Regeling vervallen per 15-05-2014

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013

Geldend van 01-07-2013 t/m 14-05-2014

Intitulé

De raad van de gemeente Vianen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 april 2013;

overwegende dat het noodzakelijk is om voorzieningen te treffen om de beperkingen die iemand heeft in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie te compenseren;

gelet op artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

besluit vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Onderdeel I Algemeen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Algemene bepalingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Eigen verantwoordelijkheid: de mate van inspanning die in redelijkheid van een belanghebbende of zijn directe omgeving kan worden verlangd om zelf een antwoord te vinden voor het opheffen of verminderen van zijn aantoonbare en geobjectiveerd vastgestelde beperkingen en de kosten daarvan;

  • b.

    Belanghebbende: een persoon met een aantoonbare en geobjectiveerd vastgestelde beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf, of wanneer belanghebbende zelf niet in staat is, met behulp van een machtiging door een ander, een verzoek doet of laat doen;

  • c.

    Compensatieplicht: de plicht van het college aan een belanghebbende met een aantoonbare en geobjectiveerd vastgestelde beperking, voorzieningen (producten of diensten) te bieden ter compensatie van zijn beperkingen of belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, teneinde hem in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in, om en nabij de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat maatwerk geleverd wordt;

  • d.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen;

  • e.

    Zelfredzaamheid: uitgangspunt is dat wat een belanghebbende zelf nog kan doen en wat daarmee zijn eigen mogelijkheden zijn. Zelfredzaamheid bestaat uit het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname (participatie) aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken en de algemene dagelijkse, noodzakelijke levensverrichtingen uit te voeren;

  • f.

    Maatschappelijke participatie: de normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan het aangaan en het onderhouden van sociale verbanden;

  • g.

    Individuele voorziening: een voorziening die op grond van een individueel verzoek ten behoeve van een belanghebbende wordt verstrekt op basis van artikel 4 van de Wmo. Het gaat hierbij om hulp bij het huishouden , een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. Ook een sportvoorziening kan als een individuele voorziening worden aangemerkt;

  • h.

    Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de samenleving aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

  • i.

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat op maatschappelijke participatie geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden;

  • j.

    Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, geen of een beperkte indicatiestelling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de zorg- of ondersteuningsvraag van een belanghebbende;

  • k.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;

  • l.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening (producten of diensten) die niet speciaal of enkel bedoeld is voor een belanghebbende met een beperking, - dus ook door anderen gebruikt kan worden-, en die naar geldende maatschappelijke maatstaven, ook in de reguliere handel te koop is en niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten of diensten;

  • m.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar een belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, of het feitelijke woonadres in de gemeente Vianen als een belanghebbende iemand met een briefadres is;

  • n.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van een belanghebbende vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan een belanghebbende gebruik moet kunnen maken;

  • o.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • p.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat waarmee een belanghebbende één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan (in)kopen en waarop de in deze Verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn. Een persoonsgebonden budget is een alternatief voor een voorziening in natura;

  • q.

    Voorziening in natura : een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in (bruik-)leen of in eigendom of als persoonlijke dienstverlening en die niet in de vorm van een geldbedrag wordt verstrekt;

  • r.

    Eigen Bijdrage: een bijdrage die, bij respectievelijk een verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële vergoeding, betaald moet worden door een belanghebbende. Hierop zijn de regels van het Besluit van toepassing. Het berekenen, vaststellen en innen van de eigen bijdrage gebeurt door het CAK;

  • s.

    Financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van een voorziening;

  • t.

    Goedkoopst compenserende oplossing: een algemene of individuele voorziening die volgens objectieve maatstaven zowel de meest goedkope, als adequate oplossing biedt om een beperking van een belanghebbende te compenseren;

  • u.

    Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse ondersteuning die partners of ouders en inwonende kinderen van belanghebbende geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • v.

    L eefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwde personen die al dan niet samen met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren op één adres. Danwel uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een gemeenschappelijke huishouding op één adres voert. Onder gehuwden worden ook begrepen ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen;

  • w.

    Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een belanghebbende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • x.

    Hulp bij het huishouden: ondersteuning bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een belanghebbende behoort;

  • y.

    Woningaanpassing: een aanpassing die gericht is op het opheffen of verminderen van aantoonbare en geobjectiveerde beperkingen die een belanghebbende ondervindt bij het normale gebruik van de woning;

  • z.

    Rolstoelvoorziening: een voorziening waarbij een rolstoel wordt verstrekt voor het verplaatsen in, om en nabij de woning en waarbij deze enkel wordt verstrekt wanneer een belanghebbende aantoonbare en geobjectiveerde beperkingen of belemmeringen ondervindt om zich dagelijks zittend te kunnen verplaatsen. Een rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder. In beginsel  verstrekt de gemeente rolstoelen in bruikleen;

  • aa.

    Vervoersvoorziening: een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van aantoonbare en geobjectiveerde beperkingen of belemmeringen die een belanghebbende ondervindt bij het verplaatsen in de directie woon- en leefomgeving om deel te nemen aan leven van alledag;

  • bb.

    Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Vianen waarin door het college nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiële voorwaarden. Het Besluit bevat nadere regels over de uitvoering van deze Verordening;

  • cc.

    Beleidsregels: richtlijnen waarlangs het verstrekkingenbeleid van Wmo-voorzieningen concreet worden ingevuld;

  • dd.

    ADL: Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen. Dit zijn handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Het begrip wordt vooral in de zorg gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is;

  • ee.

    ADL-woning: een woning die specifiek geschikt is voor het adequaat kunnen verrichten van algemeen dagelijkse handelingen. Een dergelijke woning is dusdanig ingericht om de zelfredzaamheid van een belanghebbende te stimuleren binnen zijn lichamelijke en geestelijke vermogens. En voor zover dat niet kan, om adequate hulp te kunnen verlenen door specifieke verpleging of begeleiding;

  • ff.

    Woningcorporatie: is een organisatie die zich zonder winstoogmerk richt op het bouwen, beheren en verhuren van betaalbare woonruimte (veelal sociale woningbouw);

  • gg.

    Hulp bij het huishouden: is een voorziening die gericht is op het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van een huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort;

  • hh.

    beperking: de wet spreekt hierbij over ‘mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische of anderszins chronische psychische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap’. Daar waar in deze verordening wordt gesproken over ´beperking´ wordt feitelijk bedoeld ‘beperking of belemmering’. Omwille van de leesbaarheid van deze verordening volstaan we in de tekst echter enkel met het woord ´beperking. Daar waar in de tekst wordt gesproken over een beperking (in enkelvoud), sluit dit echter niet uit dat er sprake kan zijn van meerdere beperkingen tegelijkertijd. Ook wordt er in de tekst van deze verordening gesproken over een probleem, waarmee feitelijk ook bedoeld wordt een ‘beperking of belemmering’;

  • ii.

     aantoonbare beperking: in deze verordening wordt de begripsbepaling uit hh. bedoeld. Er is sprake van 1) een beperking of belemmering en b) daar waar gesproken wordt over een beperking of belemmering wordt bedoeld dat deze altijd ´aantoonbaar en geobjectiveerd´ moet zijn. Met aantoonbaar wordt bedoeld ‘bewijsbaar’ en ‘beoordeeld naar objectieve maatstaven’.

  • jj.

    hij: daar waar in deze verordening wordt gesproken in de persoonsvorm ´hij´ (manlijk), wordt uiteraard ook ´zij´ (vrouwelijk) bedoeld, respectievelijk ook ´zijn of hem´ in plaats van ´haar´.

Artikel 1.2 Besluit

  • 1. Het college is bevoegd om het besluit vast te stellen met daarin het door het college op grond van deze Verordening vastgestelde overzicht van een aantal omvattende verstrekkingen en bedragen, die de gemeente in het kader van de wet kan verstrekken.

  • 2. De regels in het door het college vast te stellen Besluit betreffen uitvoerings- en beleidsregels die een nadere uitwerking geven van datgene wat bepaald is in deze Verordening.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2.1 De te bereiken resultaten

  • 1. De door het college te verstrekken voorzieningen, ter compensatie van aantoonbare beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn maatschappelijke deelname (participatie) zijn gericht op het bereiken van de volgende resultaten zodat een belanghebbende:

    • a.

      in staat is een huishouden te voeren;

    • b.

      in staat is zich te verplaatsen in, om en nabij de woning;

    • c.

      in staat is zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      in staat is medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • 2. In het kader van het benutten van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid zal een belanghebbende, alvorens een verzoek te kunnen indienen voor een voorziening ter compensatie van beperkingen, zelf de navolgende mogelijkheden hebben verkend:

    • a.

      eigen Kracht; eigen mogelijkheden, zelf oplossen, zelfredzaamheid;

    • b.

      informeel netwerk; gebruik maken van familie, vrienden, kennissen, mantelzorgers;

    • c.

      algemene en collectieve voorzieningen; het voorzieningenniveau in de gemeente en regio;

  • 3. Nadat verkenning van de eigen mogelijkheden van een belanghebbende volgens artikel 2.1., tweede lid, onder a t/m c uitgeput zijn, en er geen andere voorzieningen voorhanden zijn, kan een belanghebbende een verzoek kunnen indienen voor een individuele voorziening ter compensatie van de aantoonbare beperking.

  • 4. Bij het te bereiken resultaat zoals bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden en de behoefte van een belanghebbende, alsmede met het vermogen van een belanghebbende om zelf in oplossingen te voorzien.

  • 5. Er wordt uitgegaan van de eigen inzet en zelfredzaamheid van een belanghebbende alvorens een voorziening wordt verstrekt waarbij van een belanghebbende verwacht mag worden dat deze zich maximaal inzet om zelf in oplossingen te kunnen voorzien.

  • 6. Bij het compenseren van aantoonbare beperking die een belanghebbende ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die een belanghebbende maakt, waarbij mag worden verwacht dat een belanghebbende geschikte keuzes maakt of heeft gemaakt rekening houdend met de beperking die horen bij zijn individuele omstandigheden.

  • 7. Bij het compenseren van beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende, en waarbij verwacht mag worden dat een belanghebbende eerst zelf zijn verantwoordelijkheid neemt alvorens de gemeente een voorziening beschikbaar stelt.

Artikel 2.2 Het voeren van een huishouden

  • 1. Om het resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder a te bereiken moet het college een belanghebbende die beperkingen ondervindt in zijn maatschappelijke participatie in staat stellen om:

    • a.

      zijn huis schoon en leefbaar te houden. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), hal, keuken, toilet en badkamer;

    • b.

      zijn woning normaal te kunnen gebruiken en bereiken, Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, toilet en badkamer, de tuin of balkon en indien noodzakelijk een aanwezige berging;

    • c.

      thuis te beschikken over voorzieningen (producten en/of diensten) voor de primaire levensbehoeften. Dit geldt ook ten aanzien van het doen van boodschappen voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, toiletartikelen en het bereiden en aanreiken van maaltijden;

    • d.

      thuis te beschikken over schone en draagbare kleding en het wassen, drogen, strijken en opruimen van de was, waaronder ook inbegrepen het linnengoed.

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. Dit geldt ten aanzien van het, zo mogelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen, vervangen van de zorg van de ouder die normaliter voor de kinderen zorgt.

  • 2. Om het resultaat zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder a en artikel 2.2 eerste lid te kunnen bereiken kan het college de volgende voorzieningen verstrekken:

    • a.

      hulp bij het huishouden;

    • b.

      woonvoorzieningen;

    • c.

      rolstoelvoorziening.

Artikel 2.3 Verplaatsen in, om en nabij de woning

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in, om en nabij de woning zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder b bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/ of slaapvertrekken, het toilet en de badkamer, de keuken, de tuin of het balkon te kunnen bereiken en zich zodanig te kunnen redden die de gebruikelijke dagelijkse handelingen om zelfstandig functioneren in, om en nabij het huis mogelijk te maken.

  • 2. Om het resultaat zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder b te kunnen bereiken kan het college de volgende voorzieningen verstrekken:

    • a.

      rolstoelvoorzieningen;

    • b.

      woonvoorzieningen

    • c.

      woningaanpassing.

  • 3. Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van een belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, is hij/zij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Artikel 2.4 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder c bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen en het kunnen bezoeken van familie en kennissen,dit alles binnen de gemeentegrenzen van Vianen.

  • 2. Om het resultaat zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder c te kunnen bereiken kan het college de volgende voorzieningen verstrekken ten aanzien van het verplaatsen binnen de gemeentegrenzen van Vianen:

    • a.

      vervoersvoorzieningen.

  • 3. Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van een belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, is hij/zij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Artikel 2.5 Mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het compenseren van beperkingen zodat een belanghebbende in staat wordt gesteld om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan, zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder d bestaat uit het deel kunnen nemen aan maatschappelijke activiteiten en het afleggen van bezoeken, die nodig zijn voor het onderhouden van wezenlijke sociale contacten.

  • 2. Om het resultaat zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder d te kunnen bereiken kan het college de volgende voorzieningen verstrekken die het vervoer naar de voor het te bereiken resultaat noodzakelijke bestemmingen mogelijk maakt:

    • a.

      vervoersvoorzieningen.

  • 3. Als het resultaat zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder d bereikt kan worden met een sportvoorziening, kan het college een sportvoorziening verstrekken.

  • 4. Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van een belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, is hij/zij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.

  • 5. Voor zover de in voorgaande genoemde mogelijkheden onder artikel 2.5.1 t/m 2.5.4 beschikbaar en bruikbaar zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 2.6 Beperkingen

  • 1. Een voorziening die bedoeld is om resultaten zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid te bereiken wordt slechts toegekend voor zover:

    • a.

      aantoonbare beperking van een belanghebbende deze voorziening noodzakelijk maken;

    • b.

      de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is. Uitzonderingen hierop zijn hulp bij het huishouden en collectief vervoer die in uitzonderlijke gevallen voor een korte duur kunnen worden geïndiceerd;

    • c.

      de te verstrekken voorziening (producten en diensten), naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening aan te merken is;

    • d.

      deze in overwegende mate op een belanghebbende als individu is gericht;

    • e.

      in het kader van het Besluit geen of onvoldoende collectieve voorzieningen geboden wordt.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      als het resultaat, zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid, te bereiken is met een wettelijk voorliggende voorziening, een algemeen gebruikelijke voorziening of collectieve voorziening;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op een voorziening bestaat;

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die een belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst compenserend is aan te merken;

    • d.

      voor zover een voorziening als die waarop het verzoek betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de regulier vastgestelde afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de kosten; de bedoelde afschrijvingstermijnen staan in de beleidsregels;

    • e.

      indien een belanghebbende geen hoofdverblijf heeft in de gemeente Vianen.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

  • 1. De door het college te verstrekken hulp bij het huishouden, ter compensatie van de aantoonbare beperking die een belanghebbende ondervindt bij het voeren van een huishouden, kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene Wmo-voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

    • b.

      het in natura verstrekken van hulp bij het huishouden, waarvan de omvang en hoogte in de beleidsregels is geregeld, danwel;

    • c.

      het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, waarvan de omvang en de hoogte in de beleidsregels is geregeld.

  • 2. Het college kan in het Besluit en de beleidsregels nadere regels vaststellen omtrent het persoonsgebonden budget als genoemd in het vorige lid onder c.

Artikel 3.2 Recht op hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een belanghebbende kan in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden als de aantoonbare beperking en de persoonlijke omstandigheden van een belanghebbende zodanig zijn dat hulp bij het huishouden noodzakelijk is.

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan hulp bij het huishouden verstrekt worden voor het licht en/of zwaar huishoudelijk werk.

  • 3.

    Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan hulp bij het huishouden worden verstrekt ten aanzien van het doen van boodschappen voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

  • 4.

    Als een belanghebbende één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn:

    • a.

      om werkzaamheden over te nemen, of

    • b.

      voor zover er gebruik gemaakt kan worden van een aanwezige en/of bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening, en

    • c.

      die in de individuele omstandigheden van een belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, dan

    • d.

      worden deze mogelijkheden eerst benut, voor zover de genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn,

worden ten aanzien van die onderdelen geen voorzieningen verstrekt.

  • 5.

    In afwijking van het vorige lid kan kortdurend advies, instructie en voorlichting worden gegeven aan één of meerdere huisgenoten om te bereiken dat ze werkzaamheden over kunnen nemen. In de beleidsregels worden nadere regels hierover omschreven.

  • 6.

    Met het oog op het beschikken over schone en draagbare kleding kan hulp bij het huishouden worden toegekend enkel ten aanzien van het verzorgen van het wassen, drogen, strijken en opruimen van de was.

  • 7.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan hulp bij het huishouden worden verstrekt ten aanzien van het, ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen, vervangen van de zorg van de ouder die normaliter voor de kinderen zorgt.

  • 8.

    Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden, die in de individuele situatie van een belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden, is hij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.

  • 9.

    Als een mantelzorger zijn taken tijdelijk niet kan uitvoeren kan een belanghebbende tijdelijk in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden. Aan een mantelzorger zelf wordt geen hulp bij het huishouden verstrekt.

Artikel 3.3 Randvoorwaarden hulp bij het huishouden

  • 1. Om in aanmerking te komen voor hulp bij het huishouden is een eigen bijdrage verschuldigd, zoals genoemd in het Besluit.

  • 2. Bij de bepaling van een indicatie over de omvang van de hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met gebruikelijke zorg waarvan de invulling is omschreven in de beleidsregels. Gebruikelijke zorg komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 3.4 Verstrekking hulp bij het huishouden in natura

Het college verstrekt hulp bij het huishouden in natura op basis van een overeenkomst waarbij de gemeente afspraken heeft gemaakt met verschillende leveranciers.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

  • 1.

    Met het oog op het normale gebruik en bereik van de woning kan het college een woonvoorziening verstrekken ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, toilet en badkamer, tuin of balkon en indien noodzakelijk een aanwezige berging.

  • 2.

    De door het college te verstrekken woonvoorziening, ter compensatie van de beperking die een belanghebbende ondervindt bij het normale gebruik van de woning en het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen, kan bestaan uit:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting;

    • b.

      een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing;

    • c.

      een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard en aanpassingen daaraan;

    • d.

      een persoonsgebonden budget voor onderhoud, keuring en reparatie.

  • 3.

    Het college kan de in het tweede lid onder b, c, en d genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken, al dan niet in bruikleen, tenzij het een onroerende woonvoorziening betreft. Hiervoor wordt een eigen bijdrage zoals bedoeld in deze Verordening in rekening gebracht.

  • 4.

    Van de in het tweede lid genoemde persoonsgebonden budget zijn uitgezonderd:

    • a.

      een traplift voor een woning die eigendom is van een woningcorporatie;

    • b.

      roerende woonvoorzieningen, die slechts een relatief korte periode gebruikt zullen gaan worden;

    • c.

      een til- of traplift.

Bij het in natura verstrekken van deze voorzieningen zoals genoemd, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 5.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming zijn beschreven in het Besluit.

  • 6.

    Het college kan in het Besluit nadere regels vaststellen omtrent het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming.

Artikel 4.2 Het recht op een woonvoorziening

  • 1. Een belanghebbende kan voor een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder a, in aanmerking worden gebracht ter compensatie van aantoonbare beperkingen of problemen die het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen en het normale gebruik en/of de bereikbaarheid van de woning belemmeren.

  • 2. Een belanghebbende kan voor een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder b en c, in aanmerking worden gebracht als de in het artikel 4.1 tweede lid onder a genoemde voorziening niet te realiseren is of als de kosten van de woonvoorziening als genoemd in artikel 4.1 tweede lid onder b en c lager zijn dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit.

Artikel 4.3. Randvoorwaarden voor woonvoorzieningen

  • 1.

    Een belanghebbende wordt een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 geweigerd als:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond;

    • b.

      als een belanghebbende niet verhuist of is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning.

    • c.

      een woonvoorziening wordt aangevraagd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • 2.

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder a als:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt;

    • b.

      een belanghebbende niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      een belanghebbende niet is verhuisd vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      een belanghebbende niet verhuisd is naar een Awbz- inrichting of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • e.

      in de te verlaten woning aantoonbare beperkingen worden geconstateerd of ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

    • f.

      een belanghebbende niet verhuisd is op een moment dat op basis van individuele omstandigheden de verhuizing ook zonder beperking, voorzienbaar geacht zou zijn.

  • 3.

    Het college kan in het Besluit nadere regels stellen omtrent de hoogte van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder a.

  • 4.

    Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een woonvoorziening als deze een aanpassing betreft aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorging- en verpleeghuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamers die verhuurd worden en specifiek op personen met beperkingen of problemen of ouderen gerichte woongebouwen (zoals 55+ woningen).

  • 5.

    Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een woonvoorziening als het een aanpassing betreft in gemeenschappelijke ruimten of een voorziening betreft die bij (nieuw)bouw of renovatie, zonder noemenswaardige meerkosten kan worden gerealiseerd.

  • 6.

    Het college kan in het Besluit uitzonderingen vaststellen op het gestelde in het vorige lid.

  • 7.

    Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget of een voorziening in natura ten behoeve van ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard voor zover de ondervonden aantoonbare beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

  • 8.

    Het college verleent slechts een voorziening als:

    • a.

      een belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • b.

      de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen is gelegen binnen de gemeentegrenzen.

  • 9.

    In afwijking van het gestelde in het vorige lid, onder a, kan een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte als een belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een Awbz-inrichting.

De voorziening in natura of het persoonsgebonden budget betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het vorige lid bedoelde woonruimte.

  • 10.

    Onder het in het vorige lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan dat een belanghebbende de woonruimte en de woonkamer moet kunnen bereiken en dat door een belanghebbende toiletbezoek moet kunnen plaatsvinden.

  • 11.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woonruimte gerealiseerd is..

  • 12.

    Het college verleent slechts een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget als:

    • a.

      niet reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden, waarop de voorziening betrekking heeft;

    • b.

      aan de door haar aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

    • c.

      op verzoek van de onder b genoemde personen wordt inzicht gegeven in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing, waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      de onder b genoemde personen de gelegenheid is geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 13.

    Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget of voorziening in natura in geval van onderhoud, keuring en reparatie, als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder d, als de betreffende woonvoorziening in het kader van deze Verordening of op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten of de wet is verleend.

  • 14.

    Het persoonsgebonden budget voor kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie wordt vastgesteld op de werkelijke kosten, doch ten hoogste op de gemaximeerde vergoeding als opgenomen in het Besluit.

  • 15.

    Het college kan een persoonsgebonden budget verlenen voor het treffen van voorzieningen aan woonwagens en woonschepen en stelt in het Besluit nadere regels hieromtrent vast.

  • 16.

    De eigenaar of bewoner, die krachtens deze Verordening een persoonsgebonden budget in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen, waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit, en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen één week na overdracht of levering van de woning het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient, geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald, tot maximaal het door de gemeente betaalde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.

  • 17.

    Het college stelt regels vast in het Besluit omtrent het gestelde in het vorige lid.

  • 18.

    Om in aanmerking te komen voor woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.1 tweede lid onder b, c en d of artikel 4.1 derde lid is een belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd, zoals genoemd in het Besluit.

Hoofdstuk 5. Rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.1 Algemene omschrijving

  • 1. Om het resultaat met betrekking tot het verplaatsen in, om en nabij de woning te bereiken kan het college een voorziening verstrekken bestaande uit een rolstoel.

  • 2. De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening, ter compensatie van de beperkingen die een belanghebbende ondervindt bij het zich in, om en nabij de woning verplaatsen kan bestaan uit:

    • a.

      het verstrekken van een rolstoel in natura voor verplaatsing binnen- en buiten de woning, dan wel een aanpassing daaraan;

    • b.

      het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een rolstoel als genoemd in het vorige lid, waarvan de hoogte is omschreven in het Besluit, uitgezonderd in situaties waarbij van tevoren te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden. In dat geval wordt er een voorziening in natura verstrekt;

Artikel 5.2. Het recht op een rolstoel

  • 1. Een belanghebbende komt voor een rolstoel in aanmerking indien de aantoonbare beperkingen dagelijks zittend te verplaatsen, in, om en nabij de woning, noodzakelijk maken.

  • 2. Voor het recht op een rolstoel is een belanghebbende verplicht tot het hergebruiken van een compenserende rolstoelvoorziening uit het depot als eerste mogelijkheid voordat er een nieuwe voorziening verstrekt wordt.

  • 3. Wanneer er een aanpassing aan een rolstoel noodzakelijk is, wordt er in beginsel geen nieuwe rolstoel verstrekt.

Artikel 5.3. Verstrekking

  • 1. Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van een belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, is hij/zij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.

  • 2. Het college verstrekt een rolstoel als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid onder a op basis van bruikleenvoorwaarden, waarbij de kosten voor onderhoud en reparatie zijn inbegrepen. De bruikleenvoorwaarden zijn beschreven in het hiertoe afgegeven besluit.

  • 3. Het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid onder b, is mede bestemd voor onderhoud, service en reparatie van de rolstoel.

  • 4. Het college kan in het Besluit regels vaststellen omtrent het persoonsgebonden budget als genoemd in artikel 5.1 tweede lid onder b van deze Verordening.

Hoofdstuk 6. Vervoersvoorzieningen

Artikel 6.1 Algemene omschrijving

  • 1. Om het resultaat met betrekking tot het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel alsmede om het resultaat met betrekking tot het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, te bereiken kan het college een voorziening verstrekken bestaande uit een vervoersvoorziening ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2. De door het college te verstrekken vervoersvoorziening, ter compensatie van de beperkingen zoals bedoeld in artikel 6.1 eerste lid, kan bestaan uit:

    • a.

      een collectieve vervoersvoorziening;

    • b.

      een voorziening in natura in de vorm van:

  • 1. een scootmobiel

  • 2. een fietsvoorziening

  • 3. een ander vervoermiddel;

    • c.

      een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor de kosten van:

  • 1. aanpassing van een eigen vervoermiddel;

  • 2. gebruik van een taxi of eigenauto;

  • 3. gebruik van een rolstoeltaxi;

  • 4. een ander vervoermiddel.

    • d.

      een persoonsgebonden budget voor het aanschaffen van een scootmobiel of een ander vervoermiddel, waarvan de hoogte omschreven is in het Besluit, uitgezonderd in die situaties waarbij vooraf is te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode zal worden gebruikt. In de bedoelde uitzonderingsgevallen wordt er een voorziening in natura verstrekt.

    • e.

      een combinatie van de onder a, b, en c genoemde of een combinatie van de onder a, c, en d genoemde voorzieningen.

  • 3. Het college kan in het Besluit nadere regels vaststellen met betrekking tot het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het vorige lid, onder c en d.

Artikel 6.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een belanghebbende kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder a, in aanmerking komen indien en voor zover:

    • a.

      een aantoonbare beperkingen het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer, in alle redelijkheid niet mogelijk maken;

    • b.

      sprake is van een zelfstandige vervoersbehoefte.

  • 2. Een belanghebbende kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 6.1 tweede lid, onder b, c, d, of e vermeld, in aanmerking worden gebracht indien en voor zover een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder a gelet op persoonlijke omstandigheden niet adequaat is, danwel niet voldoende compenserend is.

  • 3. Voor het recht op een scootmobiel is een belanghebbende verplicht tot het hergebruiken van een compenserende voorziening uit het depot als eerste mogelijkheid voordat er een nieuwe voorziening verstrekt wordt.

  • 4. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 6.3 Randvoorwaarden vervoersvoorzieningen

  • 1. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoerskosten als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder c onder 2 en 3 wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van een belanghebbende

  • 2. Het college kan nadere regels stellen in het Besluit met betrekking tot het bepaalde in het voorgaande lid.

  • 3. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich op grond van individuele omstandigheden een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door een belanghebbende zelf bezocht kan worden, waarbij dat bezoek noodzakelijk is voor een belanghebbende om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 6.1 tweede lid onder b t/m d is een belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd, zoals genoemd in het Besluit.

  • 5. Met betrekking tot de collectieve vervoersvoorziening, zoals genoemd in artikel 6.1 tweede lid onder a van deze Verordening, is bepaald dat een belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd is voor het vervoer met de regiotaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer. Het tarief wordt nader vastgesteld in het Besluit.

  • 6. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de collectieve vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 6.1 tweede lid onder a.

Artikel 6.4 Verstrekking

  • 1. Het college verstrekt een vervoersvoorziening als genoemd in artikel 6.1 tweede lid onder b op basis van bruikleenvoorwaarden, waarbij kosten voor onderhoud, service en reparatie zijn inbegrepen. De bruikleenvoorwaarden zijn beschreven in de hiertoe afgegeven beschikking.

  • 2. Het verstrekken van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 6.1 tweede lid onder c onder 1, 2 en 3, onder d en onder e is mede bestemd voor onderhoud, service en reparatie van de vervoersvoorziening.

Hoofdstuk 7 Sportvoorziening

Artikel 7.1 Algemene omschrijving

  • 1. Ter compensatie van de beperkingen die een belanghebbende ondervindt bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, kan een tegemoetkoming voor een individuele sportvoorziening verstrekt worden.

  • 2. De door het college te verstrekken individuele sportvoorziening kan bestaan uit het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor een individuele sportvoorziening, dan wel een aanpassing daaraan. Hiervan is de hoogte omschreven in het Besluit.

Artikel 7.2 Het recht op een individuele sportvoorziening

Een belanghebbende kan voor de individuele sportvoorziening als bedoeld in artikel 7.1 in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportvoorziening onmogelijk maken en deze van wezenlijk belang is om het resultaat op het gebied van medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan te bereiken.

Artikel 7.3 Randvoorwaarden individuele sportvoorziening

  • 1. De in artikel 7.1 genoemde individuele sportvoorziening wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de sportvoorziening (medisch) verantwoord is;

    • b.

      er sprake is van een langdurige sportbeoefening;

    • c.

      een belanghebbende zonder de individuele sportvoorziening niet in staat is tot sportbeoefening;

    • d.

      een belanghebbende actief lid is van een sportvereniging of club en waarbij in georganiseerd verband sport plaatsvindt.

Artikel 7.4 Verstrekking

  • 1. Het verstrekken van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 7.1 tweede lid is mede bestemd voor onderhoud, service en reparatie van de sportvoorziening.

  • 2. Het college kan in het Besluit nadere regels vaststellen omtrent de financiële tegemoetkoming als genoemd in artikel 7.1 van deze Verordening.

Hoofdstuk 8. Eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning

Artikel 8.1 Eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. De door een belanghebbende te betalen eigen bijdrage is gelijk aan de maximale eigen bijdrage zoals genoemd in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning. Bij inwoners jonger dan 18 jaar wordt geen eigen bijdrage berekend.

  • 2. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een individuele voorziening wordt verstrekt mogen tezamen niet meer bedragen dan datgene wat hierover is opgenomen in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. Het college is bevoegd in het Besluit nadere regels te stellen omtrent de eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 9.1 Informatie, eerste contact, indienen verzoek, behalen resultaten

  • 1. De gemeente verstrekt informatie aan haar inwoners over de wet en waar inwoners met zorg- en ondersteuningsvragen in het kader van de wet terecht kunnen.

  • 2. De wijze waarop de informatie aan inwoners wordt verstrekt is vastgelegd in het Besluit.

  • 3. De procedures voor het indienen van een aanvraag om een voorziening is vastgelegd in het Besluit.

  • 4. De toegankelijkheid tot voorzieningen door een belanghebbende is eveneens vastgelegd in het Besluit.

Artikel 9.2 Gronden voor weigering

Het college kan de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    Indien en voor zover op grond van verstrekte gegevens niet kan worden vastgesteld dat recht op een voorziening bestaat;

  • b.

    als de aanvraag een persoonsgebonden budget betreft voor kosten die een belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of op het moment van beschikken heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 2.6 van deze Verordening;

  • c.

    als een soortgelijke voorziening eerder verstrekt is en de voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan door toedoen van een belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 2.6 van deze Verordening.

Artikel 9.3 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming

Het college stelt in het Besluit regels vast omtrent de tijdstippen van uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming.

Artikel 9.4 Motivatie van de oplossing

1.In het besluit wordt gemotiveerd welke oplossing(en), waaronder individuele individuele voorzieningen, beschikbaar zijn om te komen tot het een goedkoopst, adequaat te compenseren verstrekking. Deze oplossing(en) draagt c.q. dragen bij aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van een belanghebbende.

Hoofdstuk 10. Procedurele bepalingen, verplichtingen en bevoegdheden van een belanghebbende en het college

Artikel 10.1 Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een verzoek is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem de aanvraag te laten toelichten;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een daartoe door haar aangewezen adviesinstantie om advies als:

    • a.

      het een complexe aanvraag betreft waarbij advies van een medisch of bouwkundig adviseur noodzakelijk of wenselijk is;

    • b.

      het college dat noodzakelijk vindt ter beoordeling van het verzoek.

  • 3. Een belanghebbende is verplicht aan het college of de door haar aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van het recht op een voorziening.

Artikel 10.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze Verordening of een eerdere Verordening een voorziening in natura is verstrekt, of aan wie een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming is verleend, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 10.4 Beëindiging van een voorziening

Een voorziening, behoudens een voorziening die in eigendom is verstrekt, wordt beëindigd indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening.

Artikel 10.5 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1.

    Een besluit tot verlening van een voorziening wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken:

    • a.

      als de door een belanghebbende of zijn gemachtigde verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest dat, als de juiste gegevens bekend waren geweest, het college niet tot toekenning zou zijn overgegaan, respectievelijk tot het treffen van een andere voorziening of andere voorzieningen zou hebben besloten;

    • b.

      ingeval van wijzigingen in de omstandigheden van een belanghebbende, waaronder de noodzaak als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder a en b van deze Verordening, is komen te vervallen, dan wel waardoor een belanghebbende in aanmerking komt voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 2.6, eerste lid onder d;

    • c.

      als niet of niet meer is voldaan aan één of meer voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze Verordening.

  • 2.

    Een besluit tot het verlenen van een voorziening kan worden ingetrokken als blijkt dat een belanghebbende zijn hoofdverblijf als bedoeld in artikel 1.1, onder m, niet meer in de gemeente Vianen heeft of in een Awbz-instelling is opgenomen.

  • 3.

    Een besluit tot het verlenen van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken, als blijkt dat die binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend, uitgezonderd bij woningaanpassingen hoger dan een bedrag als genoemd in het Besluit.

  • 4.

    Als een besluit tot het verlenen van een voorziening is ingetrokken worden de ten onrechte gemaakte kosten teruggevorderd van de belanghebbende.

  • 5.

    Als het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd, indien de voorziening is verleend op basis van onjuist verstrekte gegevens.

  • 6.

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden ingenomen of teruggevorderd indien:

    • a.

      het recht op een voorziening die in gebruik is gegeven is beëindigd op grond van artikel 10.3;

    • b.

      het persoonsgebonden budget met een periodiek karakter is beëindigd op grond van artikel 10.3;

    • c.

      het recht op een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is herzien of ingetrokken op grond van artikel 10.4 eerste lid. In dat geval kan een reeds uitbetaald persoonsgebonden budget naar rato worden teruggevorderd;

    • d.

      het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken op grond van artikel 10.4 eerste lid onder a;

    • e.

      het recht op een in gebruik gegeven voorziening is ingetrokken op grond van artikel 10.4.

Hoofdstuk 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11.1      Overgangsbepaling

  • 1.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening een aanvraag is ingediend op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012 en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2013) nog niet op de aanvraag is beslist, wordt de daarop overeenkomstig beslist, tenzij de bepalingen van deze Verordening gunstiger zijn voor een belanghebbende, in welk geval de bepalingen van deze Verordening worden toegepast.

  • 2.

    Om belanghebbenden in staat te stellen te wennen aan het feit dat voor een reeds verstrekte voorziening, niet zijnde een voorziening verstrekt in eigendom, als gevolg van deze Verordening een eigen bijdrage is verschuldigd, of in staat te stellen een voorziening te retourneren, wordt een overgangsperiode vastgesteld van een half jaar en wel van 1 juli 2013 tot 1 december 2013.

  • 3.

    Een belanghebbende die een vervoerskostenvergoeding ontvangt op grond van artikel 24 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2012 behoudt dit recht nog zes maanden na verzenddatum van het aan een belanghebbende gericht besluit betreffende de beëindiging van de vervoerskostenvergoeding en eventueel daarvoor in plaats gekomen voorziening(en).

  • 4.

    Voor belanghebbenden die een voorziening ontvangen op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2012, niet zijnde een voorziening die in eigendom is verstrekt of een voorziening is de eigen bijdrage zoals omschreven in artikel 8 van toepassing per 1 juli 2013.

  • 5.

    Voor belanghebbenden die een voorziening ontvangen op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2012 die in eigendom is verstrekt, is de eigen bijdrage niet van toepassing.

  • 6.

    Dit artikel heeft alleen betrekking op voorzieningen met een collectief en/of periodiek karakter (zoals een persoonsgebonden budget) en voorzieningen die in gebruik zijn gegeven.

  • 7.

    Zo spoedig mogelijk na vaststelling van deze Verordening zullen alle betreffende belanghebbenden worden ingelicht over de wijziging.

Artikel 11.2 indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het op deze Verordening berustende Besluit geldende bedragen aanpassen aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 11.3 Afwijken van bepalingen: hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze Verordening, als toepassing van de Verordening tot onbillijkheid van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaand aan de toepassing van het eerste lid kan het college advies vragen aan een door haar aangewezen adviesinstantie of deskundigen.

Artikel 11.4 Gevallen waarin de Verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffende, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11.5 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast. Het college zendt hiertoe telkens vier jaar na de inwerkingtreding van de Verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Verordening in de praktijk.

Artikel 11.6 Beleidsregels

Het college kan nadere regels vaststellen inzake de uitvoering van de Verordening.

Artikel 11.7 Intrekking oude Verordening

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 april 2012 wordt ingetrokken per 1 juli 2013.

Artikel 11.8 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel geeft de citeertitel van de Verordening en geeft aan wanneer de Verordening in werking treedt. Deze Verordening is vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad op 5 juni 2013 en treedt op 1 juli 2013 in werking.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

Van 5 juni 2013,

De griffier, De voorzitter,

C.J. Steehouwer W.G. Groeneweg

Onderdeel II Procedures

Onderdeel III Slot