Regeling vervallen per 15-12-2015

Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Vlaardingen 2006

Geldend van 15-12-2015 t/m 14-12-2015

Intitulé

Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Vlaardingen 2006

Besluit van de gemeenteraad van Vlaardingen

 

De gemeenteraad van Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 mei 2006, R, nr. 31.1;

 

Gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Gezien het advies van de Marktcommissie van 27 februari 2006;

 

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt(en);

 

Besluit: vast te stellen de “Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Vlaardingen 2006”

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

b. college: het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen;

c. marktterrein: het openbare, voor het publiek toegankelijke gebied voor het uitoefenen van de markthandel, zoals is aangeven op de situatietekeningen, behorende bij het Instellingsbesluit warenmarkten;

d. marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college of ingeval van afwezigheid van de marktmeester: de persoon of personen, die door het college zijn aangewezen als plaatsvervanger van de marktmeester.

e. standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

f. vaste standplaats: de standplaats die voor de duur van twee jaar ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

g. dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

h. standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel.

i. standwerkerplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

j. vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

k. meeloperslijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

L anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats;

m. vervanger: degene die door een vergunninghouder als zodanig is aangewezen en de vergunninghouder tijdelijk mag vervangen.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

a. het aantal standplaatsen;

b. de afmetingen van de standplaatsen;

c. de opstelling en indeling van de markt;

d. welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkerplaats.

2. Het college kan voor de markt vaststellen:

a. een lijst met artikelengroepen of branches;

b. een maximum aantal standplaatsen per branche; c. een maximum aantal te plaatsen verkoopwagens/ markavans.

Artikel 3 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Paragraaf 2 Vergunningen

Artikel 5 Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 6 Vereisten

1. Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie en een legale verblijfsstatus heeft.

2. Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkerplaats. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, wordt een vaste plaats toegewezen in

overeenstemming met het branche-indelingsbesluit.

3. De vergunning wordt geweigerd wanneer bij de aanvraag van de vergunning blijkt dat sprake is van niet-naleving van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 7 Inhoud vaste standplaatsvergunning

Artikel 8 Inschrijving op de anciënniteitlijst

Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

Artikel 9 Inschrijving op de meeloperslijst

1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de meeloperslijst, indien hij voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

a. de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

b. de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

c. de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

d. de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

4. De inschrijving op de meeloperslijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 februari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 10 Doorhalen van inschrijving op meeloperslijst

1. De inschrijving op de meeloperslijst wordt doorgehaald:

a. indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 februari heeft verlengd;

b. op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene; c. bij overlijden van de ingeschrevene;

c. wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

d. indien niet meer aan de vereisten van artikel 6 wordt voldaan;

e. indien de ingeschrevene zich niet tenminste eenmaal per twee weken en tenminste tien maal per dertien weken bij de marktmeester aanmeldt om een dagplaats te verkrijgen; dit met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 en 19.

2. Het college kan ontheffing verlenen van de bepaling onder f aan een ingeschrevene op de meeloperslijst met bederfelijke waren als geen zekerheid kan worden geboden dat er een dagplaats op de markt beschikbaar is.

Artikel 11 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

1. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, wordt hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening gehouden.

2. Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

a. de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst;

b. degene die zich op de meeloperslijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst.

3. Een toewijzing van vaste standplaatsen vindt twee keer per jaar plaats met inachtneming van de food en non-food indeling, zoals door hét college is aangegeven conform artikel 2.

Artikel 12 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

1. In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1: 80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen.

3. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste of tweede lid, kan een medewerker van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de meeloperslijst. Bij notariële akte dient dan aangetoond te worden dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.

4. Een aanvraag tot overschrijving dient binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld, te worden ingediend.

5. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 13 Intrekking vaste standplaatsvergunning

1. Het college trekt een vaste standplaatsvergunning in:

a. op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder

b. bij beëindiging van het bedrijf, overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 12 de vergunning wordt overgeschreven.

2. Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 12 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 14 Toewijzing dagplaats

1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de meeloperslijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf vóór 8.45 uur aanmelden bij de marktmeester met dien verstande dat aan een branche die nog niet op de markt vertegenwoordigd is, in ieder geval een plaats wordt toegewezen.

Artikel 15 Toewijzing standwerkerplaats

1. Het college wijst een standwerkerplaats toe door middel van loting.

2. Het is een ingeschrevene op de meeloperslijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkerplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van degene die hem zal bijstaan.

4. Het college is bevoegd nadere regels te stellen voor standwerkers en standwerkerplaatsen.

Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 16 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

3. Een standwerker mag zich slechts doen bijstaan door degene die hij overeenkomstig artikel 15, derde lid, bij de marktmeester heeft aangemeld.

4. De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

5. Het is de vergunninghouder verboden zich, behoudens toestemming van de marktmeester, langer dan een uur van zijn standplaats te verwijderen.

Artikel 17 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen l8en 19.

Artikel 18 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de desbetreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 19 Ontheffing en vervanging

1. In geval van ziekte kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen. Deze ontheffing kan worden verleend voor een maximumtermijn van twee jaar.

2. In geval van vakantie kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen. Deze ontheffing kan worden verleend voor maximaal zes weken per kalenderjaar.

3. In geval van bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen.

4. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon. Bij ziekte kan de vergunninghouder maximaal twee jaar worden vervangen. Bij vakantie kan de vergunninghouder maximaal zes weken per kalenderjaar worden vervangen.

Artikel 20 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

Artikel 21 Tijdstip innemen standplaats/ aan- en afvoer goederen

1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan 2 uur voor aanvang en meer dan 1 ½ uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Hieronder wordt begrepen dat het niet is toegestaan voor sluitingstijd van de markt te beginnen met het leegmaken van de kraam en marktartikelen te verwijderen.

3. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting de standplaats tot sluitingstijd van de markt te blijven innemen.

4. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 8.30 uur heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt (tot uiterlijk 9.30 uur).

5. Als gevolg van bijzondere (weers)omstandigheden is de marktmeester bevoegd aanwijzingen te geven aan de vergunninghouder in het belang van de orde op de markt. De vergunninghouder is verplicht deze aanwijzingen op te volgen.

Artikel 22 Verboden

Het is de vergunninghouder verboden:

a. meer ruimte in te nemen dan hem is toegewezen;

b. de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

c. de doorgang in de wandelpaden op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

d. wijzigingen aan te brengen aan verlichtingen en andere voorzieningen van op het marktterrein geplaatste opstallen;

e. op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben, uit te stallen, ter verkoop aan te bieden of te verkopen dan die goederen of waren waarvoor vergunning is verleend;

Paragraaf 4 Overige maatregelen van orde

Artikel 23 Verzorging standplaats

De vergunninghouder is verplicht:

a. er zorg voor te dragen dat zijn standplaats, zulks ter beoordeling van de marktmeester, steeds een goed verzorgd aanzien biedt;

b. zijn kraam aan de voorzijde tussen het verkoopblad en de grond met zeilen af te schermen;

c. er zorg voor te dragen, dat tijdens de markt op en rondom zijn standplaats zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke wordt opgeruimd, zodat op en rondom zijn standplaats geen afval op straat ligt;

d. zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren alvorens hij het marktterrein verlaat en het afval, dat tijdens de marktdag is ontstaan, mee te nemen.

Artikel 24 Afvalbakken

De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend om op de standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, plaatst aan de voorzijde van de marktkraam, verkoopwagen of markavan voldoende afvalbakken en leegt deze wanneer deze vol zijn.

Artikel 25 Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur

1. Het is de vergunninghouder verboden verwarmingstoestellen of bak- en kookinstallaties te gebruiken.

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 26 Beeld- en geluidsapparatuur

1. Het is verboden op de standplaats gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid. Het is tevens verboden gebruik te maken van beeldschermen in combinatie met geluidsapparatuur.

2. Het aanwezig hebben van beeldschermen, radio’s, cd-spelers en overige geluidsapparatuur op de standplaats, voor een ander doel dan verkoop daarvan, is evenmin toegestaan.

3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden, onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 27 Elektriciteit

1. Het is de standplaatshouder verboden op zijn standplaats

a. gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting;

b. elektriciteit te betrekken van een ander dan degene die door het college voor het leveren daarvan is aangewezen of om zelf hierin te voorzien;

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hem te stellen voorwaarden.

Paragraaf 5 Straf-, Intrekking-, schorsing en uitsluitingsbepalingen

Artikel 28 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 29 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 13 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

b. zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

c. niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 22.9 van de Gemeentewet.

Artikel 30 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze of een persoon die hem bijstaat:

a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

b. zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

c. niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

d. niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 31 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

b. zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

c. niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats.

Artikel 32 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Overgangsbepalingen

1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening Vlaardingen 2000 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. De bestaande anciënniteit- en meeloperslijsten worden geacht anciënniteit- en wachtlijsten in de zin van deze verordening te zijn.

3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening Vlaardingen 2000 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 34 Intrekking oude regeling

De Marktverordening Vlaardingen 2000, vastgesteld op 22 maart 2000, wordt ingetrokken met ingang van inwerkingtreding van de Marktverordening Vlaardingen 2006.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van publicatie ervan in het Gemeenteblad.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Vlaardingen 2006.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 28 juni 2006.
De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

Algemene toelichting op de Marktverordening Vlaardingen 2006

 

Toelichting

Grondslag en belang verordening

 

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet). De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

 

Inhoud

Paragraaf 1 van de Marktverordening bevat algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Paragraaf 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening. De procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkerplaats wordt beschreven. In paragraaf 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Paragraaf 4 bevat de overige maatregelen van orde. In paragraaf 5 zijn de straf-, intrekking-, schorsing- en uitsluitingsbepalingen opgenomen. Tot slot zijn in paragraaf 6 overgangs- en slotbepalingen te vinden.

 

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Marktverordening Vlaardingen 2000

 

Besluit tot het instellen van een warenmarkt

In de onderhavige Marktverordening is het bepalen van de dag, tijd en plaats van de markt uit de Marktverordening verdwenen, aangezien het instellen van de markt sinds de dualisering van het gemeentebestuur thans aan het college is voorbehouden. Uiteraard blijven bij eventuele verzette marktdagen de regels van de Marktverordening onverkort van kracht.

 

Marktcommissie

De gemeente Vlaardingen kent een marktcommissie die het college adviseert in marktaangelegenheden. Per 7 maart 2002 is het gemeentebestuur gedualiseerd en sindsdien is het instellen van een dergelijke commissie een bevoegdheid van het college. Belangrijke vernieuwing in het gedualiseerde stelsel is dat elk bevoegd orgaan in de gemeente (raad, college en burgemeester) zelf zijn commissies instelt. De marktcommissie is een commissie die het college kan instellen op grond van artikel 84 van de Gemeentewet. In het vierde lid van artikel 84 van de Gemeentewet is bepaald dat de instelling van een commissie op dezelfde wijze moet worden bekendgemaakt als algemeen verbindende voorschriften. De samenstelling en werkwijze dient het college nader uit te werken.

 

In de Marktverordening Vlaardingen 2000 was bepaald dat het college een marktcommissie instelt die tot taak heeft het college te adviseren inzake marktaangelegen heden (artikel 1.4). Gezien het feit dat de bevoegdheid tot het instellen van een marktcommissie op grond van de Gemeentewet rechtstreeks wordt toegekend aan het college, vervalt de verordenende bevoegdheid van de raad op dit punt en komt het oude artikel 1.4 niet meer terug in de onderhavige verordening.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Ten opzichte van de oude verordening wordt in de nieuwe verordening de term “marktbeheerder” gebruikt in plaats van “marktmeester”, omdat deze terminologie beter aansluit bij de praktijk.

 

Artikel 2

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten.

 

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (huurkraam of eigen materiaal) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

 

Voor de vergunninghouders aan wie vergunning is verleend om op de standplaats eet- of drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, kan worden bepaald dat deze vergunninghouders worden geconcentreerd op een bepaalde plaats op het marktterrein wanneer dit in het belang van het schoonhouden van het marktterrein of in het belang van het milieu (bijvoorbeeld vermindering van geurhinder op een open terrein) noodzakelijk wordt geacht

 

Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal marktondernemers per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt staan. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

 

Het besluit tot vaststelling van het aantal standplaatsen op de markt, de opstelling, de indeling en de afmetingen is als algemeen verbindend voorschrift (avv) niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Het betreft hier niet een besluit waarin nader naar tijd, plaats of object de toepasselijkheid van in de verordening reeds besloten liggende normen worden bepaald, maar de vaststelling van zelfstandige normen.

 

De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. Het besluit tot vaststelling van de brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten. Het besluit van het college tot toevoeging van een artikelgroep of branche op de markt is ook aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift en niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

In het tweede lid is onder c is ten opzichte van de oude verordening een nieuwe bepaling opgenomen. Om de orde op de markt te waarborgen bestaat de mogelijkheid voor het handeldrijven met verkoopwagens of markavans afzonderlijke gedeelten van het marktterrein aan te wijzen.

 

Artikel 3 Nadere regels

Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen. Het college kan er ook voor kiezen beleidsregels in plaats van nadere regels vast te stellen. De raad is door de dualisering van het gemeentebestuur sinds 7 maart 2002 niet meer bevoegd om beleidsregels vast te stellen ten aanzien van collegebevoegdheden.

 

Beleidsregels versus nadere regels

 

Aangezien vaak onduidelijkheid bestaat over het verschil tussen beide soorten regels volgt hieronder een korte uiteenzetting van beleidsregels en nadere regels.

 

Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de gekregen bevoegdheden. Verder kan het college nadere regels stellen op grond van artikel 3 van de marktverordening. Voor alle duidelijkheid:

beleidsregels zijn algemene regels omtrent de toepassing van bevoegdheden (zie de definitie in artikel 1: 3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Beleidsregels kennen een inherente afwijkingsbevoegdheid in tegenstelling tot nadere regels. Op grond van artikel 4: 84 van de Awb dient een bestuursorgaan een uitzondering op een beleidsregel te maken indien bijzondere omstandigheden daartoe nopen. Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid van de beleidsregel genoemd. Hierdoor zijn beleidsregels flexibeler dan nadere regels (algemeen verbindende voorschriften). Immers van nadere regels is geen afwijking mogelijk tenzij uiteraard een afwijking al zelf in de nadere regel is opgenomen. Een voorbeeld van nadere regels is de door het college vast te stellen Regeling voor standwerkers en standwerkerplaatsen.

 

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de

(verkeers)veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de inleiding bij deze toelichting onder Grondslag en belang verordening. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties.

 

Artikel 5 Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

 

Artikel 6 Vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren of in te trekken op grond van artikel 13, want ook gedurende het uitoefenen van de markthandel, nadat de vergunning eenmaal is verleend, moet aan de verplichting worden blijven voldaan.

 

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

 

Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is een verificatieplicht voor bestuursorganen opgenomen met betrekking tot verblijfsdocumenten van vreemdelingen. Aanvragers die niet in het bezit zijn van een geldig verblijfsdocument komen niet in aanmerking voor een standplaatsvergunning. Desgevraagd dient bij een aanvraag van een vergunning een document te worden overgelegd waaruit rechtmatig verblijf blijkt.

 

Voorts is in artikel 6, derde lid, een weigeringsgrond opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat een juridische grondslag ontbreekt een vergunning te weigeren, maar dat er vervolgens, na verlening van de vergunning, wel onmiddellijk tot intrekking ervan kan worden overgegaan. Als voorbeeld kan worden genoemd: een aanvraag van een vergunning, terwijl op dat moment al vast staat dat de aanvrager de Warenwet overtreedt.

 

Artikel 7 Inhoud vaste standplaatsvergunning

In het eerste lid, onder a, is expliciet opgenomen dat de vergunning naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder.

 

Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

 

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder d, worden in de bijlage bij de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken. Het is mogelijk beleidsregels vast te stellen ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen.

Artikel 7, tweede lid, bepaalt dat er een middel ter identificatie bij de vergunning wordt verstrekt, In verband hiermee kan de vergunning houder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie; de ene op de vergunning en de ander voor het archief.

 

Artikel 8 Inschrijving op de anciënniteitlijst

De lijst is van belang in verband met de in artikel 11 opgenomen mogelijkheid om te zijner tijd in aanmerking te komen voor een betere plaats op de markt.

 

Artikel 9 Inschrijving op de meeloperslijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De meeloperslijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen standplaats kan worden toegewezen. Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt.

 

Op grond van het vierde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 februari van elk jaar te zijn gedaan.

 

Om verlenging te vergemakkelijken kan het college voorzien in een standaardverlengingsformulier. Voor elke inschrijving op de meeloperslijst en elke verlenging daarvan kunnen leges worden geheven. Zodoende worden de kosten van het instandhouden van de meeloperslijst niet door de standplaatshouders gedragen.

 

 

Artikel 10 Doorhalen van inschrijving op meeloperslijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de meeloperslijst dient te worden gehaald.

 

Artikel 11 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de meeloperslijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen.

De volgorde van inschrijving op de meeloperslijst van deze personen is hierbij bepalend.

Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden. Bij de toewijzing van vaste standplaatsen dient rekening gehouden te worden met de food en non-food indeling van de betreffende markt.

 

Artikel 12 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1 :80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partner recht heeft op de (oorspronkelijke) vaste standplaats van de vergunninghouder.

 

Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt hetgeen niet de oorspronkelijke vaste standplaats van de vergunninghouder hoeft te zijn. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.

 

Zijn er geen opvolgende kinderen die aan de voorwaarden voldoen, dan bestaat de mogelijkheid dat de medewerker die aan de in het derde lid gestelde eisen voldoet een vaste standplaats op de markt

 

toekomt. Deze mogelijkheid is op verzoek van de CVAH al in de eerdere marktverordening opgenomen. Uiteraard dienen bovengenoemde opvolgers van de vergunninghouder, te voldoen aan de in artikel 6 gestelde (publiekrechtelijke) eisen. In het vijfde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

 

Artikel 13 Intrekking vaste stand plaatsvergunning

Tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (“kan” dat wil zeggen “niet verplicht”) genoemd ten aanzien van de vergunning.

Bij dagplaatsen en standwerkerplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkerplaatsen zal eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 31. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 12.

 

Artikel 14 Toewijzing dagplaatsen

Ten opzichte van de oude verordening is aan het tweede lid de bepaling toegevoegd dat indien een branche die nog niet op de markt is vertegenwoordigd, deze nieuwe branche in ieder geval een plaats wordt toegewezen. De rangorde van het plaatskiezen uit de beschikbare standplaatsen wordt bepaald door de plaats op de meeloperslijst. Degene met de nieuwe branche, die in ieder geval een dagplaats krijgt toegewezen, heeft dus geen voorrang bij het plaatskiezen uit de beschikbare standplaatsen. Bovenstaande is een vastlegging van de bestaande praktijk.

 

Artikel 15 Toewijzing standwerkerplaats

Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkerplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.

 

Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek. Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste standplaatsen toe te wijzen.

 

Op grond van het derde lid is het college bevoegd nadere regels te stellen voor standwerkers en standwerkerplaatsen.

 

Artikel 16 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

In artikel 16 is bepaald dat de vergunninghouder verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 6 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen.

 

De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid, In het vierde lid van artikel 16 is in verband met de in de artikelen 29 en 30 vervatte verboden, thans een normstelling opgenomen namelijk dat zowel de vergunninghouder als degene die hem bijstaan zich niet schuldig mogen maken aan wangedrag of bedrog.

 

Artikel 17 Aantal keren innemen vaste standplaats

De plicht om de standplaats het minimum aantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om continuïteit in de bezetting te waarborgen.

 

Artikel 18 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

 

Het is wel noodzakelijk de marktbeheerder van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Een verplichting van de vergunninghouder om een geneeskundige verklaring te overleggen is niet meer in de marktverordening opgenomen omdat KNMG-artsenfederatie (beroepsorganisatie voor artsen) haar leden ontraadt die informatievoorziening over hun patiënten te verstrekken. De artsenfederatie hanteert het standpunt dat van de behandelende arts (die een bijzondere vertrouwensrelatie heeft met zijn patiënt) niet verwacht mag worden dat deze een onbevooroordeeld advies uitbrengt. Voorts is de VNG van mening dat met steeds opnieuw zijnde regelgeving (zoals o.a. de wijziging van de sociale wetgeving, de Wet bescherming persoonsgegevens) het middel hiertoe in het neutrale moet blijven. Overigens is er geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan. Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD of Arbodienst te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.

 

Artikel 19 Ontheffing en vervanging

Door de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders wordt aanbevolen de ontheffing aan een maximum van twee jaar te binden voor wat betreft ziekte. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk.

Het college kan beleidsregels opstellen ten aanzien van de uitleg van het begrip “bijzondere omstandigheden”.

 

Artikel 20 Legitimatie vergunninghouder

Behoeft geen toelichting.

 

Artikel 21 Tijdstip innemen standplaats! aan- en afvoer goederen

Wanneer een gemeente een Wegsleepverordening heeft vastgesteld en het marktterrein heeft aangewezen als weg waar voertuigen kunnen worden weggesleept, dan kunnen ten onrechte geparkeerde auto’s op basis van de Wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening worden weggesleept (lex specialis). Wanneer een gemeente niet beschikt over een Wegsleepverordening en het parkeren van voertuigen op het marktterrein wel strafbaar is gesteld in de Marktverordening, dan kan het betreffende voertuig met toepassing van “normale” bestuursdwang worden verwijderd.

 

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, voor de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.

 

Op grond van het vierde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats voor een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven.

 

In het vijfde lid is een nieuwe bepaling opgenomen. De marktbeheerder is in geval van bijzondere (weers)omstandigheden bevoegd aanwijzingen te geven in het belang van de orde op de markt.

 

Artikel 22 Verboden

Dit artikel is noodzakelijk voor een ordelijk verloop van de markt. Onder c wordt bijvoorbeeld verstaan het plaatsen van reclameborden in de nabijheid van de marktkraam in het wandelpad.

 

Artikel 23 Verzorging standplaats

Ten behoeve van de aantrekkelijkheid van de markt is het gewenst dat de markt een nette en overzichtelijke aanblik heeft. In artikel 23, onder b, is bepaald dat de kraam daarom aan de voorzijde onder het verkoopblad dient te zijn afgesloten, zodat waren of goederen die mogelijk onder het verkoopblad of achter de kraam zijn opgeslagen, niet voor het publiek zichtbaar zijn. Daarnaast wordt deze eis vanuit hygiënisch oogpunt gesteld. Door de afgesloten voorzijde wordt voorkomen dat afval onder de kramen terechtkomt, waar vaak waren liggen opgeslagen. Deze bepaling was middels een uitvoeringsbesluit op grond van de Marktverordening Vlaardingen 2000 met ingang van 1 februari 2004 reeds van kracht en is in deze verordening opgenomen onder het artikel verzorging standplaats.

 

Met de bepaling van artikel 23, onder d, dat na afloop van de markt de vergunninghouder verantwoordelijk is voor het afval op en nabij de standplaats van de vergunninghouder wordt voorkomen dat afval op straat blijft liggen. Van belang is dat het door de vergunninghouder verzamelde afval ook daadwerkelijk legaal wordt afgevoerd en bijvoorbeeld niet in de gemeentelijke containers in de binnenstad verdwijnt, waarvoor de inwoners van de binnenstad afvalstoffenheffing betalen.

 

Het in de oude verordening onder artikel 3.12, tweede lid, opgenomen bepaling dat het de vergunninghouder verboden is marktafval te deponeren in de voor huishoudelijk afval bestemde inzamelingsmiddelen (blokcontainers) is niet meer opgenomen. Het onderwerp Afvalstoffen is namelijk geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. Bovendien is in artikel 23, onder d, opgenomen dat de vergunninghouder het afval, dat tijdens de marktdag is ontstaan, aan het einde van de marktdag moet meenemen.

 

Artikel 24 Afvalbakken

Voorkomen dient te worden dat afval op straat wordt gegooid.

 

Artikel 25 Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur

Voor de veiligheid en voor het voorkomen en beperken van overlast, zijn in beginsel geen toestellen voor koken, bakken en verwarmen geoorloofd.

 

Artikel 26 Beeld- en geluidsapparatuur

Het artikel is opgenomen ter voorkoming en beperking van geluidsoverlast.

 

Artikel 27 Elektriciteit

Deze bepaling is opgenomen uit veiligheidsoverwegingen.

 

Artikel 28 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 28 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 28 tot en met 30, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

 

Artikel 29 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In artikel 29 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede “onverminderd artikel 13” is toegevoegd om aan te geven dat ook de intrekking op grond van artikel 13 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken.

 

Onderdeel c gaat ervan uit dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt, zo blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze intrekkings- of schorsingsgrond mag echter niet lichtvaardig worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) “wanbetalers”. Deze uitspraak strekt zich echter slechts uit tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.

 

Overigens kan het niet betalen van het marktgeld door de persoon die de vergunninghouder bijstaat, geen grond voor intrekking of schorsing zijn, aangezien deze persoon niet belastingplichtige is.

Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie Rechtbank Amsterdam 17 februari 1994, JB (1994) 58, inzake intrekken zonder horen ex artikel 4:8 Awb.

 

Artikel 30 Uitsluiting dag plaatshouder of standwerker

In artikel 29 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 31) ook een vergunning houder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

 

In dit artikel 30 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats. In tegenstelling tot de vorige verordening is niet meer de beperking van een periode van twee jaar opgenomen, omdat deze beperking niet zinvol is. In de beschikking tot uitsluiting moet immers worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen. Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 29, onderdeel c.

 

Artikel 31 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 31 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

 

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 31 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Hiermee kunnen “verkapte stille kramers” worden aangepakt.

 

Artikel 32 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

 

Het ligt voor de hand de marktbeheerder als toezichthouder aan te wijzen.

 

Door toevoeging van de marktbeheerder is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren. Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers, in artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, is onder meer bepaald dat met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voorzover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Zij dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid te voldoen en te zijn beëdigd door de procureur- generaal.

 

Artikel 33 Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering “besluiten” van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande meeloperslijsten en anciënniteitslijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.

 

Artikel 34 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

 

Artikel 35 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van publicatie ervan in het Gemeenteblad.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 28 juni 2006.

 

De griffier,          De voorzitter,