Verordening inzake fraude, terugvordering en verhaal gemeente Venlo

Geldend van 01-07-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening inzake fraude, terugvordering en verhaal gemeente Venlo

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2 Opstellen handhavingsplan

Burgemeester en wethouders dragen in het kader van het voorkomen van het ten onrechte ontvangen van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering alsmede ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 zorg voor het opstellen van een handhavingsplan.

Artikel 3 Vereisten handhavingsplan

Het in artikel 1 genoemde handhavingsplan bevat tenminste:

  • a.

    een gemeentelijke visie op handhaving;

  • b.

    een plan van aanpak met beleidsdoelen/maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen,

  • c.

    een plan van aanpak met beleidsdoelen/maatregelen om niet-naleving van de wet of vermoedens van niet-naleving op te sporen en te bestraffen.

Artikel 4 Nadere regels opschorten, herzien en intrekken van uitkering

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels opstellen voor het opschorten, het herzien en het intrekken van de uitkering als bedoeld in artikel 54 van de WWB, artikel 40 van de WIJ en artikel 17 van de IOAW en IOAZ.

Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan wordt afgezien van herziening en intrekking.

Artikel 5 Nadere regels terugvorderen van uitkering

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor het terugvorderen van uitkering als bedoeld in artikel 58 van de WWB en artikel 54 van de WIJ, de artikelen 25 tot en met 28 IOAW en IOAZ en de artikel 45 tot en met 47 van de Bbz 2004.

Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verdere terugvordering kan worden afgezien.

Artikel 6 Nadere regels verhaal WWB en WIJ

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor verhaal van uitkering als bedoeld in artikel 61 en 62 en 62a tot en met 62i van de WWB en artikel 57 van de WIJ.

Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verder verhaal kan worden afgezien.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 juli 2010.

Op dat tijdstip wordt de Verordening inzake fraude, terugvordering en verhaal 2010, vastgesteld door de raad op 4 januari 2010, ingetrokken.

Artikel 8 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening inzake fraude, terugvordering en verhaal gemeente Venlo.

Algemene toelichting bij de verordening

Inleiding

Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de WWB, artikel 12 lid 1 WIJ en de artikel 35 c van de IOAW en IOAZ, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in die verordening moet worden geregeld.

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan in bovenstaande artikelen gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de diverse uitkeringen. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. In het kader van slagvaardig beleid is er voor gekozen om de verordening als kader te laten dienen en de nadere uitwerking van het beleid op te dragen aan het college van burgemeester en wethouders. De nadere uitwerking kan plaatsvinden in een handhavingsplan en door het stellen van nadere regels ten aanzien van herziening, terugvordering en verhaal.

In het handhavingsplan moet worden weergegeven hoe de gemeente denkt zo goed mogelijk vorm te kunnen geven aan handhaving van de bestaande wet- en regelgeving.

Artikel 2 Opstellen handhavingsplan

Hoewel de wettelijke bepalingen meer gericht lijken op fraudebestrijding-sec is in deze toch gekozen voor het ruimere begrip handhaving. De term fraudebestrijding roept teveel het beeld op van repressie en genoegdoening, terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet- en regelgeving. Naast repressie is in deze optiek preventie onontbeerlijk. Het is immers altijd nog beter om fraude te voorkomen.

Artikel 3 Vereisten handhavingsplan

Om het belang van een goede handhaving te onderstrepen, is in dit artikel aangegeven welke onderwerpen in een gemeentelijk handhavingsplan op zijn minst aan bod moeten komen.

Artikel 4 Nadere regels opschorten, herzien en intrekken van uitkering

In artikel 54 van de WWB, artikel 40 van de WIJ en artikel 17 van de IOAW en IOAZ.

is de bevoegdheid neergelegd om het recht op uitkering op te schorten, indien de belanghebbende de voor de verlening van de uitkering van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien anderszins onvoldoende medewerking is verleend. Ook regelt dit artikel de bevoegdheid tot herzien en intrekken van de uitkering. Ter bevordering van de rechtszekerheid, is het wenselijk de bevoegdheid in regels nader uit te werken. Daarbij zal onder meer moeten worden aangegeven wanneer het recht op uitkering wordt opgeschort. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels wordt om redenen van efficiëntie gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

Artikel 5 Nadere regels terugvorderen van uitkering

In artikel 58 van de WWB, artikel 54 van de WIJ, de artikelen 25 tot en met 28 IOAW en IOAZ en de artikelen 45 tot en met 47 van de Bbz 2004 is de bevoegdheid neergelegd om kosten van uitkering terug te vorderen voor zover de uitkering:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • b.

    anderszins onverschuldigd is betaald;

  • c.

    in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

  • d.

    voortvloeit uit borgtocht;

  • e.

    ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op uitkering bestaat.

Het ligt voor de hand om ook onder de WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 door het stellen van nadere regels, al dan niet vormgegeven middels een beleidsplan, aan te geven in welke gevallen uitkering wordt teruggevorderd en onder welke voorwaarden van terugvordering of verdere terugvordering wordt afgezien.

De gemeente moet zelf bepalen hoe zij tot een deugdelijke invordering komt. In dit verband blijft het noodzakelijk dat periodiek onderzoek wordt gedaan naar de concrete invorderingsmogelijkheden. Bij de te stellen nadere regels zullen hiervoor dan ook nadere criteria moeten worden opgenomen.

Artikel 6 Nadere regels verhaal WWB en WIJ

Artikel 61 en 62 en 62a tot en met 62i van de WWB en artikel 57 van de WIJ bepaalt dat kosten van uitkering kunnen worden verhaald op:

  • a.

    degene die zijn onderhoudsplicht op grond van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • b.

    degene aan wie de persoon die uitkering ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan;

  • c.

    de nalatenschap van de persoon, indien aan die persoon ten onrechte uitkering is verleend of bijstand in de vorm van geldlening of borgtocht is verleend.

Ook deze bevoegdheid dient in beleidsregels nader te worden uitgewerkt.

Artikel 7 Inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven wanneer de verordening in werking treedt en tevens dat de Verordening inzake fraude, terugvordering en verhaal, vastgesteld door de raad op 4 januari 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 8 Citeerartikel

Dit artikel betreft de titulatuur van de verordening.