Verordening recht van enquete gemeenteraad Vlissingen 2007

Geldend van 04-10-2007 t/m heden

Intitulé

VERORDENING RECHT VAN ENQUETE GEMEENTERAAD VLISSINGEN 2007

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

onderzoek

een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

b.

onderzoekscommissie

een onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.

c.

presidium

vergadering bestaande uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad in aanwezigheid van de griffier, zoals bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde voor de raad 2007.

Artikel 2. Instellen van het onderzoek en onderzoekscommissie

  • 1. De gemeenteraad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek, alsmede een toelichting.

  • 3. De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan hetzij een reeds door de gemeenteraad ingestelde onderzoekscommissie, hetzij aan een daartoe in te stellen onderzoekscommissie. Benoeming van de leden van de onderzoekscommissie geschiedt in ieder geval binnen één maand na het besluit tot het instellen van een onderzoek zoals bedoeld in lid 1.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde onderzoekscommissie bestaat uit ten minste drie en bij voorkeur uit vijf leden van de raad, waarbij de in de raad vertegenwoordigde groeperingen evenwichtig in de onderzoekscommissie worden vertegenwoordigd.

  • 5. De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter.

  • 6. Leden van de raad die middellijk dan wel onmiddellijk bij het onderwerp van het onderzoek, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, betrokken zijn c.q. zijn geweest, kunnen niet worden benoemd als lid van een ter uitvoering van dit onderzoek in te stellen c.q. ingestelde onderzoekscommissie.

  • 7. De omschrijving als genoemd in het tweede lid kan hangende het onderzoek al dan niet op verzoek van de onderzoekscommissie die het onderzoek verricht, door de gemeenteraad worden gewijzigd.

  • 8. De onderzoekscommissie kan geen van de bevoegdheden, haar bij deze verordening of Gemeentewet verleend, uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

Artikel 3. Beëindiging van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt van rechtswege indien:

    • a.

      de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    • b.

      een lid ophoudt lid van de raad te zijn;

    • c.

      de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

    • d.

      een lid ontslag neemt;

  • 2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt dit lid de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3. In de vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 4. Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend gehoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

  • 2. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3. De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

  • 4. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

  • 5. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van de stemmen.

  • 6. De Verordening op de raadscommissies Vlissingen 2007 is niet van toepassing.

Artikel 5. Ambtelijke bijstand

  • 1. Het presidium benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een secretaris en een plv. secretaris.

  • 2. De secretaris is bij iedere zitting aanwezig.

  • 3. De Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2007 is niet van toepassing.

Artikel 6. Publicatie

  • 1. Het besluit tot het instellen van een onderzoek en de samenstelling van de onderzoekscommissie wordt op de website van de gemeente en in een in de gemeente Vlissingen verschijnend huis-aan-huis blad geplaatst.

  • 2. Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van onderzoek en van beëindiging van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 7. Organisatie onderzoek

  • 1. Alle activiteiten van de leden en de aan de onderzoekscommissie toegevoegde medewerkers vallen onder de verantwoordelijkheid van de onderzoekscommissie.

  • 2. De secretaris van de onderzoekscommissie is eindverantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten van de ondersteuning van de onderzoekscommissie.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na instelling van de onderzoekscommissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stellen de voorzitter en de secretaris van de onderzoekscommissie, in overleg met de griffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op zijn ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

    • ·

      de uitvoering van de onderzoeksopdracht;

    • ·

      de eerste planning van de uit te voeren taken;

    • ·

      de taakverdeling;

    • ·

      de taak en rol van de voorzitter;

    • ·

      de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning, waarbij aandacht wordt besteed aan de wettelijke aansprakelijkheid;

    • ·

      de plaats en de omvang van de werkruimten;

    • ·

      de noodzaak van een informatieprotocol;

    • ·

      de archivering en classificering;

    • ·

      de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten;

    • ·

      de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;

    • ·

      de contacten met de pers.

  • 4. Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

Artikel 8. Kring van deelnemers van het onderzoek

  • 1. Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde onderzoekscommissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 2 nodig is.

  • 2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3. De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking verplicht te voldoen aan een oproep door de onderzoekscommissie uitgevaardigd om als getuige of deskundige te worden verhoord.

  • 4. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking als bedoeld in lid 1 te verlenen.

  • 5. Diegene die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de onderzoekscommissie. De onderzoekscommissie publiceert een dergelijke uitnodiging met een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek overeenkomstig de wijze als genoemd in artikel 6 lid 1 van deze Verordening.

  • 6. De onderzoekscommissie besluit of van de diensten van de betrokkene uit lid 5 gebruik wordt gemaakt.

Artikel 9. Verplicht karakter oproep

  • 1. Personen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 5. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 6. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden van de onderzoekscommissie en andere aanwezigen bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 7. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de onderzoekscommissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 8. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 10. Wijze van oproep

  • 1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2. Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan een proces-verbaal opgemaakt, wat een nauwkeurige omschrijving van de oproep behelst en door de aanwezige leden der onderzoekscommissie wordt ondertekend.

  • 3. Dit proces-verbaal wordt door de onderzoekscommissie, wanneer zij het nodig acht, in handen gesteld van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement, waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

  • 4. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, als bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 5. Op een beschikking als bedoeld in het vierde lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 11. Tijd tussen oproep en zitting

  • 1. De getuigen of deskundigen dienen de oproep als bedoeld in artikel 10, eerste lid, ten minste vijf werkdagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

  • 2. Binnen twee werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk twee werkdagen voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 12. Zittingen

  • 1. De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de onderzoekscommissie gehouden op de plaats, waar zij dat het meest wenselijk oordeelt.

  • 2. De onderzoekscommissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve gesprekken voeren in beslotenheid.

Artikel 13. Weigering antwoorden

Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproep verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden, of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, wat de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt, en door de aanwezige leden van de onderzoekscommissie wordt ondertekend.

Artikel 14. Geheimhouding

  • 1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.

  • 2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

Artikel 15. Verschoning

  • 1. De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde onderzoekscommissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 8, eerste lid, en artikel 9, eerste en derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het eerste lid wegens strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 16. Besloten vergadering

  • 1. Een onderzoekscommissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de onderzoekscommissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 2. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd.

  • 3. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de onderzoekscommissie haar opheft.

Artikel 17. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- en afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren te doen vertrekken.

Artikel 18. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken vragen hiervoor toestemming aan de voorzitter. De voorzitter kan hiertoe aanwijzingen geven.

Artikel 19 Verslaglegging zitting

  • 1. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een zakelijke melding in van wat over en weer is gezegd en wat verder in de zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. De getuigen en deskundigen worden in de gelegenheid gegeven binnen één werkweek te reageren op het conceptverslag.

  • 6. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 20. Beraadslagingen

1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

2. De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 21. Tegemoetkoming kosten getuigen en deskundigen

De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door de onderzoekscommissie op vertoon van de schriftelijke oproep of de akte van dagvaarding, te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 22. Voortgang na aftreden raad

De bevoegdheid en de werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden door het aftreden van de gemeenteraad niet geschorst, hierbij rekening houdend met artikel 3, eerste lid, sub b.

Artikel 23. Budget

  • 1. De gemeenteraad stelt een raming vast van de kosten, welke naar zijn oordeel voor het onderzoek in een bepaald jaar vereist zijn. Hij brengt deze ter kennis aan het college. Het college draagt zorg voor de vereiste budgettering.

  • 2. Het beheer van de gelden behoort tot de verantwoordelijkheden van de griffier.

Artikel 24. Rapportage

  • 1. De raad kan nadere regels stellen met betrekking tot de rapportage over het onderzoek.

  • 2. De onderzoekscommissie legt haar bevindingen neer in een rapport. Het rapport wordt besproken in de raad op een door de raad te bepalen tijdstip.

Artikel 25. Bewaartermijn onderzoek

  • 1. Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde onderzoekscommissie besluit de gemeenteraad, dat de dossiers van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2. Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de onderzoekscommissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3. De onderzoekscommissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 26. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening wordt aangehaald als “Recht van enquête gemeenteraad Vlissingen 2007” en treedt in werking op de dag na die waarop deze is bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 september 2007.
De raad voornoemd,
de griffier, voorzitter,
mr. F. Vermeulen A. van Dok- van Weele

Artikelgewijze toelichting op de ‘Verordening recht van enquête gemeenteraad Vlissingen 2007’. Algemeen

Artikelgewijze toelichting op de ‘Verordening recht van enquête gemeenteraad Vlissingen 2007’.

Algemeen

Het onderzoeksrecht van de raad is geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet. De Gemeentewet en de verordening vormen samen het wettelijk kader voor het uitoefenen van het recht op enquête van de raad. Het onderzoeksrecht is een exclusief recht van de raad dat ingevolge artikel 156, tweede lid, Gemeentewet niet overdraagbaar is.

Artikel 2. Instellen van het onderzoek/onderzoekscommissie

Ter verduidelijking wordt hier nogmaals aangegeven dat op voorstel van leden van de raad, bij raadsbesluit, een onderzoek kan worden ingesteld naar het door het college en/of de burgemeester gevoerde bestuur. Met betrekking tot voorstellen is het bepaalde over het initiatiefvoorstel in artikel 38 Reglement van orde van de raad van toepassing. Indien de raad tot een onderzoek besloten heeft, dient de raad zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen één maand te besluiten hoeveel leden (aantal) er in de onderzoekscommissie plaats zullen vinden en welke leden dat zijn (samenstelling).

De Gemeentewet bepaalt hieromtrent in artikel 155a, derde en vierde lid, dat de onderzoekscommissie uit tenminste drie raadsleden bestaat en dat de raad bij samenstelling zorg draagt voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Omdat het denkbaar is dat hiervoor nader overleg nodig is, is het mogelijk hierover te besluiten in een raadsvergadering binnen een maand volgend op het besluit tot het instellen van een onderzoek. Omdat de onderzoekscommissie ingevolge artikel 4, vijfde lid, van deze verordening besluit met meerderheid van stemmen verdient het de aanbeveling om een oneven aantal leden te benoemen. Op deze wijze kan het staken van stemmen worden verkomen. In deze verordening is ervoor gekozen dat de onderzoekscommissie zelf de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter kiest. Dit zal de samenwerking binnen de onderzoekscommissie ten goede komen.

Artikel 3. Beëindiging van het lidmaatschap

In artikel 155a, zesde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheden en de werkzaamheden van een onderzoekscommissie niet worden geschorst door het aftreden van de raad. Nu de onderzoekscommissie slechts mag bestaan uit leden van de raad brengt dat met zich mee dat bij het aantreden van een nieuwe raad de samenstelling van de onderzoekscommissie wel zal moeten worden aangepast. Indien een individueel lid van de onderzoekscommissie ophoudt lid te zijn van de raad eindigt daardoor tevens zijn lidmaatschap van eerder genoemde commissie.

Voorts eindigt een lidmaatschap uiteraard bij opheffing van de onderzoekscommissie en bij het nemen van ontslag. De raad kan tevens, indien dit wenselijk wordt geacht, de onderzoekscommissie tussentijds opheffen. Daarnaast eindigt het lidmaatschap indien de onderzoekscommissie besluit een van haar leden te horen. Artikel 155c, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt namelijk dat een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, niet tevens lid is van de onderzoekscommissie.

Artikel 4. Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

De onderzoekscommissie heeft op basis van de bepalingen uit de Gemeentewet al een aantal bevoegdheden. Zo bepaalt artikel 155c, vijfde lid, van de Gemeentewet dat de onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van de eed of belofte. Omdat het tengevolge hiervan niet mogelijk is om de ene getuige wel en de andere niet onder ede te horen is in artikel 4, eerste lid, van deze verordening bepaald dat de onderzoekscommissie hieromtrent een besluit neemt alvorens de eerste getuige of deskundige gehoord is.

Artikel 155b, eerste lid, Gemeentewet bepaalt de groep van personen die verplicht zijn mee te werken aan een onderzoek en jegens wie dwangmiddelen kunnen worden ingezet. Dit laat onverlet de mogelijkheid om personen buiten deze groep te horen, zij het op vrijwillige basis. Deze personen zijn niet verplicht om een verklaring onder ede af te leggen. Indien een onderzoekscommissie daarom bepaald heeft dat alle getuigen en deskundigen onder ede gehoord worden, zijn deze personen hiervan uitgezonderd.

Naast het horen op vrijwillige basis kan een onderzoekscommissie ook informele (informatieve) gesprekken voeren met getuigen en deskundigen, dit om zo te kunnen vaststellen of horen ter zitting nuttig is.

Tenslotte bestaat de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij gebrek aan deskundigheid, opdrachten uit te besteden aan derden. Ingevolge artikel 155f Gemeentewet dient het college de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek zo mogelijk in een bepaald jaar op te nemen in de ontwerpbegroting. Voorstelbaar is dat hier tevens een post wordt opgenomen met betrekking tot deze (mogelijke) inschakeling van externen. De onderzoekscommissie kan ingevolge artikel 155a, vijfde lid, Gemeentewet, het haar bij die wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien tenminste drie van haar leden aanwezig zijn. Met betrekking tot de bevoegdheden die op basis van deze verordening bestaan is gekozen voor hetzelfde regime.

Er kan uiteraard bepaald worden dat alle of enkele van de bevoegdheden kunnen worden uitgeoefend bij de aanwezigheid van een kleiner aantal leden. Uit praktische overwegingen zou er bijvoorbeeld voor gekozen kunnen worden om het voeren van informatieve gesprekken ook door individuele leden mogelijk te maken. Daarnaast zegt het vijfde lid dat de onderzoekscommissie beslist met een meerderheid van stemmen. Om deze reden wordt ook aanbevolen een oneven aantal leden te benoemen. De verordening op de raadscommissies is hier buiten toepassing verklaard, omdat hierin zaken en bevoegdheden geregeld worden die bij het onderzoek niet van toepassing dan wel wenselijk zijn. Hierbij valt te denken aan zaken als spreekrecht voor burgers enz.

Artikel 5. Ambtelijke bijstand

Artikel 155a, achtste lid, van de Gemeentewet, bepaalt dat de raad, alvorens tot een onderzoek besloten wordt, bij verordening nadere regels stelt met betrekking tot deze onderzoeken. Hierin dienen in ieder geval regels opgenomen te worden over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de onderzoekscommissie. Lid 1 regelt de ondersteuning aan de onderzoekscommissie. Dit kan de griffier of iemand van de griffie zijn, maar dat hoeft niet. Gezien het tijdsbeslag en de zwaarte van het onderzoek kan het zelfs raadzaam zijn hiervoor een extern bureau in te huren. De verordening ambtelijke bijstand is hierop niet van toepassing.

Artikel 6 Publicatie

De hoofdregel is dat de gemeenteraad en ook een daarvan afgeleide onderzoekscommissie in het openbaar vergadert, tenzij. De stukken in de vergadering zijn in principe openbaar. De oproep wordt gepubliceerd. De besluiten worden na afloop ook gepubliceerd. In de lijn van deze logica ligt dit artikel. Aan het instellen van een onderzoek en daarop volgend de openbare zittingen moet zoveel mogelijk openbaarheid worden gegeven. Dit kan door middel van publicatie op internet en in een huis-aan-huisblad.

Artikel 8 Kring van deelnemers van het onderzoekArtikel 155b Gemeentewet komt hier deels in terug.

Artikel 9 Verplicht karakter oproep

Zie artikel 155c Gemeentewet

Artikel 10 Wijze van oproep

De wijze van oproepen is gelegen in de bewijskracht die nodig is indien een getuige of een deskundige niet verschijnt en de gevolgen die het niet verschijnen kunnen hebben.

Artikel 11 Tijd tussen oproep en zitting

Gekozen is getuigen/deskundigen vijf werkdagen de tijd te geven voor de voorbereiding op een hoorzitting. Daar het bij een enquête grotendeels gaat om ambtenaren, lijkt deze tijd reëel. Vijf werkdagen is een compromis tussen twee weken en drie dagen. Een langere periode, bijvoorbeeld twee weken, verlengt de duur van de enquête onnodig. Bij een kortere voorbereidingstijd, bijvoorbeeld drie werkdagen krijgen de deskundigen/getuigen wel een erg krappe voorbereidingstijd.

Artikel 12. Zittingen

Artikel 155d, eerste lid, van de Gemeentewet voorziet in de schriftelijke oproep van getuigen en deskundigen die ter zitting dienen te verschijnen. Deze zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de onderzoekscommissie, die ingevolge artikel 20 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft. Op de zitting vinden de verhoren van getuigen en deskundigen plaats ex artikel 155c, zesde lid, van de Gemeentewet en zijn in beginsel openbaar.

De onderzoekscommissie kan ingevolge artikel 155c, zevende lid, van de Gemeentewet om gewichtige redenen echter besluiten dat verhoor of een gedeelte ervan niet in het openbaar plaatsvindt. De leden bewaren geheimhouding over wat hen tijdens een besloten zitting ter kennis komt. De redenen om besloten te vergaderen zijn hierbij anders dan die genoemd in artikel 86, eerste lid van de Gemeentewet. In artikel 86, eerste lid, wordt immers gesproken over belangen als bedoelt in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. Dat is bij besloten vergaderingen in het kader van het onderzoeksrecht niet van belang. Slechts van belang is er of naar het oordeel van de onderzoekscommissie sprake is van “gewichtige redenen”. Het bepaalde van artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet is daarom op de onderzoekscommissie niet van toepassing.

Artikel 13. Weigering antwoorden

Artikel 14. Geheimhouding

Artikel 14 komt overeen met artikel 155e, eerste en tweede lid, Gemeentewet.

Artikel 15. Verschoning

Artikel 15 komt overeen met artikel 155e, derde en vierde lid, Gemeentewet. Alleen personen die belast zijn of waren met de uitoefening van een bestuurstaak waarvoor zij door de raad ter verantwoording kunnen worden geroepen, alsmede hun (ex) ondergeschikten komt een beroep op deze verschoningsgrond toe.

Artikel 17. Toehoorders en de pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen. Voor de onderzoekscommissie ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, artikel 17, derde lid van deze verordening voorziet hierin.

Artikel 18. Geluid- en beeldregistratie

Aangezien de zittingen van een onderzoekscommissie in het principe openbaar zijn, kunnen radio- en televisiestations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een gesloten zitting betreft. De voorzitter kan aanwijzingen geven met betrekking tot bijvoorbeeld plaats en opstelling.

Artikel 19. Verslaglegging zitting

Het verdient aanbeveling om tijdens de verhoren een geluidsband mee te laten draaien of op andere wijze het gezegde exact vast te leggen. Op deze wijze ontstaat achteraf nooit discussie over wat gezegd is.

Artikel 20. Beraadslaging

Beraadslaging vindt plaats achter gesloten deuren, omdat de inhoud van een beraadslaging zich mogelijk niet voor openbaarheid leent. Het is namelijk zeer wel denkbaar dat er beraadslaagd wordt over ondervragingsmethoden, tactieken en dergelijke, welke in het belang van het onderzoek niet naar buiten worden gebracht. Daarnaast moet er vrij gesproken kunnen worden over personen en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 23. Budget

Een budget voor een raadsenquête lijkt geen vast gegeven in de lokale bestuurscultuur en dit geldt ook voor Vlissingen. Indien de raad echter besloten heeft tot het instellen van een raadsenquête, dan moet het ontbreken van de financiën het onderzoek niet belemmeren. De onderzoekscommissie zal met een concept raming komen van de kosten, welke in de raad kan worden goedgekeurd inhoudende een opdracht aan het college om de benodigde budgetten vrij te maken.

Artikel 24. Rapportage

De raad kan bepalen hoe en op welk moment de onderzoekscommissie aan de raad rapporteert. Voorstelbaar zou zijn dat hier bepaald wordt dat de voorzitter van de onderzoekscommissie in elke raadsvergadering een kort verslag doet over de vorderingen. Indien de onderzoekscommissie haar werkzaamheden heeft afgerond legt zij haar bevindingen voor aan de raad. De vorm waarin dit geschiedt wordt hier niet nader bepaald en is aan de raad in het kader van de nadere regels als vernoemd in 24, eerste lid, van deze verordening. Hierbij zijn verschillende vormen mogelijk, variërend van een rapport tot een voorstel aan de raad. De vraag luidt hierbij wat de raad onder bevindingen wenst te verstaan. Is dit slechts een feitenrelaas van de onderzoekscommissie waarover de raad zich een oordeel vormt of dient er door de commissie zelf ook een oordeel gevormd te worden alvorens de raad zich erover buigt.

Artikel 26. Citeertitel en inwerkingtreding

De onderliggende verordening bevat geen algemeen bindende voorschriften. De verplichting voor bepaalde categorieën personen om medewerking te verlenen aan een door de raad in te stellen onderzoek vloeit immers niet voort uit de verordening, maar rechtstreeks uit de wet. De verordening kan op een door de raad te bepalen datum in werking treden.