Regeling vervallen per 01-01-2017

Regeling gratificatie bij ambtsjubilea en bijzondere gebeurtenissen gemeente Vlaardingen

Geldend van 16-02-2012 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Regeling gratificatie ambtsjubilea en bijzondere gebeurtenissen gemeente Vlaardingen

Het college van de gemeente Vlaardingen Besluit gelet op artikel 125 Ambtenarenwet; gelet op artikel 3:5 en 3:5:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO); gelet op artikel 160 van de Gemeentewet; na verkregen instemming van de commissie van Georganiseerd Overleg; tot vaststelling van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Vlaardingen:

Regeling gratificatie ambtsjubilea en bijzondere gebeurtenissen gemeente Vlaardingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: 1. Afdeling

Elk als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen onderdeel van de organisatie.

2. Medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a van de CAR.

3. Betrekking

Het geheel van werkzaamheden dat door de medewerker is te verrichten.

4. Gemeentedienst

Het geheel van betrekkingen dat door de medewerker bij één en dezelfde gemeente is verricht.

5. Jubilaris

Medewerker die een jubileum viert.

6. Jubileum

Feest naar aanleiding van een zoveel jarig dienstverband bij de gemeente Vlaardingen of overheidsdienst.

7. Overheidsdienst

Het geheel van betrekkingen dat door de medewerker bij de overheid is verricht.

8. FPU

Vervroegde ontslagneming uit een betrekking, enige jaren voor de officiële pensionering.

9. Ambtsjubilea

Jubilea zoals bedoeld in artikel 3:5 en 3:5:1 van de CAR-UWO.

 

Artikel 2 Ambtsjubilea

1. In aanvulling op het gestelde in artikel 3:5:1 van de CAR-UWO wordt aan de medewerker die gedurende 12 1/2 of 50 jaar in overheidsdienst werkzaam is, een bruto gratificatie toegekend overeenkomende met:

a. bij 12 1/2 jaar: een kwart van de bezoldiging per maand als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid , onder c vermeerderd met een kwart van de vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 en 6:3:1 CAR-UWO;

b. bij 50 jaar: tweemaal de bezoldiging per maand als bedoeld onder a, vermeerderd met tweemaal de vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 en 6:3:1 CAR-UWO.

Artikel 3 Overheidsdienst

Het college bepaalt, met inachtneming van de door de minister/staatssecretaris van Binnenlandse Zaken terzake gegeven richtlijnen, wat onder overheidsdienst in het kader van deze regeling moet worden verstaan. De richtlijnen zijn bij deze regeling opgenomen als bijlage.

Artikel 4 Bijzondere gebeurtenis

1. Aan de medewerker die op grond van het bepaalde in de artikelen 8:2, 8:3, 8:4, 8:10 en 8:11 van de CAR wordt ontslagen kan een uitkering worden verleend, indien het een volledig ontslag betreft.

2. De uitkering, als bedoeld in het eerste lid , wordt aan de medewerker verleend indien op de datum van het ontslag sprake is van tenminste zeven Vlaardingse dienstjaren. De hoogte van de uitkering bedraagt één maandsalaris bruto.

Artikel 5 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze regeling niet of in redelijkheid voorziet, kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling gratificatie bij ambtsjubilea en bijzondere gebeurtenissen gemeente Vlaardingen”, en treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders
op 31 januari 2012 De secretaris,   De burgemeester,
ir. C. Kruyt   mr. T.P.J. Bruinsma
 

Bijlage Bijlage ter bepaling overheidsdienst

Bijlage ter bepaling overheidsdienst De bepaling van wat wel en wat geen overheidsdienstjaren zijn, in het kader van de ambtsjubileumgratificatie, is een lokale aangelegenheid. Vlaardingen volgt hierbij de onderstaande richtlijnen welke zijn opgesteld volgens de rijksregeling. 

Als definitie van een overheidsorganisatie hanteren we: een organisatie die aangesloten was bij het ABP in de periode dat de betreffende medewerker bij deze organisatie werkzaam was. Dienstjaren bij bijvoorbeeld PTT, N.S. en Staatsmijnen, voor hun privatisering, tellen volgens deze definitie ook mee.

Daarnaast geeft onderstaand schema weer wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van opbouw van overheidsdienstjaren, volgens de Rijksregeling. afbeelding binnen de regeling Afkomstig uit Nota CvA d.d 12 december 2000 Aanvullend, overeenkomstig het gestelde in de rijksregeling: Als diensttijd voor de toekenning van een ambtsjubileumgratificatie geldt verder de tijd, doorgebracht:

a. in een burgerlijke dienstbetrekking bij de Nederlandse overheid, waaronder mede word(t)en begrepen (de N.V. Nederlandse Spoorwegen) en de v.m. N.V. "Artillerie-inrichtingen";

b. in een betrekking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Pensioenwet 1922 (vóór 1 januari 1966), een betrekking als bedoeld in artikel B 2 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet of een betrekking als bedoeld in artikel B 3 van evengenoemde wet, alsmede (vóór en nà 1 januari 1966) in een betrekking als bedoeld in artikel U 2 van die wet;

c. in burgerlijke dienst bij de overheid in de landen Suriname (tot 25 november 1975), de Nederlandse Antillen en Aruba, bij de voormalige gouvernementen van Suriname, Curaçao en Nieuw-Guinea en (tot 27 december 1949) bij (de voormalige Nederlands-Indische overheid, waaronder mede worden begrepen) de voormalig Indische Pensioenfondsen;

d. in dienst bij het niet-openbaar onderwijs in de onder c genoemde landen en voormalige overzeese rijksdelen, voorzover zulks de belanghebbende onder de werkingssfeer van een overheidspensioenregeling bracht of zou hebben gebracht; indien hij in vaste dienst was geweest;

e. tot en met 31 december 1954 in dienst van de Republiek Indonesië, voorzover die tijd door de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt bestreken;

f. in Nederlandse militaire of daarmede voor de toepassing van het Algemeen Rijkambtenarenreglement gelijkgestelde dienst, waaronder begrepen dienst bij het voormalig K.N.I.L. en de troepen in Suriname (tot 25 november 1975), de Nederlandse Antillen en Aruba;

g. als volontair met een volledige dagtaak;

h. de tijd waarover rechtsherstel is verleend. • Als diensttijd in de zin van deze regeling wordt, in afwijking van het vorenstaande niet aangemerkt diensttijd welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt. Voorts komt als diensttijd niet in aanmerking tijd welke is doorgebracht buiten het genot van inkomsten uit de dienstbetrekking, behoudens - onverminderd het bepaalde in de vorige volzin- voor zoveel het tijd betreft, gedurende welke de betrokkene buitengewoon verlof heeft genoten mede danwel overwegend in het algemeen belang. Evenmin wordt als diensttijd aangemerkt fictieve diensttijd, onverminderd het onder lid 1, sub h bepaalde. • Diensttijd, gelijktijdig in meer dan één betrekking doorgebracht telt voor de vaststelling van de datum van het ambtsjubileum slechts eenmaal mede. Evenmin vindt dubbeltelling plaats van diensttijd, doorgebracht binnen de keerkringen of in andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gebieden als bedoeld in artikel B 4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet.