Regeling vervallen per 05-07-2014

Verordening Leerlingenvervoer gemeente Vlaardingen 2013

Geldend van 05-07-2014 t/m 04-07-2014

Intitulé

Verordening Leerlingenvervoer gemeente Vlaardingen 2013

De raad van de gemeente Vlaardingen, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Vlaardingen d.d. 2 april 2013,

R.nr. …. gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra, en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs, BESLUIT vast te stellen de volgende: Verordening Leerlingenvervoer gemeente Vlaardingen 2013.

Titeldeel 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder a. school:

- een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495);

- een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496);

- een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512); b. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerling; c. leerling: een leerling van een school als bedoeld onder a; d. gehandicapte leerling: een leerling bedoeld onder c, die door een lichamelijke, verstandelijke

of zintuiglijke handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken; e. woning: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft; f. afstand: de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling

voldoende begaanbare en veilige weg; g. vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de

opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de

schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige

leerling die aansluiting onmogelijk maakt; h. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling

per trein, metro, tram, bus, veerdienst of auto; i. aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, treintaxi of bustaxi; j. eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of fiets; k. reistijd: de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de

schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 15 minuten indien en voor zover de

leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan het

schoolplan aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag

volgens de schoolgids een eventuele wachttijd, en de aankomst bij de woning; l. toegankelijke school:

- voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

- voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor voorgezet onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen; m. inkomen: het ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Stb. 2000, 215) vastgestelde

verzamelinkomen van de ouders in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar

waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd; n. opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken

van het vervoer; o. commissie voor de begeleiding: de commissie die is ingesteld door het bevoegd gezag van

een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, niet zijnde een

instelling, of de bevoegde gezagsorganen van twee of meer scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, niet zijnde instellingen, die hetzelfde expertisecentrum in stand houden; p. vervoersvoorziening: een gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider, of

bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider, of aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; q. permanente commissie leerlingenzorg: de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op

het primair onderwijs; r. samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet

het primair onderwijs; s. regionale verwijzingscommissie: de commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs; t. ambulante begeleiding: de begeleiding door een personeelslid van een school of instelling als

bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra van leerlingen die zijn geplaatst op een

basisschool of leerlingen die zijn geplaatst op een school voor voortgezet onderwijs en die naar

het oordeel van het bevoegd gezag zonder die begeleiding zouden zijn aangewezen op het

speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs; u. commissie voor de indicatiestelling: de commissie als bedoeld in artikel 28c van de Wet op de

expertisecentra;

Artikel 2 Bekostiging van de door het college noodzakelijk

1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente

verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening. 2. Indien het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts

een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op bekostiging vervallen. 3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor

het schoolbezoek van hun kinderen. 4. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de bekostiging op aanvraag verstrekt aan de leerling.

Artikel 3 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

1. Bekostiging van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning

dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen. 2. Indien ouders bekostiging van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een

school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 11 en 15 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op bekostiging naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen. 3. Voor de leerlingen die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs uit cluster 4 bezoekt,

geldt als dichtstbijzijnde toegankelijke school, de school die door de commissie voor de indicatiestelling is geadviseerd. Dit is van toepassing zolang de leerling zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionaal expertisecentrum waaraan voornoemde commissie is verbonden.

Artikel 4 Uitbetaling van de bekostiging

Het college bepaalt bij het verstrekken van bekostiging van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de verstrekte bekostiging.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

1. Een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij

het college van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens. 2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, voor 1

mei voorafgaand aan dat schooljaar ingediend. 3. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de

ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken. 4. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde

gegevens. 5. Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen.

Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis. 6. In spoedeisende gevallen kan het college een tijdelijke voorziening treffen vooruitlopend op

het definitieve besluit. 7. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend wordt deze getroffen, onverminderd het

bepaalde in lid 6 van dit artikel:

a. met ingang van het nieuwe schooljaar indien de aanvraag voor 1 mei is ingediend;

b. met ingang van de door de ouders verzochte datum als het een aanvraag gedurende

het schooljaar betreft, met dien verstande dat de datum waarop bekostiging wordt verstrekt niet ligt voor de datum van ontvangst van de aanvraag door het college, met inachtneming van het bepaalde in lid 4 van dit artikel.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

1. De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de verstrekte bekostiging

van de vervoerskosten, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college. 2. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de verstrekte bekostiging, vervalt de

aanspraak op bekostiging en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten. 3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging

als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte bekostiging is verstrekt, vervalt de aanspraak op bekostiging van de vervoerskosten terstond en verstrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten.

Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

4. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel

worden verrekend bij een eventuele nieuwe verstrekking van bekostiging.

Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling

Voor het verstrekken van bekostiging op basis van artikel 12 en 18 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Artikel 8 Andere vergoedingen

De aanspraak op bekostiging wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten.

Titeldeel 2 BEPALINGEN OMTRENT HET VERVOER VAN DE (NIET-GEHANDICAPTE) LEERLINGEN VAN SCHOLEN VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Artikel 9 Bekostiging voor de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt bekostiging verstrekt van de kosten van het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:

a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het

samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a. bedoelde

samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten

met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs,

bedoeld onder a.

Artikel 10 Permanente commissie leerlingenzorg

1. Indien het college de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een speciale school voor basisonderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking de beslissing te betrekken van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling

op een speciale school voor basisonderwijs. 2. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele

adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 11 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs

bezoekt of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt. 2. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de

kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets. 3. Voor de beoordeling of de leerling al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van de fiets, kan het college zich laten adviseren door een medisch adviseur.

Artikel 12 Bekostiging van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11, bekostigt het college tevens

de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, indien de leerling jonger dan negen jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken. 2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van

het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 13 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en

a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan

anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de

reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

c. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en

wethouders al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets.

Artikel 14 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders

op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college

aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou

bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de

Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college

aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van

gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt. 5. Indien aanspraak bestaat op een bekostiging van de vervoerskosten en het college

desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Titeldeel 3 BEPALINGEN OMTRENT HET VERVOER VAN DE LEERLINGEN VAN SCHOLEN VOOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS

Artikel 15 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school voor

(voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt. 2. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets, indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets. 3. Voor de beoordeling of de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van de fiets of bromfiets, kan het college zich laten adviseren door een medisch adviseur.

Artikel 16 Bekostiging naar de dichtstbijzijnde toegankelijke WEC school cluster 4

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 geldt voor de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs uit cluster 4 bezoekt als dichtstbijzijnde toegankelijke school, de school die door de commissie voor de indicatiestelling is geadviseerd. Dit is van toepassing zolang de leerling zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionaal expertisecentrum waaraan voornoemde commissie is verbonden.

Artikel 17 Commissie voor de begeleiding

1. Indien het college de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 18 Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 15, bekostigt het college

tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, indien de leerling jonger dan 9 jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken. 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts

gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor de begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken. 3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van

het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 19 Bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer

1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de

ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15, en

a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan

anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

Artikel 20 Bekostiging vervoerskosten van gehandicapte leerlingen

1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 verstrekt het college bekostiging op basis van de

kosten van openbaar vervoer met begeleiding aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien het college van oordeel is dat de leerling vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien het college van oordeel is dat de leerling vanwege lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik kan maken. 3. In afwijking van het eerste lid kan het college met inachtneming van artikel 3 bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer verstrekken aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien het college van oordeel is dat de leerling vanwege een lichamelijk, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig, maar wel onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kan maken, maar van de ouders redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat zij de leerling naar school begeleiden. Hiervan is sprake wanneer het begeleiden van de leerling door de ouders een onaanvaardbare zware belasting voor de leerling en/of het gezin tot gevolg heeft. 4. Indien het college bekostiging verstrekt op grond van het vorige lid, moeten de ouders bij de aanvraag aangeven wanneer de leerling zelfstandig kan reizen en wat wordt ondernomen om de leerling te leren zelfstandig te reizen. 5. Het college kan voorwaarden verbinden aan de verstrekking van de bekostiging zoals genoemd in de vorige leden. 6. Indien het college de in de vorige leden bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent,

dient het bij de beschikking het advies van de commissie voor begeleiding of het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 21 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen een bekostiging ontvangen, afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door burgemeester en wethouders geen bekostiging verstrekt. 5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, verstrekt het college aan de ouders bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets dan wel bromfiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Titeldeel 4 BEPALINGEN OMTRENT WEEKEINDE- EN VAKANTIEVERVOER

Artikel 22 Bekostiging van de kosten van het weekeinde en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders

Het college bekostigt desgewenst de kosten van het weekeind en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in deze Titel.

Artikel 23 Bekostiging kosten weekeinde en vakantievervoer

1. Het college verstrekt aan de ouders bekostiging van de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties. 2. Het college bekostigt de kosten van het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt. 3. Titel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel

16.

Titeldeel 5 EIGEN BIJDRAGE EN VERGOEDING NAAR FINANCIELE DRAAGKRACHT

Artikel 24 Drempelbedrag

1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school

voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 24.300, wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 bepaalde afstand te boven gaan. 2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 24.300. 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die op grond van de zone-indeling in de regeling die is gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, voor de afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. 4. Het bedrag van € 24.300, genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 24.300. 5. Deze bepaling is niet van toepassing op degene aan wie ingevolge titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Artikel 25 Financiële draagkracht

1. Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag. 2. In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer. 3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het belastbaar verzamelinkomen van de ouders in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en bedragen:

afbeelding binnen de regeling

4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500. 5. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5. 6. Dit artikel is niet van toepassing op de leerling voor wie ingevolge titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Titeldeel 6 BEPALINGEN OMTRENT HET VERVOER VAN GEHANDICAPTE LEERLINGEN VAN SCHOLEN VOOR PRIMAIR ONDERWIJS EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel 26 Bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding

1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt en die vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs neemt het college artikel 9 in acht. 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen te betrekken. 3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking. 4. In afwijking van het eerste lid verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets dan wel bromfiets, indien de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets.

Artikel 27 Bekostiging op basis van kosten van aangepast vervoer

1. Het college verstrekt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt, indien

a. de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik te maken. Ten aanzien van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs neemt het college artikel 9 in acht. Of:

b. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 26 en de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer naar school en terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of:

c. aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 26 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets. 2. Indien het college de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekent, dient het bij de beschikking het advies van de permanente commissie leerlingenzorg, de ambulante begeleider of het advies van andere deskundigen te betrekken.

Artikel 28 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

1. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren of laten vervoeren:

a. een bedrag op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding, behoudens het bepaalde in het vierde lid;

b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, verstrekt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren of laten vervoeren, bekostiging van een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging ontvangen afgeleid van de Reisregeling binnenland, wordt door het college geen bekostiging verstrekt. 5. Indien aanspraak bestaat op bekostiging van de vervoerskosten en het college desgewenst toestaat, dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets of bromfiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland.

Titeldeel 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag nadat zij is bekend gemaakt.

Artikel 31 Intrekken oude regeling

Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Vlaardingen 2003 ingetrokken

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Vlaardingen 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van ,
de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

ALGEMENE TOELICHTING Wettelijk kader

Als aan bepaalde criteria is voldaan, kunnen ouders een beroep doen op leerlingenvervoer. Dat wil zeggen op bekostiging van een vervoersvoorziening. Het leerlingenvervoer is wettelijk geregeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4 van de Wet op de expertisecentra (WEC). Op grond van deze artikelen is de gemeenteraad verplicht een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer (= de verordening leerlingenvervoer). Het vervoer naar het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het universitair onderwijs valt niet onder de het leerlingenvervoer. Deze verordening geeft uitvoering aan de taakstelling inzake de bekostiging van het vervoer van leerlingen van en naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Tevens worden nadere regels gegeven voor de bekostiging van het weekeinde- en vakantievervoer. Er is geen zorgplicht voor leerlingen in het kader van leerlingenvervoer voor leerlingen die het reguliere voortgezet onderwijs bezoeken, dus ook niet voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. Een uitzondering geldt voor leerlingen die vanwege een handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Naast procedurevoorschriften over de wijze waarop de aanvragen voor bekostiging door de ouders kunnen worden ingediend, bevat de verordening criteria aan de hand waarvan ouders aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerskosten. Centraal uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek van de leerling bij de ouders blijft liggen (artikel 2, lid 3). Bekostiging

Met het begrip ‘bekostiging’ wordt bedoeld dat de betaling aan de ouders niet het karakter heeft van een ‘kostendekkende betaling’. Dit neemt echter niet weg dat de bekostiging in een aantal gevallen kostendekkend kan zijn. Het college bepaalt welke wijze van vervoer wordt bekostigd. Uitgangspunt van de regeling is bekostiging van het openbaar vervoer, maar het college kan bepalen dat de bekostiging plaatsvindt voor een andere wijze van vervoer. Het college kijkt daarbij welke vervoersvoorziening het goedkoopst is. Uiteraard moet de goedkoopste voorziening voor de leerling wel passend zijn. De verordening onderscheidt een drietal wijzen van vervoer:

1. openbaar vervoer;

2. aangepast vervoer;

3. eigen vervoer. Onder eigen vervoer wordt verstaan: vervoer met eigen auto, bromfiets of fiets. Afstandscriterium

In de verordening is bepaald dat slechts aanspraak op bekostiging van een vervoersvoorziening bestaat indien de afstand tussen de woning en de school minimaal 6 kilometer bedraagt. Voor gehandicapte leerlingen die vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, geldt dit afstandscriterium niet. Eigen bijdrage

De verordening kent de mogelijkheid om voor ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, een drempelbedrag in rekening te brengen. Bij het drempelbedrag is de ouderlijke bijdrage gekoppeld aan de in de verordening vastgestelde kilometergrens van 6 kilometer. De ouderlijke bijdrage is in dat geval gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer voor deze 6 kilometer. Het drempelbedrag wordt per leerling in rekening gebracht. Van de ouders van leerlingen in speciaal onderwijs, gehandicapte leerlingen of ouders met een gezamenlijk inkomen onder een in de verordening bepaald bedrag, kan geen drempelbedrag in rekening worden gebracht. Daarnaast kan voor ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken die tenminste 20 kilometer van de woning is gelegen, een inkomensafhankelijke bijdrage gelden. De vastgestelde bekostiging wordt in dat geval verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag. Deze inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1

In dit artikel is een aantal begrippen nader gedefinieerd. Enkele begrippen worden hieronder nader toegelicht. a. school

Slechts de genoemde onderwijssoorten vallen onder het leerlingenvervoer. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en behandelcentra vallen niet onder het begrip school en vallen niet onder het leerlingenvervoer. c. leerling

In artikel 39, derde lid, van de WPO is bepaald dat leerlingen vanaf drie jaar en tien maanden ten hoogste vijf dagen de basisschool mogen bezoeken. Deze kinderen worden echter pas als zij de leeftijd van vier jaar hebben bereikt leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO). De ouders kunnen pas in aanmerking komen voor leerlingenvervoer als het kind 4 jaar is geworden. De toelatingsleeftijd voor kinderen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor speciaal onderwijs, kunnen ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd hebben bereikt voor leerlingenvervoer in aanmerking komen. d. gehandicapte leerling

Onder het begrip handicap in deze regeling wordt verstaan een structurele handicap. Indien een leerling tijdelijk beperkt is vanwege bijvoorbeeld een gebroken been, herstel van operatie en dergelijke, is geen sprake van een structurele handicap. e. woning

Onder woning wordt in de verordening verstaan: de plaats waar de leerlingen structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden: de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. Het is hierbij niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven. De ouders moeten het leerlingenvervoer aanvragen bij de gemeente waar het kind verblijft. Indien de leerling een korte periode (niet langer dan zes weken) in een andere gemeente verblijft en zijn oude school blijft bezoeken, dan wordt dit verblijf aangemerkt als verblijf in de oorspronkelijke gemeente. Twee woningen

Het uitgangspunt is dat slechts het vervoer van de woning naar de onderwijsinstelling en vice versa wordt bekostigd. Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind evenveel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, kan gezegd worden dat er sprake is van twee hoofdverblijven. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. k. reistijd

De enkele reistijd mag niet langer dan 90 minuten duren. Bij de totale reisduur van een leerling wordt rekening gehouden met een vermindering van 15 minuten indien de leerling het schoolgebouw voor aanvang van de lessen bereikt. Eventuele wachttijden vallen onder de reistijd. g. vervoer

Het vervoer vindt alleen plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag zoals aangegeven in de schoolgids. Hiermee wordt voorkomen dat ouders op basis van bijvoorbeeld sociale of tijdelijke medische overwegingen aanvragen indienen voor het vervoer tijdens de schooltijd. Uitsluitend indien de structurele handicap van de leerling noodzaakt tot het volgen van slechts een deel van het onderwijsprogramma, dient in voorkomend geval wel tijdens de schooltijd vervoerd te worden. Incidentele wijzigingen in de reistijden moeten door de school en/of ouders zelf opgevangen worden. Als bijvoorbeeld een kind ziek is en daarom eerder naar huis moet, dienen de ouders zelf voor het vervoer naar huis te zorgen. Indien er bijvoorbeeld lestijd uitvalt vanwege een zieke docent wordt de leerling niet eerder opgehaald. n. opstapplaats

Om het vervoer efficiënter en daardoor goedkoper te organiseren kunnen centrale opstapplaatsen worden ingesteld, vanwaar de leerlingen met de taxi of bus worden vervoerd. Met een dergelijk systeem worden de leerlingen niet thuis voor de deur opgehaald maar dienen zij zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door de gemeente aangewezen opstapplaats. Artikel 2

In de verordening zijn de aanspraken van de ouders op gehele of gedeeltelijke bekostiging voor het vervoer van en naar school geregeld. Van gedeeltelijke bekostiging is sprake wanneer de ouders moeten bijdrage aan de kosten van het vervoer. Dit is geregeld in artikel 24 en 25. De verantwoordelijkheid voor het schoolbezoek blijft ingevolge de Leerplichtwet in alle gevallen bij de ouders liggen. Deze verantwoordelijkheid is in lid 3 expliciet vastgelegd. In lid 4 is bepaald dat een leerling die meerderjarig en handelingsbekwaam is zelf een aanvraag voor leerlingenvervoer kan indienen. Artikel 3

Een van de uitgangspunten van de artikelen 4 van de WPO, WVO en WEC is dat de op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze voor een school geëerbiedigd wordt. In de verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Dit is verankerd in het derde lid. Dichtstbijzijnde toegankelijke school

Als toegankelijke school is aan te merken wat betreft het primair onderwijs: de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Wat betreft (voortgezet) speciaal onderwijs wordt hier nog een tweede criterium aan toegevoegd: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand; dat is de school die door de commissie voor de indicatiestelling is geadviseerd. Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is voor een leerling omdat er een wachtlijst bestaat, dient bekostiging plaats te vinden naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school. Dit is ongeacht of de leerling vanaf dat moment ook daadwerkelijk de dichtstbijzijnde school gaat bezoeken: ouders zijn vrij om hun kind naar elke school van hun keuze te laten gaan, echter in het kader van het leerlingenvervoer hoeft slechts een vervoerskostenvergoeding naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school te worden verstrekt. Onderwijsrichting

In het algemeen kan gesteld worden dat naast scholen voor openbaar onderwijs, tot onderwijsrichtingen binnen het bijzonder onderwijs worden erkend: scholen voor (rooms) katholiek onderwijs, scholen voor protestants-christelijk onderwijs, scholen voor gereformeerd (vrijgemaakt) onderwijs, scholen voor reformatorisch onderwijs, scholen voor algemeen bijzonder onderwijs, evangelische scholen, joodse scholen, islamitische scholen en hindoeïstische scholen. Interconfessioneel onderwijs dat is gebaseerd op verschillende geloofsovertuigingen. Gezien de statuten van deze scholen wordt dit type onderwijs niet als aparte richting ten opzichte van andere confessionele scholen aangemerkt. Vrije scholen stoelen hun onderwijs op de antroposofische wijsbegeerte en met name de filosofie van Rudolf Steiner. Deze scholen, bekend onder namen zoals Rudolf Steinerschool, Parcivalschool en de Zonneschool, worden geacht een bepaalde richting in het onderwijs te vertegenwoordigen. Niet tot het begrip ‘richting’ wordt gerekend een bepaalde onderwijskundige methode van een school. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Daltonscholen, Freinetscholen en Iederwijsscholen. Deze scholen baseren hun identiteit op de onderwijskundige richting van de school en niet op de godsdienstige of levensbeschouwelijke richting.

Verklaring van overwegende bezwaren

Op grond van lid 2 dienen ouders, indien een leerling een school bezoekt van een bepaalde richting, terwijl zich dichterbij andere (openbare of bijzondere) basisscholen bevinden, schriftelijke te verklaren, dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere school. Het college is niet gerechtigd de bezwaren van ouders tegen een bepaalde richting inhoudelijk te verifiëren. Slechts in een enkel uitzonderlijk geval neemt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aan dat niet de richting van het onderwijs, maar de kwaliteit daarvan, de keuze van de ouders heeft bepaald, in tegenstelling tot de door de ouders afgelegde verklaring inzake hun bezwaar tegen de overige richtingen en het openbaar onderwijs. In de meeste gevallen wordt de ouders het voordeel van de twijfel gegeven. Stagevervoer

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Dit is dan aan te merken als de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’. Indien het stageadres door de leerling zelfstandig te bereiken is, bijvoorbeeld omdat het dichterbij de woning is gelegen, bestaat geen aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. De aanvraag voor vervoer naar een stageadres dient dan beoordeeld te worden aan de hand van de criteria in de verordening. Indien de leerling niet dagelijks leerlingenvervoer naar school ontvangt, komt hij ook niet in aanmerking voor leerlingenvervoer naar het stageadres. Hoogbegaafde kinderen

Ouders van hoogbegaafde kinderen kiezen er soms voor om hun kind een school te laten bezoeken die gespecialiseerd is in het lesgeven aan hoogbegaafde kinderen, bijv. Leonardo. Uit jurisprudentie komt naar voren dat zelfs als bewezen zou zijn dat dichterbij gelegen scholen ongeschikt zijn, dit nog niet meebrengt dat er aanspraak op een vervoersvoorziening zou kunnen zijn naar de verder weg gelegen school. Het staat immers niet objectief vast dat deze school voor de leerlingen wel geschikt is en of dit dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. De rechter vindt het dan wel mede op de weg van de gemeente liggen om aan te geven welke dichterbij gelegen school geschikt is. Artikel 4

In de meeste gevallen wordt bekostiging verstrekt voor de periode van een schooljaar. Het college heeft op basis van dit artikel de ruimte om per leerling de termijn van bekostiging te bepalen. Dit biedt de mogelijkheid om voor een gehele schoolperiode bekostiging toe te kennen, wanneer niet te verwachten is dat er verandering optreedt in de situatie van de leerling. Daarnaast biedt het ook de mogelijkheid om bekostiging te verstrekken voor een deel van het schooljaar indien te verwachten is dat de situatie van de leerling gedurende het schooljaar verandert. Van deze beleidsruimte wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt indien te verwachten is dat leerlingen binnen een bepaalde periode geleerd kan worden om zelfstandig naar school te reizen of om in bijzondere situaties ouders enkele maanden de tijd te geven om de begeleiding voor hun kind te organiseren. Deze bepaling biedt ook de mogelijkheid om de wijze en het tijdstip van de bekostiging te bepalen. In het algemeen vindt bekostiging op basis van openbaar vervoer (met begeleiding) plaats door een termijnbetaling die aan het eind van iedere maand plaatsvindt. In een enkel geval vindt geen betaling plaats maar wordt een abonnement verstrekt, bijvoorbeeld wanneer het vermoeden bestaat dat de ouders het geld aan andere zaken (dan de reiskosten voor het kind) zullen uitgeven. Indien blijkt dat het ontvangen termijnbedrag niet wordt besteed voor het betalen van de reiskosten voor het kind of indien een leerling langdurig van school verzuimt, wordt de ten onrechte genoten bekostiging teruggevorderd. Ook indien de situatie van het kind halverwege het schooljaar wijzigt en de ouders verzuimen om dit tijdig aan de gemeente door te geven, wordt de ten onrechte genoten bekostiging teruggevorderd (artikel 6). Artikel 5

In dit artikel zijn nadere bepalingen opgenomen omtrent de aanvraag van bekostiging van de vervoerskosten. De aanvraag kan op twee tijdstippen plaatsvinden:

1. Indien het betreft een aanvraag voor het nieuwe schooljaar, dient de aanvraag voor 1 mei voorafgaand aan dat nieuwe schooljaar ingediend te worden;

2. Indien het betreft een aanvraag gedurende het schooljaar, kan de aanvraag gedurende het schooljaar worden ingediend. De datum van 1 mei is gekozen omdat het van belang is om de afwikkeling van de aanvraagprocedure zoveel mogelijk voor de werkelijke aanvang van het schooljaar plaats te laten vinden. Dit is met name belangrijk indien een verklaring van de school of andere deskundigen benodigd is. De datum van 1 mei is geen uiterste indieningtermijn. Ook aanvragen die na 1 juni worden ontvangen, worden in behandeling genomen. Op grond van het derde lid kan het college, indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken. Bijvoorbeeld een medische verklaring of verklaring van een hulpverlenende instantie. In het vierde lid is bepaald dat het college binnen 8 weken een besluit neemt op de (volledige) aanvraag. Op grond van het vijfde lid kan het besluit met ten hoogste vier weken worden verdaagd. Indien deze termijnen worden overschreden kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen (Wet dwangsom en direct beroep bij niet tijdig beslissen). De bekostiging vindt niet plaats met terugwerkende kracht. Artikel 6

In dit artikel is bepaald dat de ouders verplicht zijn om wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de verstrekte bekostiging onverwijld schriftelijk mede moeten delen aan het college. Indien er sprake is van een wijziging die van invloed is op de verstrekte bekostiging, vervalt de aanspraak en vertrekt het college al dan niet opnieuw bekostiging van de vervoerskosten. In het vierde lid is bepaald dat het college ten onrechte genoten bekostiging van de ouders kan terugvorderen. Artikel 7

Dit artikel moet in samenhang met de artikelen 12 en 18 worden gelezen.

.

Artikel 8

Indien kan worden aangetoond dat een aanvrager voor leerlingenvervoer via een andere weg vergoeding ontvangt of kan ontvangen voor de kosten van het vervoer, mag die vergoeding afgetrokken worden van de bekostiging. Artikel 9

Dit artikel is een aanvulling op artikel 3. Artikel 10

In de WPO wordt aan de permanente commissie leerlingenvervoer de taak opgedragen om een besluit te nemen over de toelating van een leerlingen tot een speciale school voor basisonderwijs. Het college moet bij de beoordeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer dit besluit betrekken. Artikel 11

In dit artikel is het afstandscriterium neergelegd. Ouders komen pas in aanmerking voor bekostiging van een vervoersvoorziening indien de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan 6 kilometer bedraagt. In het tweede lid is bepaald dat het college, indien het van oordeel is dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, een fietsvergoeding kan verstrekken. Als uitgangspunt voor de aanspraak van ouders op bekostiging van de vervoerskosten geldt de bekostiging van de kosten van openbaar vervoer dan wel de kosten van het vervoer per fiets. Voor leerlingen die vanwege een handicap niet zelfstandig kunnen reizen is een aparte regeling opgenomen in de artikelen 26 en 27.

Artikel 12

Ouders kunnen op basis van dit artikel aanspraak maken op bekostiging ten behoeve van een begeleider indien de leerling jonger dan 9 jaar is en niet zelfstandig kan reizen. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dit niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Dit kan gevonden worden door bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of anderen in te schakelen. Artikel 13

Bekostiging op basis van aangepast vervoer kan (bij niet gehandicapte leerlingen) slechts bij uitzondering worden verstrekt indien:

- de reistijd met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; of

- openbaar vervoer ontbreekt, mits de leerling al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Voorbeeld: De enkele reistijd tussen de woning en de school bedraagt 100 minuten. Indien de reistijd met aangepast vervoer minder dan de helft (dus minder dan 50 minuten) bedraagt, kan in aanmerking worden gekomen voor bekostiging op basis van aangepast vervoer. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgesproken dat bij de reistijd vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit moet worden opgeteld. Artikel 14

Onder bekostiging van het eigen vervoer wordt verstaan: ouders die de leerling zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto, bromfiets, etc.) of een leerling die gebruik maakt van fietsvervoer. Of van bekostiging van eigen vervoer sprake is, is ter beoordeling aan het college. Een belangrijke maatstaf hierbij kan zijn dat dit vervoer voor de gemeente goedkoper is. Is taxivervoer goedkoper omdat er bijvoorbeeld voor de leerling nog plaats in de taxi aanwezig is, dan verleent het college geen toestemming voor bekostiging van eigen vervoer. Indien de leerling met openbaar vervoer kan reizen, bekostigt het college aan de ouders die de leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer. Indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van aangepast vervoer, dan wordt een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, bekostigd. Alleen de kilometers die de leerling aflegt worden vergoed. Indien de leerling naar het oordeel van het college gebruik kan maken van het vervoer per fiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling binnenland. Artikel 15

In dit artikel is het afstandscriterium neergelegd voor leerlingen die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoeken. Ouders komen slechts voor bekostiging van een vervoersvoorziening in aanmerking indien de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde school 6 kilometer bedraagt. Voor ouders van leerlingen die vanwege een handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen is een aparte regeling opgenomen in artikel 20. Artikel 16

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 17

In dit artikel is bepaald dat het college bij het niet of slechts gedeeltelijk toekennen van bekostiging van een vervoersvoorziening het advies van de commissie voor de begeleiding of andere deskundigen moet worden betrokken. Artikel 18

In dit artikel is bepaald dat bekostiging voor een begeleider kan worden verkregen indien aan het afstandscriterium in artikel 15 wordt voldaan en indien de leerling, gelet op zijn leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of fiets gebruik te maken. Artikel 19

Zie toelichting bij artikel 13. Artikel 20

In dit artikel zijn bepalingen neergelegd voor bekostiging van de vervoerskosten van leerlingen die vanwege een handicap niet zelfstandig kunnen reizen. In het eerste lid is bepaald dat aanspraak kan worden gemaakt op bekostiging op basis van de kosten openbaar vervoer met begeleiding indien de leerling vanwege een handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. In het tweede lid is bepaald dat bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer kan worden verkregen indien de leerling vanwege een handicap – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik kan maken. In het derde lid is bepaald dat in afwijking van het eerste lid aanspraak kan worden gemaakt op bekostiging op basis van aangepast vervoer indien de leerling vanwege een handicap niet zelfstandig kan reizen maar de begeleiding van de leerling door de ouders redelijkerwijs niet van de ouders kan worden verwacht. Hiervan kan sprake zijn indien de ouders de begeleiding van de leerling niet kunnen combineren met werk, studie, ziekte, andere kinderen in het gezin of andere omstandigheden. Daarnaast is vereist dat de begeleiding van de leerling een onaanvaardbare belasting voor de leerling en/of het gezin tot gevolg heeft In het vierde lid is bepaald dat de ouders aan moeten geven wanneer de leerling zelfstandig kan reizen en wat ze er aan (gaan) doen om het kind te leren zelfstandig te reizen. In het vijfde lid is bepaald dat het college voorwaarden aan de bekostiging kan verbinden. Hierbij kan worden gedacht aan het meewerken aan begeleiding of hulpverlening van het schoolmaatschappelijk werk, CJG, stichting MEE of andere hulpverlenende instantie. Indien in de verordening gesproken wordt van een handicap, wordt een structurele handicap bedoeld. Advies deskundigen

In het zesde lid is bepaald dat indien het college de gevraagde bekostiging niet of slechts gedeeltelijk toekent, het bij de beschikking het advies van een de commissie voor begeleiding of andere deskundige dient te betrekken. Dit is een uitwerking van het zorgvuldigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat bij de voorbereiding van een besluit het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Dit verplicht het college om zich een goed beeld te vormen van de situatie alvorens het een besluit neemt. Bij de afhandeling van een aanvraag leerlingenvervoer is de aanvrager gehouden de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Indien de aanvrager in gebreke blijft, gaat de onderzoeksplicht van het college niet zo ver dat het college alles in het werk moet stellen om zelf de gegevens te krijgen die eventueel kunnen leiden tot een inwilliging van het verzoek. Naast of in plaats van het advies van de commissie voor de begeleiding kan het college het advies van andere deskundigen bij het besluit betrekken, zoals Weer Samen Naar School, medische instelling of hulpverleningsinstantie. Artikel 21

Zie toelichting bij artikel 14.

Artikel 22

In dit artikel is bepaald dat het college desgewenst de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer bekostigt aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft. Geen bekostiging voor weekeinde- en vakantievervoer wordt verstrekt indien de leerling om medische of sociale redenen in een internaat of pleeggezin verblijft. Artikel 23

Dit artikel bepaalt welke bekostiging voor weekeinde- en vakantievervoer maximaal wordt verstrekt. Artikel 24

In dit artikel is neergelegd in welke gevallen ouders een eigen bijdrage moeten betalen. De hoogte van de eigen bijdrage is gekoppeld aan de kilometergrens. Dit komt er op neer dat de kosten van het openbaar vervoer over de eerste zes kilometer voor rekening van de ouders komen. Onder inkomen moet worden verstaan: het gecorrigeerd verzamelinkomen in het peiljaar. Als peiljaar moet worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd. Indien de aanvraag is ingediend door pleegouders worden de pleegouders aangemerkt als ‘ouders’ in de zin van de verordening. Het drempelbedrag geldt ook voor de pleegouders. Voogdij-instellingen kunnen ook als ‘ouder’ worden aangemerkt. Zij kunnen tevens een aanvraag indienen. Bij hen kan geen drempelbedrag worden vastgesteld omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben. Het drempelbedrag geldt voor ieder kind uit het gezin. Artikel 25

Artikel 4 in de WPO biedt gemeenten de mogelijkheid om van ouders wier kinderen een school voor basisonderwijs bezoeken en van wie de school tenminste 20 kilometer van de woning is verwijderd, een van de draagkracht afhankelijke bijdrage te vragen in de kosten van het vervoer. Deze inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven en geldt alleen voor het reguliere basisonderwijs. Artikel 26

In dit artikel is de aanspraak op bekostiging van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding geregeld voor leerlingen die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoeken en die vanwege een handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Voor deze leerlingen geldt geen afstandscriterium. Dit artikel is niet van toepassing voor ouders van leerlingen die vanwege de leeftijd niet zelfstandig kunnen reizen. Daarvoor geldt artikel 12. Advies deskundigen

In het tweede lid is bepaald dat indien het college de gevraagde bekostiging niet of slechts gedeeltelijk toekent, het bij de beschikking het advies van een de commissie voor begeleiding of het advies van een deskundige dient te betrekken. Dit is een uitwerking van het zorgvuldigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat bij de voorbereiding van een besluit het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Dit verplicht het college om zich een goed beeld te vormen van de situatie alvorens het een besluit neemt. Bij de afhandeling van een aanvraag leerlingenvervoer is de aanvrager gehouden de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Indien de aanvrager in gebreke blijft, gaat de onderzoeksplicht van het college niet zo ver dat het college alles in het werk moet stellen om zelf de gegevens te krijgen die eventueel kunnen leiden tot een inwilliging van het verzoek. Naast of in plaats van het advies van de commissie voor de begeleiding kan het college het advies van andere deskundigen bij het besluit betrekken, zoals Weer Samen Naar School, medische instelling of hulpverleningsinstantie. Artikel 27

De ouders van leerlingen die een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt en die vanwege een handicap – ook niet onder begeleiding – met het openbaar vervoer kunnen reizen, kunnen aanspraak maken op aangepast vervoer. Deze aanspraak bestaat ook indien de leerling niet zelfstandig maar wel met begeleiding kan reizen maar het openbaar vervoer ontbreekt of de reistijd met het openbaar vervoer anderhalf uur bedraagt en tot 50% of minder van de reistijd kan worden teruggebracht. Voor deze leerlingen geldt geen afstandscriterium. Advies deskundigen

In het derde lid is bepaald dat indien het college de gevraagde bekostiging niet of slechts gedeeltelijk toekent, het bij de beschikking het advies van een de commissie voor begeleiding of het advies van een deskundige dient te betrekken. Dit is een uitwerking van het zorgvuldigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat bij de voorbereiding van een besluit het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart. Dit verplicht het college om zich een goed beeld te vormen van de situatie alvorens het een besluit neemt. Bij de afhandeling van een aanvraag leerlingenvervoer is de aanvrager gehouden de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Indien de aanvrager in gebreke blijft, gaat de onderzoeksplicht van het college niet zo ver dat het college alles in het werk moet stellen om zelf de gegevens te krijgen die eventueel kunnen leiden tot een inwilliging van het verzoek. Naast of in plaats van het advies van de commissie voor de begeleiding kan het college het advies van andere deskundigen bij het besluit betrekken, zoals Weer Samen Naar School, medische instelling of hulpverleningsinstantie. Artikel 28

Zie toelichting bij artikel 14. Artikel 29

Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen, ten gunste van de ouders kan afwijken van de bepalingen in de verordening. Deze zogenaamde hardheidsclausules heeft tot doel onbillijkheden van overwegende aard, die zich ten aanzien van personen bij een strikte toepassing van de bepalingen zouden voordoen, weg te nemen. De toepassing ervan is niet aan enige beperking gebonden. Met alle feiten en omstandigheden kan rekening worden gehouden, zoals bijvoorbeeld medische, pedagogische en sociale factoren. Het moet wel altijd gaan om bijzondere gevallen waarin in de verordening niet is voorzien. Het niet kunnen begeleiden van een leerling vanwege werk, ziekte, studie of andere kinderen, zijn geen bijzondere omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Indien deze omstandigheden, in combinatie met de handicap van de leerling, tot een onaanvaardbare zware belasting voor het gezin leidt, kan in bepaalde gevallen wel sprake zijn van toepassing van de hardheidsclausule. Om precedentwerking te voorkomen moet de toepassing van de hardheidsclausule worden onderbouwd met op de specifieke, concrete situatie van de ouders van een leerling betrekking hebbende argumenten. Artikel 30

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 31

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 32.

Dit artikel behoeft geen toelichting.