Regeling vervallen per 24-10-2013

Verordening recreatiewoningen Vlissingen 1994

Geldend van 06-07-1994 t/m 23-10-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-1994

Intitulé

VERORDENING RECREATIEWONINGEN VLISSINGEN 1994

Artikel 1 Begripsbepaling en werkingsgebied

  • a. Deze verordening verstaat onder college: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

  • b. Het bepaalde in deze verordening is van toepassing op alle woonruimte in de gemeente Vlissingen.

Artikel 2 Vergunningvereiste

  • 1. Het is de zakelijk gerechtigde van een woonruimte verboden zonder een onttrekkingsvergunning deze aan de bestemming van bewoning te onttrekken, te gebruiken, in gebruik te geven of te doen gebruiken daaronder begrepen.

  • 2. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder het gebruiken van de woonruimte wordt tevens verstaan het in gebruik te geven of het te doen gebruiken als tweede of recreatiewoning.

  • 3. Onder het gebruiken, het in gebruik geven of het doen gebruiken van een woonruimte als tweede of recreatiewoning wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een tot bewoning bestemd en daarvoor geschikt gebouw ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met als doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te doen gebruiken als hoofdverblijf.

  • 4. Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt, dat hij is opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Vlissingen.

Artikel 3 Overgangsbepaling

  • 1. Het verbod, zoals opgenomen in artikel 2, geldt niet ten aanzien van woonruimte, die op 9 december 1976 reeds gebruikt werd, zoals bepaald in artikel 2, derde lid.

  • 2. De opheffing van de gelding van deze verordening, zoals bepaald in het eerste lid, is tijdelijk en vervalt indien de woonruimte vanaf 9 december 1976 al dan niet eenmalig voor minimaal 180 dagen in een aaneengesloten periode van 360 dagen permanent is bewoond en gebruikt.

Artikel 4 Aanvragen van een ontrekkingsvergunning

  • 1. De aanvraag van een onttrekkingsvergunning van het in artikel 2 opgenomen verbod wordt ingediend bij het college en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      naam en adres van de eigenaar;

      - aantal kamers;

    • b.

      gegevens over de huidige situatie:

    • c.

      gegevens over de beoogde situatie:

      - woonoppervlakte;

      - staat van onderhoud;

      - bestemming.

  • 2. Op of bij de onttrekkingsvergunning vermeldt het college in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden; na het verstrijken van deze termijn vervalt de onttrekkingsvergunning van rechtswege;

    • b.

      de woonruimte waarop de onttrekkingsvergunning betrekking heeft.

  • 3. Het college kan een onttrekkingsvergunning verlenen voor tijdelijke onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

  • 4. Het college is bevoegd aan een onttrekkingsvergunning voorwaarden te verbinden.

  • 5. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen, met in achtneming van de hierop betrekking hebbende beleidsregels, overdraagbare onttrekkingsvergunningen te verlenen.

    (gewijz. rdbs. 20-12-2001, 8-1)

Artikel 5 Criteria voor vergunningverlening

Het college verleent de onttrekkingsvergunning, indien naar zijn oordeel het met de onttrekking gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad.

Artikel 6 Intrekking

Het college kan een onttrekkingsvergunning intrekken, indien de onttrekkingsvergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 7 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kan het college de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor permanente bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor permanente bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 9 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 10 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 9 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de Huisvestingswet.

Artikel 11 Restbepaling

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, waarbij het zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen, betrekking hebbende op belangen het woonklimaat en/of de leefbaarheid in of van een deel van de gemeente betreffende.

Artikel 12 Mandatering

Het college is bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens dit hoofdstuk te mandateren.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking, onmiddellijk nadat zij is vastgesteld. Met ingang van deze datum vervalt de Verordening recreatiewoningen, vastgesteld bij besluit van 27 augustus 1976.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening recreatiewoningen Vlissingen 1994.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Vlissingen d.d. 30 juni 1994,

    de secretaris, de burgemeester,

    drs. J.M.A. van Nassau J.C.Th. van der Doef

Toelichting

Werkingsgebied

Het werkingsgebied is met toepassing van de mogelijkheden van de Huisvestingswet, ter voorkoming van rechtsongelijkheid en ongewenste ontwikkelingen in uitgesloten gedeelten van de gemeente bepaald voor alle woonruimte in de gemeente. Bij onttrekking van woonruimte geldt een vergunningsplicht.

Vergunningvereiste

Met het vervallen van artikel 56 van de Woningwet 1962 vervalt van rechtswege de vergunningsplicht bij onttrekking in verband met sloop. In de Huisvestingswet wordt sloop niet meer expliciet als vorm van onttrekking genoemd, maar kan wel als zodanig worden beschouwd. In deze verordening is sloop als onttrekking aan de bestemming tot bewoning niet opnieuw vergunningspichtig gemaakt.

Door te spreken over permanente bewoning is, in geval van het niet houden van het hoofdverblijf in de onderhavige woonruimte, een onttrekkingsvergunning vereist. Hiermee is het mogelijk om het gebruik van woonruimte als tweede of recreatiewoning te reguleren.

Een onttrekkingsvergunning kan krachtens artikel 30 van de Huisvestingswet worden geëist "met het oog op het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad".

Aanwezigheid van schaarste is dus niet als eis gesteld voor het kunnen voorschrijven van een onttrekkingsvergunning. Dit betekent in de eerste plaats dat voor huisvestingsvergunning geldende huurprijzen niet van toepassing zijn. In de tweede plaats is het mogelijk via het vergunningstelsel voor onttrekkingen een mogelijke aantasting van de leefbaarheid tegen te gaan. Dit geldt in gevallen waarin woonruimte, al dan niet op grote schaal, aan de bestemming tot permanente bewoning dreigt te worden onttrokken, bijvoorbeeld omdat zij zullen worden gebruikt als tweede of recreatiewoning.

·Jurisprudentie

ABRS 6 november 2002, Gemeentestem 2003, nr. 22: Gebruiksverordening Tweede Woningen Veere op zichzelf niet strijdig met de artikelen 56-60 EG-verdrag inzake vrij kapitaalverkeer.

Overdraagbare onttrekkingsvergunningen

In het vastgestelde toeristisch beleid voor Vlissingen nemen de boulevards een belangrijke positie in. Voor de verdere versterking van de toeristische functie van de stad en de boulevards in het bijzonder is vastgelegd, dat de verblijfsfunctie voor toeristen uitgebreid moet worden. Bij de ontwikkeling van de verschillende nieuwbouwplannen voor de boulevards is hieraan invulling gegeven. Zo is in de afronding van de plannen voor de eerste fase een nieuw hotel ontwikkeld en gerealiseerd. Ook bij de planvorming voor de tweede fase is dit aspect nadrukkelijk betrokken geweest. In de plannen voor deze tweede fase is ervoor gekozen een specifiek gebouw op te nemen als verblijfsaccommodatie voor de toeristen. Uiteindelijk is dat geworden het gebouw “De Wielingen”. In dat gebouw zijn 58 appartementen gerealiseerd, die nagenoeg volledig als toeristische verblijfsaccommodatie benut zullen gaan worden. De overige woningen in de tweede fase van de boulevardbebouwing zijn alle in principe ontwikkeld en bestemd voor permanente huisvesting. Op deze wijze is dus een evenwichtige mix tot stand gekomen, waarbij permanente bewoning en de toeristische functie voor dit gebied zorgvuldig met elkaar zijn verenigd.

Om de toeristische functie voor dit woongebouw ook vast te leggen is in de overeenkomst met Loostad bepaald dat de te bouwen appartementen tot circa 40% van het te bouwen aantal in de toeristische sfeer worden gebracht. In de uitwerking is met de ontwikkelaar Loostad de afspraak gemaakt dat binnen dit percentage ook het gebouw de Wielingen betrokken wordt. Deze appartementsrechten worden verkocht aan beleggers. Namens de diverse eigenaren zal een beheerder gaan optreden die de appartementen voor recreatief gebruik verhuurt. Deze 58 appartementen zijn woningen die geen van alle permanent zullen worden gebruikt. Deze afspraak vindt plaats gedurende de periode 01/01//2002 – 01/01/2012. Hierna is de mogelijkheid om de appartementen permanent te bewonen. Het aantal appartementen dat in dit blok wordt gerealiseerd wordt afgetrokken van het totale aantal voor niet-permanente bewoning toegestane appartementen in de zogenaamde tweede fase van de boulevardbebouwing. Aan de eigenaren en / of beheerder zal een onttrekkingsvergunning dienen te worden verleend die voor een periode van 10 jaar overdraagbaar zal zijn. Nu de woningen zijn opgeleverd zal een en ander ook in de Verordening Recreatiewoningen 1994 moeten worden vastgelegd. De onttrekkingsvergunningen zijn momenteel namelijk persoonsgebonden en niet-overdraagbaar.

Verzegeling

Permanente bewoning van daartoe aangewezen woonruimte houdt in dat de huurder of eigenaar er permanent hoofdverblijf houdt, hetgeen blijkt uit een inschrijving in het bevolkingsregister. Indien niet aan dit vereiste wordt voldaan, is een onttrekkingsvergunning noodzakelijk. Wanneer blijkt dat de huurder of eigenaar de woonruimte niet permanent of minder dan 180 dagen in een aaneengesloten periode van 360 dagen bewoont, vervalt het recht op inschrijving in het bevolkingsregister. In deze situatie is een onttrekkingsvergunning vereist, tenzij aangetoond kan worden dat er wel van permanente bewoning sprake is. Wanneer dit niet afdoende kan worden aangetoond, kan het college, behalve het opleggen van een boete, de woonruimte [doen] verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven als de woonruimte wordt verkocht of verhuurd aan iemand die de woonruimte wel als permanent hoofdverblijf gaat gebruiken, de eigenaar/gebruiker er alsnog permanent gaat wonen, of indien er alsnog een onttrekkingsvergunning verleend wordt.

Handhaving

De tekst van artikel 75 van de Huisvestingswet luidt:

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door het gemeentebestuur aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn tevens belast:

    • a.

      de inspecteur-generaal van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de Woningwet;

    • b.

      de inspecteurs van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de Woningwet, en aan dezen toegevoegde ambtenaren.

  • 3.

    Een krachtens het eerste lid vastgesteld besluit wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

De tekst van artikel 76 van de Huisvestingswet luidt:

  • 1.

    De bij of krachtens artikel 75 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd inzage te verlangen en afschrift te nemen van alle stukken waarvan de inzage redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is

  • 2.

    Zij zijn bevoegd vervoermiddelen aan te houden, die als woonruimte kunnen dienen of waarmee zodanige woonruimte wordt vervoerd, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

De tekst van artikel 77 van de Huisvestingswet luidt:

  • 1.

    De bij op krachtens artikel 75 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd alle plaatsen te betreden, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 2.

    Zij zijn bevoegd zich door personen, die daartoe door hen zijn aangewezen, te doen vergezellen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3.

    Met betrekking tot het binnentreden van woonruimten zijn de artikelen 120 tot en met 122 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

De tekst van artikel 78 van de Huisvestingswet luidt:

Een ieder is verplicht aan de bij of krachtens artikel 75 aangewezen ambtenaren desgevraagd alle medewerking te verlenen en inlichtingen te verstrekken, die zij redelijkerwijs bij de hun op grond van deze wet opgedragen taak behoeven.