Regeling vervallen per 17-12-2009

Beleidsregels terugvordering en verhaal 2009

Geldend van 17-12-2009 t/m 16-12-2009

Intitulé

Beleidsregels terugvordering en verhaal 2009

Burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

 

Overwegen dat het wenselijk is aanvullende regels te geven voor de terugvordering van ten onrechte verleend bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand en het verhalen van verleende bijstand op onderhoudsplichtigen;

 

Gelet op de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht besluiten vast te stellen:

 

“Beleidsregels terugvordering en verhaal 2009”

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Herzienings- en intrekkinqsbevoegdheid

1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om in alle gevallen het recht op bijstand te herzienof in te trekken overeenkomstig het bepaalde in artikel 54 lid 3 WWB tenzij in deze regelinganders is bepaald.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien er sprake is van een dringende reden.

Artikel 2 Terugvorderingsbevoegdheid

1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om in alle gevallen de kosten van bijstand terug te vorderen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien er sprake is van een dringende reden.

Artikel 3 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand, de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek

2. In deze regeling wordt verstaan onder: - WWB: Wet Werk en Bijstand;

- IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

- IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

- BW: Burgerlijk Wetboek;

- Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

- Abw: Algemene bijstandswet;

- Wet Suwi: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

- College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen;

- Regeling: onderhavige beleidsregels terugvordering en verhaal.

Artikel 4 Herziening en intrekking

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien: 1. het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 WVVB of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een tehoog bedrag verlenen van bijstand.

2. anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

3. Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenenworden afgezien.

Hoofdstuk II Beleidsregels terugvordening

Afdeling 1 Terugvordering

Artikel 5 Toepassingsgebied beleidsregels terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

Artikel 6 Ten onrecht verleende bijstand

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover deze bijstand:

a. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

b. in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen.

c. voortvloeit uit gestelde borgtocht.

d. ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat.

e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of

f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

1. de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 ‘NWB beschikt of kan beschikken;

2. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

g. Het in aanmerking nemen van in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen wordt niet als terugvordering beschouwd.

h. terugvordering als bedoeld onder e. en f. vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

 

Artikel 7 Brutering van de vordering

Op grond van artikel 58 lid 4 WWB maakt het college gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente

Vlaardingen bijstand verstrekt krachtens de Wet loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, kunnen worden teruggevorderd, voorzover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding.

Artikel 8 Terugvordering van gezinsleden

1. Onverminderd het bepaalde onder artikel 5 worden kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

2. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulksachterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen als bedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

3. de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

Afdeling 2 Kwijtschelding

Artikel 9 Kwijtschelding bij schuldenproblematiek

1. Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en

c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

2. Van kwijtschelding als bedoeld in lid 1 wordt afgezien indien:

a. de terugvordering van bijstand het gevolg is van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht of

b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken, behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden.

3. In afwijking van lid 2 sub a kan toch kwijtschelding worden verleend in geval van vorderingenvoortgekomen uit schending inlichtingen plicht, wanneer, naast de voorwaarden genoemd inlid 1, minimaal de helft van de oorspronkelijke schuld is of wordt voldaan of belanghebbendeminimaal gedurende 5 jaar voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan.

4. Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand wordtingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in lid 1 genoemde voorwaarden onder a, b en c;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet of

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 10 Kwijtschelding anders dan bij schuldregeling

1. Op verzoek van de belanghebbende gaat het college over tot kwijtschelding van het restant van devordering indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 36 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. tenminste 75% van de vordering heeft betaald.

2. In afwijking van het gestelde in lid 1 gaat het college op het verzoek van belanghebbende tot kwijtschelding van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, over indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 60 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. tenminste 90 % van de vordering heeft betaald.

3. Het college besluit niet tot kwijtschelding indien belanghebbende in de periode van 5 jaarvoorafgaande aan het verzoek tot kwijtschelding, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer, verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn inlichtingenplicht dan wel zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan.

4. Kwijtschelding van een vordering welke wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken is niet mogelijk behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden.

Artikel 11 Afkoop schuld

1. Op verzoek van de belanghebbende stemt het college in met het verzoek tot afkoop van het restant van de vordering indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal -36 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. een bedrag in één keer aflost waardoor de belanghebbende, samen met de al gedane

betalingen, 75% van de vordering heeft betaald.

2. In afwijking van het gestelde in lid 1 gaat het college op het verzoek van belanghebbende tot

afkoop van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, over indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 60 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. een bedrag in één keer aflost waardoor de belanghebbende, samen met de reeds gedane betalingen, 90% van de vordering heeft betaald.

3. Het college stemt niet in met afkoop indien belanghebbende in de periode van 5 jaar voorafgaande aan het verzoek tot afkoop, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan dan wel zijn aflossingsverplichtingen.

4. Afkoop van een vordering die gebaseerd is op een terugvorderingsbesluit ingevolge artikel 58 lid 1sub f onder 1 en 2 WWB, is niet mogelijk.

5. Afkoop van een vordering welke wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken is nietmogelijk behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden.

Afdeling 3 Invordering van teruggevorderde bijstand

Artikel 12 Inhoud besluit tot terugvordering

1. Naast hetgeen gesteld in artikel 60 lid 1 WWB, vermeldt een besluit tot terugvordering:

a. de mogelijkheid voor belanghebbende om voor het verstrijken van de betalingstermijn, zoals genoemd in het besluit, een betalingsvoorstel te doen en/of een verzoek in te dienen tot een betalingsregeling;

b. de aankondiging dat, bij gebreke van tijdige betaling of het doen van een betalingsvoorstel en/of verzoek tot betalingsregeling ingevolge sub a, de gemeente gerechtigd is om zonder verdere vooraankondiging, de vordering ter executie over te dragen aan een derde (deurwaarder of incassobureau);

c. de vermelding dat executiekosten zoals genoemd onder sub b, voor rekening van belanghebbende zijn.

2. De termijn van betaling wordt in het besluit tot terugvordering gesteld op 30 dagen te rekenen vanaf het moment van verzending van het besluit.

Artikel 13 Betalingsvoorstel

1. Op verzoek van belanghebbende tot een betalingsregeling of betalingsvoorstel stelt het college de maandelijkse aflossingsverplichting van  belanghebbende vast.

2. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in het eerste lid. Het besluit vermeldt:

a. de maandelijkse aflossingverplichting;

b. de datum van ingang van de afiossingsverplichting;

c. de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, ten uitvoer wordt gelegd waaronder tevens begrepen: de aankondiging dat eventuele executiekosten vanwege inschakeling derden voor rekening van belanghebbende zijn.

3. In het verlengde van lid 2 sub c, zal aan belanghebbende in het besluit tevens worden medegedeeld dat, bij gebreke van tijdige betaling, de vordering in zijn geheel, zonder verdere vooraankondiging, ineens opeisbaar wordt en dat het college in dat geval niet langer gehouden is aan de vastgestelde aflossingsverplichting ingevolge lid 2 sub a.

Artikel 14 Aflossingsverplichting

1. Indien belanghebbende een inkomen heeft op bijstandsniveau, bedraagt de aflossingsverplichting 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand exclusief vakantietoeslag.

2. Indien de vordering het gevolg is van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, bedraagt de aflossingsverplichting 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag. De vakantietoeslag dient belanghebbende ter aflossing aan het college te betalen c.q. wordt door het college geïnd op het moment dat het feitelijk beschikbaar komt voor belanghebbende.

3. De aflossingsverplichting voor belanghebbenden met een inkomen boven bijstandsniveau

bedraagt:

a. Indien de vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht: 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag vermeerderd met 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Het vakantiegeld dient belanghebbende maandelijks ter aflossing aan het college te betalen c.q. wordt door het college maandelijks geïnd.

b. In de overige omstandigheden: 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, vermeerderd met 50% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Het vakantiegeld dient belanghebbende maandelijks ter aflossing aan het college te betalen c.q. wordt door het college maandelijks geïnd.

4. Een belanghebbende die een WWB-, of IOAW-, of IOAZ-uitkering heeft ontvangen wordt, wat betreft de hoogte van de vast te stellen aflossingsverplichting, gedurende een periode van 18 maanden na beëindiging van de uitkering gelijkgesteld met een WWB-, IOAW- of IOAZ uitkeringsgerechtigde indien de hoogte van het inkomen niet meer bedraagt dan 120% van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm.

5. In geval van beslaglegging door een derde (andere schuldeiser dan het college), kan de aflossingsverplichting ingevolge de bovengenoemde leden voor alle vorderingen worden bepaald op 10% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld en (eventueel) langdurigheidstoeslag plus 100% van het meerdere, zijnde de volledige beslagruimte zoals aangegeven in artikel 475d Rv.

Artikel 15 Afbetaling in 36 maanden

1. Een onderzoek naar de aflossingscapaciteit van belanghebbende kan achterwege blijven indien belanghebbende:

a. een betalingsvoorstel heeft gedaan aan het college op basis waarvan de vordering zal zijn voldaan binnen een periode van 36 maanden te rekenen vanaf het moment van ingang van de aflossingsverplichting en

b. het aflossingsbedrag per maand minimaal gelijk is aan 7,5 % van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld.

2. Het college kan het verzoek van belanghebbende ingevolge lid 1 afwijzen indien de vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht dan wel indien belanghebbende in de periode van 5 jaar voorafgaande aan het verzoek, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan.

Artikel 16 Aflossingscapaciteit en vermogen

Het verzoek van belanghebbende tot een betalingsregeling of  betalingsvoorstel kan door het college worden afgewezen indien  belanghebbende beschikt over vermogen.

Artikel 17 Tussentijdse wijziging van aflossingsverlichting door het college

1. Het college is bevoegd om tussentijds de hoogte van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting te verhogen dan wel te wijzigen in een aflossingsverplichting ineens ingevolge artikel 16 indien een draagkrachtonderzoek daartoe aanleiding geeft.

2. Het college stelt nadere regels over de periode en de frequentie waarbinnen het draagkrachtonderzoek wordt gedaan.

Artikel 18 Verzoek tot wijziging van de aflossingsverplichting door belanghebbende

1. Belanghebbende kan een verzoek doen, onder bijvoeging van zijn financiële gegevens met bijbehorende afschriften van bewijsstukken, tot wijziging van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting.

2. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

3. Het besluit wordt genomen met inachtneming van de regels zoals neergelegd in artikel 14, 15 en 16 van deze regeling.

Artikel 19 Betalingsherinnering, aanmaning. verrekening, beslag en rente

1. Belanghebbende ontvangt een betalingsherinnering indien de belanghebbende niet tot betaling van de vordering overgaat of niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling of een eerder opgelegde of overeengekomen aflossingsverplichting niet meer nakomt. Indien betaling wederom uitblijft ontvangt belanghebbende een aanmaning.

2. De termijn van betaling wordt in de betalingsherinneringen en de aanmaning gesteld op 10 dagen te rekenen vanaf het moment van verzending van het besluit.

3. Indien belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minneljke regeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

a. verrekening met de periodiek verleende bijstand ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ op grond van artikel 6:127 BW, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid,

b. een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 Rv,

c. een executoriaal of conservatoir beslag op roerende of onroerende goederen, overeenkomstig het Tweede boek Rv.

4. Indien een belanghebbende binnen een periode van een jaar na eerder te zijn aangemaand en voldaan te hebben aan zijn aflossingsverplichting, wederom nalatig blijft met de (tijdige) nakoming van zijn aflossingsverplichting, dan is het college bevoegd, zonder nadere schriftelijke aanmaning, om terstond gebruik te maken van zijn bevoegdheden zoals beschreven in het derde lid van dit artikel.

5. Indien het college de vordering ter executie overdraagt aan een derde die beroepsmatig belast ismet de invordering, dan worden de door de derde gemaakte kosten volledig doorberekend aan belanghebbende.

6. Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente.

Artikel 20 Afzien van (verdere) invordering

1. Het college is bevoegd om in individuele situaties af te zien van invordering wanneer de (restant)vordering minder bedraagt dan € 150,00 en het treffen van invorderingsmaatregelen, naar het oordeel van het college, niet (langer) doelmatig is.

2. Bij (restant)vorderingen van € 150,00 tot € 5000,00 kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten van invordering af te zien indien incasso van de vordering gedurende vijf jaren onmogelijk is gebleken en ook niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

3. Indien de (restant)vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht en € 5.000,00 of meer bedraagt, kan de (restant)vordering slechts dan worden afgeboekt indien incasso van de vordering gedurende 10 jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

Hoofdstuk III Beleidsregels verhaal

Artikel 21 Verhaalsbevoegdheid

1. Het college maakt in alle gevallen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 92 lid 2 en 3 tot en met 105 Abw Jo. artikel 13 lnvoeringswet WWB, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

2. Vanaf het moment dat de artikelen 56, 61 en 62 WWB in werking treden, blijft onderhavige regeling, inclusief het gestelde in lid 1, van toepassing, behoudens in geval van discrepantie tussen de regeling en de artikelen 56, 61 en 62 WWB. In dat laatste geval hebben de regels zoals neergelegd in de artikelen 56, 61 en 62 WWB te gelden en de in lid 1 genoemde artikelen alsook de onderhavige regeling slechts voor zover de artikelen 56, 61 en 62 WWB dat toelaten.

Artikel 22 Afzien van verhaal

1. Het college ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit ingevolge artikel 93, 99 of 100 Abw indien het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,00 per maand of €600,00 per jaar.

2. Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 23 Beoordeling van mate van onderhoudsplicht

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Artikel 24 Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud

Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 BW die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen. Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven vordert de gemeente het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt. Het besluit tot verhaal levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tenuitvoergelegd.

Artikel 25 Wijziging door rechter vastgesteld bedrag levensonderhoud

Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden kan de gemeente verzoeken het door de rechter vastgestelde bedrag voor de verhaalsbijdrage te wijzigen. De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 BW vast te stellen, indien de rechter:

a. deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

b. geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Artikel 26 Inhoud van het verhaalsbesluit

Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 19 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Artikel 27 Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De verhaalsbijdrage ingevolge artikel 93 Abw wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving.

Artikel 28 Verhaal in rechte

Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.

Artikel 29 Verrekening en beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van de gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen, dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 Rv.

Artikel 30 (her-) onderzoek naar draagkracht

1. Eén keer per 36 maanden verricht het college onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage ingevolge artikel 93 Abw. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage gewijzigd vastgesteld.

2. Er wordt niet overgegaan tot een nieuw verhaalsbesluit ingevolge artikel 93 Abw indien: a. uit het draagkrachtonderzoek blijkt dat de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met €50,00 per maand of

b. het woonadres en de gezinssamenstelling van de belanghebbende ten opzichte van het laatstelijk verrichte onderzoek gelijk zijn gebleven en het gezinsinkomen van belanghebbende ten opzichte van het laatstelijk verrichte onderzoek met minder dan 15 % bruto is gestegen.

Artikel 31 Verhaal en schuldsanering

1. In afwijking van beleidsregel 19 kan het college, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbijdragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en;

c. de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

2. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in lid 1 onder b tot stand is gekomen.

3. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in lid 1 genoemde voorwaarden onder a, ben c;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of;

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 32 Afzien van (verdere) invordering

1. Het college is bevoegd om in individuele situaties af te zien van invordering wanneer de (restant)vordering minder bedraagt dan € 150,00 én het treffen van invorderingsmaatregelen, naar het oordeel van het college, niet (langer) doelmatig is.

2. Bij (restant)vorderingen van € 150,00 tot€ 5.000,00 kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten van invordering af te zien indien incasso van de vordering gedurende vijf jaren onmogelijk is gebleken en ook niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

3. Indien de (restant)vordering € 5.000,00 of meer bedraagt, kan de (restant)vordering slechts dan worden afgeboekt indien incasso van de vordering gedurende 10 jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen regeling

Artikel 33 Nadere invulling van beleid

Het college kan deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie en/of het Vlaardings hand boek.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 35 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels terugvordering en verhaal 2009.

Ondertekening

Aldus op 4 november 2008 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Vlaardingen.
 
De secretaris,                   de burgemeester,

Nota-toelichting Toelichting beleidsregels terugvordering en verhaal WWB 2009