Regeling vervallen per 01-01-2010

Nadere regels voor de passantenhavens

Geldend van 19-01-2006 t/m 31-12-2009

Intitulé

Nadere regels voor de passantenhavens

I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    haven: de stadshaven, de lage loswal en de Blerickse passantenhaven zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende tekening;

  • b.

    rechthebbende/schipper: degene die over een vaartuig het gezag heeft of degene die hem vervangt of als zodanig optreedt;

  • c.

    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen gebezigd wordt danwel bestemd of geschikt is voor: het vervoer te water van personen of goederen, alsmede elk ander voorwerp, hoe ook genaamd, dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is of gebruikt wordt tot drijven, berging of bewoning;

  • d.

    pleziervaartuig: een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor sportieve of recreatieve doeleinden, niet zijnde een cruiseschip of hotelschip;

  • e.

    passantenhaven: haven bestemd voor het kortstondig afmeren van pleziervaartuigen;

  • f.

    steiger: drijvend of vast kunstwerk met het doel er een vaartuig ligplaats aan te laten nemen, met inbegrip van de passantensteiger;

  • g.

    ligplaats innemen: het aanleggen met een vaartuig aan een kade, laad- en losplaats of steiger;

  • h.

    gereserveerde ligplaats: een ligplaats bestemd voor het tijdelijk gemeerd liggen met een aangewezen schip.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze regels zijn van toepassing in de havens zoals nader aangegeven op de bij deze regeling behorende kaart en alle tot de haven behorende kunstwerken, voor zover hiervan bij deze regels niet wordt afgeweken.

II GEBRUIK VAN DE PASSANTENHAVEN

Artikel 2.1 Aanwijzing

  • 1.

    De stadshaven en de Blerickse haven zijn bedoeld als passantenhaven en hier zijn uitsluitend pleziervaartuigen toegelaten.

  • 2.

    Aan de lage loswal zijn geen pleziervaartuigen toegestaan.

Artikel 2.2 Zeilschepen, zeilplanken, waterskiër

  • 1.

    Het is verboden in de haven een vaartuig uitsluitend door middel van zijn zeil voort te bewegen indien het vaartuig over een motor beschikt.

  • 2.

    Het is verboden in de haven te varen met een zeilplank of een waterjetski.

  • 3.

    Het is verboden in de haven een waterskiër voort te bewegen dan wel zich op waterski's voort te bewegen of te doen voortbewegen.

Artikel 2.3 Ligplaats aan passantensteiger

  • 1.

    Het is aan schippers van pleziervaartuigen langer dan 15 meter niet toegestaan gebruik te maken van de haven.

  • 2.

    Het is aan schippers van pleziervaartuigen onverminderd het bepaalde in lid 1, niet toegestaan anders dan aan de steiger, ligplaats in te nemen in de haven.

  • 3.

    Aan elke zijde van de steiger mag maar één vaartuig worden aangelegd.

  • 4.

    Het is niet toegestaan langer dan 48 uur zonder onderbreking, van de steiger in de haven gebruik te maken. De onderbreking moet ten minste 24 uur bedragen.

  • 5.

    Het is niet toegestaan ligplaats te nemen aan het gedeelte van de haven dat van gemeentewege op een of andere wijze is gereserveerd.

Artikel 2.4 Buiten gebruik stellen vaartuigen

Het is niet toegestaan met een vaartuig ligplaats in te nemen met het doel dit vaartuig voor langere tijd buiten bedrijf te stellen.

Artikel 2.5 Gereserveerde ligplaatsen.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ligplaatsen aanwijzen die bestemd zijn voor het al dan niet tijdelijk afmeren van aangewezen vaartuigen.

  • 2.

    Voor het innemen van een dergelijke ligplaats is toestemming vereist van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het is de eigenaar en/of de gebruiker van een aangewezen vaartuig, niet toegestaan het vaartuig te doen verblijven op een andere dan de in het eerste lid aangewezen ligplaats.

III ORDE IN DE HAVEN

Artikel 3.1 Verbod om stil te liggen of te laden en te lossen

Het is niet toegestaan met een vaartuig stil te liggen in een haven of op andere dan de daarvoor bestemde aangegeven of toegelaten ligplaatsen.

Artikel 3.2 Hinderen

Het is verboden met een vaartuig de doorvaart van andere vaartuigen te hinderen of hinderlijke waterbeweging te veroorzaken.

Artikel 3.3

De schipper is verplicht er voor te zorgen dat geen onderdelen van het vaartuig of andere

voorwerpen buiten boord steken zodanig, dat daardoor gevaar of hinder kan ontstaan.

Artikel 3.4

Indien van een schip enig voorwerp verloren raakt dat drijvende of gezonken gevaar of hinder kan veroorzaken, is de schipper verplicht hiervan onverwijld kennis te geven aan het hoofd van de afdeling stadstoezicht.

Artikel 3.5 Bekwaamheid opvolgen aanwijzingen

De schipper is verplicht ervoor te zorgen dat steeds iemand aan boord is die bekwaam is om de van gemeentewege gegeven aanwijzingen op te volgen.

Artikel 3.6 Afmeren aan bolders

Het is verboden in een haven, aan een steiger, een kade of laad- en losplaats met een vaartuig te meren aan andere dan de daartoe bestemde bolders, ringen of palen.

Artikel 3.7 Verplichting vaart minderen

Het in- en uitvaren van de haven dient met gepaste snelheid (maximaal 5 km/u) te gebeuren teneinde hinderlijke golfslag of zuiging te voorkomen.

Artikel 3.8 Melding gezonken vaartuig

  • 1.

    De schipper van een in een haven gezonden vaartuig is verplicht onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan het hoofd van de afdeling stadstoezicht en het gezonken vaartuig deugdelijk te markeren.

  • 2.

    De schipper is verplicht om binnen een door het hoofd van de afdeling stadstoezicht te stellen termijn en op de door hem/haar aangegeven of goedgekeurde wijze, het gezonken vaartuig en de lading uit de haven te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 3.

    Bij afwezigheid of nalatigheid van de schipper rusten de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, op de eigenaar en/of de gebruiker van het vaartuig.

IV VEILIGHEID EN GEVOLGEN VOOR HET MILIEU IN EN OM DE HAVEN

Artikel 4.1 Veroorzaken van nadelige gevolgen voor het milieu

Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen of andere handelingen zodanig uit te voeren of na te laten dat daardoor gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan.

Artikel 4.2 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water van de haven terechtkomt, waardoor de veiligheid in de haven in gevaar wordt gebracht of de waterkwaliteit wordt of kan worden benadeeld, is verplicht er voor te zorgen dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan het hoofd van de afdeling stadstoezicht;

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 4.3 Verrichten van herstellingen

  • 1.

    Het is niet toegestaan om in de haven aan of op een schip herstellingswerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden met toestemming van het hoofd van de afdeling stadstoezicht.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op vaartuigen die geen gevaarlijke stof aan boord hebben of van die stof zijn schoongemaakt, mits:

    • a.

      bij de herstellingswerkzaamheden geen vuur wordt gebruikt en geen vuur kan ontstaan;

    • b.

      tijdens de herstellingswerkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt

    • c.

      belemmerd;

    • d.

      de herstellingswerkzaamheden geen gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleveren of kunnen opleveren, en,

    • e.

      de werkzaamheden niet langer duren dan 48 uur.

Artikel 4.4 Veroorzaken geluidshinder

Het is niet toegestaan op een in een haven, aan een steiger, kade of laad- en losplaats liggend vaartuig zonder noodzaak geluidssignalen te geven of anderszins voor de omgeving

geluidhinder te veroorzaken.