Nota monumenten

Geldend van 09-03-2006 t/m heden

Intitulé

Nota Monumenten

Inleiding

Voor u ligt de Nota Monumenten van de gemeente Vlaardingen. Er is alle reden toe om lokaal monumentenbeleid als een serieuze gemeentelijke taak op te vatten. De Markt en directe omgeving en het daaraan grenzende havengebied geven de centrumbezoekers van binnen en (ver) buiten de gemeente direct inzicht in een rijk cultureel verleden. En dat rijke verleden is soms niet eens zo ver weg: van de huidige ca.55 rijksmonumenten stamt maar liefst circa de helft uit het industriële tijdperk van rond de vorige eeuwwisseling. Naast al deze rijksmonumenten zijn er 17 gemeentelijke monumenten. De be-scherming van deze objecten staat niet op zich, maar is stevig ge-fundeerd op de gemeentelijke verordeningen inzake monumenten en (restauratie)subsidies. Reden genoeg om een aantal specifieke as-pecten van lokaal monumentenbeleid op een rij te zetten.

De nota bestaat daarom uit twee delen, het beleidsmatige deel A en een deel B dat per wijk of buurt de cultuurhistorische achtergrond duidt. Deel A kent hierdoor een informatief karakter. U kunt bijvoorbeeld als monumenteigenaar of als geïnteresseerde in cultuurhistorie de betrokken regelgeving of subsidiemogelijkheden erop naslaan. Monumentenbeleid in Vlaardingen krijgt hiermee de samenhang die het, gezien de niet geringe geschiedenis van onze stad, toekomt. In de beschrijvingen van deel B zult u deze waardevolle historie zeker op-merken. Deze informatie zal bijvoorbeeld ook worden gebruikt als input bij het wijzigen en opstellen van bestemmingsplannen.

Een nota dus niet voor in de kast maar vooral om mee te werken! Met deze nota zal de betrokkenheid en de bekendheid met de gemeentelijke monumentenzorg zeker worden vergroot.

Deel A

Hoofdstuk Historie en monumenten in vogelvlucht

Vlaardingen heeft ten opzichte van de meeste andere Hollandse steden een lange geschiedenis. De geschiedenis is te verdelen in enkele perioden en elke periode heeft sporen nagelaten. Wanneer die sporen herkenbaar zijn, vormen zij een tastbare herinnering aan het verleden. Zo vormen zij “monumenten” [Monument, van Lat. monére, doen herinneren] in de ware betekenis van het woord.

De eerste bewoning in dit gebied dateert uit 5000 en 4000 jaar geleden. De kreken en de Maasmond vormden een aantrekkelijk vestigingsgebied. Deze nederzettingen zijn als archeologische vindplaatsen bewaard gebleven.

Pas rond 700 na Chr. wordt de bewoning permanent. Vanaf dat moment is er sprake van een min of meer continue bewoning van Vlaardingen. De stad krijgt al snel een handelskarakter en valt in de smaak bij de graven van Holland. Mogelijk vestigden zij hier hun Grafelijk Hof aan de Markt.

Van deze oudste periode zijn geen zichtbare herinneringen overge-bleven. Alle restanten bevinden zich onder de grond als archeologische waarden.

De periode daarna (de late Middeleeuwen) worden gekenmerkt door ontginning en ontwatering. De polders ontstaan, met enkele oude bewoningsplekken met boerderijen als ontginningsbases. Ook de afwatering via de Vlaardingse Vaart krijgt zijn vorm. Het water wordt ingeperkt door dijken en kaden. Hiermee is de structuur van de stad en het Ambacht bepaald. Tastbare herinneringen aan deze periode zijn vooral te zien in de historisch-geografische structuren. De boerderijen –vaak op woonheuvels gebouwd- zijn te beschouwen als de opvolgers van deze eerste ontginningsboerderijen.

In de 17de eeuw ontwikkelt Vlaardingen zich vooral tot een welvarende vissers- en handelsstad, omringd door buitenplaatsen. Het oude centrum herbergt nog vele panden uit deze bloeiperiode. Van de buitenplaatsen zijn alleen nog restanten.

In de 19de eeuw krijgt Vlaardingen met de opkomst van de industrialisatie nieuwe impulsen. De Koningin Wilhelminahaven, de restanten van de nieuwe nutsvoorzieningen en het industrieel erfgoed zijn er de resultaten van. Het zijn niet alleen de monumenten die aan deze periode herinneren, maar ook de structuur van de 19de eeuwse stad toont deze ontwikkeling. Het gaat dan met name om de Oostwijk en de aangren-zende gebieden.

Na 1900 groeit de stad gestaag. In het gebied van de voormalige gemeente Vlaardinger Ambacht komen steeds meer nieuwe wijken. Elke wijk ademt de tijdgeest uit de periode van het ontwerp, en heeft zo een eigen karakter. Enkele naoorlogse wijken zijn toonbeelden van stedenbouwkundige visie en kregen nationale en internationale aandacht. Met name dergelijke wijken en objecten van naoorlogse bouwkunst worden meer en meer gewaardeerd. In dergelijke wijken liggen kansen voor Vlaardingen om tastbare herinneringen en mo-numenten te zoeken die deze periode weerspiegelen.

Hoofdstuk Doel van monumentenbeleid

Waarom Monumentenbeleid

Vele eeuwen hebben bijgedragen aan het karakter van Vlaardingen. Zij hebben daarmee in belangrijke mate de eigen identiteit van de gemeen-te bepaald. Binnen het grote geheel van het hedendaagse Vlaardingen speelt de oude kern met zijn historische kwaliteit op diverse manieren een belangrijke rol. Door de, in vergelijking tot andere Zuid-Hollandse gemeenten, hoge ouderdom is de historie zo belangrijk, dat de stad vol is van verhalen die deels door elkaar lopen.

De oude kern bepaalt voor veel inwoners de waardering voor hun stad. Daarom komen de zorg en het geld die door de overheid en door particulieren aan de ‘gezondheidszorg’ van het stadshart worden besteed ten goede aan de hele gemeente.

De historie houdt overigens niet op bij de grenzen van de oude kern. Het grotere stadsgebied is het resultaat van ontwikkelingen, opvattingen en beslissingen uit het verleden. De wijken buiten de oude kern dragen het stempel van de tijd waarin ze zijn ontstaan. Het karakter werd mede bepaald door de sociale omstandigheden en door de visie op bouwen en wonen in die tijd. Voor de historische kwaliteit van de stad is het van belang dat er een continuïteit van de kenmerkende uitingen van die vroegere opvattingen bewaard blijft. Dit vraagt om een voortdurende (her)interpretatie van de historische waarden.

De historische kenmerken van de stad oefenen aantrekkingskracht uit op bewoners en gebruikers zoals toeristen en bewoners uit de streek/regio. Vooral de belangstelling voor cultuurhistorisch toerisme neemt sterk toe door demografische ontwikkelingen. Hierbij moet men denken aan de toenemende vergrijzing en oudere bevolking met een hoog opleidings- en inkomensniveau.

Het plezier waarmee mensen in Vlaardingen vertoeven, vervult een rol in de economie van de stad, wat uiteindelijk de hele gemeenschap ten goede komt. Daarnaast is ook de positieve invloed die een karak-teristieke historische stad op het vestigings- en investeringsklimaat uitoefent een economische factor van niet te onderschatten betekenis.

De gemeente heeft een belangrijke – maar niet de enige – verant-woordelijkheid voor het goed beheren van de kwaliteiten die Vlaar-dingen aan zijn historische waarde ontleent. Een grote rol is weggelegd voor eigenaren van waardevolle objecten, waaronder beschermde monumenten. Zonder een betrokken eigenaar is er geen effectief monumentenbeleid mogelijk. De gemeente moet de voorwaarden en een gunstig klimaat scheppen waarin ieder kan bijdragen aan dit beheer. Het gaat om een vorm van kwaliteitszorg in de hele gemeente. Deze zorg kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteiten die Vlaardingen heeft, zowel aan haar eigen inwoners en ‘gebruikers’ als aan anderen. Voor het goed beheren van deze, in een groeiproces van vele eeuwen tot stand gekomen kwaliteiten is continuïteit van essentieel belang, willen we ook in de toekomst daarvan de vruchten kunnen (laten) plukken. Het zou een slechte zaak zijn om deze continuïteit te doorbreken. De rekening daarvoor zal later zowel in financiële zin als in de vorm van een onherstelbaar waardeverlies, gepresenteerd worden. Ruimtelijke kwaliteit

Monumenten dragen onmiskenbaar bij aan de kwaliteit van de ge-bouwde omgeving, oftewel aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit en de duurzaamheid van de monumenten wordt mede bepaald door: - De gebruikswaarde

- De belevingswaarde

- De toekomstwaarde

- De samenhang

- De gaafheid

- De diversiteit in vorm en categorie. Door te spreken over de ruimtelijke kwaliteit wordt een object of een complex in relatie gebracht met zijn omgeving. Daarmee wordt het ook nodig om na te denken over de beleidsinstrumenten die beschikbaar zijn om deze ruimtelijke kwaliteit te bevorderen. Monumentenzorg is één van die instrumenten, naast onder meer ruimtelijke ordening, architectuurbeleid, welstandstoezicht en de inrichting van de stedelijke ruimte.

Deze brede benadering is een aantal jaren geleden geïntroduceerd, en is in Vlaardingen in ontwikkeling.

De monumentenwet, en de daaruit voortvloeiende regelingen zijn geënt op een objectgerichte en individualistische benadering. De bescherming en instandhouding van individuele objecten zal ook in de toekomst van belang zijn, want zonder delen is er geen geheel. Een verdere verbetering in de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit wordt daarnaast eveneens wenselijk geacht.

De basis van de zorg voor de ruimtelijke ontwikkeling ligt in de wet- en regelgeving. Immers, zonder een wettelijk kader is er ook geen effectieve bescherming en sturing mogelijk. De wetgeving op het gebied van de kwaliteit van de ruimte is over een aantal wetten versnipperd: - De wet op de Stads- en dorpsvernieuwing

- De monumentenwet 1988

- De wet op de ruimtelijke ordening

- De woningwet Elk van deze wetten behandelt een specifiek onderdeel van de kwali-teitszorg, zonder dat er veel dwarsverbanden worden gelegd. Door de steeds verder gaande decentralisatie heeft de gemeente de mo-gelijkheid om verschillende beleidsterreinen te integreren.

Het Centrum wordt beschouwd als een consolidatiegebied. Dat wil zeggen dat het ruimtelijk beleid gericht is op de handhaving van de bestaande structuur, en wellicht het herstellen waar die structuur in de zestiger en zeventiger jaren is aangetast.

Maar ook buiten het centrum is in de loop van de laatste anderhalve eeuw een structuur ontstaan met een historisch karakter die belangrijk is. De benadering van de ontwikkeling vanuit historisch perspectief kan worden aangeduid als het beschermen van de structuren. Dit houdt in het aangeven van kaders en het scheppen van randvoorwaarden waarbinnen ontwikkeling mogelijk is, zonder dat de monumentale waarde van het gebied of van de objecten wordt aangetast.

Met name de beleving van de openbare ruimte is een essentieel onder-deel van de ruimtelijke kwaliteit. Voor de openbare ruimte gaat het om de eenheid. De gebruiker ervaart vooral de samenhang (of het gebrek aan samenhang) tussen ruimte, gebruik en verkeer.

Een vergelijkbaar verhaal geldt evenzeer voor de buitengebieden. Hier is het de historisch geografische structuur die zorgt voor het karakter en de verscheidenheid in het landschap. De bebouwing voegt zich op een logische wijze naar het landschap. Ook hier is het de structuur en de continuïteit die de kwaliteit bepalen. In het landelijk gebied zal ook de integratie van de beleidsterreinen van belang zijn.

Hoofdstuk De middelen voor monumentenbeleid

Ruimtelijke ontwikkelingen worden in deel B uitgebreid behandeld.

Hieronder zal een aantal instrumenten worden geschetst die de mo-gelijkheid bieden om op structuurniveau de ruimtelijke kwaliteit te sturen en te bewaken: - Het provinciaal toetsingskader, bestaande uit streekplan, Nota Planbeoordeling en Cultuurhistorische Hoofdstructuur;

- Het gemeentelijke bestemmingsplan;

- Door het rijk aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten;

- Door de gemeente aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten Het doel is de verschillende monumentale categorieën adequaat te belichten en zo mogelijk te beschermen. Te denken valt hierbij aan objecten, structuren en specifieke elementen zoals archeologische waarden en zelfs roerende objecten. Provinciaal toetsingskader

De provincie geeft richtlijnen aan gemeenten over bijvoorbeeld de inrichting van bestemmingsplannen. De provincie stelt zich over het algemeen terughoudend op. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. De provincie heeft een controlerende functie en beziet of deze plannen wel of niet overeenkomen met het provinciaal beleid. Het toetsingskader voor gemeentelijke plannen wordt gevormd door het streekplan en de Nota Planbeoordeling (NP). In beide documenten wordt gebruik gemaakt van, en verwezen naar de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. De achtergrond van de CHS en de inhoud voor Vlaardingen, komt aan de orde in deel B bij de inventarisaties. Afwijking van het toetsingskader kan betekenen dat de provinciale goedkeuring voor een bestemmingsplan of een bestemmingsplanwijziging niet zal worden gegeven.

In de NP 2002 is veel ruimte ingeruimd voor cultuurhistorie, en het behoud van natuur en landschap. Hierbij speelt de cultuurhistorische waarde van de panden, en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol. Ook de vrije windvang van traditionele molens en het behoud van archeologische waarden wordt geregeld. De NP is recent vervangen door de nota ‘Regels voor Ruimte’. Hierin worden dezelfde zaken geregeld, echter meer geconcentreerd op hoofdlijnen. In deze nieuwe NP wordt ingespeeld op de tendens om steeds minder gedetailleerde regelgeving op te leggen aan gemeenten. Het loslaten van deze regelgeving betekent dat de provinciale “wakende functie” vermindert. Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument van de lokale overheid op het gebied van de ruimtelijke ordening. In het bestem-mingsplan worden bestemmingen en waar nodig voorschriften gegeven over het gebruik van de grond en opstallen.

Het bestemmingsplan wordt door de gemeente vastgesteld en door de provincie getoetst. Eén van de toetsingscriteria is de mate waarin het bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden voldoende beschermt. Hierbij wordt de CHS als leidraad gebruikt.

Het bestemmingsplan wordt door de gemeente vastgesteld en heeft een bindende werking voor zowel de overheid als de burger. De be-langrijkste onderdelen van een bestemmingsplan zijn de plankaart en de bestemmingsvoorschriften. Op de plankaart worden de verschillende bestemmingen aangeduid. De bestemmingsvoorschriften geven aan wat de bestemmingen inhouden en wat er wel en niet mag. Op deze manier kan de overheid ruimtelijke activiteiten sturen. Het opstellen van een bestemmingsplan is niet eenvoudig, en vergt veel tijd.

Bij het maken van een bestemmingsplan doet zich het dilemma voor dat de actuele situatie moet worden vastgelegd waarbij tevens voor de toe-komst voldoende ‘speelruimte’ dient over te blijven. Met andere woorden, het spanningsveld tussen een globaal bestemmingsplan en een gedetailleerd bestemmingsplan. Een conserverend bestem-mingsplan legt veel vast: volumes, goot- en nokhoogten, rooilijnen etc. Dit geeft in principe bescherming aan de structuur van een wijk. In de praktijk gaan dergelijke bestemmingsplannen vaak samen met een ruimhartig vrijstellingenbeleid, waardoor veel afwijkingen mogelijk worden gemaakt.

Over het algemeen zijn de nieuwere bestemmingsplannen meer ont-wikkelingsgericht dan de oude bestemmingsplannen. Ontwik-kelingsgericht wil zeggen flexibeler, eenvoudiger en toegankelijker waardoor de bruikbaarheid van deze plannen beter wordt. Het maken van flexibeler plannen heeft als nadeel dat de overheid invloed kwijt raakt, omdat de burger vrijer is in het ontplooien van ruimtelijke acti-viteiten.

De komende jaren worden bestemmingsplannen voor de gemeente Vlaardingen opgesteld of herzien. Hierbij zal onder andere ook gebruikt worden gemaakt van de karakteristieken uit deze nota. De nota is hiermee een van de beleidsinstrumenten die beschikbaar zijn om de ruimtelijke kwaliteit van Vlaardingen te bevorderen. Door het rijk aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten

Stads- en dorpsgezichten zijn groepen van onroerende zaken die van al-gemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhis-torische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Het beschermd stads- en dorpsgezicht is de belangrijkste beschermingsvorm van de ruimtelijke kwaliteit voor: - een structuur;

- een aantal objecten in relatie tot de omgeving. De Monumentenwet 1988 geeft de mogelijkheid aan de rijksoverheid (de minister van VROM samen met de staatssecretaris van OC&W) om stads- en dorpsgezichten te beschermen. Het verzoek hiertoe gaat uit van de staatssecretaris van OC&W. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) bereidt het besluit voor. Er is overleg met de betreffende gemeente- en provinciebesturen, de Rijksplanologische Dienst en de Raad voor de Cultuur. Het besluit moet worden gepu-bliceerd in de Staatscourant.

Het gevolg van de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht is, dat de gemeente een ruimtelijke toekomstvisie voor het gebied moet ontwikkelen, waarbij de karakteristieke structuur en cultuurhistorische waarden belangrijk worden meegewogen. De rijksoverheid schrijft niet voor hoe die toekomstvisie moet zijn. Deze kan variëren van reconstru-erend via behoudend tot dynamisch. Bij het opstellen van deze visie zullen de geschiedenis van het gebied (historische geografie of stedenbouwkundige ontwikkeling) en de actuele kwaliteiten een rol moe-ten spelen. Uiteindelijk zal die visie vorm krijgen, en de gemeenteraad zal een bestemmingsplan met een beschermend karakter moeten vast-stellen voor dit gebied. Tijdens de bestemmingsplanprocedure heeft een ieder de mogelijkheid tot het geven van zijn zienswijze en tot inspreken en eventueel bezwaar en beroep. De feitelijke bescherming van het stads- en dorpsgezicht wordt dus ontleend aan het beschermende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan wijkt op enkele punten af van het gewone bestemmingsplan: - op formeel en procedureel gebied geldt dat het bestemmingsplan nadrukkelijk als doel moet hebben het beschermen van het gezicht, en dat er bij de totstandkoming aanvullende eisen zijn in de vorm van het horen van de Raad voor de Cultuur en GS;

- op inhoudelijk gebied is er een verschil in gedetailleerdheid tussen een gewoon en een beschermend bestemmingsplan. Er is een gedetailleerde kaart en er zijn strenge bestemmingsvoorschriften. Die kunnen de vorm van de gebouwde en de onbebouwde ruimte vastleggen door het stellen van eisen aan de rooilijnen, nokrichting, nokhoogte, dakvorm, breedte van het perceel, de bijgebouwen, de dakkapellen, en het profiel van straten en pleinen, beplanting, straatmeubilair etc.;

- Voor de eigenaar van een rijksmonument maakt het niet uit of zijn pand wel of niet in een beschermd stads- en dorpsgezicht is gelegen. Hij heeft bij elke verbouwing naast een gewone bouw-vergunning een monumentenvergunning nodig. De eigenaar van een pand zonder monumentale status in het beschermde stads- en dorpsgezicht zal ervaren dat bij de aanvraag van een bouw-vergunning de bouwplannen ook worden getoetst op de instand-houding van de monumentale waarde van het gezicht als geheel. Er is dus geen sprake van individuele bescherming van het pand, wel van bescherming van het grotere verband;

- Voor bouwactiviteiten in een door het rijk beschermd stads- en dorpsgezicht in de periode dat het beschermende bestemmingsplan nog niet gereed is, geldt een speciale regeling. In een beschermd stads- en dorpsgezicht is het slopen van een pand alleen toegestaan met een sloopvergunning, afgegeven door het college van Burgemeester en Wethouders. Voor kleine bouwactiviteiten in een beschermd stads- en dorpsgezicht die elders vergunningvrij zijn, geldt de lichte bouwvergunning. Voor kleine bouwactiviteiten die elders licht vergunningplichtig zijn, geldt de reguliere bouwvergunningsprocedure. Er zijn meer dan 300 door het Rijk beschermde gezichten in Nederland.

De RDMZ heeft de formele procedure voor de aanwijzing van een door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezicht in de gemeente Vlaardingen nog niet gestart. Wel is een groot deel van de Vlaardingse kern door de provincie Zuid-Holland voorgedragen om als zodanig te worden aangewezen met het verzoek om de gemeente een eerste oordeel over deze voordracht te geven. Over de inhoud en omvang van de aanwijzing vindt nog overleg plaats tussen de gemeente en RDMZ alvorens de gemeente een advies over de voordracht zal uitbrengen. Doel van de aanwijzing is een aantal wijken te behouden die de ontwikkeling van de stad door de eeuwen heen goed weergeven. Het zal nog enkele jaren kosten voordat de gemeente met het Rijk hier invulling aan zal kunnen geven. De prioriteit ligt de komende zes jaar (2005-2012) bij het actualiseren van de bestemmingsplannen. De Cultuurhistorische structuurkaart

Er zijn verscheidene mogelijkheden om de structuur van een gebied te behouden. Het is niet voor elk gebied noodzakelijk om een beschermd stads- en dorpsgezicht aan te wijzen, of vele gemeentelijke monumenten te selecteren en aan te wijzen. Overbescherming of dubbele bescherming moet worden voorkomen. De bestaande CHS en de inventarisatie van diverse wijken, zoals beide weergegeven in deel B zijn een aanzet. Deze informatie zal moeten worden verwerkt op een cultuurhistorische structuurkaart en een cultuurhistorische waardenkaart. De schaal van deze kaart moet passen bij de schaal van het gebied.

De gemeente Vlaardingen heeft daarmee een de beschikking over een sturingsinstrument bij de beoordeling voor planontwikkeling. Hierdoor zullen de cultuurhistorische elementen bij planontwikkeling een onder-deel van het besluitvormingsproces worden.

Cultuurhistorische verkenningen en – effectrapportages (CHER)

De CHER bepaalt het effect van ruimtelijke ingrepen op de cultuur-historie. Bij een CHER vindt een uitgebreide inventarisatie plaats van alle cultuurhistorische objecten, zowel archeologisch, landschappelijk als bouwkundig. Op grond van deze inventarisatie wordt een complete beschrijving gemaakt van alle aanwezige cultuurhistorische waarden in een plangebied. De CHER geeft daarna randvoorwaarden hoe deze waarden bij de uitvoering van de plannen kunnen worden ontzien, instandgehouden, versterkt of zorgvuldig ingepast. De gemeente zal alleen in bijzondere gevallen opdracht geven tot het laten opstellen van een CHER. Voorbeeld van een cultuurhistorische structuurkaart Voorbeeld van een cultuurhistorische structuurkaart: de CHS van de provincie Zuid-Holland. Op deze kaart zijn alle archeologische waarden, landschappelijke waarden (lijnen en vlakken) en stedenbouwkundige waarden gecombineerd weergegeven. Eveneens vermeld zijn molenbiotopen, eendenkooien.

Beknopte legenda:

Rood: waarde zeer hoog

Oranje: waarde hoog

Geel: waarde redelijk hoog

Overige gebieden hebben een basiswaarde.

Paragraaf Bescherming van cultuurhistorische objecten

Inleiding

Nadat in het vorige hoofdstuk de structuren zijn besproken, staan in dit hoofdstuk de objecten centraal. In deel B is een overzicht gegeven van alle door het rijk aangewezen rijksmonumenten en de door de gemeente aangewezen gemeentelijke monumenten. In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe de gemeente Vlaardingen deze monumenten beschermt en of deze bescherming uitgebreid of verbeterd moet worden. Om monumenten te beschermen bestaan zowel juridische als financiële instrumenten. Deze instrumenten worden door zowel het rijk als door de gemeente verstrekt.

De gemeenten vervullen een rol op het gebied van rijksmonumenten omdat vele taken zijn gedecentraliseerd van rijk naar gemeente. Daarnaast hebben de gemeenten ook een grote eigen verantwoordelijkheid op het gebied van het behoud van het erfgoed. Dit kan door het behoud van erfgoed te integreren in de bestemmingsplannen en door het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Het gemeentelijk monumentenbeleid heeft dus zowel betrekking op rijksmonumenten als op gemeentelijke monumenten. Afhankelijk van de aard en de ambitie van de gemeente zal het lokale monu­menten­beleid een grotere of minder grote rol spelen. Deze rol kan actief of passief worden ingevuld, maar het is niet mogelijk dat een ge­meente in Nederland ‘niets’ aan monumenten doet. Actuele beschermingsniveaus

Rijksmonumenten

Als we ons verdiepen in de bescherming van rijksmo­nu­men­ten is een definitie van het begrip monument op zijn plaats. Zie voor deze definitie artikel 1 van de Monumen­tenwet (1988): - alle vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde za­ken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoon­heid, hun be­tekenis voor de wetenschap of hun cul­tuurhistori­sche waarde;

- terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aan­wezige zaken . Kortom, het gaat om waardevolle zaken die min­stens vijf­tig jaar oud zijn en van algemeen belang geacht wor­den. Op grond van de definitie kunnen ook archeologisch waardevolle gebieden als rijksmonument worden beschermd.

Al­leen objecten die zijn ingeschreven in het ‘mo­numen­ten­register’ van de Rijksdienst voor de Mo­numenten­zorg (RDMZ) vallen onder de bescherming van de Monumen­ten­wet 1988. Deze lijst is geautomatiseerd en openbaar, en wordt de Ob­jec­ten­data­bank (ODB) genoemd. Of een pand als monument staat ingeschreven, is ook vermeld in de gegevens van het kadaster. Als iemand een pand koopt dat op de rijks­monumentenlijst staat, staat dat in de eigendomsakte.

In de ODB staan alle rele­van­te gege­vens ver­meld: adres, ka­das­trale ge­gevens, oorspronkelijke functie van het monu­ment (woon­huis, kerk etc.) en de ‘redenge­vende om­schrij­ving’. In deze om­schrijving staat wat de cul­tuurhisto­rische redenen zijn ge­weest om het pand in het regis­ter op te nemen. In de prak­tijk blijkt dat deze om­schrijvingen vaak onvol­le­dig of gebrek­kig zijn. In geval van restauraties of subsidieaanvragen worden de om­schrijvingen wel eens aange­past. Bij de RDMZ loopt nu een project om de gegevens van ob­jec­ten van vóór 1850 te ­ac­tua­li­seren.

In Nederland zijn ca. 50.000 be­scherm­de rijks­mo­nu­men­ten aanwezig. Deze rijksmonumenten zijn onder te ver­delen in categorieën zoals woonhuizen (33.000), boer­de­rijen (6.500), kerken (3.700), mo­lens (1.200), open­bare gebou­wen zoals stadhuizen (1.400), ver­dedigings­werken (800) en kastelen (900) en archeologische monumen­ten (1400). De oorspronkelijke functie bepaalt de categorie. In de periode 1999-2004 zijn ruim 12.000 monu­men­ten uit de periode 1850-1940 aan de lijst toegevoegd. Deze aanwijzing was het gevolg van de MIP inventarisatie van jongere bouwkunst. Op grond van het leeftijdscriterium van vijftig jaar, komen nu ook objecten en complexen uit de voor Vlaardingen belangrijke periode met naoorlogse bouwkunst in aanmerking voor de aanwijzing tot rijksmonument. Het rijk heeft echter recent besloten tot het instellen van een moratorium voor de aanwijzing van rijksmonumenten. Voordat er nieuwe rijksmonumenten kunnen worden aangewezen dienen eerst de selectiecriteria voor rijksmonumenten opnieuw te worden vastgesteld.

De gemeente Vlaardingen heeft thans 56 rijksmonumenten. Voor een overzicht, zie deel B. Gemeentelijke monumenten

Op grond van de Monumentenverordening Vlaardingen 2000 heeft het college de bevoegdheid om gemeentelijke monumenten aan te wijzen. In deze verordening is ook de aanwijzingsprocedure geregeld. Het college van B&W kan gemeentelijke monumenten aanwijzen, al dan niet op verzoek van een belanghebbende. De subcommissie Monumenten van de geïntegreerde Welstand- en monumenten commissie (kort: monumentencommissie) dient over de aanwijzing te adviseren.

In de Monumentenverordening worden geen concrete selectiecriteria aangegeven waaraan gemeentelijke monumenten dienen te voldoen. Over gemeentelijke monumenten wordt, evenals bij rijksmonumenten, slechts gesteld dat het moet gaan om: - Een zaak van algemeen belang vanwege schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

- Een terrein dat van algemeen belang is vanwege de daar aanwezige zaak zoals hiervoor genoemd. In tegenstelling tot de rijksmonumenten geldt voor gemeentelijke monumenten niet het leeftijdscriterium van vijftig jaar. Dat betekent dat de gemeente dus ook jongere monumenten mag aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument. De monumenten zijn niet beperkt tot onroerende objecten. Ook een roerend (b.v. een varend monument) kan als gemeentelijk monument worden aangewezen.

In de periode 2000-2004 zijn 17 gemeentelijke monumenten aangewezen, waarvan twee terreinen als gemeentelijk archeologisch monument. Zie het Overzicht monumenten in de gemeente Vlaardingen.

De huidige gemeentelijke monumentenlijst is samengesteld uit een selectie van de panden uit de MIP inventarisatie. Vanuit de MIP inventarisatie zijn allereerst een aantal panden geselecteerd als rijksmonument. Enkele panden die toen onvoldoende waardevol bleken, zijn gemeentelijk monument geworden. Ook een aantal oudere monumenten en archeologische monumenten zijn opgenomen.

Van de aangewezen panden zijn beschrijvingen beschikbaar. De beschrijvingen zijn gebaseerd op veldwerk, en zijn voorzien van een deugdelijke motiveringsregel. Een adequate beschrijving is vereist volgens de monumentenverordening en is noodzakelijk voor het beoordelen van bouwplannen. Alleen zo is bekend is waarom een pand tot monument is gemaakt.

In Vlaardingen kunnen rijksmonumenten niet de status van gemeentelijk monument krijgen. Als een gemeentelijk monument wordt aangewezen als rijksmonument, wordt dit monument afgevoerd van de lijst met beschermde gemeentelijke monumenten.

In de Monumentenverordening Vlaardingen 2000 zijn artikelen opgenomen die de ‘voorbescherming’ van een, door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen, pand regelt. Zo kan sloop tijdens de aanwijzingsprocedure worden voorkomen.

Deel B geeft een overzicht van objecten in de gemeente Vaardingen die naar de huidige inzichten als waardevol worden beschouwd. Dit betreft een quick-scan. Burgemeester en wethouders bepalen uitein­de­lijk welke panden gemeentelijk monument worden en wel­ke niet.

Paragraaf Juridisch en financieel instrumentarium

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 regelt voor rijksmonumenten en stads- en dorpsgezichten de aanwijzing en waarborgt het behoud door te eisen dat veranderingen (ook sloop en restauraties) worden gekoppeld aan een speciale monumentenvergunning. Dit geld zowel voor gebouwde monumenten als voor archeologische monumenten of terreinen zoals historische tuinen en parken. Het zwaartepunt ligt echter op de bescherming van de individuele rijksmonumenten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gemeenten met en gemeenten zonder een monumentenverordening en een monumentencommissie. Vlaardingen heeft beide en is daarom een ‘bevoegde’ gemeente. Op grond van de Monumentenwet 1988 heeft het college van B&W daarom bevoegdheden tot: - het verlenen van monumenten­ver­gun­nin­gen;

- het verlenen van bouwvergunningen/sloopvergunnin­gen, in sommige gevallen ook van rijksmonumenten;

- het berekenen van subsidiabele kosten van een res­taura­tieplan;

- het uitvoeren van behoefteramingen, dus het in­venta­riseren van de res­tauratiebehoefte van rijks­monumenten;

- het begeleiden van restauraties, in de vorm van het voeren van toezicht en handhaving op de verleende monumentenver­gunningen. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft in het vergunningtraject een adviserende rol. Deze rol moet overigens niet onderschat worden. Ook het college van GS heeft een adviserende rol in het vergunningtraject, voor zover het gaat om monumenten buiten de bebouwde kom.

Bij de aanwijzing van rijksmonumenten ligt het initiatief in de regel bij een belanghebbende die daartoe een verzoek kan indienen. Het rijk heeft de verantwoording voor de uitvoering van de procedure en neemt het uiteindelijke besluit tot het al dan niet aanwijzen van een rijksmonument. Hier heeft de gemeenteraad een adviserende rol. Slechts in uitzonderlijke gevallen neemt het rijk zelf het initiatief. Op dit moment is de staatssecretaris voor Cultuur en Media zich aan het herbezinnen over het toekomstige selectie- en aanwijzingsbeleid van rijksmonumenten en geldt op dit moment een aanwijzingsstop.

Door decentralisatie zijn er veel verantwoordelijkheden op monumentengebied bij de gemeenten neergelegd. Deze tendens zet zich door. Op toekomstige ontwikkelingen wordt verderop ingegaan. De gemeentelijke monumentenverordening

Het gemeentelijk monumentenbeleid is vastgelegd in de Monumentenverordening Vlaardingen 2000. De bevoegdheden op monumentengebied van het college, en de monumentencommissie danken hun rechtsgeldigheid aan deze verordening.

De monumentenverordening is breed opgezet en regelt de aanwijzing van en de vergunningverlening bij: - Gemeentelijke monumenten

- Archeologische monumenten

- Archeologische meldingsgebieden

- Stads- en dorpsgezichten De verordening legt ook enkele zaken vast voor de vergunningverlening bij rijksmonumenten. Er is eveneens een artikel over schadevergoeding. Daarnaast is ook de samenstelling en de taak van de monumentencommissie geregeld.

Ten opzichte van andere gemeenten is de verordening van de gemeente Vlaardingen opvallend compleet, met name omdat ook de omgang met archeologie en de stads- en dorpsgezichten zijn vastgelegd. De verordening heeft, in tegenstelling tot de verordeningen die op het VNG model zijn gebaseerd ook een passage over de ‘voorbescherming’. Hierdoor is een monument waarvoor de aanwijzingsprocedure loopt, gevrijwaard van sloopdreiging gedurende de periode van de procedure.

De monumentenverordening zal binnen afzienbare termijn worden aangepast aan de actualiteit (Woningwet en dualisme) en het VNG model voor een monumentenverordening.

Gemeentelijke monumentencommissie

De monumentencommissie moet het college van B&W adviseren over zaken die van belang zijn uit oogpunt van monumentenzorg. Op grond van de Monumentenwet 1988 is een dergelijke commissie verplicht om als gemeente monumentenvergunningen te mogen verlenen. De commissie is ingesteld op grond van de Monumentenverordening 2000 en samengesteld uit (restauratie)architecten en in voorkomende gevallen archeologen. De commissie mag gevraagd en ongevraagd adviseren. De commissie bestaat uit tenminste drie leden. De benoeming heeft de raad gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. Bij de samenstelling van de leden is geregeld dat rekening moet worden gehouden met hun deskundigheid.

In de verordening is ook de wijze van adviseren en de daarbij behorende termijnen geregeld.

Op grond van jurisprudentie gebaseerd op de Monumentenwet 1988 worden eveneens eisen gesteld aan de monumentencommissie. Deze eisen beperken zich tot ‘onafhankelijkheid’ en ‘deskundigheid’. Met onafhankelijkheid wordt bedoeld onafhankelijkheid van de gemeentelijke organisatie en politieke onafhankelijkheid.

In Vlaardingen functioneert de monumentencommissie als subcommissie van de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie. De taken van de commissie zijn hoofdzakelijk het op verzoek van B&W adviseren over gevraagde monumentenvergunningen aan rijks- en gemeentelijke monumenten. Daarnaast heeft de commissie een adviserende taak bij het aanwijzen en het afvoeren van gemeentelijke, archeologische en rijksmonumenten, en het verstrekken van gemeentelijke subsidies.

Bij de monumentencommissie valt het volgende op: - Na de invoering van het dualisme is het niet meer logisch dat de raad een commissie instelt, of de leden benoemt van een commissie, die tot taak heeft om het college te adviseren. Ook op dit punt zal de Monumentenverordening 2000 worden aangepast.

- De monumentenverordening stelt dat de commissie binnen acht weken na een adviesvraag moet adviseren. Gezien de termijnen die gesteld zijn in de vernieuwde woningwet is deze periode voor licht vergunningplichtige bouwplannen te lang.

- Door de keus voor een geïntegreerde welstands- en monumentencommissie met twee subcommissies is er een structureel raakvlak gecreëerd. Dit verkleint de kans op tegenstrijdige adviezen van de welstandscommissie en de monumentencommissie aan het college.

De procedure tot verlening van monumentenvergunningen wordt in de bijlage in stroomschema’s weergegeven. Financieel instrumentarium

Om de eigenaar van een monument te ondersteunen bij de instandhouding van monumenten te zijn er door rijk, provincie en gemeente diverse regelingen in het leven geroepen. Elk van deze regelingen kent een speciale doelgroep. Hieronder worden zij in het kort genoemd. In de bijlage wordt op elke regeling dieper ingegaan Tabel 1 Communicatie

De communicatie met de burgers vindt plaats volgens de vastgestelde procedures tot bijvoorbeeld verlening van monumentenvergunningen en subsidies. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de reguliere communicatiekanalen, zoals Groot Vlaardingen en de internetsite. Ook zal per (her)-ontwikkelingsproject gecommuniceerd worden over de mogelijke belangen van monumentenzorg.

Deel B

Hoofdstuk Inventarisaties/onderzoeken

Paragraaf Rijksmonumenten

De geschiedenis van overheidswege begint in het midden van de 19e eeuw. Door de industriële revolutie veran­dert Ne­der­land van een agrarische samenleving in een land van industrialisa­tie en ur­bani­satie. De steden trekken dan veel nieuwe inwoners aan en barsten -bijna letter­lijk- uit hun voegen. Stadsmuren en stadspoor­ten worden ge­sloopt, wallen geslecht en grachten ge­dempt. Wat in de weg staat moet wijken. Na een aarzelende en incidentele start wordt uiteindelijk vanaf 1903 en 1933 van rijkswege een inven­tarisa­tie uitgevoerd naar te beschermen mo­numenten van vijftig jaar en ouder. In de praktijk komt dat neer op de monu­menten van vóór 1850. Door de eco­nomische crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog komt er van monu­mentenzorg niet veel te­recht. Pas in 1961 ­wordt de eer­ste Monumentenwet aangenomen. Na de vaststelling van deze Monumentenwet wordt een landelijke inventarisatie uitgevoerd, die ongeveer 10 jaar duurde. Monumenten in spé worden vooral beoordeeld op hun schoonheid van de gevels. Er zijn meer dan voldoende gebouwen uit de periode voor 1850 te vinden. De aangemerkte objecten dienen van nationaal belang te zijn om als monument aangemerkt te worden. Tot voor kort dateren de opgenomen gebouwen uit de periode voor 1850. Hierin is verandering gekomen met de inventarisatie, selectie en aanwijzing van monumenten uit de periode 1850-1940 die onlangs is afgerond (MIP-inventarisatie). Zie hier voor de onderstaande toelichting.

Paragraaf Gemeentelijke monumenten

Vele gemeenten willen het lokale monumentenbeleid vorm­geven en het opstellen van een gemeentelijke monumenten­lijst speelt daarin een grote rol. Op deze wijze kan de gemeente aangeven welke objecten van lokaal monumentaal belang zijn. Voordat tot de opstelling van een gemeentelijke monumen­ten­lijst kan wor­den over­gegaan is het nodig om een over­zicht te hebben van de waardevolle bebouwing. Vooraf worden diverse onderzoeken gedaan: - literatuuronderzoek;

- onderzoek van bestaande inventarisatielijsten;

- veldwerk, waarbij het inventarisatiegebied fotogra­fisch wordt vastgelegd;

- archiefonderzoek, naar bouwjaar, architect en be­stemming van interessante objecten. Deze quick-scan voorziet reeds in de eerste drie punten van dit voorbereidende werk. De interessante panden die volgen uit deze inventarisatie worden bouwtech­nisch be­schreven. Vast­gelegd wordt: - de omschrijving van het pand, ongeveer op dezelfde manier als in het M.I.P.;

- eventueel de bouwtechnische staat;

- cultuurhistorische waardering met motivatie. Deze gegevens kunnen worden opgenomen in een register, een mooi monumentenboekje en/of een database.

Paragraaf M.I.P.

De eerste rijksmonumenten dateren alle van voor 1850. Inmid­dels zijn er vele panden van na 1850 die tenminste vijftig jaar oud zijn en die door zeldzaamheid, gaaf­heid, ken­merkendheid of representatie van een bouwstijl het be­hou­den waard zijn. Om deze achterstand in te halen werd in 1986 het Monu­men­ten In­ventarisatie Project (MIP) ­ge­start.

Doel van dit MIP was om voor de periode 1850 - 1940 voor heel Neder­land: - overzicht te krijgen in jongere bouwkunst en stedenbouw;

- kennis en waardering te bevorderen voor stads- en dorps­gezich­ten en monumenten;

- materiaal te verzamelen wat kan dienen als informa­tiebron voor publicaties over architectuurhistorie, bouwhisto­rie, histori­sche geografie en industriële archeologie;

- bouwstenen te verzamelen voor rijk, provincies en gemeen­ten ­zodat hiermee be­leid ontwikkeld kan worden op het ge­bied van ruimtelijke ordening, planologie, stadsont­wikke­ling en mo­nu­mentenzorg;

- informatie te verzamelen voor rijk, provincie en ge­meenten ­die kan die­nen voor de ver­dere selectie en registratie en be­scherming van monumenten en stads- en dorps­gezichten. De MIP-inventarisatie is opgestart vanuit het rijk, en de coördina­tie en de uitvoering was gedelegeerd aan de pro­vincies en de vier grootste steden. Uiteindelijk is deze inventarisatie per gemeente uitgevoerd en zijn er totaal 165.000 objecten beschreven. In Zuid-Holland is voor het MIP gekozen voor het tijdvak 1800-1945. In Vlaardingen ging het om ca. 600 objecten. Het Monumenten Selectie Project (MSP) was het vervolg op de MIP en bedoeld om een se­lec­tie te maken uit de MIP-inventarisatie. De geselecteerde objecten zijn toegevoegd aan de rijks­monumentenlijst.

Ook het MSP is een samenwerking tussen rijk (RDMZ), provincies en gemeenten. In deze procedure werd een op grond van uni­for­me en cen­trale richt­lij­nen een ‘indicatieve lijst’ (IL) samengesteld. Op basis van de IL maakte de provincie een selectie. De gemeenteraad maakte een inhoudelijke afweging en een be­langenafweging op basis van deze IL. De objecten op deze potentiële lijst van rijksmonumenten zijn door de staatssecretaris van OC&W als mo­nu­ment aan­ge­we­zen. Na aanwijzing volgde de Mo­nu­men­ten Registratie Pro­cedure (MRP). Uiteindelijk zijn via de MRP ruim 10.000 objecten daadwerkelijk als rijksmo­numenten aangemerkt. Dat is 6,5% van de ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­MIP-inven­tarisatie. In 2000 is het MSP af­gerond. De MRP is inmiddels ook geheel afgerond. In Vlaardingen zijn op deze wijze objecten toegevoegd aan de lijst van beschermde rijksmonumenten Een ‘MIP-monu­ment’ is dus geen beschermd monument. Wel wordt de MIP-lijst ge­bruikt om hieruit te putten voor rijks-, provin­ciale en ge­meente­lijke monumenten. In bestem­mingsplan­nen kunnen de MIP-objecten opgenomen worden als beeld­be­pa­len­de pan­den. Deze panden ontlenen hun status niet aan de MIP-ver­mel­ding, maar aan het ver­volg dat aan de MIP-lijst kan worden gegeven.

Paragraaf Inventarisatie Vooroorlogse- en naoorlogse bouwkunst Rivierzone Vlaardingen

Deze inventarisatie, waarvoor door de gemeente Vlaardingen in 2001opdracht is gegeven, omvat de vooroorlogse en naoorlogse bouwkunst in de gemeente Vlaardingen in het gebied ruwweg tussen de spoorlijn en de kade van de Nieuwe Waterweg. De inventarisatie, uitgevoerd door drs. K.Z. Messchaert, architectuurhistorica te Amsterdam, is tot stand gekomen op basis van veldwerk, archief- en literatuuronderzoek. In deze inventarisatie zijn totaal 35 objecten opgenomen, die geselecteerd zijn aan de hand van de “Handleiding Selectie en Registratie Jongere Stedebouw en Bouwkunst” van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1991. De rapportage is zeer gedetailleerd en geeft van elk in de rapportage opgenomen panden een beschrijving en waardering met foto’s en tekeningen, afkomstig uit het Stadsarchief of het Bouw- en Woningtoezichtarchief Vlaardingen. Tevens in een overzichtskaart bijgevoegd, waarin de locatie van de onderzochte panden staat aangegeven.

Paragraaf Inventarisatie Buitenhaven en Kon. Wilhelminahaven

Deze inventarisatie, waarvoor door de gemeente Vlaardingen in 2002 opdracht is gegeven, omvat de vooroorlogse en naoorlogse bouwkunst in de gemeente Vlaardingen, specifiek in twee havengebieden, ruwweg gelegen tussen de spoorlijn en de kade van de Nieuwe Waterweg. De havengebieden zijn de Buitenhaven (1896) en de Kon. Wilhelminahaven (1904). Deze inventarisatie is een vervolgopdracht, die uitgevoerd is door drs. K.Z. Messchaert, architectuurhistorica te Amsterdam. De inventarisatie is tot stand gekomen op basis van veldwerk, archief- en literatuuronderzoek. In deze inventarisatie zijn totaal 57 objecten opgenomen, die geselecteerd zijn aan de hand van de “Handleiding Selectie en Registratie Jongere Stedebouw en Bouwkunst” van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1991. De rapportage is zeer gedetailleerd en geeft van elk in de rapportage opgenomen panden een beschrijving en waardering met foto’s en tekeningen, afkomstig uit het Stadsarchief of het Bouw- en Woningtoezichtarchief Vlaardingen. Daarnaast is een inleiding gewijd aan het ontstaan van beide havengebieden. Tevens in een overzichtskaart bijgevoegd, waarin de locatie van de onderzochte panden staat aangegeven.

Paragraaf Inventarisatie Wederopbouw

Deze rapportage omvat de inventarisatie van gebouwen en structuren uit de periode 1945-1965 in Vlaardingen. De inventarisatie is uitgevoerd in 2001 op initiatief van A.J. van Bommel en R.R. Wijk, destijds leden van de Vlaardingse monumentencommissie. Alle relevante uitingen van de naoorlogse bouwkunst in zowel de bestaande stad als de uitbreidingswijken van Vlaardingen zijn opgenomen. Deze rapportage bevat naast een korte beschrijving met foto’s een inleiding over het na-oorlogse Vlaardingse stedenbouwkundige beleid en de rol van wethouder T. de Bruijn met zijn architect W. van Tijen. De na-oorlogse periode is voor Vlaardingen een proeftuin van variaties op één stedenbouwkundig concept gebleken. Ook is een korte biografie van elke in de rapportage genoemde architect bijgevoegd. In de rapportage is grofweg het gebied ten zuiden van de rijksweg A20 geïnventariseerd en het zuidelijk deel van de wijk Holy.

Deze inventarisatie zal als leidraad worden gebruikt bij de aanwijzing van gemeentelijke monumenten uit deze periode.

Paragraaf Molens, gemalen en andere waterstaatkundige elementen in Midden-Delfland, een inventarisatie van hun cultuurhistorische waarden

In augustus 1983 verzocht de werkgroep Historie en Landschap van de Midden-Delfland Vereniging aan de directeur-hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat in Zuid-Holland de mogelijkheden te onderzoeken om een inventarisatie te verrichten naar de waterstaatkundige elementen en molens in het reconstructiegebied Midden-Delfland. Dit verzoek leidde ertoe dat in januari 1984 Gedeputeerde Staten Midden-Delfland aanwees als proefgebied voor een inventarisatie van deze elementen. G. Ottevanger, werkzaam bij het bureau Molens en Monumenten van Provinciale Waterstaat werd aangewezen om het onderzoekswerk te verrichten. De inventarisatie bevat niet alleen molens en gemalen maar er is ook aandacht besteed aan (kleine) waterstaatkundige elementen, die herinneren aan het vroegere vervoer over water, zoals trekpaden, bruggen en overtomen. Dit heeft geresulteerd in een lijvig rapport, waarin de diverse elementen uitgebreid belicht worden. De inventarisatie heeft zich – wat Vlaardingen betreft - niet alleen beperkt tot het huidige buitengebied, maar ook de nog aanwezige elementen binnen de bebouwde kom worden belicht. Dit onderzoek is van belang geweest voor het “Reconstructiegbied Midden-Delfland”.

Paragraaf De ontwikkeling van de Midden Delflandse boerderij, een onderzoek in het kader van de reconstructie van Midden-Delfland

Door de ontwikkelingen en de ruilverkavelingen neemt het aantal (historische) boerderijen sterk af. Voordat al deze boerderijen weg zijn heeft de Reconstructiecommissie Midden-Delfland opdracht gegeven voor een inventarisatie en onderzoek naar boerderijen in dit gebied. Voor dit onderzoek is de heer C.S.T.J. Huijts aangetrokken, die al eerder onderzoek in dit gebied heeft verricht. De inventarisatie is in de zomer van 1983 uitgevoerd met het doel de (algemene) ontwikkeling van boerderijen in Midden Delfland te onderzoeken. Hierbij is gebruik gemaakt van de aanwezige kennis vanuit de historische vereniging. Daarnaast is het project ondersteund door het S.H.B.O en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De rapportage bestaat uit een beschrijving van de ontwikkeling van het landschap, de bevindingen van het onderzoek naar thema’s en de beschrijvingen van de individuele boerderijen in het gebied Dit onderzoek is van belang geweest voor het “Reconstructiegbied Midden-Delfland”. Verder moeten de niet in het onderzoek van Huijts genoemde boerderij aan de Surinamesingel en het boerderijcomplex Hoogstad aan de inventarisatie worden toegevoegd.

‘Vergeten’ objecten die niet in de genoemde inventarisaties zijn genoemd, moeten in de toekomst alsnog worden opgenomen. Voorbeelden hiervan zijn het brandspuithuisje aan de Willem Beukelszoonstraat en de winkel De Zeeman aan de Hoogstraat.

Paragraaf Cultuurhistorische Hoofdsstructuur (CHS)

Doel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) is om aan overheid en plannenmakers een een­voudig overzicht aan te bieden van de cultuurhistorische waarden in de provincie. De kaarten zullen op meerdere terreinen dienen als onderlegger voor beleid van de overheid. Enkele voorbeel­den: bij het verdelen van de provinciale subsidies voor het bevor­deren van de ruimtelijke kwaliteit wordt prioriteit ge­geven aan gebieden die zeer hoog of hoog zijn gewaardeerd.

Bij de provinciale toetsing van gemeen­te­lijke bestemmings­plannen wordt extra gelet op de in­vloed van die plannen op hoog of zeer hoog gewaar­deerde ge­bieden. Verder zijn de CHS kaarten ook een bron van noodzakelijke informatie. Als bij ruimtelijke planvorming deze informatie in een vroeg­tij­dig sta­dium be­kend is, kan worden ge­streefd naar samengaan van de cultuurhistorie en de ruimtelijke ordening.

Bij dit project, de Cultuur­historische Hoofd­struc­tuur (CHS), is per regio een set kaarten gemaakt. Een eerste experi­ment in de Rijnstreek leerde dat de daar ge­bruik­te opzet te ge­de­tailleerd was. Vervol­gens werden de andere regio’s vol­gens een nieuwe opzet onder de loep genomen, waaronder de regio Delfland en Schieland. De CHS-kaar­ten geven informatie over ar­cheo­lo­gie, histo­rische geo­gra­fie (land­schap), en de his­to­ri­sche bouwkunde (nederzet­tin­gen). Aan elk van deze drie dis­ciplines zijn twee kaarten gewijd, één met kenmerken en één met waar­den. Bij deze kaarten gaat het om de hoofdza­ken: structu­ren, patro­nen en terreinen, pas­send bij de schaal van de kaarten, 1:50.000. Voor indivi­duele objecten of monu­menten is de kaart niet be­doeld. De structuren worden in drie klassen gewaar­deerd: re­delijk hoog, hoog en zeer hoog. In de waarde­ring zijn de as­pecten zeldzaam­heid, gaafheid, en samen­hang met de omge­ving betrokken.

De kaarten voor het gebied van Delfland en Schieland zijn in 2002 vastgesteld. Opval­lend is de grote cultuurhistorische waarde van het Midden Delflandgebied, als een “mini” groen hart in de verstedelijking.

De CHS is de basis geweest voor de provinciale kaart ‘Topgebieden cultureel erfgoed in Zuid-Holland’. Hierin staat Midden-Delfland (waarvan ook delen van Vlaardingen deel uitmaken) aangegeven als ‘Topgebied, tevens Belvedèregebied’.

Deze kaart wordt (standaard) als bijlage gebruikt bij provinciaal beleid zoals Streekplannen of de nota ‘Regels voor Ruimte’. De status is een toetsingskader voor bestemmingsplannen.

Paragraaf Europese studie haven- en industrieverleden Vlaardingen

De Rijksdienst voor de Monumentenzorg zet samen met een aantal Europese partners uit België, Hongarije, Denemarken en Engeland een studie op met als doel na te gaan hoe de verschillende landen cq. steden omgaan met cultuurhistorisch waardevolle industriële en/of havengebieden. Aanleiding om Vlaardingen te benaderen voor deze studie is het haven- en industrieverleden van Vlaardingen.

De gemeente verkrijgt hierdoor extra deskundigheid en een internationaal forum bij ontwikkelingen in deze gebieden. Het betreft een participerend onderzoek waaraan de gemeente haar medewerking zal verlenen.

Hoofdstuk Karakteristieken

Hoofdstuk Vlaardingen algemeen

De gemeente Vlaardingen ligt tussen de gemeente Schiedam in het oosten, de gemeente Midden-Delfland in het noorden, Maassluis in het westen en de Nieuwe Waterweg in het zuiden. De gemeente bestaat voor het grootste gedeelte uit een stedelijk gebied dat doorsneden wordt door de rijksweg A20. De wijk Holy ligt als enige wijk ten noorden van de A20. De overige wijken liggen allen ten zuiden van de rijksweg. Vlaardingen wordt vanuit het noorden doorsneden door de Vlaardinger Vaart. Deze vaart voert het overtollige water vanuit de in de meer in het binnenland gelegen polders af via de Oude Haven en de Buitenhaven naar de Nieuwe Waterweg.

Na-oorlogse bouwkunst

De na-oorlogse periode is een zeer belangrijke tijdsperiode voor Vlaardingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Vlaardingen nauwelijks geraakt. De zich ontwikkelende industrie in het havengebied zorgen echter voor een tekort aan woningen. Onder het bestuur van toenmalig wethouder De Bruijn werden in Vlaardingen grootscheepse uitbreidingsplannen ontwikkeld. De wethouder had daarvoor de hulp ingeroepen van architect W. van Tijen, één van de beroemde architecten/ stedenbouwkundigen van de Moderne architectuur. Deze architect heeft een stedenbouwkundig concept (basisprincipe) bedacht voor de Indische Buurt, waarvan de uitbreiding als eerste ter hand werd genomen. Daarna volgden de andere wijken met een zelfde basisprincipe, bestaand uit een centrale strip met de buurtvoorzieningen, waar de woningen om heen gegroepeerd zijn. Dit principe is in alle wijken goed herkenbaar op alle niveaus. Dus niet alleen de woonbuurt met de voorzieningen, maar ook de wijken die bestaan uit een aantal woonbuurten. De woonbuurten zijn ook aan een centrale strip gelegd. Eigenlijk is Vlaardingen in de na-oorlogse periode een proeftuin geweest, die nationale maar ook internationale belangstelling kreeg. Er is zelfs een speciale uitgave van het architectuurtijdschrift “Forum” aan Vlaardingen gewijd.

Wijkindeling

De wijkindeling volgt min of meer de groei van de stad Vlaardingen en het dorp Vlaardinger Ambacht. Vlaardingen is ontstaan op een oeverwal langs de kreek de Vlaarding bij de uitmonding in de Nieuwe Maas. Het water en de oorspronkelijke bedijkingen en de ingedijkte polders vormen de eerste grenzen van de huidige wijken.

Hoofdstuk Centrumwijk

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Vlaardingen dankt haar naam aan het veenriviertje de Vlaarding, waaraan zich in de vroege middeleeuwen nabij de uitloop van de Nieuwe Maas een kern heeft ontwikkeld. Deze kern, bestaande uit de kerkring (Markt) en een daarop uitkomende straat (Hoogstraat) vervangt de iets noordelijker gelegen oudere kern op de oeverwal, die door een overstroming is verwoest. De eerste waterkering van de Nieuwe Maas (Maassluissedijk) sluit vanuit het westen aan op de kerkring. De bebouwing strekt zich uit langs deze kern met de achterzijde naar de Oude Haven gekeerd. Deze kern breidt zich later uit ook naar het zuiden en naar de overzijde van de haven. Deze laatste bebouwing behoort echter bij de Oostwijk. Hierdoor ontstaan dubbele, aaneengesloten bebouwde wanden met kleinschalige bebouwing van twee lagen hoog. Aan de haven is de bebouwing drie lagen hoog. De gegroeide structuur wordt gekenmerkt door een perceelsgewijze opzet en variatie en er is sprake van een grote diversiteit in architectuurstijlen. De resultaten hiervan zijn sterk afwisselende straatwanden, waarin de afzonderlijke bouwmassa’s een sterk effect hebben op de beeldkwaliteit. Rond de kerk is de oorspronkelijke bebouwing goed bewaard gebleven. Langs de haven zijn soms nieuwere invullingen te vinden. Het gevelbeeld naar het noorden (Kortedijk) is meer open en geeft de groei van de stad langs de historisch aan gelegde structuur aan. Er wordt nog steeds gebouwd aan de stad. In 1963 is het grootschalige winkelcentrum Liesveld aangebracht in de bestaande kleinschalige noord-zuid gerichte structuur. Een vervolg daarop is de aanleg van het Liesveld viaduct (1969), die de infrastructurele problemen van de binnenstad op moet lossen. Op dit moment worden bouwwerkzaamheden uitgevoerd tussen de Kortedijk en het Buizengat. Hier is een groot deel van de oorspronkelijke bebouwing verdwenen om plaats te maken voor nieuwe ontwikkelingen.

Centrumgebied, aantallen monumenten, etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

De kleinschalige centrumwijk vormt de ruggengraat van de stad. Het is een historisch gegroeide structuur met een grote diversiteit aan vormen, detailleringen. De structuur ontleent aan de vermelding in de CHS een bescherming.

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties worden een aantal structuren in deze wijk in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als met een hoge tot zeer hoge waarde. Ook wordt in de CHS de aanwijzing de Centrumwijk als van rijkswege beschermd stadsgezicht in voorbereiding genoemd.

Hoofdstuk Oostwijk

De Oostwijk wordt begrensd door de spoordijk aan de zuidzijde, de op een dijklichaam gelegen Westlandseweg en het Oranjepark aan de noordzijde en de Oude Haven en het Buizengat aan de westzijde. Dit gebied bestond, voordat enige planmatige bebouwing aanwezig was, uit twee polders, gescheiden door een boezem. De noordelijke polder Louweland ligt tegen de dijk, waarop de huidige Westlandseweg zich bevindt. De andere polder Buitenweide ligt ten zuiden van de genoemde boezem. Binnen deze wijk zijn vier gebiedsdelen te herkennen, nl. de Oostwijk zelf, het Hof en het Oranjepark, de brandweerkazerne en het stationsgebied “Vlaardingen –Oost”.

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek Oostwijk

De Oostwijk is onder te verdelen in een oostelijk en een westelijk gedeelte. Het westelijke gedeelte tot aan de Binnensingel kenmerkt zich door een rechthoekig stratenpatroon met variabele straatprofielen, die rechthoekige gesloten bouwblokken omsluiten. De breedte van het straatprofiel geeft de rangorde van de weg aan. Centrale weg in deze wijk is de Schiedamseweg, die het tracé volgt van een oude weg vanuit het centrum van Vlaardingen richting Schiedam. Deze weg scheidt het gebied in een zuidelijk en noordelijk gedeelte. Dit noordelijke gedeelte met uitzicht op het Oranjepark, de bebouwing rondom de Schiedamseweg en de haaks daarop staande Binnensingel zijn duidelijk bedoeld voor de beter gesitueerden. De bebouwing is over het algemeen twee lagen hoog en bezit een kap.

Tegen de zuidelijke rand van de wijk is de oorspronkelijke bebouwing over het algemeen één bouwlaag hoog. Deze woningen waren vooral voor de arbeiders. Architectuur van de gevels in baksteen met lijst- en topgevels in neo-renaissance-detaillering. Het direct tegen de spoordijk gelegen gedeelte van de wijk is gebouwd nadat de tot dan toe aanwezige touwslagerij is verdwenen. Van deze bebouwing is echter ook al weer veel verdwenen om plaats te maken voor nieuwe bebouwing van minimaal drie bouwlagen hoog en daterend uit het begin van de 80-er jaren van de 20ste eeuw. Van deze bebouwing ontbreekt elke kleinschaligheid. Dit heeft het patroon van de bouwblokken drastisch veranderd. Wel is enig historisch groen gehandhaafd als herinnering aan de oude verkaveling.

Het oostelijke gedeelte van de Oostwijk is beduidend jonger en kenmerkt zich door hetzelfde rechthoekige stratenpatroon maar met ruimere straatprofielen, waarin openbaar groen zijn intrede doet. De bebouwing is langs de randen aaneengesloten, terwijl langs de Schiedamseweg (half)vrijstaande villa’s zijn geplaatst. De bebouwing van de randen zijn twee à drie lagen hoog en bezitten een kap of plat dak. De villa’s zijn twee bouwlagen hoog en bezitten soms zeer karakteristieke kapvormen. Architectuur van de gevels in baksteen met eenvoudige lijst- en topgevels, waarvan de detaillering in rationalistische of expressionistische stijl is uitgevoerd. Aan het eind van de Schiedamseweg, nabij het station Vlaardingen Oost, is een restant aanwezig van een Joodse begraafplaats.

Oostwijk, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties is deze wijk in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als kern met een zeer hoge waarde. Ook wordt in de CHS de aanwijzing als van rijkswege beschermd stads- en dorpsgezicht in voorbereiding genoemd (in samenhang met Centrumwijk).

De kwaliteit van de architectuur in de wijk ligt hoog. Het zou echter te ver voeren om alle panden afzonderlijk te beschermen.

Hoofdstuk Het Hof en oranjepark

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek Het Hof en het Oranjepark

Park met aanleg in Engelse Landschapstijl uit 1914, waarin de aanwezige restanten van de formele tuinaanleg, behorende bij het Hof, zijn opgenomen. Deze buitenplaats voor de Ambachtsheer is in 1612 aangelegd. De bebouwing hiervan werd in 1830 gesloopt. Het park werd door de gegoede burgerij gebruikt om te flaneren, een uitje voor de zondagmiddag.

Van de oorspronkelijke tuinaanleg, behorende bij het Hof, resteert de gedeeltelijke omgrachting van het moestuinperceel. Het park bezit inmiddels een volwassen bomenopstand, die in combinatie met paden, aangelegde waterpartijen en weideachtige gazons zorgen voor pittoreske doorkijkjes. De nu aanwezige in landschappelijke stijl aangelegde waterpartijen zijn het restant van de boezem tussen het Louweland en de Buitenweide. In de afgezette gedeelten van de weideachtige gazons graast kleinvee. In het park dat pas in 1935 is afgerond zijn twee bebouwde objecten aanwezig, te weten een horecagelegenheid en een kinderopvang.

Oranjepark, monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisaties is het park in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als nederzettingskern met een zeer hoge waarde. Ook wordt in de CHS de aanwijzing als van rijkswege beschermd stads- en dorpsgezicht in voorbereiding genoemd in (samenhang met Centrumwijk).

In de MIP-inventarisatie worden de parkstructuur en een tuinvaas vermeld, die tot op heden niet verder in procedure genomen zijn. In het bestemmingplan kan m.b.t. de Oostwijk het park als groengebied gehandhaafd worden. Naast bescherming is onderhoud van het groene gebied nodig. Dit onderhoud zorgt dat de structuur in stand blijft en dat het park niet verwildert. Het park is een levende structuur, waarin dus ook elementen kunnen sterven. Het vervangen van de dode elementen door jonge exemplaren houdt de structuur overeind.

Hoofdstuk Brandweerkazerne

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek Brandweerkazerne

Dit complex van gebouwen is ontworpen door architect Jac. Van der Vlis en gebouwd in 1959. Het complex bestaat uit een brandweerkazerne met een slangentoren en een complex met woningen, werkplaatsen en stallingruimten van het voormalige Gemeentelijke Energie Bedrijf. Het complex dat in gecombineerde functies voorziet, sluit een binnenterrein af dat toegankelijk is via een aan de Hoflaan gelegen poort. De poort is opgenomen in de bebouwing van het complex aan de Hoflaan. Het complex is een zeer karakteristieke uiting van de Delftse School in zijn vormen, materiaalgebruik en detaillering. Aan de achterzijde sluit het complex aan op het Oranjepark met een groenstrook, waarin de ronde watertoren geplaatst is. Dit gebied is vanaf de 19de eeuw in gebruik geweest bij de gemeente. De voorgangers van het voormalige Gemeentelijke Energie Bedrijf waren er gevestigd.

Brandweerkazerne, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisaties is dit complex in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als nederzettingskern met een zeer hoge waarde. Ook wordt in de CHS de aanwijzing als van rijkswege beschermd stads- en dorpsgezicht in voorbereiding genoemd. Het complex en de watertoren zijn opgenomen in de inventarisatie van de na-oorlogse periode vanwege de architectuurhistorisch en cultuurhistorisch hoge waarde ervan. In het concept stedenbouwkundig plan zal slechts een deel van dit complex bewaard blijven.

Hoofdstuk Station “Vlaardingen-Oost”

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek Stationsgebied “Vlaardingen – Oost”

Het stationsgebied ligt aan het oostelijke uiteinde van de Oostwijk, waar de spoordijk en de Westlandseweg, overgaand in de Schiedamsedijk, elkaar kruisen. Naast deze kruising is het station Vlaardingen – Oost aangelegd. Het glazige, één bouwlaag hoge stationsgebouw met platdak, ontworpen door architect K. van der Gaast, vormt samen met de perrons en het viaduct één geheel. Dit complex dateert geheel uit 1956. Het viaduct is behandeld als een moderne stadspoort. In de balustrade van dit viaduct zijn reliëfs aangebracht met thema’s over de moderne geïndustrialiseerde stad. Ook het stadswapen is als reliëf aangebracht. Direct naast het station is een flink torenachtig blok geplaatst als landmark ten behoeve van dit station. Deze kantorenflat maakt een zeer grove indruk naast het met zorg gedetailleerde stationsgebouw. De aansluitende moderne bebouwing zorgt voor de overgang naar de oorspronkelijke bebouwing uit de late jaren ’30 aan de Schiedamseweg.

Stationsgebied, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisaties is het stationsgebied ten noorden van de spoorlijn, behorende bij de Oostwijk is in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als onderdeel van een nederzettingskern met een zeer hoge waarde. Ook wordt in de CHS de aanwijzing als een van rijkswege beschermd stads en dorpsgezicht in voorbereiding genoemd (in samenhang met Centrumwijk). Het stationsgebouw is opgenomen in twee inventarisaties, terwijl het spoorwegviaduct daarin ontbreekt. Dit lijkt als één geheel ontworpen en markeert de toegang van de moderne stad Vlaardingen vanuit het oosten.

Hoofdstuk Wijk Vlaardinger Ambacht

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

De wijk Vlaardinger Ambacht ligt ten noorden van de op een dijklichaam gelegen Westlandseweg. De wijk wordt verder begrensd door de Van Hogendorplaan aan de oostzijde, de Vlaardinger Vaart aan de westzijde en de rijksweg A20 aan de noordzijde. Deze wijk bestaat uit het oorspronkelijke dorp Vlaardinger Ambacht, waarvan de kern rondom de hoofdstraat (Emaus) is gelegen. Deze hoofdstraat is echter een voorzetting van de Kortedijk vanuit de stad Vlaardingen en loopt als Kethelweg door naar het buurtschap Kethel. Aan deze weg staat nog verspreid de oorspronkelijke veelal één-laagse bebouwing met als centrum het voormalige raadhuis in neo-renaissancestijl van de opgeheven gemeente Vlaardinger Ambacht. Tussen de oorspronkelijke bebouwing zijn rijke vrijstaande huizen op grote kavels gebouwd, daterend uit ca. 1900.

De bloemenbuurt, ten zuiden van het centrum, is een knusse wijk met vrij smalle straatprofielen en huiskamerachtige pleinruimten. De door het statenpatroon ontstane bouwblokken zijn gesloten en twee lagen hoog. De verkaveling is vrij smal. De hoeken van deze bouwblokken zijn enigszins verhoogd en van een bijzondere vormgeving voorzien. Vaak bezaten deze hoeken ook afwijkende functies, waaronder detailhandel. In de aaneengesloten straatwanden zijn diverse stijluitingen uit het begin van de 20ste eeuw herkenbaar.

De twee buurten ten noorden van het centrum (Oranjebuurt en de Vogelbuurt) zijn ruimer opgezet. Deze wijken bezitten bredere straatprofielen en voortuinen met open bouwblokken. De bebouwing van de blokken ligt in onderbroken of aaneengesloten stroken langs de straten. De stroken zijn bebouwd met aan elkaar geplaatste, vrijstaande of halfvrijstaande woningen van maximaal twee bouwlagen hoog met een kap. In deze woonbuurten is de stijl van het Interbellum herkenbaar. De buurten bezitten geen voorzieningen.

Tussen de laatst genoemde wijken is een groene zone aanwezig, waarin zich restanten van de kreek de Vlaarding bevinden. Terzijde van deze kreekrestanten is een kerkgebouw geplaatst, waarvan de toren een zeer markant punt is in de stad. De toren is zichtbaar vanaf de Oude Havenbrug in het zuiden, vanaf de Holysingel in het noorden en de Sportlaan in het oosten.

Vlaardinger Ambacht, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties is deze wijk is in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als kern met een redelijk hoge waarde.

Hoofdstuk Vettenoordwijk

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

De Vettenoordwijk ligt ten zuidwesten van de centrumwijk en wordt omsloten door de Maassluissedijk in het noorden, de Van Beethovensingel in het oosten en de Parallelweg in het zuiden. Deze wijk is in twee gedeelten onder te verdelen. Het oostelijke deel bezit de typische laat 19de eeuwse verkaveling met gesloten rechthoekige bouwblokken, die ook in de Oostwijk zichtbaar is. De bebouwing, aansluitend tegen de centrumwijk is één laag hoog met kap terwijl de bebouwing aan de volgende straten twee lagen hoog is en een kap bezit. Deze straten worden gekenmerkt door simpele en gelijke detailleringen in neo-renaisssancestijl. Door grootscheepse renovaties zijn veel bouwblokken, behalve de hoekbebouwing, met één bouwlaag verhoogd.

Het westelijke deel van deze wijk, daterend uit de 30-er jaren van de 20ste eeuw, is vanuit een centraal vijfhoekig plein opgezet. Vanuit dit plein (Mendelssohnplein) lopen straten radiaalgewijs naar de randen van de wijk en sluiten aan op de hoofdverbindingswegen. De bouwblokken zijn gesloten en zijn overwegend twee lagen hoog en bezitten een kap. De aan het plein gelegen bebouwing is echter vier bouwlagen hoog en bezit een flauwhellende kap. Deze centrale bebouwing dateert uit 1948 en is ontworpen door de bekende architect Jan Wils, terwijl de daarbuiten gelegen bebouwing uit de elders genoemde wijkopzet dateert. Ook elders in de wijk is gesaneerd en zijn een aantal blokken van vier bouwlagen hoog met een flauwhellende kap geplaatst.

Vettenoordwijk, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties is het Mendelssohnplein van deze wijk in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als nederzettingskern met een redelijk hoge waarde.

Hoofdstuk Noordwestelijke centrumwijk

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Deze wijk ten noordwesten van het centrum, liggend tegen de centrumwijk, wordt omsloten door de Maassluissedijk in het zuiden, de Burg. Pruissingel in het westen en de Westlandseweg in het noorden. Deze wijk bezit een typische laat 19de eeuwse verkaveling met gesloten rechthoekige bouwblokken, die ook in de Oostwijk zichtbaar is. De straat profielen zijn vrij smal en er is geen ruimte voor (openbaar) groen in de straat. De bebouwing van de bouwblokken wordt van zuid naar noord gezien steeds hoger. In het zuidelijke deel is de bebouwing achter de randbebouwing van twee bouwlagen hoog met kap aan de Maasluissedijk één bouwlaag hoog met kap. Verder naar het noorden gaat deze over in twee bouwlagen met kap tot maximaal drie bouwlagen met platdak. De lage bebouwing wordt gekenmerkt door simpele detailleringen van neorenaissancestijl. De hogere bebouwing bezit meer rationalistische of expressionistische detaillering. Vooral in het zuidelijke gedeelte van de wijk hebben diverse saneringen plaatsgevonden, waarbij de nieuw geplaatste blokken met zeker twee bouwlagen verhoogd zijn.

Noordwestelijke centrumwijk, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Er is alleen een aantal objecten tijdens de M.I.P. geïnventariseerd, waaronder een badhuis. Wij stellen voor de uit de inventarisatie opgenomen objecten verder te onderzoeken.

Hoofdstuk Industriewijk Vettenoordsepolder:

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

De industriële wijk Vettenoordsepolder ligt ingeklemd tussen de Van Beethovensingel, Maassluissedijk en de spoordijk Rotterdam - Hoek van Holland. Deze wijk is aangelegd in de na-oorlogse periode voor kleinere bedrijfsmatige activiteiten. De wijk bezit een rechthoekig stratenpatroon, waarin veelal loodsachtige bebouwing staat. Vooral aan de noordelijke rand staan de bedrijfsgebouwen dicht opeen. Aan de zuidelijke rand is de loodsachtige bebouwing verder uiteen geplaatst. De bebouwing van de bouwblokken binnen het rechthoekige stratenpatroon is eenvoudig en lijken onwillekeurig op het terrein geplaatst te zijn.

Industriewijk Vettenoordsepolder, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisaties in de wijk is de noordelijke en westelijke rand (Maassluissedijk) opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) als historisch landschappelijke lijn met een hoge waarde. De in de inventarisatie opgenomen objecten uit de na-oorlogse periode bevinden zich vooral in het zuidelijke deel van de wijk.

Hoofdstuk Indische Buurt

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Deze wijk wordt omsloten door de Marathonweg in het westen, de Westlandseweg in het noorden, de Burg. Pruissingel in het oosten een de Maassluissedijk c.q. Marnixlaan in het zuiden. In deze wijk is het principe voor de nieuwere uitbreidingswijken van Vlaardingen ontwikkeld. Vanuit de aan weerszijden aanwezige hoofdwegen kan de centrale dubbele weg bereikt worden. Op de strook tussen beide wegen zijn de centrale, wijkgerichte voorzieningen geplaatst, zoals kerk, buurtcentrum en winkels. Toch heersen verschillende sferen rondom deze centrale strip. Het zuidelijke gedeelte bezit een tuindorpachtige, rustige sfeer met veel groen en water. Dit water is een tot gracht veranderde wetering, die het water vanuit de westelijke polders afvoerde op de Nieuwe Maas. De rechthoekige structuur is symmetrisch langs een grachtdeel aangelegd en blijkt in de 30-er jaren van 20ste eeuw gerealiseerd te zijn. De open bouwblokken zijn voorzien van twee lagen hoge bebouwing met kap, waarvan de nok evenwijdig aan de voorgevel ligt. Er zijn stroken van één bouwlaag hoog, die echter beëindigd worden met bebouwing van twee lagen hoog. Het noordelijke gedeelte inclusief de centrale strip is een uitbreiding uit de na-oorlogse periode en is ontworpen door Architect W. van Tijen in samenwerking met G. Rietveld. Van dit stedenbouwkundig plan is een gedeelte gerealiseerd. Dit gedeelte is veel minder ruim en er is veel minder groen aanwezig. De open bouwblokken bezitten woningen, gebouwd in stroken van twee bouwlagen hoog met een flauwhellende kap. In de uiterste noordelijke hoek is een geheel andere sfeer aanwezig. In een parkachtige aanleg zijn(half)vrijstaande villa’s geplaatst om een groen binnen terrein (Van Heutszpark). De bebouwing tussen deze wijk en de Burg. Pruissingel is inmiddels gesaneerd en heeft plaatsgemaakt voor een bastide-achtig wooncomplex.

Indische Buurt, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisaties is het zuidelijke deel van deze wijk is in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als nederzettingskern met een redelijk hoge waarde.

Hoofdstuk Hoogstad

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Deze betrekkelijk kleine wijk ligt ingeklemd tussen de Rijksweg A20, Burg. Heusdenslaan en de Westlandseweg. Dit gebied wordt gedomineerd door een nieuw schoon bedrijventerrein, die de reeds bestaande bebouwing van het complex “Hoogstad” in een hoek wegdrukt. De bedrijfsgebouwen benaderen het complex van af de westelijke zijde zeer dicht. Het complex Hoogstad is een complex van gebouwen, bestaand uit een boerderij met bijgebouwen en een vrijstaand herenhuis. De zuidelijke en de oostelijke zijde van het complex liggen redelijk vrij, maar worden ingeperkt door de aangelegde wegen.

Wijk Hoogstad, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

De wijk bezit als geheel geen bescherming. Het complex “Hoogstad” is opgenomen in de lijst van gemeentelijke (archeologische) monumenten. Dit is een bescherming alleen van het bodemarchief.

Hoofdstuk Westwijk

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

De Westwijk wordt omsloten door de Rijksweg A20 in het noorden, de Marathonweg in het oosten en de spoorlijn Rotterdam – Hoek van Holland met het station Vlaardingen-West in het zuiden. Deze wijk grenst tegen het westelijke buitengebied van de gemeente Vlaardingen met een recreatiegebied. Hier is een houtwal als coulisse tegen de wijk geplaatst. Vanuit deze wijk zijn er fiets en wandelverbindingen met dit gebied. Het stedenbouwkundig plan van de wijk is van de hand van architect W. van Tijen. Dit plan is gebaseerd op het plan voor de uitbreiding van de Indische buurt. Hij heeft een paar elementen uit de bestaande structuur overgenomen en die verwerkt in de opzet van de nieuwe wijk. De structuur met de centrale voorzieningen met daar omheen de woonbuurten gegroepeerd is duidelijk herkenbaar. De woonbuurten zelf zijn ook weer volgens het systeem ingedeeld. De in de Indische Buurt genoemde wetering is ook hier aanwezig en is getransformeerd tot een waterpartij door de groene zone van deze wijk. Tegen het westelijke uiteinde van deze groene long bevinden zich de centrale voorzieningen, zoals winkels, kerk(en) buurtcentrum en de scholen e.d. De woonbuurten zijn ruim opgezet en worden door het rechthoekige stratenpatroon ingedeeld in bouwblokken met open bebouwing in stroken. Voor het bouwblok is een aantrekkelijke variatie van hoogbouw en laagbouw bedacht die in elk bouwblok herhaald wordt (stempelplannen).

Doordat verschillend architecten aan de architectonische uitwerking van het stedenbouwkundig plan hebben gewerkt, is tussen de verschillende delen van de wijk voldoende variatie. Tussen deze bebouwing in stroken is voldoen de (openbaar) groen aanwezig.

Westwijk, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties is de wijk in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) is de gehele aangemerkt als nederzettingskern met een redelijk hoge tot hoge waarde. In het zuidelijke gedeelte bevinden zich ook nog een aantal locaties met een hoge archeologische waarde. Ten behoeve van stedenbouwkundige ontwikkelingen in deze wijk zal de niet meer in gebruik zijnde RK Willibrorduskerk worden geamoveerd.

Hoofdstuk Buitengebied ten westen van de Westwijk

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Open slagenlandschap tot aan de grens met de gemeente Maassluis. Dit open landschap wordt aan de zuidzijde doorsneden door de spoorlijn Rotterdam – Hoek van Holland en begrensd door het dijklichaam aan de Nieuwe Waterweg. In dit open land staan verspreid diverse boerderijen, die samen een lint vormen dat de kreekrug volgt. Boerderijen, waarvan de gebouwen dicht bij elkaar staan en worden omzoomd door bomen.

Westelijke buitengebied, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties zijn diverse structuren en locaties in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt met een hoge tot zeer hoge waarde De uit de inventarisaties afkomstige objecten kunnen nader onderzocht worden.

Hoofdstuk Industriewijk Rivierzone

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Deze wijk ten zuiden van de spoorlijn Rotterdam – Hoek van Holland bestaat uit verschillende gedeelten. Door de Maassluissedijk wordt aan het westelijke eind een noordelijk gedeelte afgescheiden, waarop schone bedrijvigheid heerst. Dit gedeelte bezit een rechthoekige structuur met brede straatprofielen. Binnen de bouwblokken staan eenvoudige rechthoekige bedrijfsgebouwen, waarop vele reclame-uitingen zijn aangebracht. In dit gedeelte zijn restanten van oudere groenstructuren opgenomen.

In het gebied ten zuiden van de Maassluissedijk, overgaand in de Deltaweg worden industriële activiteiten ontplooid. Deze activiteiten worden in oostelijke richting steeds schoner. De bebouwingsstructuur geeft in dezelfde richting een verdichting te zien. Het toppunt van deze verdichting bevindt zich bij de buitenhaven en de Kon. Wilhelminahaven, die als apart gebied worden behandeld. Bepalend voor het westelijke (vervuilende) deel van het gebied is de kantoortoren van de E.N.C.K. (nu Hydro Agri) en de scheiding van de bedrijfsterreinen door open zones. De schone industrie wordt geflankeerd door een schoolcomplex ten noorden en een parkachtige woonwijk met een boulevard ten zuiden daarvan. Deze parkachtige wijk met een uitloper naar de Buitenhaven is zeer geschikt voor recreatieve doeleinden De parkachtige sfeer wordt omgeven door hoge woongebouwen en heeft uitzicht op het water.

Het gebied rondom de Vulcaanhaven is uitgestrekt en lijkt geen structuur te bezitten. Vanaf de hoofdweg lopen secundaire wegen het gebied in, die doodlopen op de havenkades. De kantoorachtige bebouwing, grenzend aan de hoofdweg, bezit een solide uitstraling met aandacht voor detaillering. De daar achter gelegen bebouwing getuigt van een druk havengebied met diverse opslagruimten, tanks, havenkranen, enz.

Rivierzone, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Binnen deze wijk zijn geen objecten als beschermd monument opgenomen. De bebouwing is wel geïnventariseerd. Uit de twee inventarisaties zijn vele objecten opgenomen, die verder onderzocht kunnen worden. In het vast te stellen stedenbouwkundig plan is er voor het schoolcomplex geen plaats meer ingeruimd.

Hoofdstuk Havengebied Buitenhaven en Kon. Wilhelminahaven

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Dit havengebied is het oudste gedeelte van het havengebied buiten de beschermende dijken aan de zuidelijke rand van de stad Vlaardingen. De Buitenhaven en de bredere Kon. Wilhelminahaven zijn van 1896 tot 1904 als één haven aangelegd. In 1926 werden zij van elkaar gescheiden, waardoor het huidige Visserijplein ontstond. Bij de aanleg van de nieuwe verbinding met de Nieuwe Waterweg is de Kon. Wilhelminahaven ook verder uitgebreid naar het oosten. De rondom de havens liggende kaden zijn zeer breed en bezitten aaneengesloten bebouwing van diverse pakhuizen en havenkantoren met een rijke baksteenarchitectuur. Veel gebouwen, vooral aan de Oosthavenkade bieden een verwaarloosde aanblik. De achterzijde van de gebouwen aan de noordzijde van de Kon. Wilhelminahaven staan direct aan de Vulcaanweg. Dit havengebied is nu ontdekt door allerlei kleine bedrijven, die zich hier gevestigd hebben. Ook zijn enige uitgaanscentra aan de haven neergestreken. Aan de Westhavenkade zijn nog restanten van bedrijvigheid herkenbaar. De bebouwing direct aan de kade kenmerkt zich door een combinatie van wonen met bedrijvigheid.

Buitenhaven en Kon Wilhelminahaven, aantal monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties worden diverse structuren en locaties in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt met een redelijk hoge tot zeer hoge waarde. Ook wordt in de CHS de aanwijzing als een van rijkswege beschermd stads- en dorpsgezicht in voorbereiding genoemd.

Hoofdstuk Wijk Babberspolder

De wijk Babberspolder ligt ten zuiden en ten oosten van de wijk Vlaardinger Ambacht en wordt aan de Noordelijke en oostelijke zijde begrensd door de Rijkswegen A20 en A4 en aan de zuidelijke zijde begrensd door de spoorlijn en de Westlandseweg. De Van Hogendorplaan deelt het gebied in een oostelijk en westelijk gedeelte. Voor het gehele gebied heeft architect W. van Tijen het stedenbouwkundig plan ontworpen. Vanwege de reeds aanwezige bebouwing van Vlaardinger Ambacht is het plan nooit voltooid. De aansluiting tussen beide wijken (Goudsesingel) is niet goed op elkaar afgestemd, vanwege de grote verschillen in structuur en opbouw van de wijken.

Hoofdstuk Buurt Babberspolder – Oost

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Wijk ingeklemd tussen de Van Hogendorplaan en de rijkswegen A20 en A4. Aan de zuidzijde wordt deze wijk begrensd door de spoorlijn Rotterdam – Hoek van Holland. Langs de A4 is een brede groenstrook opgenomen, waarin op diverse locaties sportterreinen zijn gelegen. Deze wijk is zeer planmatig opgezet, naar ontwerp van architect W. van Tijen, naar voorbeeld van de Indische Buurt. De wijk tot aan de Kethelweg, bestaat uit vier woonbuurten, die van elkaar gescheiden zijn door een strip, waarin de voorzieningen voor bijzondere buurtgerichte activiteiten, zoals religie, verenigingsleven en scholen zijn aangebracht. De woonbuurten zijn opgedeeld in langwerpige open bouwblokken met bebouwing in stroken. Deze stroken zijn ten opzichte van elkaar gerangschikt, zodat een openbaar groen binnengebied ontstaat. De bebouwing van de blokken bestaan uit flatgebouwen met ingebouwde of aangehangen (open) trappenhuizen. De bebouwing is twee tot vier lagen hoog. De woonbuurten worden aan de rand met de groenstrook beschermd met vier lagen hoge portiekflats. De strip is ook een groene zone, waarin de bijzondere bebouwing als losse elementen zijn geplaatst. De Van Hogendorplaan bestaat uit een doorgaande hoofdverbindingsweg met parallel daaraan een ondergeschikte nevenweg. Aan de laatste weg kan geparkeerd worden vlak bij het centraal gelegen winkelcentrum en geeft toegang tot de woonstraten. De groenstrook is alleen met voetpaden vanuit de woonstraten te bereiken. De eerste bouwblokken met woningen zijn inmiddels gesloopt.

Ten noorden van de Kethelweg ligt nog een klein deel van de wijk, waar volgens het stedenbouwkundig plan van architect van Tijen (half)vrijstaande villa’s en woonhuizen zouden worden geplaatst. Een deel van het stratenplan is wel overgenomen, waarbij aansluiting gezocht is met de aan de overzijde van de Van Hogendorplaan gelegen Vogelbuurt. Langs de noordelijke rand van deze wijk bevindt zich hoogbouw met veel openbaar groen, in combinatie met sportvelden, als afscherming met de aan die zijde gelegen doorgaande wegen. Ten zuiden van deze rug ligt woonbebouwing van twee bouwlagen hoog met een kap en één bouwlaag hoge bungalows. Een deel van dit gebied is reeds gesaneerd.

Babberspolder Oost, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisatie is het grootste gedeelte van deze wijk in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als nederzettingskern met een redelijk hoge waarde.

Hoofdstuk Buurt Babberspolder – West

Karakteristiek

Deze wijk kent nu al verschillende sferen. Het meest zuidelijke deel is nog opgezet volgens het ontworpen stedenbouwkundig plan. Een rechthoekige structuur van smalle straten, waar één hoofdweg door heen loopt. In dit deel van de wijk is veel openbaar groen. De bouwblokken in deze wijk zijn rechthoekig en open, waarbij veel blokken twee bouwlagen hoog zijn en afgedekt worden met een kap. Langs de randen van de wijk is echter meer hoogbouw geplaatst, die de ingesloten laagbouw beschermt. Het gebied tussen deze wijk en de rafelige rand met de wijken van Vlaardinger Ambacht is bijna geheel vernieuwd. De moderne en hogere bebouwing dateert uit de laatste jaren voor de eeuwwisseling. Hierbij is het oorspronkelijke stedenbouwkundig plan ook aangetast. Slechts enkele gebouwen hebben de sanering overleefd.

Babberspolder West, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Binnen deze wijk zijn geen objecten als beschermd monument opgenomen. De bebouwing is wel geïnventariseerd. Uit de inventarisatie na-oorlogse periode is één object opgenomen dat verder onderzocht kan worden.

Hoofdstuk Sportpark Vijfsluizen

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Het sportpark “de Vijfsluizen” is een driehoekig terrein dat begrensd wordt door de rijksweg A4 in het oosten, de invalsweg vanuit Schiedam met de aansluiting op de rijksweg in het zuiden en de spoorlijn Rotterdam – Hoek van Holland in het noorden. Dit sportpark is een groene zone, die een voortzetting is van de genoemde groenstrook van de wijk Babberspolder – Oost. Dit sportpark, aangelegd in Engelse landschapstijl met grillig verloop van waterpartijen, boogbruggen en wandelpaden, bezit een aantal sportvelden aangelegd met bijbehorende accommodatie.

Vijfsluizen, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

In lijn met het advies van de meerderheid van de raadscommissie voor Stedelijke Ontwikkeling en Beheer (SOB) dient de procedure te worden gestart voor de aanwijzing van het hoofdgebouw Cincinnati als monument. Het gebouw op het terrein van Sportpark Vijfsluizen verdient volgens het advies niet de status van monument. De eventuele aanwijzing als monument dient wel te passen in de ontwikkeling van de plannen voor het gebied, met name met betrekking tot de Rivierzone.

Hoofdstuk Wijk Holy

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Geheel nieuwe wijk ten noorden van de rijksweg A20 bestaande uit twee gedeelten: het zuidelijke gedeelte met een orthogonale structuur en het noordelijke gedeelte, waar deze structuur vrijer is. Op de grens van het noordelijke en zuidelijke gedeelte is een groenstrook aanwezig, kennelijk bedoeld als toekomstig tracé voor de ontsluiting van de wijk en mogelijk ook van de nieuw te bouwen wijk in de Broekpolder. Over dit tracé is het huidige winkelcentrum t.b.v. de wijk aangebracht. Beide wijkgedeelten bezitten een eigen wijkcentrum, waarin de overige voorzieningen zijn aangebracht. Om het zuidelijke gedeelte van de wijk is een ruime groenstrook aangehouden tot aan de (geplande) rijkswegen en de Vlaardinger Vaart. De groenstrook langs de geplande rijksweg bevat diverse sportcomplexen. De bouwblokken zijn open, ruim en rechthoekig. De in de bouwblokken aanwezige stroken vormen een combinatie van hoogbouw (10 bouwlagen) met laagbouw (2 bouwlagen met kap). Om het noordelijke gedeelte van de wijk is een veel smallere groenstrook aangehouden tot aan de (geplande) rijksweg. Aan de zijde van de Vlaardinger Vaart is de groenstrook verdwenen en is de bebouwing opgerukt tot aan het water. Wel zijn in dit wijkgedeelte een ruim park met kinderboerderij en een begraafplaats opgenomen. De bouwblokken in het noordelijke gedeelte zijn niet rechthoekig en bezitten alleen maar laagbouw ( maximaal 2 bouwlagen met kap) met diverse kapvormen. Een klein deel van het noordelijke gedeelte sluit qua structuur aan bij het zuidelijke gedeelte.

Wijk Holy, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aangewezen monumenten en de aanwezige inventarisaties zijn diverse locaties en structuren in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt met een redelijk hoge tot hoge waarde.

De bebouwing is wel geïnventariseerd. In deze inventarisaties zijn objecten opgenomen die verder onderzocht kunnen worden.

Hoofdstuk Buitengebied ten noorden van de wijk Holy

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Open slagenlandschap tot aan de grens met de gemeente Midden-Delfland, die gevormd wordt door de wetering de Zweth. In dit open land staan verspreid enkele boerderijen. Boerderijen, waarvan de gebouwen dicht bij elkaar staan en omzoomd worden door bomen. Langs de Vlaardinger Vaart staan nog enkele kleine (arbeiders)huizen.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

Behalve de aanwezige inventarisaties is de langs dit buitengebied stromende Vlaardinger Vaart is samen met de kaden, groenstroken en andere structuren in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt met een hoge waarde. De in de inventarisatie genoemde objecten kunnen nader onderzocht worden

Voor dit gebied geldt de “Reconstructiewet Midden-Delfland 1997/2005”. Wanneer dit in 2005 afloopt, is het noodzakelijk om met de ander partijen in het Midden-Delflandgebied tot komen tot vervolgafspraken m.b.t. het behoud, beheer en het veiligstellen en versterken van de landschappelijke structuren. Dit noordelijke buitengebied van de Gemeente Vlaardingen zou daar beter onder kunnen vallen, dan dat er in een aparte bescherming voor dit betrekkelijk kleine buitengebied voorzien wordt.

Verder zou in het bestemmingplan dit buitengebied als groen agrarisch gebied gehandhaafd moeten blijven. Op grond van provinciaal beleid en vanwege het feit dat dit een Belvedèregebied is, is het niet toegestaan nieuwbouw te plegen.

Naast bescherming is onderhoud van het groene gebied nodig. Dit onderhoud zorgt dat de structuur in stand blijft en dat het buitengebied niet verwildert.

Hoofdstuk Broekpolder

afbeelding binnen de regeling

Karakteristiek

Dit gebied ten noorden van de rijksweg A20 en westelijke van de Vlaardinger Vaart heeft door de ophoging met (vervuild) havenslib een volledig nieuwe structuur gekregen. De zuidelijke rand heeft zijn oorspronkelijk structuur behouden. Dit gebied is ingericht als recreatie gebied met veel groen, mogelijkheden voor (water)sport. Het gebied functioneert als groene long net buiten de stedelijke omgeving van Vlaardingen.

Broekpolder, aantallen monumenten etc.

afbeelding binnen de regeling

Bescherming

De langs dit buitengebied stromende Vlaardinger Vaart is samen met de kaden en groenstroken in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangemerkt als historisch-landschappelijke lijn met een hoge waarde. Ook de afscheiding met de zuidelijke rand wordt aangemerkt met een redelijk hoge waarde. Het gebied bezit geen monumenten. In de M.I.P.-inventarisatie worden twee objecten vermeld, die nader onderzocht kunnen worden.

Deel Chronologie en thema’s

Paragraaf Inleiding

Monumenten zijn tastbare en –meestal- zichtbare herinneringen aan een verdwenen periode. Zij hebben een zekere informatiewaarde omdat zij ons herinneren aan het verleden.

Aan de hand van verschillende tijdsperioden wordt aangegeven wat de belangrijkste ontwikkelingen voor Vlaardingen waren. Bij iedere stap die we terugzetten in de tijd, neemt het aantal herinneringen en het aantal kenmerkende zichtbare elementen uit die tijd af. Monumenten verdwijnen door economische ontwikkelingen of door rampen, zoals een stadsbrand. Ook economische ontwikkelingen zijn een onderdeel van de geschiedenis, en rampen markeren vaak het begin van een nieuw tijdperk.

In dit hoofdstuk worden enkele kenmerkende perioden uit de Vlaardingse geschiedenis behandeld, en er wordt gezocht naar de soorten van monumenten die daarover iets vertellen. Alle aanwezige historische elementen hebben een betekenis en zouden veilig gesteld moeten worden (bescherming). Helaas kan niet alles beschermd worden en ook is niet alles waard om beschermd te worden. Door het zichtbaar maken van deze karakteristieke thema’s worden de belangrijkste perioden in de historie herkenbaar gehouden.

Paragraaf Onder het maaiveld (tot 1000 na Chr.)

Maasmonding

Het vermoedelijk vrij brede deltagebied van de Maas staat in open verbinding met de zee en bestaat vermoedelijk uit een gors- en schorrenlandschap, dat bij hoog water onder loopt. In dit landschap ontstaan ook kleine veenriviertjes (kreken), waarvan de Vlaarding er één is, die uitmonden in de hoofdstroom van de delta van de Maas.

Eerste bewoning

De eerste nederzettingen en sporen van bewoning van het gebied rondom het latere Vlaardingen liggen op oeverwallen en terpen langs de Maas en op de afzettingen langs de veenriviertjes (kreken). De oudste sporen van bewoning zijn aangetroffen in de bodem onder de huidige Westwijk en zijn ca. 5000 jaar oud. Deze sporen uit de Vlaardingtijd bezat een eigen cultuur. Jongere sporen van bewoning (Late Bronstijd) zijn terug gevonden in de Vettenoordsewijk en de Holierhoekse polder en zijn ca. 4000 jaar oud. De aangetroffen nederzettingen in de Broekpolder uit de 4e eeuw v. Chr. zijn niet alleen op de oeverwallen maar ook op het veen gesticht. Aan deze bewoning kwam een eind door het stijgende waterpeil. De bewoners van de nederzettingen leven voornamelijk van de landbouw, de visserij en de jacht. Sporen van diverse bewoning zijn aangetroffen tijdens werkzaamheden.

Vanaf ca. 700 na Chr. wordt het gebied opnieuw bewoond en krijgt de bewoning een meer definitief karakter. Deze nieuwe nederzetting bestaat uit een aantal verspreid liggende boerderijen en er wordt een kerkje gesticht. De locatie van dit kerkje ligt vermoedelijk ten westen van de Hoogstraat onder het winkelcentrum Liesveld. De nederzetting ontwikkelt zich vanuit een agrarische gemeenschap naar een gemeenschap met een handelskwartier. De overschotten uit de landbouw en de visserij worden verhandeld en er ontstaat handel in goederen. Dit trekt kooplui aan en er vormt zich een handelskwartier direct aan de haven. De ontwikkeling van dit handelskwartier gaat door en het dorp ontwikkelt zich tot kusthaven, mogelijk van belangrijkere meer in het binnenlandgelegen handelssteden.

Grafelijk Hof

Doordat Vlaardingen zeer gunstig lag aan het water aan een doorgaande route van uit de rivier de zee op, stichtten de graven van Holland nabij deze nederzetting een burcht en een hof. Nadat Vlaardingen in de 12de eeuw verwoest werd door de overstromingen, verloren de graven hun belangstelling voor Vlaardingen.

De burcht werd niet meer opgebouwd. De locatie van deze burcht is niet bekend. Mogelijk ligt deze onder de huidige Markt.

Nederzettingen en verbindingen

De nederzetting is gesticht bij de plaats waar één van de hoofdkreken in de Maas uitmondt. De uitmonding ontwikkelt zich tot een haven: een schuilplaats en aanlegplaats voor schepen. Er is volop vis en schoon water om naast de jacht en de akkerbouw van te leven. Vanwege de aanwezigheid van water en de haven, zullen contacten ook via dit water gegaan zijn.

Monumenten

Van deze periode zijn geen zichtbare restanten aanwezig, die een monumentenstatus kunnen krijgen. Des te belangrijker is het bodemarchief. Alle sporen zijn tijdens opgravingen bij werkzaamheden aangetroffen en bieden met soms verrassende gezichtspunten. Soms geeft dit bodemarchief zeer bijzondere restanten prijs zoals de Vlaardingencultuur, behorend bij een agrarisch volk dat zich ca. 5000 jaar geleden in deze omgeving ophield en flink wat sporen hebben achtergelaten. Of een stelsel van dammen en sluizen uit de 8ste eeuw om het water te beheersen.

Het bodemarchief is zeer waardevol voor deze periode, maar kan ook eenvoudig verstoord worden. We dienen zeer voorzichtig met dit kwetsbare bodemarchief om te gaan en in uiterste geval van daadwerkelijke bedreiging tot onderzoek over te gaan. Daarbij worden de gegevens zorgvuldig opgenomen en ingetekend. Het gehele grondgebied van Vlaardingen is in de Cultuurhistorische Hoofd Structuur aangemerkt met een grote tot zeer grote kans op archeologische sporen. De gemeente Vlaardingen heeft echter maar twee terreinen aangewezen als gemeentelijk archeologisch monument. Voor een gebied met zo’n hoge potentie zou bescherming van meer archeologische terreinen recht doen aan deze potentie. Voorgesteld wordt om een selectie te maken van onverstoorde, de op de archeologische kaart geel ingekleurde terreinen (gebieden van hoge archeologische waarde) en deze voor gemeentelijke bescherming als archeologisch gemeentelijk monument in aanmerking te laten komen.

Paragraaf De structuur bepaald (1000 – 1600 na Chr.)

Ontginningen

Het omliggende gebied buiten de nederzetting werd ontgonnen vanaf de 11de eeuw door boerderijen te plaatsen op kavels die bepaald werden door de loop van de kreken. Hierdoor ontstaat een zeer onregelmatig patroon. De ontginningen hebben zich geconcentreerd rond het zuidelijke gedeelte van de Holierhoekse polder en het oostelijke gedeelte van de Aalkeet-Buitenpolder. Deze ontginningen zijn alleen nog op oud kaartmateriaal te zien. De sporen in het landschap zijn door de verstedelijking volledig uitgewist. Aan het einde van de 11de eeuw worden de overige landerijen meer systematisch ontgonnen onder invloed van de geestelijkheid van de Abdij van Egmond. Dit resulteerde in een regelmatige zeer lange strokenverkaveling. Deze strokenverkaveling is nog steeds zichtbaar in de buitengebieden ten westen en ten noorden van de stad Vlaardingen. Hierbij speelt de afwatering, natuurlijk of gegraven, ook een grote rol. Deze ontginningen vinden plaats vanuit de in het gebied gestichte boerderijen (mansions), die verspreid in de polders liggen. Van vier, nu binnen de stad gelegen locaties is bekend dat deze uit een ontginningsboerderij zijn ontstaan. Dit zijn de buitenplaats Holy en het “Landje van Chardon”. Deze locaties zijn inmiddels opgenomen als beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument. De derde locatie betreft de buitenplaats Hoogstad. Alleen in de Aalkeet-Binnenpolder liggen de boerderijen op één lijn op de daar aanwezige kreekrug. Afwatering

De afwatering van het gebied rond Vlaardingen gaat aanvankelijk door natuurlijk verloop via de bestaande kreken, waaronder de Vlaarding en de Poeldijkse Watering. Deze watering is, zij het door vergraving nog steeds aanwezig in de Westwijk en de Indische Buurt. Door de groei van Vlaardingen is de samenvloeiing naar het noorden verlegd. Dit gegraven afvoerkanaal, Biersloot, komt uit in de reeds gegraven Vlaardinger Vaart. De Biersloot is gedempt en omgevormd tot straat met die naam. Deze straat vormt een deel van de scheiding tussen de centrumwijk en de Noordwestelijke centrumwijk. Vlaardinger Vaart

De Vlaardinger Vaart (Breevaart) wordt in het midden van de 13de eeuw aangelegd als afwateringskanaal vanuit Naaldwijk, Rijswijk en Schipluiden. Op deze vaart worden achtereenvolgens de Biersloot en de rivier de Vlaarding met een zijlsloot aangesloten. In de 18de eeuw wordt de Vaart voorzien van een jaagpad, zodat de Vaart ook voor de trekvaart gebruikt kan worden. Het jaagpad is nog aanwezig en functioneert als fiets- en/of wandelpad. Dijken en dwarskaden

Aanvankelijk was er geen dijkbescherming rondom het gebied van Vlaardingen. Het gebied lag hoog genoeg. Pas nadat in het midden van de 12de eeuw het gebied vaak overstroomde en de oude nederzetting Vlaardingen verwoest werd, werd begonnen met de aanleg van dijken. De eerste dijken werden tussen de opgeworpen terpen aangelegd. De dijken in Vlaardingen, bestaande uit de Maassluissedijk, Markt, Hoogstraat en de Kortedijk behoren tot de oudste gedeelten van de westelijke waterkering langs de Maas. Deze dijklichamen zijn opgenomen in de stedelijke structuur en herkenbaar. De oostelijke gedeelten van de waterkering is verschillende malen verlegd. Dit traject liep aanvankelijk langs de Kortedijk over het tracé van de huidige Kethelweg. Ook deze weg ligt vrij hoog. Stad Vlaardingen

De door de overstromingen verwoeste nederzetting Vlaardingen wordt in het midden van de 12de eeuw opnieuw op oeverwallen en opgeworpen terpen opgebouwd. De terpen worden verbonden met dijken. De oudst bekende rechten dateren van 1273. Door het verkrijgen van stadsrechten (1327) en tolprivileges (1372) en verwerven van het stapelrecht, krijgt de nederzetting als handelsplaats een nieuwe impuls. Overschotten van de landbouw worden verhandeld. Overstroming en verzanding

De Maas voert eerst voornamelijk water af via de Maasdelta. Dit gebied raakt regelmatig onder water, waarbij de oude nederzetting Vlaardingen verwoest wordt. Na de St. Elisabethsvloed verlegt de waterafvoer zich via de ontstane Biesbosch en het Hollands Diep. Alleen de Lek voert dan nog water af via de Nieuwe Maas. Hierdoor verzandt de Maasdelta met alle gevolgen van dien voor de scheepvaart en de economie. Monumenten

Uit deze periode zijn slechts (onderdelen van) structuren bewaard gebleven. Bebouwing van deze structuren is geheel verdwenen. Restanten hiervan zijn mogelijk nog in de grond aanwezig. De structuren zijn niet beschermd. Tot deze structuren behoren: - De dijklichamen, die in het centrum van Vlaardingen zichtbaar zijn; Deze dijklichamen hebben nu veelal geen waterkerende functie en zijn in principe vogelvrij.

- De Vlaardinger Vaart

- Het slagenlandschap in het westelijke en noordelijke buitengebied.

- De structuur en verkaveling van de kerkring en het begin van de Hoogstraat De genoemde structuren zijn niet beschermd, maar worden in de CHS aangemerkt als belangrijke tot zeer belangrijke historisch-landschappelijke lijnen. Monumenten die een goed beeld geven van deze periode en van deze structuren, en die in aanmerking kunnen komen voor een of andere vorm van bescherming zijn:

- De op de CHS geel ingekleurde terreinen van hoge archeologische waarde uit deze periode.

- De boerderijen, zowel in het buitengebied als de inmiddels ingebouwde boerderijen, de middeleeuwse boerderijplaatsen op woonheuvels of terpen.

- De oudste bouwfase van de Grote Kerk behoort ook tot deze periode.

De infrastructuur van het water (dijken en kaden) is het waard om herkenbaar te houden.

Paragraaf De welvarende stad (1600 – 1800 na Chr.)

Haven

Na de grote stadsband van 1574 werd de wederopbouw snel ter hand genomen, waarbij ook enige uitbreidingen van de stad aan de westelijke en de noordelijke zijde plaatsvonden. Daarna vindt ook de uitbreiding in zuidelijke richting plaats langs de uitmonding van de Vlaarding in de Nieuwe Maas. De welvaart blijft zich voorspoedig ontwikkelen. Na 1756 komt een einde aan de voorspoed door de blokkade van de Engelse vloot voor de Hollandse kust, waardoor het onmogelijk was voor de Vlaardingse vissers om uit te varen. Ook handelsschepen konden de Vlaardingse haven niet in of uit. Een bijkomend probleem is de voortdurende verzanding van de waterwegen naar open zee.

Inpolderingen aan de Nieuwe Maas

De inpolderingen van buitendijkse riviergebieden vindt plaats ten zuiden van de Maasluissedijk, het gebied “Buitenweide” en “Louweland” aan de oostelijke zijde van de haven en de “Vettenoordsepolder” aan de zuidzijde van de stad. Vooral de havenzijde van de Vettenoordsepolder raakt snel bebouwd met pakhuizen, en bebouwing t.b.v. visserij. De haven krijgt een kraan (1625) en de handel bloeit. Agrarische producten worden niet meer uitgevoerd, maar ingekocht.

Buitenplaatsen

Voor de Ambachtsheer wordt in 1612 de buitenplaats “het Hof” aangelegd op het net ingedijkte gebied ten oosten van de haven (Buitenweide). De buitenplaats wordt in 1830 door de gemeente aangekocht en de gebouwen gedeeltelijk gesloopt. De laatste (bij)gebouwen worden in 1895 gesloopt bij de aankoop van de particuliere gasfabriek. Van deze buitenplaats is alleen nog een restant van de omgrachting van de moestuin aanwezig, die opgenomen is in de aanleg van het Oranjepark. Behalve deze buitenplaats zijn nog twee buitenplaatsen binnen de gemeente aanwezig geweest. De buitenplaats “ t Nieuwlandt”, gelegen in de Babberspolder, is geheel verdwenen onder de nieuwe structuur van de wijk Babberspolder. Hetzelfde geldt voor de buitenplaats ‘Steenhuyse’. Van de buitenplaats Holy resteren alleen het toegangshek en twee gevelstenen. Deze zijn opnieuw opgesteld op het terrein van de buitenplaats nabij het ziekenhuis.

Monumenten

Uit deze periode is nog veel zichtbaar. Na de stadsbrand (1574) is de stad in hoog tempo opgebouwd waarbij de bestaande structuur en verkaveling en rondom de Kerkring en de Hoogstraat waarschijnlijk gehandhaafd bleef. Veel objecten zijn op oude grondslag herbouwd en vergroot. Vlaardingen groeit en breidt zich uit naar het zuiden met de nodige inpolderingen, maar ook naar het noorden. De economische bedrijvigheid uit zich vooral in de handel en de visserij. De beide takken van bedrijvigheid bezitten elk hun specifieke bebouwing. Voor de handel zijn dit vooral de pakhuizen en rederijkantoren, soms gecombineerd met wonen. Deze objecten zijn in de lijst van Rijksmonumenten meer vertegenwoordigd dan in de gemeentelijke monumentenlijst. De visserij had vooral behoefte aan boten met tuigage, kabels en netten. De opslag en verwerking van de vis vormt een ander deel van deze bedrijfstak. Het visserijbedrijf lijkt ondervertegenwoordigd in de monumentenlijsten. Hier ligt voor de gemeentelijke lijst een kans om tot een evenwichtige en een voor Vlaardingen typerende lijst van monumenten te komen.

Het is ook te overwegen om een of meer roerende monumenten aan te wijzen, zoals schepen in de haven.

Van de Vlaardingse buitenplaatsen zijn alleen nog restanten over. Het deels omgrachte moestuin-terrein van het Hof is onderdeel van het Oranjepark (nog geen monumentenstatus). Van de buitenplaats Holy zijn de toegangspoort en twee gevelstenen opnieuw opgesteld, maar niet op zijn oorspronkelijke plek. Beide onderdelen moeten beschermd worden. Daarbij dienen de genoemde onderdelen versterkt te worden door het beter herkenbaar maken van de historische ontwikkeling.

Paragraaf Veranderingen (1800 – 1900 na Chr.)

Nutsvoorzieningen

De voorzieningen ten behoeve van het algemeen nut zijn in opkomst en worden aangelegd. Daarvoor zijn fabrieken en installaties nodig. In 1859 wordt bij het terrein van “het Hof” een gasfabriek geplaatst. Op het buitendijkse land ten zuiden van de nog aan te leggen Oostwijk wordt de eerste installatie van het waterbedrijf met watertoren aangelegd. Alleen een straatnaam in het gebied ten zuiden van de Kon. Wilhelminahaven herinnert aan deze eerste installatie. De tweede watertoren heeft achter de huidige Stadsgehoorzaal aan de Emmastraat gestaan. De derde toren (1952) staat aan de rand van het Oranjepark, nabij de brandweerkazerne. De buiten gebruik zijnde toren is de laatste herinnering aan het zelfstandige waterbedrijf in Vlaardingen.

Industrialisatie

Nadat de economisch voorspoed is ingezakt, volgt een periode van betrekkelijke armoede. Vlaardingen groeit economisch gezien niet, zelfs de visserij ligt plat. Het duurt tot aan het einde van de 19de eeuw voordat de visserij een impuls krijgt door de aanleg van de Nieuwe Waterweg en enige vernieuwingen binnen het visserijbedrijf. De Oude Haven raakt vol, niet allen vanwege de visserij maar ook vanwege de op- en overslag van goederen. Uitbreiding van de havencapaciteit is mede door de industriële ontwikkelingen vanaf 1880 noodzakelijk. Deze wordt aangelegd buiten de dan aanwezige beschermende dijken aan de Nieuwe Waterweg. De Kon. Wilhelminahaven wordt aangelegd (1896-1904), bereikbaar is via een doorvaart, waar ook de Oude Haven op aansluit. Het interbellum wordt door het gemeentebestuur en bedrijfsleven (bewust) aangegrepen om vaart achter de ontwikkeling van industrie en handel te zetten. De stad zou minder afhankelijk van de (eenzijdige economie van de visserij) moeten worden. Ontwikkelingen volgen in hoog tempo, waardoor de smalle toegang toe de nieuwe haven niet meer voldoet. Een nieuwe toegang vanaf de Nieuwe Waterweg is noodzakelijk (1926), waarbij ook de haven wordt vergroot. Vrij kort na de eerste aanleg van de haven volgt de Vulcaanhaven (1913). Industrieën verdringen zich om een plekje te bemachtigen tussen de haven en de in 1891 geopende spoorlijn Rotterdam - Hoek van Holland. Na de uitbreidingen in oostelijke richting volgen de uitbreidingen in westelijke richting langs de oever van de Nieuwe Waterweg.

Monumenten

Het ineenzakken van de economische voorspoed is zichtbaar in de bebouwing. Er wordt niet veel gebouwd. Pas als de economische omstandigheden opleven aan het einde van de negentiende eeuw krijgt de bebouwing ook een impuls. De bebouwing is tweeledig. De industrialisatie vereist nieuwe en grotere bedrijfshallen en mogelijkheden om goederen op te slaan. De werkgelegenheid trekt mensen van verschillende maatschappelijke klassen aan, die gehuisvest moeten worden. Een tweede ontwikkeling is de voorzichtige opstart van de nutsvoorzieningen. Van als deze initiatieven is bijna niets meer over, behalve een watertoren en een deel van het brandweerkazernecomplex, dat bij het inmiddels gefuseerde Gemeentelijk Energie Bedrijf in gebruik was.

Deze ontwikkelingen zijn in de lijst van rijksmonumenten meer terug te vinden dan in de gemeentelijke lijst. De structuren en rondom het havengebied van de Kon. Wilhelminahaven zijn voldoende geïnventariseerd, maar tot bescherming op grote schaal is nog niet overgegaan.

Er liggen voldoende kansen om het voor Vlaardingen kenmerkende thema “industrieel erfgoed’ in de gemeentelijke lijst van monumenten te verwerken.

Paragraaf Uitbreiding en doorsnijding (1900 - 2000 na Chr.)

Verstedelijking

Na de eerste voorzichtige uitbreidingen aan het einde van de 19de eeuw in de Oostwijk en de Vettenoordsepolder worden na 1900 in hoog tempo de gehele Oostwijk, de drie wijken rondom Vlaardinger Ambacht en de wijk noordwestelijk van de centrumwijk gebouwd en een aanzet gegeven voor de Indische buurt. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de Indische buurt gecompleteerd, waarna de wijk Babberspolder en de Westwijk volgen. Uiteindelijk volgt als laatste de wijk Holy. Aanvankelijk zou na de voltooiing van de Westwijk de Noordwestwijk (Broekpolder) ter hand worden genomen. Omdat de Broekpolder nog in gebruik was voor de berging van havenslib, is er toen voor gekozen om eerst de Noordoostwijk (Holywijk) te ontwikkelen, vooruitlopend op de ontwikkeling van de Noordwestwijk.

Het is aan de verandering van rijksbeleid (het groeikernbeleid) te danken dat de bebouwing van de Broekpolder verder is getemporiseerd (en uiteindelijk is afgelast). Bij al de uitbreidingen zijn bestaande polderstructuren vrijwel geheel verdwenen.

Monumenten

De verstedelijking zet in Vlaardingen vooral na de Tweede Wereldoorlog door. Grote stukken buitengebied en polderland verdwijnen onder nieuwe stedenbouwkundige structuren. Monumenten uit deze periode zijn er nog niet, en de objecten en de structuren uit deze periode worden bedreigd. Vlaardingen kan vanwege deze nieuwe structuren, die nationale en internationale voorbeelden van stedenbouwkunde waren, een toon zetten bij de aanwijzing van jonge monumenten voor een gemeentelijke monumentenlijst.

Paragraaf Toekomst (na 2000)

Verdichting stedelijk gebied

De grenzen van het stedelijk gebied zijn nu vastgelegd. De blijvende vraag naar grotere en ruimere woningen houdt aan. Binnen het stedelijke gebied worden naar oplossingen gezocht voor dit vraagstuk. De laatste visie is vastgelegd in de “Ruimtelijke Structuurschets Vlaardingen 2020”. In deze visie worden bestaande structuren, bestemmingen en ruimte-indelingen opnieuw ingedeeld. Hierbij komen de bestaande ruimtelijke indelingen en kwaliteiten van de wijken uit van met name de na-oorlogse periode in het geding.

Het is nog maar de vraag of deze ingrepen de monumenten van de toekomst zullen opleveren. Ook is nog onduidelijk welke waardevolle objecten en structuren zullen verdwijnen door deze ingrepen.

Hier is een ander onderzoek naar de cultuurhistorische waarde van de wijken gewenst, Hiervoor zijn landelijke onderzoeksmethodes ontwikkeld.

Open houden buitengebied

Met het aflopen van de werking van de reconstructiewet Midden-Delfland breekt een nieuwe periode aan waarvoor ook nieuwe oplossingen moeten worden gezocht. Met de aanwijzing als topgebied cultureel erfgoed en als belvedèregebeid is het Vlaardingse deel van Midden-Delfland gevrijwaard van bebouwing.

Deel Bronnen

Gesprekken met: - C. Bot, wethouder belast met o.m. monumentenzorg

- C. Kruyt, directeur Dienst Stadswerk

- J. Plooij, plv. directeur Dienst Stadswerk

- C. Plokhooij, hoofd afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu

- J. Baris, hoofd sectie Vergunningen en Ontheffingen van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu

- C. de Vries, adm. juridisch medewerker bouw- en monumentenzaken afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu

- Ir H.C.A. de Kat, lid van de monumentencommissie Literatuur: - Kuiper Compagnons Gemeente Vlaardingen Welstandsnota (Vlaardingen 2004)

- J. Stoelhorst Monument onbekend maakt monument onbemind (Stichting Nationaal Contact Monumenten, Amsterdam 2004)

- J. Stoelhorst Monumentencommissies in beweging (Stichting Nationaal Contact Monumenten, Amsterdam 2002)

- Vereniging voor Nederlandse Gemeenten Monumentenzorg lokaal op koers. Een handreiking voor een gerichte aanpak van gemeentelijk monumentenbeleid. (VNG uitgeverij, Den Haag 2000)

- Dorp, Stad en Land Gemeentelijke Monumentenbeleid in Zuid-Holland, Ervaringen en aanbevelingen van Dorp, Stad en Land (Rotterdam 2001)

- Diverse auteurs, Monumenten Inventarisatie Project, Jongere bouwkunst en stedebouw, 1800-1945, Vlaardingen deel 1 en 2 (Provinciaal Bestuur van Zuid-Holland, ’s-Gravenhage 1995)

- Drs. K.Z. Messchaert, Inventarisatie vooroorlogse- en naoorlogse bouwkunst Rivierzone Vlaardingen (Amsterdam 2001)

- Drs. K.Z. Messchaert, Inventarisatie gebouwen Koningin Wilhelminahaven en Buitenhaven te Vlaardingen (Amsterdam 2002)

- A.J. van Bommel en R.R. Wijk, Inventarisatie Wederopbouw Vlaardingen (Vlaardingen 2002)

- G. Ottevanger e.a., Molens, gemalen en andere waterstaatkundige elementen in Midden Delfland, een inventarisatie van hun cultuurhistorische waarden (Provinciale Waterstaat Zuid-Holland, Den Haag 1985) - C.S.T.J. Huijts, De ontwikkeling van de Midden Delflandse boerderij, een onderzoek in het kader van de reconstructie van Midden-Delfland (Bureau van Uitvoering Midden Delfland, Maasland 1984)

- Provincie Zuid Holland, Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Delfland en Schieland (Provincie Zuid-Holland, Den Haag 2002)

- Provincie Utrecht, Dienst Ruimte en Groen, Sector Recreatie, Erfgoed en toerisme, Niet van Gisteren, Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht, regio Delfland en Schieland (Provincie Utrecht, 2002)

- C. Postma, Korte geschiedenis van Vlaardingen (Vlaardingen 1958)

- H. van der Sloot, Vissen bij de vleet. (Stichting Vlaardingen 73, Vlaardingen 1973)

- Stichting Boerderij & Erf Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Van oud naar behoud, handboek boerderijherstel, suggesties, spelregels en subsidies (2004)

- Niek de Boer en Ronald Lambert, Woonwijken, Nederlandse stedebouw 1945-1985 (uitgeverij 010, Rotterdam 1985)

- Leon van Meijel, De naoorlogse wijk in historisch perspectief: de praktijk (VNG-uitgeverij, Den Haag 2001)

Deel Lijst met afkortingen

Afkorting Betekenis

AMK Archeologische Monumenten Kaart

BRIM Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Rijksmonumenten

BROM Besluit Rijkssubsidiering Onderhoud Rijksmonumenten

BRRM Besluit Rijkssubsidiering Restauratie Rijksmonumenten

DSL Stichting Dorp, Stad en Land

ISV Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing

MIP Monumenten Inventarisatie Project

MW Monumentenwacht

NCM Nationaal Contact Monumenten

NRF Nationaal Restauratiefonds

OM Open Monumentendag

OZB Onroerende Zaak Belasting

PRUP Provinciaal Restauratie Uitvoeringsprogramma

RDMZ Rijksdienst voor de Monumentenzorg

ROB Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek

VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 02-02-2006

Bijlage

1. overzicht van subsidies voor monumenten

2. procedure voor monumentenvergunningen

3. Overzicht rijks- en gemeentelijke monumenten De volgende inventarisaties zijn voorhanden: a. Monumenten Inventarisatie Project (M.I.P.)

b. Inventarisatie Vooroorlogse- en naoorlogse bouwkunst Rivierzone Vlaardingen

c. Inventarisatie gebouwen Koningin Wilhelminahaven en buitenhaven te Vlaardingen

d. Inventarisatie Wederopbouw Vlaardingen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling