester en wethouders op schriftelijk verzoek van de erfpachter verlenging van deze termijn toestaan.

  • c.

    Indien na verloop van de in lid b genoemde termijn of de ingevolge dat lid verlengde termijn de bebouwing wel is aangevangen, maar nog geen 50% van de geschatte bouwtijd is verlopen, is de erfpachter aan de gemeente een boete verschuldigd ter grootte van de voor het eerste jaar verschuldigde canon.

  • d.

    Indien na verloop van de in lid b genoemde termijn of de ingevolge dat lid verlengde termijn de bebouwing wel is aangevangen maar nog niet geheel is voltooid, terwijl meer dan 50% van de bebouwing gereed is, verlenen burgemeester en wethouders uitstel van de bouwplicht voor de periode van de geschatte bouwtijd van het restant van de bebouwing. Indien na verloop van die verlenging nog steeds een wezenlijk deel van de bebouwing moet geschieden is de erfpachter aan de gemeente een boete verschuldigd zoals bedoeld in lid c, onverminderd het recht van de gemeente om volledige nakoming van de bouwplicht te vorderen.

Artikel 21 Afrastering bedrijfsterrein

De erfpachter verplicht zich tegenover de gemeente het terrein voor zijn rekening af te scheiden met een deugdelijke, niet-ontsierende afrastering, zoals voor bedrijfsterrein gebruikelijk is.

Artikel 22 Burenrechtelijke bepaling

Voor het geval dat gebruik wordt gemaakt van de in artikel 14 opgenomen koopoptie doet de erfpachter ten opzichte van de gemeente door ondertekening van de erfpachtovereenkomst afstand van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 5:46 en5:49 van het Burgerlijk Wetboek, zodat de gemeente niet verplicht is bij te dragen in de kosten van erf afscheidingen of verplicht is deze op te richten.

Artikel 23 Erfdienstbaarheden over en weer voor opstallen

  • a.

    Indien door de erfpachter gebruik wordt gemaakt van de in artikel 14 bedoelde koopoptie komen partijen nu reeds voor alsdan overeen om bij de notariële akte waarbij de blote eigendom zal worden overgedragen ten behoeve en ten laste van de zaak en ten behoeve en ten laste van de alsdan door de gemeente nader aan te geven za(a)k(en), te vestigen en aan te nemen, al zodanige erfdienstbaarheden, waardoor de toestand waarin de zaken zich ten opzichte van elkaar bevinden, gehandhaafd blijft.

  • b.

    Onder andere geldt dit voor wat betreft de aanwezigheid van ondergrondse en bovengrondse kabels en leidingen, rioleringen, waterafvoeren, ventilatiesystemen, lichtinval, inankeringen, inbalkingen en overbouwingen. Hieronder kan echter nimmer een verbod tot bouwen of verbouwen worden verstaan.

Artikel 24 Kettingbeding

  • a.

    De erfpachter is verplicht en verbindt zich jegens de gemeente, die dit voor zich aanvaardt, om het bepaalde in de daartoe in de erfpachtovereenkomst aangewezen artikelen bij overdracht van het geheel of een gedeelte van de zaak, alsmede bij de verlening daarop van een beperkt recht, aan de nieuwe eigenaar of beperkt gerechtigde op te leggen, en in verband daarmee, om het in die artikelen bepaalde in de notariële akte woordelijk op te nemen, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van € 22.689,00 ten behoeve van de gemeente, met bevoegdheid voor deze laatste om daarnaast nakoming en/of de eventueel meer geleden schade te vorderen.

  • b.

    Op gelijke wijze als hierboven onder lid a bepaald, verbindt de erfpachter zich jegens de gemeente tot het bedingen bij wijze van derdenbeding van de nieuwe eigenaar of beperkt gerechtigde, dat ook deze zowel het bepaalde in de in lid a bedoelde artikelen, als de in lid a en in het onderhavige lid b opgenomen verplichting om dit door te geven, zal opleggen aan diens rechtsopvolgers/beperkt gerechtigden. Elke opvolgende vervreemder neemt daarbij namens en ten behoeve van de gemeente het beding aan.

Artikel 25 Kwalitatieve verplichting

De in de erfpachtovereenkomst aangewezen artikelen en voorwaarden blijven rusten op de zaak en zullen van rechtswege overgaan op degene(n) die het goed onder bijzondere titel zal/ zullen verkrijgen, waarbij tevens wordt bepaald dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van de zaak zullen verkrijgen. Aangezien van de overeenkomst tussen partijen een notariële akte wordt opgemaakt die daarna zal worden ingeschreven in de openbare registers, is voldaan aan de eis van artikel 6:252 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.

TOELICHTING OP DE ALGEMENE ERFPACHTVOORWAARDEN VOOR BEDRIJFSTERREINEN

Inleiding

In het navolgende worden de belangrijkste bepalingen van de algemene erfpachtvoorwaarden toegelicht. Waar deze bepalingen beleidskeuzes inhouden bouwen ze voort op de bestaande praktijk bij voorgaande uitgiftes in erfpacht, zoals geaccordeerd door de raad of - na de delegatie van de bevoegdheid tot uitgifte in erfpacht - het college. Bij het opstellen van de voorwaarden werd zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de algemene verkoopvoorwaarden.

Algemeen

De structuur van de algemene erfpachtvoorwaarden is identiek aan die van de algemene verkoopvoorwaarden. In hoofdstuk 1 staan de definities opgenomen, in hoofdstuk 2 de algemene bepalingen die bij alle uitgiftes van toepassing zijn en in hoofdstuk 3 de bijzondere bepalingen die in de erfpachtovereenkomst uitdrukkelijk van kracht moeten worden verklaard voordat ze van toepassing zijn.

Daarnaast bestaat de behoefte om bij afzonderlijk raadsbesluit aanvullende bepalingen vast te stellen die voor specifieke onderwerpen gelden, welke bepalingen eveneens uitdrukkelijk in de erfpachtovereenkomst van kracht moeten worden verklaard.

Beoogd wordt hier de opname in de erfpachtovereenkomst van de clausule, waarbij de erfpachter zich verbindt om zich te conformeren aan de kwaliteits- en inrichtingsnormen die in het Masterplan dat voor het Ecoparkgedeelte van industrieterrein Trade Port West gelden, zijn vastgelegd.

Ook de specifieke voorwaarde inzake motorbrandstoffen, die tot het moment dat een en ander in het bestemmingsplan Trade Port West is geregeld van toepassing verklaard wordt, dient tot nader order ter regulering van deze materie beschikbaar te zijn. Deze laatste bepaling is nodig om aan de inspanningsverplichting te voldoen die de gemeente heeft ten opzichte van de binnen industrieterrein Trade Port West gelegen Truckstop-locatie.

Aangezien zowel de zogenaamde Masterplan-clausule als die betreffende de motorbrandstoffen geen algemeen toepasselijke erfpachtvoorwaarden zijn, dient hiertoe bij afzonderlijk raadsbesluit besloten te worden.

Alleen die bepalingen die toelichting behoeven worden behandeld.

Artikelgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1

Definities

Rente

Het rentepercentage dat gehanteerd wordt bij de uitgifte in erfpacht van industrieterreinen is sinds augustus 1994 bepaald door aan te sluiten bij het rendement van de tienjarige staatslening. Aan het begin van ieder kwartaal wordt aan de hand van de marktontwikkeling van de tienjarige staatslening bepaald of de rente al dan niet dient te worden bijgesteld. Het rentepercentage wordt afgerond naar boven op ¼% en verhoogd met ½% opslag voor ambtelijke bemoeienissen.

Per 1 oktober 1995 geldt in dit kader een percentage van 7 (6½ + ½).

In de commissie Economische Zaken, Sociale Zaken, Cultuur en Sport is voornoemde materie medio augustus 1994 uitvoerig besproken.

Indien een andere rentevorm gewenst is, worden hiervoor de functionele raadscommissies gehoord.

HOOFDSTUK 2

Artikel 3 Duur van het recht, opzegging en waardevergoeding

  • -

    De erfpachter krijgt de mogelijkheid om de erfpacht tussentijds op te zeggen. De termijn waarop dit dient te gebeuren (één jaar) alsmede de wijze waarop (bij exploit) is dwingendrechtelijk voorgeschreven (5:88 lid 1 BW). De mogelijkheid tot opzegging kan eventueel worden uitgesloten. Het is echter redelijk dat de erfpachter kan opzeggen. Hij kan het erfpachtrecht weliswaar verkopen, maar als dit om welke reden dan ook niet lukt kan blijken dat opzegging de enige mogelijkheid voor het bedrijf is om van de erfpacht af te komen. De consequentie daarvan is wel dat hij geen vergoeding zal ontvangen voor nog aanwezige opstallen e.d. (artikel 3 lid c). De gemeente kan de erfpachter ook nog verplichten om tot wegneming van voor de gemeente onbruikbare gebouwen over te gaan. De grond moet na opzegging uiteraard vrij van bodemverontreiniging worden teruggeleverd. Artikel 13 staat bovendien borg voor voorkoming van tussentijdse waardedaling door achterstallig onderhoud of bodemverontreiniging. De erfpachter kan hierop worden aangesproken, ook na het eindigen van de erfpacht.

  • -

    Ook de eigenaar heeft de mogelijkheid om de erfpacht op te zeggen. De wet noemt twee situaties waarin kan worden opgezegd: wanbetaling en in ernstige mate tekortschieten in andere verplichtingen door de erfpachter (5:87 lid 2 BW). De wet biedt de mogelijkheid om ook in andere - nader overeen te komen - situaties op te zeggen. De gemeente heeft daarvan gebruik gemaakt en zich de mogelijkheid voorbehouden om te kunnen opzeggen als het voortbestaan van de erfpachter in gevaar komt. Het is namelijk wenselijk om alsdan te kunnen kiezen voor beëindiging van de contractsrelatie. De erfpacht is toentertijd namelijk aangegaan met deze erfpachter. Als het voortbestaan van die erfpachter dreigt te eindigen moet de gemeente het in eigen hand kunnen houden wat er dan met de erfpacht gaat gebeuren.

  • -

    Er wordt gelijktijdig met de erfpacht een opstalrecht gevestigd. Dit recht maakt het mogelijk om op eigendom van een ander een gebouw in eigendom te hebben. Zonder het opstalrecht zou de gemeente automatisch eigenaar worden van alle gebouwen die op de in erfpacht uitgegeven grond zouden worden aangebracht. Bedrijven zouden zonder opstalrecht grote problemen krijgen met de financiering van hun nieuwe bedrijfspanden, omdat ze slechts beperkte zekerheid kunnen geven.

  • -

    Het opstalrecht is afhankelijk (accessoir) gemaakt van de erfpacht, zodat het niet zelfstandig kan bestaan en gelijktijdig met het hoofdrecht teniet zal gaan.

  • -

    Voor hypotheekhouders is het van belang om in een vroegtijdig stadium te weten of het voorwerp van hun zekerheid (de erfpacht plus opstal) zal eindigen. In de wet is geregeld dat de eigenaar op straffe van nietigheid van de opzegging deze binnen 8 dagen aan beperkt gerechtigden die met betrekking tot dit recht staan ingeschreven (o.a. de hypotheekhouders) moet betekenen. Het is redelijk om de hypotheekhouders ook zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van een voornemen tot beëindiging door de gemeente of een ontvangen opzegging van de erfpachter. Door dit in algemene voorwaarden op te nemen zal een erfpachter gemakkelijker een financiering kunnen krijgen.

  • -

    Bij het eindigen van de erfpacht eindigt ook het opstalrecht. De gemeente wordt dan van rechtswege eigenaar van de opstallen. De gemeente heeft de mogelijkheid uitgesloten dat de erfpachter gebouwen e.d. mag wegnemen (zie 5:105 BW). In de voorwaarden wordt het recht voorbehouden om van de erfpachter te vorderen dat door de gemeente aan te wijzen zaken moeten worden weggenomen en de zaak ook voor het overige in de oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht. Indien de opstallen bijvoorbeeld onbruikbaar zijn of (voor de gemeente) geen waarde hebben kan de erfpachter met behulp van deze bepaling worden gedwongen om de grond weer geheel of gedeeltelijk in de oorspronkelijke staat terug te brengen. De gemeente krijgt dan weer bruikbare industriegrond terug.

  • -

    In de wet is als hoofdregel opgenomen dat de voormalige erfpachter na het einde van de erfpacht recht heeft op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen (3:99 BW). In een aantal gevallen zou van deze regel kunnen worden afgeweken, zodat de erfpachter geen recht op vergoeding heeft. Er is echter voor gekozen om de erfpachter wel een vergoeding toe te kennen. Dit is redelijk, omdat de gemeente anders ten koste van de erfpachter zou worden verrijkt.

  • Bij opzegging door de gemeente in geval van wanbetaling of ernstige tekortkomingen in de nakoming van andere verplichtingen is de vergoeding gelijk aan de waarde van de erfpacht (5:87 lid 2 BW - dwingend recht). De waarde van de erfpacht is de waarde in het economische verkeer (wat een willekeurige derde voor dit recht, onder dezelfde voorwaarden en voor de resterende duur, zou overhebben).

  • Bij opzegging door de gemeente op andere gronden en bij wijziging of opzegging van de erfpacht door de rechter is de vergoeding gelijk aan de waarde van de gebouwen e.d. die alsdan op de zaak aanwezig zijn. Voorwaarde daarbij is dat de zaken door de erfpachter zelf moeten zijn bekostigd en hij ze, voor zover ze onverplicht werden aangebracht, niet mocht wegnemen. De zojuist genoemde waarde is een andere waarde dan de waarde in het economische verkeer. Deze laatste waarde wordt namelijk steeds kleiner naarmate het recht zijn einde door tijdsverloop nadert, terwijl de waarde van de gebouwen e.d. hierdoor niet wordt beïnvloed.

  • -

    De erfpachter wordt verplicht om voor het einde van de erfpacht een bodemonderzoek te laten verrichten waarvan de kosten voor zijn rekening komen. Met de resultaten van dat onderzoek kan hij aantonen dat de grond niet verontreinigd is. Eventuele verontreiniging dient uiteraard door de erfpachter te worden verwijderd.

  • -

    Deze bepaling is noodzakelijk om te voorkomen dat de gemeente vervuilde grond terugkrijgt. De erfpachter weet vanaf het moment van ondertekening van de erfpachtovereenkomst dat hij zo'n onderzoek moet verrichten, zodat hij hiervoor tijdig een financiële voorziening kan treffen. Indien de erfpachter besluit om de grond aan te kopen zullen de erfpacht en het opstalrecht van rechtswege eindigen door vermenging. De voormalige erfpachter hoeft in dat geval geen bodemonderzoek te verrichten, omdat hij zelf de vorige gebruiker was en eventuele verontreiniging sowieso voor zijn rekening is.

Artikel 4 Staat van aflevering en garantie

- De erfpacht wordt in beginsel gevestigd zonder dat er beperkte rechten of kwalitatieve verplichtingen op rusten. Kwalitatieve verplichtingen blijken uit de openbare registers. De meeste beperkte rechten zijn daar ook in terug te vinden. Toch kan het voorkomen dat er beperkte rechten op de zaak drukken waar de gemeente geen weet van heeft, omdat ze bijvoorbeeld nooit werden ingeschreven. Daarom wordt er in lid b een bepaling opgenomen die het risico van het eventueel bestaan van dergelijke onbekende lasten op de erfpachter legt. Zo'n bepaling zou bij verkoop van een zaak ingevolge artikel 7:15 BW niet door de beugel kunnen. In de wetsartikelen die de erfpacht regelen ontbreekt een dergelijke bepaling, zodat mag worden aangenomen dat zo'n risicoverdeling bij uitgifte in erfpacht wel toegestaan is.

Artikel 5 Vestiging van de erfpacht en aanvaarding

- Indien de erfpachter de akte binnen 4 weken na de kennisgeving dat het besluit tot uitgifte werd genomen nog niet heeft ondertekend gaat de verplichting tot betaling van de canon in en wordt deze opeisbaar. De erfpachter raakt dan tevens van rechtswege in verzuim (6:83 BW), zodat hij tot schadevergoeding verplicht is. De schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom bestaat uit de wettelijke rente daarover (6:119), te rekenen vanaf het moment van intreden van het verzuim. Door deze regeling kan vanaf 4 weken na de schriftelijke mededeling rente in rekening worden gebracht, zonder dat eerst nog een ingebrekestelling vereist is. Indien de tekortkoming voldoende ernstig is kan bovendien worden overwogen om de boeteclausule te activeren.

- De erfpachter kan echter goede redenen hebben om zijn medewerking te weigeren. Daarom is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om uitstel van de genoemde termijn te verlenen. Er kan dan geen rente in rekening worden gebracht, omdat de erfpachter pas in verzuim komt als de nieuwe termijn verstreken is.

Artikel 9 Milieukundig onderzoek; bodemverontreiniging

- De grond die in erfpacht wordt uitgegeven zal (in beginsel) steeds van te voren zijn onderzocht op de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging. Een rapport van het betreffende onderzoek zal aan de notariële akte worden gehecht. Dit rapport zal tot bewijs strekken dat de grond op het moment van uitgifte voldoende schoon was, waardoor die grond in elk geval geschikt is om als industriegrond te worden gebruikt. Verontreinigde grond zal dan ook niet worden uitgegeven. Het rapport zal voorts dienst doen om de zogenaamde "nulsituatie" aan te geven. Indien er op het moment van eindigen van de erfpacht - of indien nodig tussentijds - een bodemonderzoek wordt uitgevoerd is er steeds vergelijkingsmateriaal voorhanden.

Artikel 10 Faillissement en beslag

- Indien de beoogde erfpachter vóór de vestiging van de erfpacht het vertrouwen in zijn financiële gegoedheid beschaamt, doordat zich bijvoorbeeld één van de in dit artikel genoemde omstandigheden voordoet zal de gemeente hoogstwaarschijnlijk niet met deze gegadigde in zee willen gaan. Omdat artikel 10 als een ontbindende voorwaarde is geformuleerd zal hiervoor geen opzegging of rechterlijke tussenkomst nodig zijn, terwijl er ook geen verplichting tot schadevergoeding zal bestaan. Op het moment van intreden van de voorwaarde vervalt de overeenkomst dus van rechtswege.

Artikel 12 Betaling canon en indexering

  • -

    Indien de canon na de vervaltermijn wordt betaald zal de erfpachter rente wegens die vertraging moeten betalen. Gekozen werd voor het percentage van de wettelijke rente met een minimum van 1% per maand. Bij ernstige wanbetaling (minimaal een jaar niet betalen) kan er rente over rente in rekening worden gebracht.

  • -

    De canon zal elk jaar worden geïndexeerd. Gekozen werd voor indexering met gebruikmaking van de consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens. Deze index is de opvolger van de prijsindex van de gezinsconsumptie voor de totale bevolking en is de meest algemene index (inflatoire indexering dus). Zodoende is het niet nodig om de canon periodiek te herzien. In de praktijk is gebleken dat de erfpachtcanon door deze indexering op gelijk niveau blijft met de grondprijs. De canon die nu redelijk wordt geacht blijft dus als het ware de gehele duur van de erfpacht gelden, zodat de bedrijfsvoering van de erfpachter niet tussentijds wordt belast met onvoorziene verhogingen.

Artikel 13 Onderhoudsplicht

  • -

    Dit artikel verplicht de erfpachter om het perceel en de opstallen goed te onderhouden, tijdig te vernieuwen en eventueel te herbouwen bij tenietgaan. De gemeente heeft er uiteraard belang bij dat op de industrieterreinen bruikbare gebouwen staan die een ordentelijke aanblik geven en niet langdurig ongebruikt blijven. Het is voor de gemeente als eigenaar bovendien van belang dat de zaak niet in waarde achteruit gaat.

  • -

    De gemeente blijft eigenaar van de grond en blijft er een (financieel) belang bij houden. Indien de erfpachter bijvoorbeeld de bodem vervuild kan er door de provincie een onderzoeksbevel of saneringsbevel worden gegeven aan de veroorzaker, de erfpachter of de eigenaar (artikel 43 Wet Bodembescherming). Het is van groot belang om een vinger aan de pols te kunnen houden. Daarom werd er een bepaling opgenomen die de gemeente het recht geeft om te allen tijde (uiteraard zoveel mogelijk in overleg met de erfpachter) het perceel te betreden en te onderzoeken. Indien er signalen ontvangen worden dat de erfpachter zich mogelijk niet aan de overeenkomst houdt kan er alert gereageerd worden.

  • -

    Omdat de gemeente eigenaar blijft is het wenselijk om invloed te houden als de erfpachter de erfpacht wil verkopen, belasten en dergelijke. Daarom moet de erfpachter eerst toestemming tot het mogen verrichten van dergelijke handelingen vragen. Controle door de gemeente blijft dus mogelijk. Slechts voor het belasten van de erfpacht met hypotheek is geen toestemming nodig, omdat financiering van gebouwen e.d. zonder hypotheekverlening ongebruikelijk is en dit de gemeente overigens ook niet raakt.

  • -

    Schuldeisers kunnen executeren zonder dat voorafgaande toestemming vereist is (5:91 lid 1 BW). Onder schuldeisers valt ook een executerende curator in een eventueel faillissement van de erfpachter. Het belang van de schuldeisers dient in dit geval te prevaleren boven het belang van de gemeente om invloed te hebben op de persoon van haar wederpartij.

Artikel 14 Koopoptie

- De erfpachter kan op elk door hem gewenst moment de blote eigendom, waarop de erfpacht drukt, aankopen. Indien de erfpachter binnen 10 jaar na uitgifte in erfpacht besluit om aan te kopen wordt de gemeente verplicht om de op het moment van uitgifte door haar in aftrek gebrachte voorbelasting (BTW) gedeeltelijk te herzien. Door te opteren voor belaste levering kan deze herziening worden voorkomen. Dit is gunstig voor de gemeente. De koper wordt door de optie weliswaar BTW-plichtig, maar omdat hij de zaak voor belaste prestaties zal gebruiken kan hij die BTW verrekenen.

Artikel 15 Gedoogplicht van voorzieningen ten behoeve van openbare doeleinden

- Indien in te verkopen grond bepaalde voorzieningen (zoals gemeenteriolen e.d.) aanwezig zijn moet er bij die verkoop een recht van opstal of een erfdienstbaarheid worden voorbehouden. Bij een uitgifte in erfpacht blijft de gemeente eigenaar van de grond, zodat aan te leggen voorzieningen haar eigendom blijven. Het is daarom slechts nodig om aan de erfpachter een gedoogplicht voor die voorzieningen op te leggen. Op het moment van aankoop van de blote eigendom wordt de voormalige erfpachter eigenaar van de zaak en (in beginsel) van de zich daarin bevindende voorzieningen. Om dit te voorkomen wordt de erfpachter bij aankoop verplicht mee te werken aan het vestigen van een opstalrecht. De gemeente blijft dan eigenaar van de voorzieningen en gerechtigd om ook in de toekomst onderhoud e.d. op de grond van de voormalige erfpachter uit te voeren.

Slot

De erfpacht is een constructie die de gemeente noodzaakt tot voortdurende bewaking van haar belangen. De gemeente blijft namelijk eigenaar en uit dien hoofde aansprakelijk voor de grond. De algemene erfpachtvoorwaarden zijn zo ingericht dat de gemeente constant een vinger aan de pols kan houden en bij bodemverontreiniging en dergelijke onmiddellijk kan ingrijpen.