Regeling vervallen per 01-01-2013

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Venray

Geldend van 01-03-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Venray

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375), zoals deze nadien is of wordt gewijzigd;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray;

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Venray;

    • d.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

    • e.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • f.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • g.

      uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

    • h.

      Anw-er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen;

    • i.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 onder a. van de wet, die als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen.

    • j.

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, lid 1 onder a van de wetof op grond van artikel 34 van de IOAW of IOAZ door burgemeester en wethouders ondersteuning kan worden geboden;

    • k.

      belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die overeenkomstig artikel 10 van de wet aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • l.

      werknemer in gesubsidieerde arbeid: werknemer als bedoeld in artikel 10, lid 2 van de wet;

    • m.

      ondersteuning: het totaal aan voorzieningen dat het college ter beschikking heeft voor belanghebbenden ter bevordering van de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie;

    • n.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid;

    • o.

      trajectplan: de in een overeenkomst vastgelegde afspraken met een belanghebbende over het traject;

    • p.

      voorzieningen: het instrumentarium dat het college inzet ter bevordering van de arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie en dat als noodzakelijke voorwaarde wordt gezien om het gestelde doel te bereiken;

    • q.

      persoonsgebonden reïntegratiebudget: een aan belanghebbende toe te kennen individueel budget ter bevordering van de arbeidsinschakeling;

    • r.

      arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

    • s.

      startkwalificatie: (minimaal) een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2. eerste lid onder b tot en met e van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 1a - Wijziging betekenis begrippen

Waar in deze verordening de begrippen “alleenstaande”, “alleenstaande ouder” en “gezin” worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

Artikel 2 - Reikwijdte

Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de in de aanhef vermelde EG-verordening inzake werkgelegenheidssteun, met name waar het betreft de vormgeving van de voorziening gesubsidieerde arbeid.

Artikel 3 – Beleidsplan

De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast waarin de beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 1.

    Dit plan omvat in ieder geval:

    • -

      Een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen,

    • -

      De criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg,

  • 2.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid en doet, indien nodig, voorstellen tot wijziging van het beleidsplan. Op basis hiervan kan door de gemeenteraad een gewijzigd beleidsplan vastgesteld worden.

  • 3.

    Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid alsmede het verslag als bedoeld in het tweede lid bevat het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 4 - Aanspraak

  • 1. Belanghebbenden hebben van rechtswege aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het college bepaalt welke vorm van ondersteuning wordt aangeboden.

  • 2. Er bestaat geen recht op ondersteuning indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

Artikel 5 - Opdracht aan burgemeester en wethouders

  • 1. Het college biedt ondersteuning aan belanghebbenden. De ondersteuning is gericht op een zo kort mogelijke uitkeringsafhankelijkheid door het realiseren van uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid. Indien uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid (nog) niet mogelijk is, is de inzet van het college gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie van de belanghebbenden.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning wordt door het college een afweging gemaakt waarbij wordt beoordeeld welke voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest noodzakelijk en tevens doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard en omvang van de door de raad te bepalen doelgroepen en met de voorzieningen die het meest geschikt en doelmatig zijn voor de leden van die doelgroepen met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 4. Het College kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5. Het College bevordert voor de doelgroep alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 12 jaar de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van deze kinderen, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject, voor deelname aan een voorziening of voor het bereiken van het doel van een traject of voorziening door de alleenstaande ouder. Bij deze doelgroep wordt tevens, in verband met de combinatie van arbeid en zorgtaken, een zorgvuldig onderzoek gedaan naar de belastbaarheid van betrokkene.

  • 6. Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen.

Artikel 6 - Personenkring

De aanspraak op voorzieningen is beperkt tot personen die woonplaats hebben in de gemeente Venray. Indien na aanvang van een voorziening de woonplaats van een rechthebbende wijzigt, is het college bevoegd te bepalen dat de voorziening desondanks kan worden voortgezet. Artikel 40, lid 1 van de wet is van toepassing.

Hoofdstuk 2. De ondersteuning.

Artikel 7 – Vorm en inhoud van de ondersteuning

  • 1. Het college organiseert de ondersteuning zodanig dat een samenhangende keten van dienstverlening met een of meerdere voorzieningen ontstaat die recht doet aan de diversiteit van de doelgroep en de vraag van de markt.

  • 2. Ondersteuning kan worden geboden door:

    • a.

      het onderzoek naar en verslag over de mogelijkheden van de belanghebbende met als doel een effectief traject uit te zetten (de diagnose);

    • b.

      het aanbieden van een of meer trajecten;

    • c.

      het aanbieden van een of meer voorzieningen;

    • d.

      het verlenen van advies en praktische hulp en/of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3. Ondersteuning gericht op de arbeidsinschakeling wordt alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Teneinde duurzame arbeidsinschakeling mogelijk te maken geeft het college daarbij voor de doelgroep tot 27 jaar voorrang aan het behalen van een startkwalificatie.

  • 4. Voor degenen die blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot de doelgroep behoren van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) wordt onder ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling mede verstaan ondersteuning gericht op het verkrijgen van arbeid in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 en 7 van de WSW.

Artikel 8 – Het onderzoek

Het college kan, voordat besloten wordt tot een traject en/of de inzet van een of meerdere voorzieningen, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en diens geschiktheid voor een traject en/of een of meerdere voorzieningen.

Artikel 9 – De trajecten

De door het college aan te bieden trajecten betreffen:

  • 1.

    Een traject bestemd voor belanghebbenden met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt die zelfstandig of met zeer beperkte ondersteuning werk kunnen vinden.

  • 2.

    Een traject bestemd voor belanghebbenden die tot werken in staat zijn, maar eerst werkervaring moeten opdoen en arbeidsvaardigheden moeten aanleren. Gesubsidieerde arbeid kan een onderdeel zijn van dit traject.

  • 3.

    Een traject bestemd voor belanghebbenden die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en voor wie de kans op werk wordt bemoeilijkt door persoonlijke en maatschappelijke belemmeringen en gebrek aan arbeidscompetenties. Gesubsidieerde arbeid kan een onderdeel zijn van dit traject.

  • 4.

    Een traject bestemd voor belanghebbenden die (vooralsnog) geen perspectief hebben op werk met als doel de zelfstandige maatschappelijke participatie te vergroten teneinde sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Artikel 10 – De voorzieningen

  • 1. Als onderdeel van een traject kunnen door het college de volgende voorzieningen worden aangeboden:

    • a.

      Activiteiten in het kader van sociale activering en/of vrijwilligerswerk. Deze activiteiten hebben als doel de belanghebbende werkritme op te laten doen en/of te behouden.

    • b.

      Werken met behoud van uitkering. Dit kan o.a. middels een leerwerkstage, een proefplaatsing of het verrichten van onbeloonde additionele arbeid conform artikel 10a van de wet.

    • c.

      Detacheringsbanen. Plaatsing in een baan heeft ten doel om de belanghebbende vaardigheden te laten opdoen die nodig zijn om betaalde arbeid te verrichten.

    • d.

      Overige vormen van gesubsidieerde arbeid. Het laten verrichten van (overige vormen van) gesubsidieerde arbeid heeft ten doel om de belanghebbende uiteindelijk aan ongesubsidieerd werk te helpen, of, indien dat nog niet mogelijk is, bevordering van zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2. De leerwerkstage heeft als doel belanghebbende door middel van een stage werkervaring en vaardigheden te laten opdoen in een bepaald vakgebied.

  • 3. De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.

Artikel 11 - Overige voorzieningen

  • 1. Al dan niet in combinatie met de in artikel 10 genoemde voorzieningen kunnen overige voorzieningen worden aangeboden.

  • 2. Overige voorzieningen zijn:

    • a.

      Scholing of arbeidsmarktgerichte educatie,

    • b.

      Stimuleringsvoorzieningen voor werkgevers,

    • c.

      Stimuleringsvoorzieningen voor uitkeringsgerechtigden,

    • d.

      Overige specifieke activeringsvoorzieningen.

  • 3. Scholing of arbeidsmarktgerichte educatie.

    Door het college kan een vorm van scholing aangeboden worden, gericht op (vergroting van de kans op) arbeidsinschakeling. De daaraan verbonden specifieke kosten kunnen tevens vergoed worden. Voor degene die op grond van artikel 10a van de wet additionele arbeid verricht en die niet beschikt over een startkwalificatie wordt zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college beoordeeld in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4. Stimuleringsvoorzieningen voor werkgevers.

    • a.

      Loonkostensubsidie. Aan een werkgever kan een loonkostensubsidie verstrekt worden om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een belanghebbende mogelijk te maken. Het college draagt er zorg voor dat deze vorm van ondersteuning niet leidt tot verdringing van algemeen geaccepteerde arbeid of gesubsidieerd werk.

    • b.

      Overige subsidies. Aan een werkgever kan ook een of meerdere andere subsidies verstrekt worden.

  • 5. Stimuleringsvoorzieningen voor uitkeringsgerechtigden.

    • a.

      Inkomensvrijlating. Voor de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden conform artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

    • b.

      Premie. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een premie toekennen bij uitstroom door werkaanvaarding Ook kan een premie verstrekt worden aan de uitkeringsgerechtigde die blijvend aangewezen is op deeltijdwerk, aan de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder die werkzaam is in een deeltijd-dienstbetrekking of aan degene die conform artikel 10a van de wet onbeloonde additionele arbeid verricht. Bij de bepaling van de hoogte van de premie wordt rekening gehouden met de armoedeval.

  • 6. Overige specifieke activeringsvoorzieningen.

    Dit zijn de overige voorzieningen die door het college, in het kader van een traject, noodzakelijk en doelmatig geacht worden en die gericht zijn op het vergroten van het arbeidsmarktperspectief van belanghebbende. Hierbij dient gedacht te worden aan korte trainingen gericht op specifieke vaardigheden zoals sociale vaardigheidstraining, presentatietechniek, budgettraining etc.

Artikel 12 - Subsidies en vergoedingen

  • 1. Het college kan aan belanghebbende een subsidie verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget. Hieronder wordt een subsidie verstaan ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het betreft kosten zoals:

    • a.

      kosten voor kinderkinderopvang,

    • b.

      reiskosten.

Artikel 13 - Cumulatie van premie en vrijlating van inkomsten

De uitkeringsgerechtigde zoals bedoeld in artikel 11 lid 5 heeft niet tegelijkertijd recht op een inkomstenvrijlating ex artikel 11 lid 5 onder a en een premie zoals omschreven onder b van artikel 11 lid 5 van deze verordening, met uitzondering van de eenmalige premie bij uitstroom door werkaanvaarding.

Artikel 14 - Beëindiging van de ondersteuning.

Het college kan de ondersteuning beëindigen:

  • a.

    indien de belanghebbende die deelneemt aan een traject en/of voorziening zijn verplichtingen die gelden op grond van de wet, de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening en de nadere beleidsregels dan wel de verplichtingen die door het college aan de aangeboden voorziening zijn verbonden, niet nakomt,

  • b.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet,

  • c.

    indien de persoon die deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze ondersteuning,

  • d.

    indien naar het oordeel van het college de (vorm van) ondersteuning onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 3. Overige bepalingen.

Artikel 15 - Verplichtingen

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en de nadere beleidsregels, gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

  • a.

    verstrekken van de inlichtingen aan burgemeester en wethouders die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikte voorziening;

  • b.

    verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8;

  • c.

    het gebruik maken van het aanbod van ondersteuning door het college en wel op een zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden,

  • d.

    het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van het traject;

  • e.

    na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de voorzieningen belemmert;

  • f.

    anderszins het slagen van een traject te bevorderen.

Artikel 16 - Afstemming en terugvordering

  • 1. De persoon die deelneemt aan een vorm van ondersteuning is gehouden de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening en de nadere beleidsregels, alsmede de verplichtingen die het college aan de aangeboden ondersteuning hebben verbonden, na te komen.

  • 2. Het college kan een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een vorm van ondersteuning en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid een verlaging opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 3. Het college kan van een belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een vorm van ondersteuning en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, de verstrekte subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Indien de ondersteuning niet bestaat uit het verstrekken van een subsidie dan zal middels het opnemen van een boetebeding in het trajectplan de mogelijkheid tot verhaal van schade bij niet-naleving van het trajectplan bestaan.

Artikel 17 - Nadere beleidsregels.

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Dit gebeurt met inachtneming van hetgeen daarover in de wet, deze verordening, de verordening re-integratiesubsidies en het beleidsplan Re-integratie is bepaald.

Artikel 18 - Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 - Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Reïntegratieverordening WWB 2008 gemeente Venray".

Artikel 20 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 mei 2009.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 juni 2008
, voorzitter , raadsgriffier