Regeling vervallen per 28-12-2023

Herijking minimabeleid

Geldend van 05-07-2012 t/m 27-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2012

Intitulé

Herijking minimabeleid

Voorwoord

Terwijl ook in onze regio na een moeilijke tijd de vooruitzichten positiever worden, zijn de sociale gevolgen van de economische crisis wel – en steeds meer – volop voelbaar in onze samenleving.

Het aantal mensen dat in onze gemeente van weinig geld rond moet komen, was hoog. De voorzieningen die de gemeente aan deze mensen bood om toch mee te kunnen blijven doen, werden echter slechts (te) beperkt gebruikt; er was structureel sprake van onderbenutting en onderbesteding.

Ruim twee jaar geleden is daarom de koers van ons gemeentelijke minimabeleid bijgesteld. Vol ingezet is op een beter bereik van – aangepaste – voorzieningen en de toegang tot de voorzieningen is sterk verbeterd. Ook de naamsbekendheid – een campagne onder de naam ‘Wil Verder’ – heeft sterk bijgedragen aan de betere benutting van het minimabeleidsinstrumentarium.

Maar meer benutting vanuit de doelgroep heeft als gevolg meer besteding door de gemeente. Logisch, en grotendeels ook bedoeld en voorzien ten tijde van de herijking van het minimabeleid in 2008. Het succes van het aangepaste – en beter bekend gemaakte – instrumentarium was zelfs zodanig fors hoger dan voorzien, dat zowel in 2009 als – naar valt te verwachten – in 2010 sprake is van een aanzienlijke overschrijding van het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget: meer mensen wisten steeds beter de voorzieningen te vinden en te benutten.

Evalueren en reflecteren is altijd zinvol, maar in het huidige tijdsgewricht is het in het licht van alle relevante ontwikkelingen opnieuw bezien van dit beleidsterrein zeker aan de orde.

Nu ook de gemeente financieel in moeilijk weer is komen te varen, is het zaak om op de weegschaal van sterk sociaal en financieel draagbaar tot een nieuwe balans te komen.

In het Europese jaar van de armoede 2010 heeft het nieuwe college van Burgemeester en Wethouders zich sterk gemaakt voor zoveel mogelijk behoud van het nieuwe minimabeleid. Ondanks de forse ombuigingen en heroverwegingen die in het collegeprogramma zijn voorzien, wordt behoudens een structurele korting van € 250.000 het minimabeleid ontzien. De gemeente Venlo onderstreept met deze keuze het belang dat zij hecht aan het feit dat een ieder mee moet (kunnen) doen in onze samenleving.

Hoewel de gemeente dus nog steeds een sterk en sociaal minimabeleid wil houden, moeten er wel keuzes gemaakt worden om de wel ingeboekte heroverweging te realiseren alsmede de budgetoverschrijdingen te minimaliseren. Daarvoor zijn keuzes nodig binnen het bestaande instrumentarium.

We hebben daarvoor gekeken naar wat de verschillende instrumenten de afgelopen jaren voor bereik en effect hebben gehad. Op basis daarvan komen we tot een afgewogen pakket aan maatregelen, welke worden gepresenteerd als keuzemodel met daarin benoemd wat zowel de financiële als maatschappelijke impact is.

Keuzes maken is altijd lastig, zeker waar het een gevoelig en belangrijk onderwerp als het gemeentelijke minimabeleid betreft. Ik wens ons allen daarbij veel wijsheid toe

R.L.J. (Ramon) Testroote

wethouder

1 Inleiding

Voorgeschiedenis

In april 2008 heeft de gemeenteraad de nota Perspectief “Samen werken aan een betere toekomst” van 26 maart 2008, vastgesteld. In deze nota is het armoedebeleid geëvalueerd en een nieuwe doelstelling voor het armoedebeleid verwoord. Uitgangspunt van het armoedebeleid van de gemeente Venlo werd een integrale benadering van de burger, gericht op het voorkómen en bestrijden van sociale uitsluiting van inwoners en dat de voorwaarden schept voor een beter toekomstPERSPECTIEF voor iedereen.

Bij het scheppen van een beter toekomstPERSPECTIEF zijn de volgende punten van belang:

  • -

    Ondersteun talenten: de gemeente wil mensen aanspreken op hun talenten en verantwoordelijkheden en waar die (om wat voor reden dan ook) ontbreken ondersteunen, zodat de regie op het eigen leven weer herpakt kan worden.

  • -

    Voorkom armoede: het is van groot belang dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat mensen door het vangnet zakken of dat mensen in een uitzichtloze positie komen.

  • -

    Kinderen niet de dupe: voor een goede ontwikkeling van het kind is het van het grootste belang dat het volwaardig kan deelnemen aan onze maatschappij.

  • -

    Integrale aanpak in de keten: een multiprobleem aanpak vanuit verschillende disciplines, geeft de beste garantie voor probleemoplossing. Vandaar dat is gekozen voor integrale schuldhulpverlening en het realiseren van daadwerkelijke samenwerking in de keten van werk, inkomen en zorg door middel van zorgnetwerken.

  • -

    Activerend armoedebeleid: mensen ondersteunen om weer actief te worden is de kracht van activerend armoedebeleid.

Uitgangspunten

Betaald werk is de beste manier om uit armoede en sociaal isolement te geraken. Door te zorgen dat mensen lekker in hun vel zitten, activiteiten ondernemen en positieve prikkels krijgen, kan voor veel mensen het blikveld worden verbreed en het pad naar betaald werk worden geëffend.

Aan de andere kant kan armoedebeleid re-integratie ook in de weg staan. Inkomensondersteunende maatregelen kunnen leiden tot de situatie waarbij iemand die gaat werken of meer gaat verdienen, er per saldo niet of nauwelijks op vooruitgaat, bijvoorbeeld vanwege het feit dat hij geen recht meer heeft op inkomensafhankelijke bijdragen. Dit wordt de armoedeval genoemd. Uitgangspunt is dat de armoedeval zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat werken loont.

In de nota “Herijken minimabeleid” van november 2008, vastgesteld door de gemeenteraad in december 2008, is het minimabeleid per 1 januari 2009 opnieuw vormgegeven conform de nieuwe doelstellingen.

In deze nota werd ook geconstateerd dat de gemeente Venlo een uitgebreid minimabeleid heeft. Er waren diverse voorzieningen waarmee mensen tegemoet worden gekomen in hun inkomensvoorziening. Toch werd er nog niet voldoende gebruik gemaakt van deze voorzieningen. Het idee bestond dat het niet gebruik maken van de voorzieningen vooral te maken had met de (on)bekendheid van deze voorzieningen. Andere oorzaken zouden kunnen zijn het schaamtegevoel om ‘het handje op te houden’ of de papieren rompslomp die ermee gepaard gaat.

Het uitgangspunt bij herijken van het minimabeleid was het zoveel mogelijk oplossen van deze knelpunten.

Van toen naar nu

Op basis van de nota “Herijken minimabeleid” is onder de vlag “Wil Verder” in oktober 2009 een communicatiecampagne gestart om de bekendheid van de voorzieningen te vergroten en het niet gebruik zoveel mogelijk terug te dringen.

Zoals uit de cijfers van hoofdstuk 2 blijkt, kan deze campagne, afgezet tegen de doelstellingen, als succesvol benoemd worden. Ten opzichte van 2008 laten de jaren 2009 en 2010 namelijk een behoorlijke stijging van het aantal aanvragen zien.

Verder

Ondanks deze ontwikkeling is de tijd nu rijp om het per 1 januari 2009 herijkte minimabeleid te evalueren. De centrale vraag daarbij is of de diverse voorzieningen tegemoetkomen aan de doelstellingen zoals verwoord in de eerder genoemde nota’s. Tevens wordt gekeken of de voorzieningen nog passen binnen het huidige tijdsbestek. De economische situatie heeft er voor gezorgd dat we nu voor een financiële taakstelling staan. Dit gegeven drukt een grote stempel op deze evaluatie.

In deze evaluatie komt aan de orde hoe we er nu voor staan en wat de aanbevelingen voor de toekomst zijn.

2 De inhoud van het minimabeleid

2.1 Inleiding

Het armoedebeleid zoals verwoord in de nota “Perspectief” is een breed begrip. Onder het armoedebeleid vallen namelijk niet alleen de voorzieningen van het minimabeleid die zorgen voor inkomensondersteuning maar ook participatie en dienstverlening zijn belangrijk. In deze nota worden alleen de voorzieningen die onderdeel uitmaken van het minimabeleid geëvalueerd.

Het gemeentelijk minimabeleid kent op dit moment de volgende voorzieningen:

  • -

    Schuldhulpverlening

  • -

    Individuele bijzondere bijstand

  • -

    Maaltijdenvoorziening

  • -

    Geld-Terug-Regeling

  • -

    Collectieve ziektekostenverzekering

  • -

    Duurzame gebruiksgoederen

  • -

    Schoolkosten

  • -

    PC-regeling

  • -

    Jeugdsportfonds en jeugdcultuurfonds

  • -

    Kwijtschelding gemeentelijke heffingen

De diverse voorzieningen worden hieronder beschreven. Bij de voorzieningen wordt een prognose voor het gehele kalenderjaar 2010 gemaakt. Bij de prognose is rekening gehouden met het feit dat de Wil Verder-campagne is beëindigd en dat de grootste hausse aan aanvragen achter de rug is. In de grafieken is de prognose gearceerd weergegeven.

Schuldhulpverlening wordt vanwege de omvang apart geëvalueerd. Hier worden alleen de belangrijkste conclusies aangehaald. Voor meer informatie wordt verwezen naar het recente collegevoorstel van 20 juli 2010 met betrekking tot Schuldhulpverlening.

Ook voor kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen is een apart traject voorzien, gerelateerd aan het indertijd door de gemeenteraad vastgestelde beleid in combinatie met toepassing daarvan door een gedelegeerde uitvoerder

2.2 Doelgroep

De doelgroep van het minimabeleid is bepaald op burgers van de gemeente Venlo met een inkomen tot en met 120% van de geldende bijstandsnorm. Daarbij is het uitgangspunt dat de armoedeval, zo veel mogelijk, moet worden voorkomen.

Voor de meeste voorzieningen van het minimabeleid geldt dat burgers met een inkomen tot en met 110% recht hebben op de volledige vergoeding en burgers met een inkomen vanaf 110% tot en met 120% ontvangen de helft. Alleen schuldhulpverlening is er voor iedereen, ongeacht het inkomen.

Voor de bijzondere bijstand wordt vanaf een inkomen vanaf 120% van de bijstandsnorm een draagkracht berekend. Dit betekent dat burgers met een inkomen vanaf 120% van de bijstandsnorm een deel van de kosten zelf moeten betalen. Naarmate het inkomen hoger is, neemt de eigen bijdrage toe.

2.3 Instrumenten

2.3.1 Schuldhulpverlening

Deze voorziening is voor mensen die in een schuldsituatie zitten waar ze zelf niet meer uitkomen. Schuldhulpverlening is financieel gezien een van de grootste voorzieningen van het minimabeleid en een van de pijlers uit het armoedebeleid.

[zie onderdaan de tekst in de bijlage, plaatje 1 - Herijking minimabeleid]

Vanaf september 2009 is een duidelijke stijging van het aantal aanvragen te zien. Waren er in het verleden op jaarbasis ongeveer 400 aanvragen; over het gehele jaar 2009 zijn 765 aanvragen ingediend.

De stijging van het aantal aanvragen zet zich ook in 2010 door. Uitgaande van de situatie per 1 juli 2010 (eerste halfjaar 612 aanvragen), verwachten wij dat over het gehele jaar 2010 ruim 1.200 aanvragen zullen worden ingediend en afgehandeld. Het college heeft in juli 2010 besloten dat het budget niet overschreden mag worden. Het is dus waarschijnlijk dat de toegankelijkheid van deze voorziening beperkt wordt. Van maand tot maand wordt het budget bewaakt en als er een overschrijding dreigt wordt middels een apart voorstel de noodzakelijke ombuiging gerealiseerd.

De stijging van het aantal aanvragen heeft een aantal oorzaken die met de vormgeving van de voorziening te maken hebben:

  • 1.

    inhaalslag naar het verleden, toen verhoudingsgewijs weinig aanvragen in Venlo werden ingediend en er klaarblijkelijk een verborgen aantal burgers met schulden bestond die niet de weg naar de gemeente vonden;

  • 2.

    uitbreiding van het pakket aan producten dat ingezet kan worden voor aanpak van, voorkoming van en terugval in schuldenproblematiek;

  • 3.

    vroegtijdige aanpak van financiële problemen, waarmee verdere escalatie van problemen wordt voorkomen;

  • 4.

    verdergaande samenwerking met ketenpartners, waardoor schuldhulpverlening voor burgers eerder kan worden ingezet.

2.3.2 Individuele bijzondere bijstand

Mensen met een minimuminkomen komen in individuele situaties in aanmerking voor bijstand voor bijzondere noodzakelijke kosten. Voor wat betreft de uitvoering van deze voorziening zijn we voor een groot deel gebonden aan een wettelijk kader.

Op basis van de herijking van het minimabeleid is per 1 januari 2009 het draagkrachtcriterium aangepast. De uitvoering is vereenvoudigd en om eenduidigheid aan te brengen in de regelgeving is aansluiting gezocht bij de percentages binnen het minimabeleid. Ook is door de Wil Verder-campagne de bekendheid vergroot. In het pakket aan vergoedingen is geen wijziging aangebracht. Immers de kracht van de bijzondere bijstand is het leveren van maatwerk in bijzondere situaties.

[zie onderdaan de tekst in de bijlage, plaatjes 2 en 3 - Herijking minimabeleid: respectievelijk, aantal aanvragen bijzondere bijstand; uitgaven bijzondere bijstand]

Uit de grafieken blijkt dat er in mei 2010 al bijna net zoveel aanvragen ingediend waren dan in 2009. De prognose voor 2010 is daarom ook dat de kosten behoorlijk zullen stijgen. Ook in 2009 was er al sprake van een tekort op de begroting.

Uit onderstaande tabel blijkt wat de grootste kostenposten binnen de bijzondere bijstand zijn.

Top 10 kostensoorten

2009

bereik 2009

prognose 2010

Kosten bewindvoering

€ 375.500

383

€ 478.500

Overige kosten fin.transacties

€ 113.500

68

€ 176.000

Woonkostentoeslag

€ 104.000

88

€ 136.000

Kinderopvang SMI

€ 63.500

15

€ 61.000

Huishoudelijke hulp

€ 50.500

221

€ 44.000

Kosten inrichting/huisraad

€ 41.500

31

€ 54.500

Aanvulling Alleenst. <21

€ 34.000

18

€ 26.000

Afwijkende aanvullende norm

€ 32.500

19

€ 42.500

Rechtsbijstand

€ 31.500

202

€ 78.000

Toeslag voormalig 1 oudergezin

€ 29.500

23

€ 27.500

Subtotaal

€ 876.000

 

€ 1.124.000

Overige kostensoorten

€ 173.000

 

€ 116.000

Totaal

€ 1.049.000

 

€ 1.240.000

De grootste uitgaven hebben betrekking op de kosten van bewindvoering en de bijkomende kosten. De bijkomende kosten vallen onder “overige kosten financiële transacties”.

2.3.3 Maaltijdenvoorziening

Personen van 65 jaar of ouder en gehandicapten beneden de 65 jaar, komen in aanmerking voor een bijdrage in de extra kosten van de maaltijdenservice. Met deze bijdrage kunnen de meerkosten van de maaltijdvoorziening ten opzichte van een zelf gemaakte maaltijd vrijwel volledig gecompenseerd worden.

Personen die niet in staat zijn om zelfstandig te koken kunnen zo toch over een warme maaltijd beschikken. Voor ouderen geldt de eis dat men niet meer in staat hoeft te zijn om zelfstandig te koken niet. Voor hen is het voorkomen van een sociaal isolement het belangrijkste doel van deze voorziening. Door te eten in de verzorgingshuizen houden ze namelijk contact met andere ouderen.

[zie onderdaan de tekst in de bjilage, plaatje 4 - Herijking minimabeleid: Uitgaven maaltijdenvoorziening]

Dit is de enige voorziening waarvoor de verwachting is dat de uitgaven zullen dalen. Het is niet bekend wat hier de oorzaak van is.

2.3.4 Geld-Terug-Regeling

De Geld-Terug-Regeling wordt uitgevoerd door Bureau Geld-Terug-Regeling Venlo. Alle deelnemers ontvangen jaarlijks een kortingenboekje (met waardecoupons) waarmee kosten op sportief, maatschappelijk, cultureel en sociaal gebied kunnen worden gedeclareerd. Binnen deze regeling worden sinds de herijking van het minimabeleid in 2009 bovenop de bestaande vergoedingen ook de kosten van een internetabonnement vergoed. Dit verklaart met name de kostenstijging in 2009 ten opzichte van 2008.

[zie onderdaan de tekst in de bjilage, plaatje 5 - Herijking minimabeleid: Gebruik Geld-terug-regeling]

De groep ‘Personen afhankelijk van een uitkering van de gemeente Venlo’ is toegenomen conform de stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden. De groep ‘Personen met een ander laag inkomen’ is gestegen vanwege de recessie maar ook door de toegenomen bekendheid van de voorziening als gevolg van de Wil Verder-campagne.

Binnen de Geld-Terug-Regeling zijn de uitgaven als volgt over de kostenposten verdeeld:

kostensoort

bereik

uitgaven

Internet

2000

€ 200.000

Dagtochten

250

€ 60.000

Culturele activiteiten

2180

€ 72.500

Sport activiteiten

2080

€ 141.500

Educatieve activiteiten

1515

€ 133.550

Activiteiten voor ouderen en gehandicapten

475

€ 14.300

Activiteiten voor kinderen

1390

€ 55.750

[zie onderdaan de tekst in de bijlage, plaatje 6 - Herijking minimabeleid: Uitgaven Geld-terug-regeling]

2.3.5 Collectieve ziektekostenverzekering

De gemeente Venlo kent een collectieve ziektekostenverzekering voor inwoners met een inkomen tot en met 120% van het toepasselijk minimum. Het gaat om een basisverzekering en een aanvullende verzekering bij zorgverzekeraar VGZ. Het VGZ biedt een verzekering aan, met een uitgebreid voorzieningenpakket.

Bij de totstandkoming van de collectieve ziektekostenverzekering golden vier uitgangspunten:

In het pakket moeten ook de vergoedingen van kosten worden opgenomen die tot dat moment (voor een deel) worden vergoed via de bijzondere bijstand. De klant dient dus een ruim pakket te worden aangeboden.

Daarmee wordt de één loket gedachte gerealiseerd. Klanten declareren de totale medische kosten bij de zorgverzekeraar en hoeven niet meer voor (een deel van de) medische kosten een aanvraag bijzondere bijstand in te dienen.

Door de collectiviteit kan een korting op de premie worden bedongen.

Het totale pakket is voor de doelgroep zo aantrekkelijk dat een hogere deelname wordt verwacht, waardoor zo veel mogelijk onverzekerdheid wordt voorkomen.

Met betrekking tot de eerste twee uitgangspunten is te zien dat de volgende bedragen worden uitgegeven aan bijzondere bijstand. Hier staat tegenover dat VGZ ongeveer € 190.000 uitgeeft aan medische kosten in het aanvullende gemeentepakket (dat wil zeggen de extra uitbreiding bovenop een reguliere aanvullende verzekering inclusief tandartsverzekering).

Verstrekte bijzondere bijstand voor medische kosten

2009

prognose 2010

Bril

€ 16.000

€ 15.000

Hulpmiddelen, niet zijnde bril

€ 12.500

€ 9.000

Kosten tandarts

€ 11.500

€ 27.000

Overige medische/paramed. hulp

€ 8.000

€ 14.000

Geneesmiddelen, dieetkosten

€ 7.500

€ 4.500

Kosten specialist, fysiotherapie

€ 1.000

€ 800

Totaal

€ 56.500

€ 70.300

Uitgangspunt 3 (premiekorting door collectiviteit) komt er op neer dat het pakket voor de deelnemer een gunstige prijs moet hebben. Uit onderstaande tabel blijkt de premie voor de collectieve ziektekostenverzekering in relatie tot andere verzekeringen, waarbij uitgegaan is van een adequate dekking en de bedragen van 2010.

Er valt echter niet één op één een vergelijking te maken omdat de pakketten verschillen. Het collectieve pakket van VGZ is veel uitgebreider dan de andere pakketten, dit om een aanvullend beroep op bijzondere bijstand te voorkomen.

Aanbieder

Nominale premie

Aanvullende verzekering

Tandarts-verzekering

Totale premie

VGZ collectief

€ 91,41

€ 28,60

inclusief

€ 120,01

VGZ

€ 94,33

€ 15,99

€ 10,99

€ 121,31

CZ

€ 93,75

€ 14,25

€ 15,80

€ 123,80

Zilveren Kruis

€ 96,50

€ 12,55

€ 13,40

€ 122,45

Menzis

€ 94,75

€ 15,05

€ 14,15

€ 123,95

Zonder collectiviteitskorting zou de VGZ-collectieve verzekering € 138,11 kosten. Op het pakket wordt dus een behoorlijke korting bedongen.

Op dit moment betalen de deelnemers aan de collectieve ziektekostenverzekering ook geen € 120,01 omdat ze een bijdrage in de premie van de gemeente krijgen van € 12 per maand. De premie komt daarmee netto op € 108,01.

De uitgaven van de bijdrage in de premie laten een stijging zien. De toename van de uitgaven in 2009 wordt verklaard door de stijging van de gemeentelijke bijdrage van € 7,00 per maand naar € 12,00 per maand. Ondanks de stijging van de bijdrage van de gemeente is het aantal verzekerden in 2009 niet toegenomen.

[zie onderdaan de tekst in de bijlage, plaatjes 7 en 8 - Herijking minimabeleid: respectievelijk Bijdrage gemeente; Aantal verzekerden per 1 januari]

De deelnamegraad onder de totale doelgroep van minima bedraagt volgens de Evaluatie Collectieve zorgverzekering voor Minima 2009 van BS&F 27% (BS&F is de intermediair tussen gemeente en verzekeraar). Onder de WWB uitkeringsgerechtigden bedraagt de deelnamegraad 66%.

Uit onderstaand overzicht blijkt dat een groot aantal deelnemers al vanaf de start van de collectieve ziektekostenverzekering deelneemt. Bij deze cijfers moet niet uit het oog verloren worden dat men niet continu onder de doelgroep blijft vallen vanwege uitstroom. Als hiermee rekening gehouden wordt, kan de tevredenheid onder de deelnemers redelijk groot genoemd worden. Toch neemt nog steeds 34% van ons uitkeringsbestand niet deel aan de collectieve verzekering. Zij geven de voorkeur aan een ander pakket omdat dit waarschijnlijk beter bij hun situatie past.

[zie onderdaan de tekst in de bijlage, plaatje 9 - Herijking minimabeleid: Verdeling totaal aantal collectief verzekerden van 2510 naar duur van de verzekering]

De tevredenheid binnen het ambtelijk apparaat voor wat betreft de uitvoerbaarheid van de huidige collectieve ziektekostenverzekering is een stuk minder groot. Dit wordt met name veroorzaakt door een veelheid aan telkens terugkerende administratieve problemen. De administraties van VGZ en de gemeente stemmen namelijk niet overeen en ondanks diverse pogingen om de bestanden te synchroniseren is dit nog steeds niet gelukt. Dit zorgt voor onrust binnen de gemeente maar zorgt ook voor onrust onder de deelnemers. Het aantal deelnemers waarbij deze administratieve problemen zich voordoen bedraagt ongeveer 10%.

2.3.6 Duurzame gebruiksgoederen

Op basis van de voorziening “duurzame gebruiksgoederen” heeft de doelgroep recht op vervanging of reparatie van bepaalde duurzame gebruiksgoederen tot een maximum bedrag per jaar.

De voorziening voorziet in matrassen, beddengoed, kooktoestellen, koelkasten, wasmachines. Bij de herijking van het minimabeleid zijn aan deze voorziening stofzuigers, fietsen, gordijnen en vloerbedekking toegevoegd.

Als uitgangspunt bij de samenstelling van dit pakket gold dat het moet gaan om strikt noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, die bijdragen in het goed functioneren van de huishouding en sociale uitsluiting mede voorkomen.

[zie onderdaan de tekst in de bjilage, plaatjes 10 en 11 - Herijking minimabeleid: respectievelijk Aantal aanvragen duurzame gebruiksgoederen; Uitgaven duurzame gebruiksgoederen]

Verdeling over de kostensoorten

2009

prognose 2010

Beddengoed/matras

€ 50.500

€ 55.500

Wasmachine

€ 46.000

€ 60.000

Koelkast

€ 21.000

€ 22.000

Overig (stofzuiger, fiets, gordijnen, vloerbedekking)

€ 21.000

€ 48.000

Komfoor of fornuis

€ 12.000

€ 14.500

De duurzame gebruiksgoederen die vallen onder Overig (stofzuiger, fiets, gordijnen, vloerbedekking) zijn bij de herijking van het minimabeleid per 1 januari 2009 ingevoerd.

2.3.7 Schoolkosten (vervallen)

2.3.8 PC-regeling

Een pc is de toegang tot de grootste informatiebron die er bestaat en dat geeft de mogelijkheid om veel kennis op te bouwen en te onderhouden. Echter, niet iedereen heeft die mogelijkheid. Deze regeling geeft de mogelijkheid om kinderen van ouders die behoren tot de doelgroep daaraan deel te laten nemen. De doelgroep bestond in 2008 uit WWB uitkeringsgerechtigden met kinderen in de leeftijd van 12 jaar. In 2009 is deze doelgroep uitgebreid met WWB uitkeringsgerechtigden met kinderen in de leeftijd van 11 en 12 jaar.

Op basis van de beschikbaar gekomen incidentele middelen vanuit het met de toenmalige Staatssecretaris Aboutaleb gesloten convenant “Kinderen doen mee” is in 2008 en 2009 hiermee een proef gehouden. Naar aanleiding van deze evaluatie moet beoordeeld worden of de PC-regeling een structureel vervolg kan krijgen waarbij uiteraard naast de inhoudelijke argumenten ook de financiële aspecten gewogen moeten worden.

In 2010 is de PC-regeling niet uitgevoerd omdat deze voorziening projectmatig was neergeze en werd gefinancierd uit incidentele middelen voor 2008 en 2009. Zonder additionele middelen kan deze voorziening niet voortgezet worden.

[zie onderdaan de tekst in de bjilage, plaatjes 13 en 14 - Herijking minimabeleid: respectievelijk Aantal toekenningen PC-regeling; Uitgaven PC-regeling]

2.3.9 Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds

Naast de Geld-Terug-Regeling bestaat sinds 2008 de mogelijkheid om een extra tegemoetkoming te geven aan jeugd in het kader van sport en cultuur. Door middel van deze fondsen kunnen kinderen uit huishoudens met een minimuminkomen van beide voorzieningen gebruik maken. Immers het is, mede vanwege de ontwikkeling van het kind, van belang dat dit mogelijkheden van sport- en cultuurbeoefening heeft.

In 2009 zijn zo’n 300 aanvragen ingediend voor het Jeugdsportfonds en bijna 100 aanvragen voor het Jeugdcultuurfonds.

Alleen in 2008 en 2009 is uit het budget minimabeleid € 30.000 per jaar per fonds betaald op basis van het convenant ‘Kinderen doen mee’. Vanaf 2010 draaien de fondsen op eigen middelen. Vandaar dat deze fondsen, financieel gezien, geen speerpunt meer vormen van het gemeentelijke minimabeleid.

3 Conclusies en aanbevelingen

3.1 Inleiding

Uit het voorgaande hoofdstuk is gebleken dat de uitgaven binnen het minimabeleid de afgelopen twee jaar fors zijn toegenomen. Het nieuwe college heeft, door het gewijzigde tij, noodzakelijkerwijze een andere agenda. Deze nieuwe agenda staat in het teken van heroverwegingen.

Voor het minimabeleid is een financiële taakstelling van € 250.000 gesteld. Daarboven moet ook de overschrijding op de begroting vanaf 2011 weggewerkt worden. We staan nu dus voor moeilijke keuzes aangezien het uit financieel oogpunt onhoudbaar is om het huidige beleid op deze manier voort te zetten.

Bij de voorzieningen worden diverse scenario’s geschetst die in een kort overzicht worden samengevat. Bij de scenario’s worden de doelstellingen van het armoedebeleid zoveel mogelijk gerespecteerd. Daarbij is van de scenario’s aangegeven wat de omvang van de voorgestelde ombuiging is alsmede de sociale impact.

Wil Verder

In oktober 2009 is de Wil Verder-campagne gestart. Deze campagne had als doel de bekendheid van het minimabeleid te vergroten en het niet-gebruik van de diverse voorzieningen tegen te gaan. Het budget voor de diverse voorzieningen kende, vanwege het niet-gebruik, jaren op een rij een fors overschot. De doelstelling van de Wil Verder-campagne was het niet-gebruik terug te dringen.

Uit de cijfers blijkt wel dat de doelstelling van Wil Verder ruimschoots gehaald is. Voor de meeste voorzieningen is de prognose dat het gebruik in 2010 zal verdubbelen. Aan de uitgavenkant is dan ook hetzelfde beeld te zien.

De Wil Verder-campagne voorziet blijkbaar in een behoefte. Er is een nieuwe doelgroep ontstaan die gebruik is gaan maken van de voorzieningen. De klantgerichtheid van de gemeente is, zoals ook werd beoogd, duidelijk verbeterd.

Naast de Wil Verder-campagne heeft de recessie ongetwijfeld ook geleid tot een stijging van het aantal aanvragen.

In juli 2010 is de Wil Verder-campagne beëindigd. Elke maand heeft een voorziening in de aandacht gestaan en alle voorzieningen zijn inmiddels de revue gepasseerd. Gezien de taakstelling van het huidige college wordt de campagne vooralsnog niet voortgezet. De folders en het overige voorlichtingsmateriaal blijven wel bestaan om zo de dienstverlening naar de burger op peil te kunnen houden.

Uitvoering

Het hoge aantal aanvragen heeft voor de afdeling WIZ geleid tot een fors hogere belasting. Met de vaste formatie kon het aantal aanvragen niet binnen de wettelijke termijn afgehandeld worden. Er is daarom extra formatie ingehuurd om de aanvragen te kunnen verwerken. Ondanks de extra inhuur staat de tijdige afhandeling nog steeds onder druk.

Armoedeval

Bij inkomensafhankelijke regelingen zal per definitie altijd een armoedeval optreden. Maar er zijn manieren om een armoedeval te verzachten:

  • -

    glijdende schalen hanteren: het recht op inkomensafhankelijke bijdragen wordt geleidelijk in plaats van abrupt afgebouwd als het inkomen stijgt;

  • -

    werkgerelateerde kosten vergoeden (bijvoorbeeld reiskosten, werkkleding);

  • -

    uitstroompremie verstrekken;

  • -

    voorzieningen subsidiëren in plaats van personen: er treedt geen armoedeval op, terwijl toch het gebruik van voorzieningen gestimuleerd wordt;

  • -

    inkomensgrenzen verhogen: de armoedeval op een hoger inkomensniveau is minder ‘pijnlijk’.

Op dit moment worden voor de meeste voorzieningen glijdende schalen gehanteerd. Ook worden werkgerelateerde kosten vergoed in het kader van een re-integratietraject. Het verzachten van de armoedeval door de inkomensgrenzen te verhogen zal tot gevolg hebben dat meer (werkende) mensen in aanmerking komen voor de betreffende voorzieningen en de prikkel om meer te gaan werken neemt af. Dit staat weer haaks op het uitgangspunt dat werken de norm hoort te zijn. Vanwege dit uitgangspunt wordt ook geen uitstroompremie verstrekt.

Het verder verzachten van de armoedeval door ophoging van de inkomensgrens zal voor een forse kostenstijging zorgen. Gezien de financiële taakstelling is dit niet haalbaar. Vandaar dat het uitgangspunt is om een verdere toename van de armoedeval zoveel mogelijk te voorkomen.

3.2 Evaluatie (ervarings)deskundigen

NIBUD

In oktober 2009 heeft het Nibud in opdracht van de gemeente Venlo een Minima-effectrapportage opgesteld. Deze rapportage van het Nibud is een instrument dat een eenmalige doorrekening geeft van de financiële situatie van mensen met een laag inkomen. Hierbij worden alle regelingen van de gemeente meegenomen. Dit biedt inzicht in de gevolgen van het gemeentelijke beleid. Sommige regelingen kunnen bijvoorbeeld een armoedeval in de hand werken. Dit betekent dat iemand die een inkomen op bijstandsniveau heeft, per saldo meer overhoudt (“onder de streep”) dan iemand die een klein baantje heeft en iets meer dan het bijstandsniveau verdient. Door middel van een Minima-effectrapportage helpt het Nibud gemeenten het geld bestemd voor minimabeleid, optimaal te besteden.

De algemene conclusie van het Nibud in de Minima-effectrapportage is dat de gemeente Venlo een sterk en solide minimabeleid heeft. De meeste regelingen lopen door tot een inkomensniveau van 120% van de geldende bijstandnorm en bovendien worden verscheidene regelingen trapsgewijs afgebouwd, wat een armoedeval voorkomt.

Cliëntenraad

De Cliëntenraad onderschrijft alle adviezen van het Nibud en zou bijvoorkeur alle adviezen opgevolgd willen zien. De Cliëntenraad geeft het advies om het huidige minimabeleid te handhaven en wil enkele adviezen van het Nibud expliciet onder de aandacht brengen:

  • -

    het advies van het Nibud om de draagkracht voor de gemeentelijke heffingen en waterschapslasten gezamenlijk te berekenen;

  • -

    het advies om de Geld-Terug-Regeling te handhaven;

  • -

    het advies om extra te letten op de positie van oudere kinderen en een draagkrachtberekening toe te passen bij schoolkosten zodat ook burgers met een inkomen vanaf 120% van de bijstandsnorm in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage.

3.3 Doelgroep

De doelgroep van het minimabeleid is beperkt tot burgers van de gemeente Venlo met een inkomen tot en met 120% van de geldende bijstandsnorm.

De doelgroep van de individuele bijzondere bijstand is niet beperkt. Hier wordt wel vanaf een inkomen van 120% van de bijstandsnorm een draagkracht berekend.

De inkomensgrens van 120% zou verlaagd kunnen worden. Door het verlagen van dit percentage wordt de doelgroep beperkt. Op dit moment is het draagkrachtcriterium van de bijzondere bijstand gekoppeld aan de inkomensgrenzen van het minimabeleid. Als deze koppeling blijft bestaan, worden ook de inkomensgrenzen van het minimabeleid aangepast.

Nu wordt draagkracht berekend bij een inkomen hoger dan 120% van de bijstandsnorm. Dit zou verlaagd kunnen worden naar 115% of 110% van de bijstandsnorm. De doelgroep van het minimabeleid wordt dan beperkt tot burgers met een inkomen tot en met 110% of 115% van de bijstandsnorm. De inschatting is wel dat het gevolg van deze maatregel beperkt zal zijn.

Door de huidige wijze van draagkrachtberekeningen worden glijdende schalen gecreëerd

waardoor de armoedeval beperkt wordt. Het is daarom niet opportuun om de huidige wijze

van draagkrachtberekeningen te wijzigen.

3.4 Instrumenten

3.4.1 Individuele bijzondere bijstand

Volgens het Nibud kunnen veel huishoudens een beroep doen op de bijzondere bijstand. Dit blijkt ook wel uit de cijfers. De draagkracht voor de bijzondere bijstand wordt volgens het Nibud op een dusdanige wijze berekend dat veel huishoudens onder de doelgroep vallen.

Bewindvoering

Bewindvoeringskosten vormen de grootste kostenpost binnen de bijzondere bijstand. Aangezien het hier gaat om noodzakelijke en bijzondere kosten (de rechtbank heeft de bewindvoering toegekend), is het lastig om op dit punt met beleidsveranderingen tot financiële gevolgen te komen. Mogelijk dat het aantal bewindvoeringen gaat afnemen door de gewijzigde aanpak schuldhulpverlening. Financiële problemen worden namelijk zoveel mogelijk voorkomen. Ook kent schuldhulpverlening vrijwel dezelfde dienstverlening.

Ook al zal het lastig zijn, er zal zeker bekeken worden of de rechtbank bewogen kan worden om minder snel bewindvoering toe te kennen. Reden hiervoor is de hoogte van het bedrag dat aan deze kosten besteed wordt en dat deze uitgaven ook niet terecht komen bij de minima maar bij de bewindvoeringskantoren.

Drempelbedrag

Mogelijk dat een besparing gerealiseerd kan worden door het invoeren van een drempelbedrag. De bijzondere bijstand kan namelijk geweigerd worden voor zover de bijzondere, noodzakelijke kosten binnen 12 maanden niet meer bedragen dan € 120. Men wordt dan gevraagd om de nota’s op te sparen.

Op financieel gebied zal een dergelijk beleid weinig opleveren. De coach kan de klant wel gaan adviseren om kleine aanvragen op te sparen om de uitvoeringskosten te beperken.

De uitgaven voor bijzondere bijstand laten echter een forse overschrijding zien van het budget. Hier is dus duidelijk een noodzaak aanwezig om de uitgaven te beperken. Een optie is een stringenter beleid te voeren. De noodzaak van de kosten en de bijzondere omstandigheden moeten minder snel aangenomen worden. De mate van heroverweging bepaalt hierbij de mate waarin het beleid aangescherpt moet worden.

 

Ombuiging

Sociale impact

Forse heroverweging

€ 80.000

Groot

Beperkte heroverweging

€ 60.000

Beperkt

Geen heroverweging

€ 0

Geen

3.4.2 Maaltijdenvoorziening

Het Nibud is erg tevreden over deze voorziening. De belangrijkste doelstelling van deze voorziening is het voorkomen van sociaal isolement. Dit kan echter ook bereikt worden op andere wijzen.

Via een integrale oplossing aansluitend op het WMO-gedachtengoed (synergie door bundeling en samenwerking) kan gezocht worden naar wijzen van dagbesteding voor ouderen. Daarnaast zijn er organisaties actief die zorgen voor een dagbesteding voor ouderen, tegen een geringe bijdrage. Deze bijdragen van diverse activiteiten kunnen vervolgens weer gedeclareerd worden via de Geld-Terug-Regeling.

Voor personen die niet in staat zijn om te koken, kan een oplossing worden gezocht via de WMO. Eventueel hoort ook bijzondere bijstand tot de mogelijkheden als de meerkosten van de maaltijd als bijzondere, noodzakelijke kosten aangemerkt kunnen worden.

De besparing bij een volledige afschaffing van de maaltijdenvoorziening bedraagt € 90.000. Een bedrag van € 26.000 zal naar verwachting via de bijzondere bijstand terugkomen voor personen die niet zelfstandig kunnen koken. Voor hen kunnen de meerkosten van de maaltijd als bijzondere, noodzakelijke kosten aangemerkt worden.

Een minder vergaande heroverweging kan gevonden worden in het verlagen van de vergoedingsbedragen. Het gevolg is wel dat personen die noodzakelijkerwijs een beroep op de maaltijdenvoorziening doen, voor een hogere eigen bijdrage komen te staan.

Deze voorziening kent een sterk vereenvoudigd administratief proces, de uitvoeringskosten zijn minimaal. De huidige voorstellen hebben daarom geen gevolgen voor de formatie.

 

Ombuiging

Sociale impact

Forse heroverweging

€ 116.000

Beperkt

Beperkte heroverweging

€ 40.000

Groot

Geen heroverweging

€ 0

Geen

3.4.3 Geld-Terug-Regeling

Deze regeling kent een geleidelijke afbouw naarmate het inkomen toeneemt. Bij een inkomen tot en met 110% van de bijstandsnorm worden aan alle gezinsleden het maximale bedrag aan waardecoupons verstrekt. Bij een inkomen 111% tot en met 120% geldt de helft van het bedrag aan waardecoupons.

Door deze geleidelijke afbouw wordt het risico op een armoedeval verkleind. Het Nibud beveelt daarom aan deze regeling in ieder geval in deze vorm te handhaven. Ook de Cliëntenraad onderschrijft deze conclusie.

De uitgaven via de Geld-Terug-Regeling bedroegen in 2009 echter ruim € 800.000. Ten opzichte van 2008 is dit een verdubbeling van de uitgaven wat voornamelijk wordt veroorzaakt door het vergoeden van het internetabonnement en de toename van het gebruik.

Internet

De grootste ombuiging kan gehaald worden uit het stoppen met de vergoeding voor het internetabonnement. Een internetabonnement hoort inmiddels tot de reguliere kosten van het bestaan.

Aan de andere kant is internet wel een hulpmiddel bij het zoeken naar werk. Maar dit zou men, zonder kosten, ook op het Werkplein kunnen doen.

Op dit moment bedraagt de vergoeding voor het internetabonnement € 100 per jaar. In 2009 hebben 1.976 huishoudens deze kosten gedeclareerd. Rekening houdend met een lichte stijging van het aantal huishoudens in 2010 is de verwachting is dat de besparing op jaarbasis € 200.000 bedraagt.

Overigens vallen de kosten van internet ook onder de reguliere kostensoorten van de reguliere Geld-Terug-Regeling die met de waardebonnen gedeclareerd kunnen worden. Ook na eventueel stopzetting van de separate internetvergoeding blijft het dus mogelijk om een vergoeding voor de kosten van internet te ontvangen.

Dagtochten

Sinds jaren organiseert het Bureau Geld-Terug-Regeling Venlo dagtochten. Met name de ouderen nemen deel aan deze dagtochten. Wel is gebleken dat het vaak dezelfde groep is die meegaat met de dagtochten. Afgelopen jaar zijn ook dagtochten voor gezinnen met kinderen georganiseerd. Het succes hiervan was groot.

Als gevolg van de noodzaak tot heroverweging, is het voorstel om vanaf 2011 alleen nog dagtochten voor gezinnen met kinderen te organiseren. Deze groep zal zich vaak geen vakantie kunnen veroorloven. Het meegaan met de dagtochten geeft het gezin toch nog de mogelijkheid om leuke activiteiten met de kinderen te ondernemen.

De dagtochten in de oude stijl kosten op jaarbasis ongeveer € 60.000. Na deze ombuiging is de verwachting dat de dagtochten nog € 15.000 kosten, dus een besparing van € 45.000.

 

Ombuiging

Sociale impact

Forse heroverweging

€ 245.000

Beperkt

Beperkte heroverweging - internet - dagtochten

€ 200.000 € 45.000

Beperkt

Geen heroverweging

€ 0

Geen

3.4.4 Collectieve ziektekostenverzekering

Door de combinatie van een lagere premie én de bijdrage van de gemeente betalen rechthebbenden volgens het Nibud € 17 per maand per persoon minder aan hun zorgverzekering dan huishoudens met een inkomen boven de 120%.

Al met al is dit een vrij groot verschil voor huishoudens met bijvoorbeeld een inkomen op 130% van het sociaal minimum: er ontstaat derhalve een armoedeval.

Deze regeling wordt ook beoordeeld op de vier uitgangspunten zoals bij de invoering zijn geformuleerd:

Uitgangspunt 1: In het pakket moeten ook de vergoedingen van kosten worden opgenomen die tot dat moment (voor een deel) worden vergoed via de bijzondere bijstand;

Uit een globale pakketvergelijking blijkt dat de collectieve ziektekostenverzekering iets uitgebreider is dan een reguliere ziektekostenverzekering. De verzekerde betaalt voor de collectieve ziektekostenverzekering wel een lagere premie, rekeninghoudend met het collectiviteitsvoordeel en de extra bijdrage van de gemeente.

De grootste medische kostenposten zijn de tandartskosten en de brillen. Deze kosten worden volledig vergoed door de collectieve ziektekostenverzekering. Aangezien in de top 10 van kosten die door de bijzondere bijstand worden vergoed geen medische kosten voorkomen, lijkt het pakket volledig genoeg.

Desondanks is uit een steekproef gebleken dat ongeveer 1/3e van de aanvragers van bijzondere bijstand voor tandartskosten of een bril collectief verzekerd is. Hier kunnen twee verklaringen voor zijn:

  • -

    In de eerste plaats kunnen de vergoedingen in het verzekeringspakket niet toereikend zijn;

  • -

    Ten tweede kan het zo zijn dat het gemeentelijk beleid in mindere mate dan indertijd is voorzien categoriaal wordt toegepast waar het betreft het toekennen van bijzondere bijstand voor deze kosten: In 2006 is het beleid inzake de collectieve ziektekostenverzekering rond bijzondere bijstand inzake vergoeding van medische kosten met de komst van de collectieve zorgverzekering aangepast. Op grond van dat beleid wordt geen bijzondere bijstand meer verstrekt voor medische kosten omdat door middel van een voorliggende voorziening (de ziektekostenverzekering) hierin tegemoet wordt gekomen.

In de praktijk wordt nog regelmatig in aanvulling op de vergoeding van de collectieve ziektekostenverzekering bijzondere bijstand verstrekt als de kosten noodzakelijk en bijzonder zijn. Er zou alleen bij hoge uitzondering bijzondere bijstand verstrekt moeten worden. In dit laatste geval blijft ook het karakter van de bijzondere bijstand overeind.

Uitgangspunt 2: Daarmee wordt de één loket gedachte gerealiseerd.

Aangezien 1/3e van de aanvragers van bijzondere bijstand voor tandartskosten of een bril collectief verzekerd is, wordt niet gerealiseerd dat klanten de totale medische kosten bij de zorgverzekeraar declareren en niet meer voor (een deel van de) medische kosten een aanvraag bijzondere bijstand hoeven in te dienen. Op dit moment wordt de één loket gedachte dus niet optimaal gerealiseerd. Bij consequente toepassing van het in 2006 geformuleerde beleid rondom de bijzondere bijstand voor medische kosten zal dit uitgangspunt wel gerealiseerd kunnen worden.

Uitgangspunt 3: Door de collectiviteit kan een korting op de premie worden bedongen.

Door de collectiviteit wordt inderdaad een korting op de premie bedongen die wordt doorgegeven aan de deelnemer.

Inclusief de gemeentelijke bijdrage kost de collectieve ziektekostenverzekering de deelnemer € 108,01 per maand. Een individuele verzekering bij VGZ kost € 121,31. Dit bedrag is gebaseerd op de verzekering die een adequaat pakket biedt, namelijk de basisverzekering, uitgebreide aanvullende verzekering en een tandartsverzekering. Dit pakket is wel beperkter dan het collectieve pakket. Daarnaast blijkt uit de premievergelijking dat VGZ qua prijsstelling een relatief goedkope verzekeraar is. Aan dit uitgangspunt wordt dus voldaan.

Uitgangspunt 4: Het totale pakket is voor de doelgroep zo aantrekkelijk dat een hogere deelname wordt verwacht, waardoor zo veel mogelijk onverzekerdheid wordt voorkomen.

De deelnamegraad onder alle minima is met 27% beperkt. Onder de WWB uitkeringsgerechtigden ligt de deelnamegraad een stuk hoger, namelijk op 66%.

Overigens

De collectieve ziektekostenverzekering probeert voor de deelnemers zoveel mogelijk onverzekerdheid te voorkomen. Met VGZ is afgesproken dat melding wordt gemaakt van een premie achterstand van 2 maanden. Voor de betreffende klant wordt dan een regeling getroffen. Bronheffing en het royeren uit de aanvullende verzekering wordt zo voorkomen.

In de afweging tussen voor- en nadelen, baten en lasten, zien wij de collectieve ziektekostenverzekering als een goed instrument voor de verzekerden. Zeker wanneer ook de één-loket-gedachte beter gerealiseerd kan worden door minder bijzondere bijstand voor medische kosten te moeten verstrekken als aanvulling op de verzekeringsvergoeding.

Aangezien bijna de helft van de huidige verzekerden al vanaf de start in 2006 deelneemt aan de collectieve ziektekostenverzekering, kan geconcludeerd worden dat de verzekerden tevreden zijn over de aangeboden verzekering.

Administratieve last

Toch is er veel onrust over deze verzekering. Dit komt met name door administratieve problemen bij zowel VGZ als de ambtelijke gemeentelijke organisatie, maar ook door de moeizame communicatie met VGZ op operationeel niveau.

De problemen worden met name veroorzaakt door fouten en gebreken in de administratie. Deze zijn de afgelopen jaren de facto onoplosbaar gebleken. De administratieve last om de problemen op te lossen is met name aan gemeentezijde groot en was onvoorzien bij de invoering van de collectieve ziektekostenverzekering. Formatief is deze administratieve last niet doorvertaald binnen de gemeentelijke organisatie.

Ondertussen lijkt zich nog steeds fout op fout te stapelen en wordt met noodgrepen geprobeerd dit op te lossen. Verzekerden weten niet meer waar ze aan toe zijn en medewerkers kunnen niet meer achterhalen wat er aan de hand is. Dit leidt tot een hoop frustratie voor de verzekerden en de medewerkers van de gemeente.

Verandering is verbetering

Een win-win oplossing is dat wij onze administratieve handelingen zoveel mogelijk beperken. Dit leidt weliswaar tot een beperktere dienstverlening dan nu het geval is, maar net als bij de niet-collectief verzekerden wordt de verantwoordelijkheid bij de verzekerde zelf gehouden.

Er wordt in die situatie geen bijzondere bijstand meer verstrekt voor een premieachterstand of premie ingehouden.

Aangezien de meeste administratieve problemen veroorzaakt worden door het inhouden van de premie, zal dit de administratieve last en de onrust onder verzekerden sterk terugdringen.

Verzekerden met een premieachterstand kunnen eventueel wel aangemeld worden voor schuldhulpverlening waar een integrale oplossing voor de financiële problemen gezocht kan worden. Dit zal het ontstaan van onverzekerdheid door schulden beperken.

De oplossing voor de administratieve problemen maakt de procedure weliswaar administratief eenvoudiger (en beter uitvoerbaar) maar zorgt niet voor een wezenlijke kostenbesparing van de voorziening. Deze besparing in de uitgaven kan wel gevonden worden in het afschaffen van de gemeentelijke bijdrage van € 12,- per persoon per maand. De gemeentelijke bijdrage kost op jaarbasis bijna € 400.000.

Ook na het afschaffen van deze gemeentelijke bijdrage blijft de collectieve minima-verzekering relatief goedkoop door de collectiviteitskorting met een veel uitgebreider pakket.

Financieel zou de allergrootste besparing op dit instrument gerealiseerd kunnen worden door gehele afschaffing van de collectieve ziektekostenverzekering. De besparing bestaat dan uit de gemeentelijke bijdrage van bijna € 400.000 en het wegvallen van de administratieve last (becijferd op circa € 30.000 jaarlijks).

Afschaffing heeft echter als belangrijk effect dat zowel het aantal aanvragen bijzondere bijstand als de uitgaven hiervoor zullen toenemen. Mensen worden echter – ook jurisprudentieel - geacht om zelf een adequate ziektekostenverzekering af te sluiten, waardoor de bijzondere bijstand beperkt zou kunnen blijven tot de eigen bijdrage.

Over het jaar 2009 blijkt door VGZ voor ongeveer € 190.000 aan ‘extra’ vergoedingen aan collectief verzekerden te zijn betaald tengevolge van het uitgebreidere pakket. Bij afschaffing van de collectieve ziektekostenverzekering zal naar verwachting 50% van dit bedrag bij de gemeente als last terugkomen middels de bijzondere bijstand (€ 95.000).

In het afschaffingsscenario wordt de administratieve last niet verminderd maar verschuift richting de uitvoering van de bijzondere bijstand. Deze optie levert derhalve op financieel gebied toch niet de grootste ombuiging op.

Het voorstel is dan ook om de collectieve zorgverzekering te behouden maar de administratieve last te beperken. De benodigde ombuiging kan worden gerealiseerd door geen gemeentelijke bijdrage meer te betalen.

 

Ombuiging

Sociale impact

Forse heroverweging - afschaffen verzekering (400.000 – 95.000)

€ 305.000

Beperkt

Beperkte heroverweging - afschaffen gemeentelijke bijdrage

€ 400.000

Beperkt

Geen heroverweging

€ 0

Geen

3.4.5 Duurzame gebruiksgoederen

Een huishouden kan plotseling voor hoge kosten komen te staan, wanneer de aanschaf van de duurzame gebruiksgoederen noodzakelijk is. Dat wordt met deze voorziening ondervangen. Het Nibud adviseert daarom deze voorziening te handhaven.

Het is wel de vraag in hoeverre deze voorziening gericht is op het voorkómen en bestrijden van sociale uitsluiting en de voorwaarden schept voor een beter toekomstPERSPECTIEF.

Daarnaast ligt aan de bijstand het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (waaronder de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen) met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is.

Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen (voor personen tot 65 jaar).

De combinatie van bijstandsnorm met de langdurigheidstoeslag heeft dezelfde strekking en reikwijdte als de gemeentelijke voorziening voor duurzame gebruiksgoederen. Daarom is deze gemeentelijke voorziening nu in beginsel overbodig. Voor diegenen die desondanks nog problemen hebben met de financiering van duurzame gebruiksgoederen, kan de bijzondere bijstand een oplossing bieden. De afgelopen jaren is deze voorziening blijven bestaan uit sociaal oogpunt en vanwege de eenvoudige uitvoering.

Bij het afschaffen van deze voorziening, zal een deel van deze kosten verschuiven naar de bijzondere bijstand. De ombuiging wordt dan ook geraamd op € 150.000. Daarbij dient wel aangetekend te worden dat bijzondere bijstand een beperkt grotere administratieve last kent dan de voorziening duurzame gebruiksgoederen.

Een minder vergaande ombuiging kan gevonden worden in het beperken van de doelgroep van deze voorziening. De kring van rechthebbenden van de langdurigheidstoeslag is beperkt van 21 tot 65 jarigen. Mensen van 65 jaar en ouder kunnen geen gebruik maken van de langdurigheidstoeslag. Voor hen blijft de regeling duurzame gebruiksgoederen dan ook onverminderd z’n bestaansrecht houden. Het valt dus te overwegen om deze voorziening voor de doelgroep van 65 jaar en ouder wel te laten voortbestaan.

 

Ombuiging

Sociale impact

Forse heroverweging

€ 150.000

Beperkt

Beperkte heroverweging

€ 75.000

Beperkt

Geen heroverweging

€ 0

Geen

3.4.6 Schoolkosten

Deze voorziening heeft volgens het Nibud vooral een gunstige uitwerking op rechthebbenden met oudere kinderen. Dit is zeer positief, te meer omdat uit deze analyse is gebleken dat juist deze gezinnen een groter tekort op hun begroting hebben.

In het kader van het convenant ‘Kinderen doen mee’ is deze voorziening erg belangrijk en zorgt deze voor toekomstPERSPECTIEF. De Cliëntenraad adviseert niet alleen om de voorziening te behouden maar deze ook uit te breiden naar minima met een inkomen vanaf 120% van de geldende bijstandsnorm maar dan wel een draagkracht te berekenen.

Gezien de ombuigingsdoelstelling is het niet haalbaar om een voorziening te gaan uitbreiden. Daarnaast is de doelgroep voor de voorzieningen uit het minimabeleid in het algemeen beperkt tot minima met een inkomen tot en met 120% van de bijstandsnorm.

Rekening houdend met het advies van het Nibud is een beperkte heroverweging te realiseren door de schoolkosten alleen te vergoeden voor kinderen die naar het voortgezet onderwijs gaan.

 

Ombuiging

Sociale impact

Forse heroverweging

€ 280.000

Groot

Beperkte heroverweging

€ 100.000

Beperkt

Geen heroverweging

€ 0

Geen

3.4.7 PC-regeling

Het gebruik van een pc is voor schoolgaande kinderen een onmisbaar instrument. Ieder kind moet elke mogelijke kans krijgen die perspectief biedt op een goede toekomst. De reacties op deze regeling zijn over het algemeen positief. Inhoudelijk valt op deze regeling eigenlijk niets aan te merken.

De PC-regeling is in 2008 en 2009 gefinancierd uit de zogenaamde Aboutaleb-gelden in het kader van het convenant ‘Kinderen doen mee’ (incidentele middelen). Als deze regeling gecontinueerd wordt, moet er een andere wijze van financiering gevonden worden.

Gezien de bezuiningsdoelstelling in het minimabeleid, dient continuering van deze regeling gepaard te gaan met extra ombuigingen op een andere regeling.

Bij handhaving van de doelgroep bedragen de uitgaven € 100.000 op jaarbasis. Bij uitbreiding van de doelgroep naar alle minima met 11- of 12-jarige kinderen, zoals eerder voorgesteld door de Cliëntenraad, zullen de uitgaven waarschijnlijk verdrievoudigen.

Er rekening mee houdende dat er geen additionele middelen voor continuering van de pc-regeling worden gevonden, is overigens relevant te vermelden dat ouders voor schoolgaande kinderen sinds een paar jaar geen boekengeld meer hoeven te betalen. De daaraan verbonden besparing zouden ze, samen met de bijdrage van de schoolkostenregeling, bijvoorbeeld kunnen aanwenden voor het aanschaffen van een pc.

3.4.8 Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds

In het kader van het convenant ‘Kinderen doen mee’ is in 2008 en 2009 € 30.000 per jaar per fonds bijgedragen. Vanaf 2010 wordt niet meer bijgedragen aan deze regelingen vanuit het budget minimabeleid. De regelingen worden nu volledig uitgevoerd binnen het beleidsterrein Sport.

Er is op dit moment geen aanleiding om deze regelingen te wijzigen.

4 Resumerend en Concluderend

De gemeente Venlo heeft inmiddels een sterk en sociaal minimabeleid. Zodanig sterk zelfs, dat in de huidige tijdgeest ombuigingen noodzakelijk zijn geworden. Met het overzicht en inzicht van de vorengaande hoofdstukken, hopen we te hebben laten zien dat ombuigingen weliswaar niet aantrekkelijk, maar in alle redelijkheid – en met behoud van het sterke en sociale imago - wel mogelijk zijn.

De opgaaf tot ombuiging is om enerzijds de budgettaire overschrijdingen zoals die in de jaren 2009 en 2010 zichtbaar zijn te nihiliseren en anderzijds om een bezuinigingstaakstelling van € 250.000 structureel te realiseren.

Op basis van bovenstaande overwegingen worden daartoe de volgende wijzigingen in het huidige minimabeleid voorgesteld:

  • -

    Afschaffen van de maaltijdenvoorziening: voor diegenen die noodzakelijkerwijs een beroep doen op de maaltijdenvoorziening staat de bijzondere bijstand open. Voor de sociale functie van de maaltijdenvoorziening wordt aangesloten bij de bestaande initiatieven.

  • -

    De internetvergoeding in de Geld-Terug-Regeling laten vervallen en de mogelijkheid van dagtochten beperken: De kosten van een internetabonnement hoort inmiddels tot de reguliere kosten. Daarnaast worden de dagtochten beperkter aangeboden.

  • -

    De administratieve last van collectieve ziektekostenverzekering beperken en de gemeentelijke bijdrage beëindigen.

  • -

    De doelgroep van de regeling duurzame gebruiksgoederen beperken tot 65-plussers.

Met deze maatregelen wordt de financiële taakstelling voor 2011 gerealiseerd en gelijktijdig zo min mogelijk gesneden in de meest wezenlijke voorzieningen van ons minimabeleid.

In onderstaand overzicht zijn de kosten en voorgestelde heroverwegingen van de diverse voorzieningen samengevat.

bedragen X €1000

realisatie 2009

begroting 2010

prognose 2010

tekort/ overschot

Voorgesteld ombuigingseffect

prognose 2011

tekort/over- schot na heroverwe-ging 2011

Bijzondere bijstand

€ 1.049

€ 630

€ 1.240

-€ 610

€ 34 [1]

€ 1.206 [2]

-€ 576

Maaltijdenvoorziening

€ 129

€ 199

€ 116

€ 83

€ 116

€ 0

€ 199

Geld-Terug-Regeling

€ 565

€ 540

€ 614

-€ 74

€ 245

€ 370

€ 170

Collectieve ZiektekostenVerzekering

€ 362

€ 390

€ 400

-€ 10

€ 400

€ 0

€ 390

Duurzame Gebruiksgoederen

€ 160

€ 222

€ 200

€ 22

€ 75

€ 125

€ 97

Schoolkosten

€ 260

€ 0

€ 280

-€ 280

€ 0

€ 280

-€ 280

TOTAAL

€ 2.525

€ 1.981

€ 2.849

-€ 869

€ 870

€ 1.981

€ 0

Bijlagen

Plaatje1-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 46.24 kB)

Plaatje2-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 46.20 kB)

Plaatje3-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 65.13 kB)

Plaatje4-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 65.18 kB)

Plaatje5-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 45.93 kB)

Plaatje6-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 65.49 kB)

Plaatje7-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 65.00 kB)

Plaatje8-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 45.33 kB)

Plaatje9-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 45.41 kB)

Plaatje10-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 46.14 kB)

Plaatje11-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 64.35 kB)

Plaatje12-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 64.58 kB)

Plaatje13-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 45.28 kB)

Plaatje14-Herijking minimabeleid.pdf (versie geldig sinds: 22-11-2010; PDF-bestand; grootte: 64.27 kB)