Regeling vervallen per 17-02-2024

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Geldend van 13-06-2014 t/m 16-02-2024

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Besluiten vast te stellen de

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Paragraaf 1: Algemeen.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob);

    • b.

      de gemeente: de gemeente Vlaardingen;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen;

    • e.

      RIEC: het samenwerkingsverband Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

    • f.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteisbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • g.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • h.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • i.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • j.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen. Eveneens is dit van toepassing op het eigen onderzoek bij aanbestedingen en vastgoedtransacties.

  • 4.

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen.

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij aanvragen voor beschikkingen.

De toepassing van de wet door het bestuursorgaan vindt op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaats:

  • a.

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • b.

    artikel 3 Drank- & Horecawet;(drank& horecavergunning);

Paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- &Horecawet (zoals een buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen niet onder dit Bibob-beleid);

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen(speelautomatenvergunning);

    • c.

      artikel 2.34 van de Algemene Plaatselijke Verordening (horecaexploitatie- vergunning);

    • d.

      artikel 2.34 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning

      coffeeshop);

    • e.

      artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf);

    • f.

      Verordening Speelautomatenhal Vlaardingen (speelautomatenhal)

  • 2

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/ of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren:

  • a.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht ( omgevingsvergunning bouwactiviteit ).

    De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen, die als volgt gecategoriseerd worden:

    • Bouwactiviteiten in het havengebied en de bedrijventerreinen De Vergulde Hand en Groot Vettenoord (risico-gebieden);

    • Bouwactiviteiten t.b.v. de branches horeca, prostitutie, speelautomatenhal, coffeeshops en vuurwerkopslag- en verkooppunten, waarbij de aanneemsom € 25.000,-- en hoger bedraagt;

    • Bouwactiviteiten met een bouwsom van € 1.000.000,- (excl. BTW) en hoger.

Het eigen onderzoek zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • Overheidsinstanties;

  • Semi-overheidsinstanties;

  • Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van

Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe

verstrekte vergunning);

  • Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

  • b.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, ( omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).

    De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen, als omschreven in artikel 2 onder a en wordt alleen uitgevoerd als:

    • vanuit eigen informatie en/of

    • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij deaanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • c.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

    De Bibob-toets wordt alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:

    • vanuit eigen informatie en/of

    • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van

      de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij deaanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3van de wet.

  • d.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.27 van de Algemene Plaatselijke Verordening; (evenementenvergunning);

    De toepassing van het eigen onderzoek zal daarbij beperkt blijven tot de grootschalige en risicovolle evenementen, waarbij gevaarzetting te verwachten is.

  • 3

    Uitvoering van het eigen onderzoek vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:

    • a.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 30a Drank & Horecawet;

    • b.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- & Horecawet (paracommerciële instelling);

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1.

Naast de in artikel 2.1 lid 1 aangeduide gevallen, gaat het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikel 2.1 lid 2 genoemde beschikkingen ook over tot een eigen onderzoek, als:

  • vanuit eigen informatie en/of

  • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraagsprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Bovendien vindt het eigen onderzoek plaats als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kande wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generiek eigen onderzoek;

  • 3.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 4.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 5.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een eigen onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, verzoekt het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets.

Artikel 2.2a Onvoldoende medewerking aanleveren gegevens

  • 1. Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast.

  • 2. Bij volharding in de weigering beschouwt het bestuursorgaan de weigering als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning wordt als gevolg daarvan ingetrokken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1. Het bestuursorgaan past de wet toe met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleend subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening Vlaardingen.

  • 2. Het eigen onderzoek heeft alleen plaats als

    • 1.

      op basis van eigen ambtelijke informatie en/of

    • 2.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • 3.

      informatie verkregen vanuit het Om conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

    • 4.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het

      samenwerkingsverband RIEC er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen,

      dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 vande wet.

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente past de wet toe

    • a.

      met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1 onder h, waarbij de gemeente partij is;

    • b.

      als de vastgoedtransactie bestaat uit verhuur of huur van gebouwen, wordt de wet alleen toegepast, als er sprake is van een huurovereenkomst van één jaar of langer.

  • 2. Bij de start van onderhandelingen, stelt de gemeente de wederpartij ervan in kennis dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure; aan de wederpartij wordt daartoe een vragenlijst voorgelegd.

  • 3. Als de informatie verkregen uit de vragenlijst daartoe aanleiding geeft en in de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • b.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • c.

      substantieel financieel risico voor de gemeentevindt een eigen onderzoek plaats

  • 4. Het besluit tot uitvoering van een eigen onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • c.

      informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

    • d.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkings- verband RIEC.

  • 5. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst als er ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 wordt geconstateerd.

  • 6. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1. De gemeente past de wet ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet alleen toe bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Vlaardingen, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar moeten worden aanbesteed.

  • 2. Het eigen onderzoek zal bij openbare aanbestedingen als bedoeld onder lid 1 van dit artikel beperkt worden bij aanbestedingen bij Werk en Dienst/Levering vanaf de grens Meervoudig onderhands aanbesteden en hoger en vindt alleen plaats indien:

    • 1.

      op basis van eigen ambtelijke informatie en/of

    • 2.

      informatie verkregen van het Bureau en/of

    • 3.

      informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

    • 4.

      informatie verkregen vanuit een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC

    er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Eigen onderzoek

  • 1.

    In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, vult betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren in en levert deze aan bij het bestuursorgaan.

  • 2.

    Daarbij worden ook de documenten gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 3.

    De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 4.

    Als de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

  • 5.

    De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De gemeente zal altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

  • 6.

    Zijn de reguliere weigeringsgronden niet van toepassing, dan volgt een eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet. Dit onderzoek bestaat uit twee stappen.

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door betrokkene verstrekte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen);

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat betrokkene eerst in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen.

Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een bibob-advies aan te vragen.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 7.

    Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bestuursorgaan extra voorwaarden aan de beschikking verbinden. Deze voorwaarden zijn Bibob gerelateerd.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2. In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Dit geldt eveneens bij vastgoedtransacties en aanbestedingen.

    Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3. Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan/ de gemeente gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren dan wel de reeds verleende beschikking intrekken, als sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en indien bovendien de gevolgen van deze weigering of intrekking in verhouding staan met het door het besluit te dienen doelen.

  • 3. Indien het bestuursorgaan/ de gemeente voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 4. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 5. Het bestuursorgaan /de gemeente, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 5: Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie

  • 2. Op dat moment worden de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vlaardingen van 1 november 2005 ingetrokken.

Artikel 5.2. Citeertitel

Deze regels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vlaardingen ”.

Ondertekening

De burgemeester,
Drs. H.B. Eenhoorn
Het college van burgemeester en wethouders,
De secretaris, de burgemeester,
Ir. C. Kruyt drs. H.B. Eenhoorn
Aldus besloten in de vergadering van 26 mei 2014

Toelichting beleidsregels Wet Bibob Vlaardingen 2014

ALGEMEEN

1. Inleiding.

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2. De Wet Bibob algemeen.

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking(vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur(Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in Wet Bibob en Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 januari 2013 o.a. een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob.

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:

1.de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een

vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:

  • ·

    Artikel 7 Wet Bibob: een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf;

  • ·

    De artikelen 3 en 30a van de Drank & Horecawet;

  • ·

    Artikel 6 van de Opiumwet;

  • ·

    Artikel 3, eerste lid, van de marktverordening voor het wegvervoer, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;

  • ·

    Artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000;

  • ·

    Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • ·

    Artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet;

  • ·

    Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet ibob kan worden geweigerd;

  • ·

    Artikel 70l van de Woningwet;

  • ·

    Artikel 4.3, derde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet;

  • ·

    Artikel 9 van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche;

  • ·

    De artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.2.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken;

  • ·

    De artikelen 30b en 30h van de Wet op de kansspelen;

  • ·

    Artikel 3:1 van de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken

  • ·

    Artikel 14, eerste lid van de Wet strategische diensten;

  • ·

    De artikelen 7, eerste lid, 30 en 33 van de Huisvestingswet.

  • 2.

    de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een

    subsidie;

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:

  • 1.

    de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor

    zover het een overheidsopdracht betreft in de bij algemene maatregel van bestuur

    aangewezen sectoren;

  • 2.

    het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

DE WET BIBOB EN DE GEMEENTE

4. Toepassingsbereik Wet Bibob voor de gemeente

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • ·

    De beschikking ingevolge de artikel 3 en 30a van de Drank- & Horecawet:

  • -

    de drank-& horecavergunning

  • -

    aanhangsel drank-& horecavergunning

  • ·

    Vergunning ten behoeve van seksinrichtingen

  • ·

    Vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten

  • ·

    Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit Gemeentelijke Verordeningen.

  • ·

    Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:

  • -

    vergunningsplichtige inrichtingen binnen de sector afval

  • -

    omgevingsvergunning beperkte milieutoets(OBM)

  • ·

    Subsidies

Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:

  • 1.

    de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • 2.

    Het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

BELEIDSREGELS

1.Opzet beleidsregels

In de beleidsregels is een onderscheid gemaakt in de tweeledige positie, zoals hiervoor omschreven.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 gaat over het toepassingsbereik van de Wet Bibob bij aanvragen om een beschikking; artikel 2.2. handelt over het toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen.

In artikel 2.1, lid 1 zijn de beschikkingen opgenomen waarbij bij de genoemde aanvragen een Bibob-toets wordt uitgevoerd. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

  • 1.

    laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen voor de ondernemingen;

  • 2.

    grootschalig gebruik van z.g. cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor z.g. "witwaspraktijken";

  • 3.

    bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie-/plaatsgebonden zijn, waardoor het z.g. "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van zijn integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene maatwerk worden ontwikkeld als sprake is van een aanvraag voor een beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel ten aanzien van de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

In artikel 2.1, lid 2, onder a wordt de toepassing nader omschreven bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit. Uitgangspunt is daarbij geweest, dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden maar dat de toepassing beperkt is tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het betrokken bouwwerk op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste is ingegeven door branche- en omgevingskenmerken.

Voor alle beschikkingen (vergunningen en subsidies) in de artikelen 2.1, lid 2 en 2.1, lid 3 in deze paragraaf geldt, dat het toepassingsbereik is bepaald door lokale keuzes. Belangrijk is daarbij het wel of niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan.

Een toetsing aan de wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel kan de aanvrager van een beschikking te allen tijde zijn aanvraag intrekken.

In artikel 2.2 is aangegeven in welke gevallen het bestuursorgaan een bibob-onderzoek kan instellen bij reeds verleende beschikkingen. Indien uit het onderzoek of navraag bij Bureau Bibob blijkt dat sprake is van een ernstige mate van gevaar, kan het bestuursorgaan de verleende beschikking intrekken.

Bij intrekking van reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan, als aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector, zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen als een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten.

In artikel 3.2 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.

De wetgever heeft de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie(ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot Bibob-toets over te gaan maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen, waarbij de inzet gemotiveerd kan worden. Er is daarbij gekozen voor een eerste beperking tot de transacties waarvoor een openbare aanbesteding is voorgeschreven. In tegenstelling tot de procedures bij onderhandse aanbesteding betreft het hier veelal personen of ondernemingen die bij het bestuursorgaan minder bekend zijn.

Daarnaast is in de beleidsregels de mogelijkheid opgenomen om ook tot een Bibob-toets te kunnen overgaan als concrete informatie daartoe aanleiding biedt.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.

Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de

mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt. Op dat vlak is op 1 april 2013 de Aanbestedingswet 2013 in werking getreden. In deze wet is o.a. de invoering van een zogenaamde eigen integriteitsverklaring opgenomen. De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan

vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is.

Paragraaf 4 Eigen onderzoek

In artikel 4.1 van paragraaf 4 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, maakt het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik van alle

relevante gegevens uit zijn eigen informatiehuishouding. Ook zal het gebruik kunnen maken van de relevante informatie die voor hem beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.

De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Middels de wijziging van wetgeving, heeft het bestuursorgaan per 1 januari 2013 een ruimere inzagebevoegdheid in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem verkregen.

Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor hem een vergewisplicht op. In de wet is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor het bestuursorgaan, waarbij het, in geval van weigering dan wel intrekking, zijn besluit afdoende moet motiveren.

De rol van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum

De RIEC’s zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoekdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel of niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.