Regeling vervallen per 01-01-2015

Regeling bezoldigingsbeleid Vlissingen 1995

Geldend van 21-02-1995 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1995

Intitulé

Regeling bezoldigingsbeleid Vlissingen 1995

REGELING BEZOLDIGINGSBELEID VLISSINGEN 1995

GEMEENTEBLAD VLISSINGEN nr. X.10

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar en werknemer als bedoeld in de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

  • b.

    salaris: het bedrag van de salarisschaal dat aan de ambtenaar is toegekend, of, als voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag;

  • c.

    schaal: voor een betrekking of een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen, daaronder mede begrepen de bedragen welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van diensttijduitloop;

  • d.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen;

  • e.

    functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten en beschreven overeenkomstig de ODRP Functiewaarderingssysteem Vlissingen 2008;

  • f.

    functieschaal: het niveau van de functie, na conversie vastgesteld overeenkomstig de ODRP Functiewaarderingssysteem Vlissingen 2008;

  • g.

    aanloopschaal: het niveau direct onder de functieschaal;

  • h.

    uitloopschaal: het niveau direct boven de functieschaal;

  • i.

    conversie: de vertaling van de rangorde naar salarisschalen overeenkomstig de ODRP Functiewaarderingssysteem Vlissingen 2008;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Artikel 2 Algemeen

  • 1. Bij de toekenning van de bezoldiging wordt uitgegaan van de volgende factoren:

    • a.

      de aard van de functie, nader te onderscheiden in:

      1. het niveau van de functie;

      2. de aan de uitoefening van de functie verbonden bezwarende omstandigheden;

    • b.

      de wijze van functievervulling.

  • 2. De functieschaal vormt met de aanloopschaal en uitloopschaal een salarisband.

  • 3. De aan de functie verbonden bezwarende omstandigheden (inconveniënten) zijn niet opgenomen in het systeem van functiewaardering, omdat er van wordt uitgegaan dat deze bezwaren in principe zoveel mogelijk moeten worden verminderd door gepaste technische en/of organisatorische voorzieningen. Voor zover dit niet mogelijk is, kunnen zij afhankelijk van de bezwaren worden gecompenseerd in tijd en/of geld.

  • 4. De wijze waarop de ambtenaar zijn functie vervult zal worden vastgesteld door middel van een beoordeling van zijn prestaties en gedragingen. De beoordeling zal plaatsvinden volgens een nog vast te stellen regeling methodische functiebeoordeling.

Artikel 3 Bepaling bezoldiging bij aanstelling

Bij aanstelling wordt, afhankelijk van individuele omstandigheden, de bezoldiging toegekend volgens de aanloopschaal.

Artikel 4 Bevordering tot de functieschaal

  • 1. Bevordering tot de functieschaal vindt plaats als de ambtenaar volledig:

    • a.

      alle bestanddelen van de functie vervult en

    • b.

      voldoet aan de eisen ten aanzien van opleiding, ervaring, kennis en vaardigheden die aan de functievervulling worden gesteld.

  • 2. Aangenomen wordt dat de functie volledig wordt vervuld na een diensttijd bij functies ingedeeld in hoofdgroep:

    • a.

      I en II: van ½ jaar;

    • b.

      III: van 1 jaar;

    • c.

      IV: van 2 jaar;

    • d.

      V: van 3 jaar.

  • 3. Aan de hand van de in artikel 2, vierde lid, bedoelde beoordeling is verlenging van de in het tweede lid bedoelde termijn mogelijk.

Artikel 5 Bevordering tot de uitloopschaal

  • 1. Bevordering tot de uitloopschaal vindt plaats als de ambtenaar:

    • a.

      een bepaald aantal jaren het maximumsalaris van de functieschaal heeft genoten en gedurende deze tijd:

    • b.

      zijn functie volledig heeft vervuld en

    • c.

      voor wat betreft de functievervulling in opvallende mate is uitgegaan boven de hieraan gestelde eisen.

  • 2. Geen uitloopschaal is verbonden aan de functies ingedeeld in de schalen 1 t/m 4 en boven 11a.

  • 3. De in het eerste lid, sub a, bedoelde termijn bedraagt vijf jaar, met uitzondering van die geldende voor hen die worden bezoldigd in functieschaal 5. Voor hen wordt de termijn gesteld op zeven jaar.

  • 4. De uitloopperiodieken genoemd bij de functieschalen 1 t/m 5 worden toegekend vijf, zes en zeven jaar nadat het maximum van de functieschaal is bereikt.

  • 5. Het gestelde in het eerste lid, sub b, wordt bepaald aan de hand van de onder artikel 2, vierde lid, bedoelde beoordeling.

  • 6. Op grond van uitzonderlijke prestaties of als de ambtenaar is voorbestemd om binnen afzienbare tijd een hoger gewaardeerde functie te gaan vervullen en dit schriftelijk is vastgelegd, kan de in het derde lid bedoelde termijn worden ingekort. De verkorting bedraagt nooit meer dan de helft van de genoemde termijnen.

Artikel 6 Garantie

Onverminderd het bepaalde in artikel 3, wordt aan de ambtenaren wier functieschaal is bepaald op hoofdgroep I, bij een leeftijd van 23 jaar of ouder een salaris toegekend volgens functieschaal 3.

Artikel 7 Bezoldiging bij functiewijziging

  • 1.

    Indien aan een ambtenaar een functie wordt opgedragen waaraan een hogere functieschaal is verbonden, daaronder begrepen een herziening van het functieniveau, wordt hij geplaatst in de aanloopschaal.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt, indien op de datum van functiewijziging de verlaten feitelijke salarisschaal gelijk is aan de nieuwe aanloopschaal, en in de feitelijke salarisschaal gedurende één jaar of langer de maximumbezoldiging werd genoten, wordt de ambtenaar geplaatst in de functieschaal. De in de verlaten schaal, die derhalve als functieschaal werd aangemerkt, doorgebrachte diensttijd telt niet mee voor plaatsing in de nieuwe uitloopschaal.

  • 3.

    Indien na toepassing van het gestelde in het tweede lid het maximum van de aanloopschaal wordt bereikt voor afloop van de termijnen genoemd in artikel 4, tweede lid, vindt plaatsing in de functieschaal plaats één jaar na het bereiken van het maximum, tenzij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, vierde lid, plaatsing in de functieniveau verhindert.

  • 4.

    Indien op de datum van functiewijziging de verlaten feitelijke salarisschaal gelijk is aan de nieuwe functieschaal, en de feitelijke salarisschaal derhalve als uitloopschaal werd aangemerkt, dan telt, in afwijking van het bepaalde in lid 1, de in die uitloopschaal doorgebrachte diensttijd vermeerderd met één jaar mee voor de bepaling van het tijdstip van plaatsing in de nieuwe uitloopschaal.

(Gewijzigd bij besluit van college d.d. 24-09-2002)

Artikel 8 Toekenning extra periodieke verhogingen

  • 1. Eén extra periodieke verhoging kan worden toegekend als de ambtenaar in zijn functievervulling uitgaat boven de daaraan gestelde eisen.

  • 2. Twee extra periodieke verhogingen kunnen worden toegekend als de ambtenaar in opvallende mate in zijn functievervulling uitgaat boven de daaraan gestelde eisen.

  • 3. Toekenning van extra periodieke verhogingen is slechts mogelijk tot het maximum van de schaal waarin de ambtenaar wordt bezoldigd.

  • 4. Toepassing van het eerste lid vindt maximaal tweemaal plaats in dezelfde salarisschaal.

  • 5. Toepassing van het tweede lid vindt maximaal éénmaal plaats in dezelfde salarisschaal.

Artikel 9 Vergoeding vervanging

  • 1. Aan de ambtenaar die door het college is aangewezen om een afdelingshoofd, de directeur openbare bibliotheek, de gemeente-archivaris of de conservator museum te vervangen, wordt een vervangingstoelage toegekend. Voor de ambtenaar die wordt bezoldigd volgens bijlage IIa van de CAR (de oude salarisstructuur) is de toelage gelijk aan twee regels in de salarisreeks, direct aansluitend aan het salaris. Daarbij wordt uitgegaan van de regelnummers zoals die op 31 maart 1997 golden.

    Voor de ambtenaar die wordt bezoldigd volgens bijlage II van de CAR (de nieuwe salarisstructuur) is de toelage gelijk aan het bedrag van een periodieke verhoging in de voor hem geldende schaal.

  • 2. Gedurende de tijd dat een waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 3:1:2 UWO wordt uitbetaald, wordt uitbetaling van de vervangingstoelage bedoeld in het eerste lid gestaakt.

Artikel 10

Overgangsregeling

Zolang geen beoordelingsvoorschrift is vastgesteld als bedoeld in artikel 2, vierde lid wordt voor de uitvoering van de artikel 4, tweede lid en artikel 5, derde lid, aangenomen dat aan de eisen is voldaan, tenzij uit schriftelijke rapportage, welke is besproken en medeondertekend door de betrokken ambtenaar, aan de directeur en/of het college, het tegendeel blijkt.

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1995 en wordt aangehaald als 'Regeling bezoldigingsbeleid Vlissingen 1995'.

  • 2.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze regeling vervalt het besluit van 18 februari 1985 tot vaststellen van de Richtlijnen Bezoldigingsbeleid.

Vlissingen, 7 februari 1995.

Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

de secretaris, de burgemeester,

drs. J.M.A.van Nassau J.C.Th.van der Doef