Regeling vervallen per 21-12-2023

Financiële verordening 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 20-12-2023

Intitulé

Financiële verordening 2017

De raad van de gemeente Voerendaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening 2017:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • ·

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • ·

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekkingen van reserves;

  • ·

    uitgaven: totaal van de lasten voor toevoegingen aan reserves;

  • ·

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • ·

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;

  • ·

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De programma’s worden ingedeeld op basis van de hoofdtaakvelden die zijn vastgesteld in artikel 1 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden.

  • 2. De taakvelden per programma zijn conform de taakvelden zoals genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling taakvelden en verstrekking informatie voor derden.

  • 3. De programmaverantwoording bevat per programma ten minste de verplichte beleidsindicatoren zoals genoemd in artikel 1 van de Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording. De raad kan het college voorstellen tot het opnemen van aanvullende beleidsindicatoren per programma.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. De inrichting van de begroting en de verantwoording is gebaseerd op het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt in de begroting, als onderdeel van de paragraaf Financiering, in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en een overzicht van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college kan aan de raad een nota aanbieden met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk vóór 1 juli vast.

  • 2. In de begroting wordt een vast bedrag voor onvoorzien opgenomen voor de begroting in zijn geheel ter hoogte van € 60.000 in het begrotingsjaar en meerjarig € 30.000. Het bedrag voor onvoorzien is uitsluitend ter dekking van incidentele, onvoorzienbare, onuitstelbare en onvermijdbare uitgaven.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per taakveld.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad als ze verwacht dat:

    • ·

      de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden met 10% of meer, middels een voorstel tot begrotingswijziging;

    • ·

      de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden met € 50.000 of meer, middels een voorstel tot begrotingswijziging;

    • ·

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden met 20% of meer, middels een nieuw voorstel voor autorisatie van het gewijzigd investeringskrediet;

    • ·

      de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden met € 100.000 of meer, middels een nieuw voorstel voor autorisatie van het gewijzigd investeringskrediet.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van de voor- en najaarsrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen in de begroting van de baten en lasten van taakvelden groter dan € 10.000 en investeringskredieten groter dan € 50.000 toegelicht.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

De regels voor waardering en afschrijving van activa zijn opgenomen in de bijlage 1. Activabeleid behorende bij deze verordening.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

1.Voor openstaande vorderingen betreffende:

  • a.

    onroerende-zaakbelastingen;

  • b.

    hondenbelasting;

  • c.

    rioolheffing;

  • d.

    afvalstoffenheffing;

wordt geen voorziening wegens oninbaarheid gevormd, maar een jaarlijks vast bedrag in de exploitatie opgenomen.

2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de direct toe te rekenen salariskosten en de afschrijvingslasten van de betrokken activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, extracomptabel geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, extracomptabel geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde direct aan het taakveld toegerekende fte gedeeld door het totaal geraamde aantal fte (exclusief inhuur derden/ingeleend personeel).

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld, voor het eerst met de begroting 2018. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten uitgegaan van de op dat moment geldende marktrente. Deze rente wordt eventueel verhoogd met een opslag voor het debiteuren risico.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    a.leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    f. een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de van toepassing zijnde gemeentelijke tarieven voor belastingen, heffingen en rechten zoals bedoeld in de Gemeentewet.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de regels in acht zoals opgenomen in Bijlage 2. Financiële beheersmaatregelen (financieringsfunctie) behorende bij deze verordening.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 15. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 11, zesde lid.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan aan voor in ieder geval:

  • a. Wegen. Het wegbeheerplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • b. Openbaar groen. Het groenbeheerplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • c. Water en rioleringen. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • d. Gebouwen. Het MOP geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 17. Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • c.

    de uitgangspunten voor en in het bijzonder de verkoopprijzen van gronden en erfpachtcanons.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 18. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enz.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 19. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 20. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de4jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 21. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening gemeente Voerendaal vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 september 2011 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. De Nota Activabeleid 2016 vastgesteld in de vergadering van de raad van 14 april 2016 intrekken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 3. Het Treasurystatuut 2011 vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 september 2011 intrekken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 4. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Voerendaal vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 september 2011 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 december 2016.
De griffier De voorzitter
mr. drs. S.H.H.J. Dormans-Simons W. Houben

Bijlage 1. Activabeleid bij artikel 8

1. Inleiding

Activabeleid is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de gemeenteraad en vormt daarmee het formele kader waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie met investeringen en afschrijvingen dienen om te gaan. Daarnaast vervult het een ondersteunende rol bij de (meerjaren)begroting en jaarrekening.

Het activabeleid heeft een grote invloed op de exploitatie en de vermogenspositie van de gemeente. Een transparant activabeleid vormt één van de kaders voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de gemeente. In de begroting bijvoorbeeld zien we de uitwerkingen van het activabeleid terug in de vorm van kapitaallasten (rente en afschrijving) van investeringen. Kapitaallasten van investeringen maken een substantieel onderdeel uit van de begroting.

2. Wettelijk kader

Naast Artikel 212 van de Gemeentewet bevat ook het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voorschriften voor de waardering en afschrijving van activa (artikelen 59 t/m 65).

Het BBV geeft dwingende richtlijnen aan gemeenten over onder andere de gemeentelijke investeringen en vaste activa. Daarnaast heeft de commissie BBV in mei 2007 een notitie opgesteld waarin stellige uitspraken zijn opgenomen ten aanzien van de verkrijging / vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen. Stellige uitspraken zijn dwingend en dienen te worden opgevolgd. Naast genoemde notitie heeft de commissie BBV meerdere notities opgesteld waarin stellige uitspraken zijn opgenomen (zoals notitie Riolering). Deze hebben echter geen direct causaal verband met de onderhavige nota activabeleid.

Ten aanzien van de systematiek van activering en afschrijving van investeringen vindt er een kleine wijziging plaats in het BBV. Investeringen met maatschappelijk nut dienen, net als investeringen met economisch nut, te worden geactiveerd en over de verwachte levensduur te worden afgeschreven. Deze wijziging zal naar verwachting, samen met een algehele vernieuwing van het BBV, met ingang van begrotingsjaar 2017 worden ingevoerd.

Als gevolg van de invoering van de Vennootschapsbelastingplicht voor lagere overheden kan er ook sprake zijn van “fiscale afschrijving”. Bij “fiscale afschrijving” wijken de afschrijvingstermijnen veelal af van de in deze nota besproken “administratieve afschrijving”. Daar waar sprake zou zijn van “fiscale afschrijving” wordt dit extra comptabel berekend en niet verwerkt in de gemeentelijke administratie.

3. Soorten Activa

Vaste activa Vlottende activa

Activa zijn conform het BBV onder te verdelen in vaste activa (duurzaam/gebruik) en vlottende activa (niet duurzaam/verbruik). De vlottende activa zijn in het kader van deze nota niet verder van belang.

De vaste activa zijn te verdelen in:

– Materiële vaste activa (investeringen waartegenover een actief staat waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt)

– Immateriële vaste activa (investeringen waar geen bezitting tegenover staat);

– Financiële vaste activa (kapitaalverstrekkingen, leningen en overige uitzettingen met een rente-typische looptijd van 1 jaar of langer).

3.1 Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn gesplitst in:

– Investeringen met een economisch nut (investeringen waarmee inkomsten verworven kunnen worden of investeringen die verhandelbaar zijn);

– Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (investeringen waarmee geen baten in bedrijfseconomische zin gegenereerd kunnen worden).

Op basis van het (aangepaste) BBV dienen investeringen in materiële vaste activa geactiveerd te worden. Uitzondering op deze regel vormen kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde, zolang niet de intentie aanwezig is de betreffende kunstvoorwerpen te verhandelen.

Vanwege praktisch uitvoerbare redenen heeft het niet de voorkeur om de onderhavige investeringen in alle gevallen te activeren. Daarom gelden de volgende aanvullende voorwaarden, waarbij de eerste voorwaarde voortvloeit uit het BBV en de overige voorwaarden om praktische redenen worden voorgesteld:

  • er dient sprake te zijn van meerjarig nut;

  • activa met een aanschafwaarde / verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, maar worden in het jaar van aanschaf ten laste van de exploitatie gebracht;

  • activa met een levensduur van 2 jaar of minder worden eveneens niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie gebracht tenzij anders wettelijk voorgeschreven.

3.2 Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa zijn gesplitst in:

– Kosten sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

– Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief.

In principe worden deze kosten niet geactiveerd en worden deze direct ten laste van de exploitatie gebracht. Kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen echter wel geactiveerd worden mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;

  • het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;

  • de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

3.3 Financiële vaste activa

Onder financiële vaste activa vallen kapitaalverstrekkingen, geldleningen aan derden en uitzettingen en bijdragen aan activa in eigendom van derden. Ook deze financiële activa moeten zichtbaar gemaakt worden op de balans.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen worden geactiveerd als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • er moet sprake zijn van een investering door een derde;

  • de investering moet bijdragen aan de publieke taak;

  • de derde moet zich verplicht hebben tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen;

  • de bijdrage moet kunnen worden teruggevorderd indien de derde in gebreke blijft of de gemeente de mogelijkheid heeft recht te doen gelden op de activa die samenhangen met de investering (bijvoorbeeld middels pandrecht of hypotheekrecht).

4. Waarderingsgrondslag

In het BBV (art. 63) is bepaald dat activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Eventuele compensabele / verrekenbare BTW wordt hierop in mindering gebracht.

De waardering dient bruto plaats te vinden. Subsidies van algemene aard en reserveonttrekkingen mogen niet direct op het actief in mindering gebracht te worden. Bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief mogen bij de waardering wel in mindering worden gebracht.

Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de technische- en economische levensduur namelijk verschillen.

In het BBV is geen bepaling opgenomen over de componentenbenadering. Wel doet de commissie BBV de aanbeveling om de componentenbenadering alleen toe te passen bij investeringen met een economisch nut.

Ter verduidelijking onderstaand een voorbeeld van de componentenbenadering bijvoorbeeld bij de vervaardiging/verkrijging van een kantoorpand:

  • Grond → niet afschrijven;

  • Gebouw → afschrijving in 40 jaar;

  • Installaties (zoals CV) → afschrijving in 15 jaar;

  • Inventaris → afschrijving in 10 jaar.

De componentenbenadering wordt waar mogelijk toegepast.

Toerekening van kosten

Het BBV kent geen voorschriften voor kostentoerekening van rente- en personeelskosten. Het is toegestaan een redelijk deel van deze indirecte kosten toe te rekenen aan de vervaardigingsprijs van een actief. Het effect daarvan is dat de lasten hiervan over de komende jaren gespreid worden. Hoewel dit op de korte termijn een voordeel op de exploitatie oplevert is deze systematiek vanuit goed financieel beleid niet te adviseren. Er vindt derhalve ook geen toerekening van deze indirecte kosten plaats.

5. Afschrijven

Afschrijving is een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. In het BBV worden kaders gesteld waaraan de afschrijvingen moeten voldoen, maar er wordt geen sluitend systeem voorgeschreven.

5.1 Afschrijvingsmethoden

Binnen de gemeentelijke overheid worden twee afschrijvingsmethodes gehanteerd, te weten lineair en annuïtair.

Bij de lineaire methode bestaat de afschrijving uit een jaarlijks gelijkblijvend bedrag. Doordat de boekwaarde jaarlijks daalt met de afschrijving zal ook de jaarlijkse rentelast dalen en daarmee daalt het totale bedrag van de kapitaallasten.

Bij de annuïtaire methode blijft de jaarlijkse som van afschrijving en toegerekende rente gedurende de gebruiksduur gelijk. Hierbij is het afschrijvingsbestandsdeel in de eerste jaren zeer klein en het rentebestandsdeel hoog.

In de gemeente Voerendaal wordt de lineaire methode als standaard toegepast. Bij slechts een klein aantal “oudere” activa wordt nog de annuïtaire methode gebruikt.

5.2 Afschrijvingstermijn

Voor het afschrijven van activa gelden de volgende richtlijnen:

– De afschrijvingstermijn mag nooit langer, maar wel korter zijn dan de economische of technische levensduur van een actief;

– De afschrijvingstermijn mag nooit langer, maar wel korter zijn dan de in de bijlage A (afschrijvingstabel) vermelde termijnen.

Daar waar deze nota niet expliciet voorziet zal het College van B&W op basis van economische of technische levensduur de afschrijvingstermijn bepalen.

5.2 Startmoment van afschrijving

Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar na gereedkomen / in gebruik name van een actief (investering).

5.3 Afschrijven op gronden

In beginsel wordt er, overeenkomstig het BBV, niet afgeschreven op gronden en terreinen. Er dient echter een onderscheid te worden gemaakt in de wijze waarop de grond gebruikt wordt.

Grond waarop bijvoorbeeld een gemeentelijk gebouw wordt gebouwd dient als aparte component van de betreffende investering geactiveerd te worden (zie componentenbenadering). Op deze grond wordt niet afgeschreven omdat het uitgangspunt is dat deze grond zijn waarde behoudt.

Grond kan echter ook gebruikt worden voor de aanleg van een weg, rotonde, park of plantsoen. In dergelijke gevallen is de grond zodanig verbonden met genoemde actief dat deze als onlosmakelijk deel hiervan beschouwt dient te worden. Deze grond wordt afgeschreven in dezelfde periode als de betreffende investering in de openbare ruimte.

5.4 Extra afschrijven

Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan de verwachte economische waarde.

5.5 Restwaarde

De restwaarde is de ingeschatte waarde aan het eind van de gebruikstermijn. De restwaarde van een investering is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Daarom wordt er in het algemeen vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. De gemeente Voerendaal maakt in een beperkt aantal gevallen hierop een uitzondering. Daar waar de boekwaarde van een gebouw (bijvoorbeeld het gemeentehuis) lager of gelijk is aan de WOZ-waarde, vindt geen afschrijving meer plaats. Besluitvorming omtrent deze uitzondering vindt plaats door het College van B&W.

Indien bij verkoop/inruil of sloop van een actief sprake is van een resterende boekwaarde geldt het volgende:

  • Verkoop/inruil: De boekwaarde wordt in mindering gebracht op de verkoopprijs. De boekwinst/-verlies wordt verantwoord ten gunste/laste van de exploitatie en wordt dus niet meegenomen bij de verkrijgingsprijs van de nieuwe (vervangende) investering.

  • Sloop: Indien het actief wordt afgebroken t.b.v. vervangende nieuwbouw en/of overige investering wordt de resterende boekwaarde meegenomen in de investering van de vervangende nieuwbouw en/of overige investering.

6. Rente

Toerekening van rente vindt plaats met ingang van het jaar na gereedkomen / in gebruik name van een actief (investering). Er vindt geen toerekening van rente plaats gedurende de realisatiefase van een actief.

Voor de toerekening van de rentelasten aan een actief (investering) zijn er twee mogelijkheden:

  • Een vooraf bepaald vast rentepercentage

    Voor de toerekening van rente wordt een vast rentepercentage (thans 4%) gebruikt voor de volledige afschrijvingstermijn van een actief.

  • Een omslagpercentage

    Voor de toerekening van rente wordt jaarlijks een omslagpercentage berekend. Hierbij zijn verschillende berekeningsmethodes mogelijk (op basis van werkelijk geraamde rente, op basis van rentepercentage fictieve lening, wel of niet rekening houdend met bespaarde rente eigen vermogen, etc).

De gemeente Voerendaal maakt gebruik van het vaste rentepercentage.

Renteresultaat

Het verschil tussen de werkelijke (geraamde) rentekosten voor lang- en kortlopende geldleningen en de via de staat van geactiveerde kapitaaluitgaven toegerekende rente resulteert in een renteresultaat. Dit renteresultaat wordt als last of baat verantwoord in de exploitatie.

Het renteresultaat wordt beïnvloed door deze 2 factoren.

– Werkelijk (geraamde) rentekosten

Deze zijn afhankelijk van de liquiditeitspositie van de gemeente en de marktrente op enig moment voor zowel kortlopende als langlopende geldleningen.

– Toegerekende rente

De omvang van de toegerekende rente is afhankelijk van de totale boekwaarde per 1 januari van alle activa. Doordat bijvoorbeeld een investering later gerealiseerd wordt dan gepland is deze boekwaarde lager dan geraamd en is dus ook de rente over deze boekwaarde lager dan geraamd.

7. Afschrijvingstabel

Soort activa

Termijn

Immateriële activa:

* Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen

n.v.t.

* Het saldo van agio en disagio

5 jaar

* Kosten van onderzoek en ontwikkeling (mee te nemen in investeringsproject)

n.v.t.

Materiële vaste activa:

* Gronden en terreinen

n.v.t.

* Woonruimten en bedrijfsgebouwen:

-

Grond

n.v.t.

-

Nieuwbouw

40 jaar

-

Renovatie, verbouwing, uitbreiding

20 jaar

-

Tijdelijke gebouwen / noodlokalen

10 jaar

-

Technische installatie (beveiliging, brandmelding, geluidsinstallatie e.d.)

10 jaar

-

Centrale verwarming

15 jaar

-

Inrichting / meubilair

10 jaar

-

Hekwerken

25 jaar

-

Gymzaal / sporthal

20 jaar

-

Materialen gymnastieklokalen

10 jaar

-

Sportaccommodatie: kleedlokalen / kantine / berging

20 jaar

* Vervoermiddelen:

-

Personenauto, bestelauto, pick-up

6 jaar

-

Vrachtauto, schaftwagen

8 jaar

-

Tractor

10 jaar

-

Aanhangwagen

10 jaar

* Machines, apparaten en installaties:

-

Gladheidbestrijdingsmiddelen

10 jaar

-

Gereedschappen

5 jaar

-

Maaimachine

8 jaar

-

Machines (compressor, hogedrukreiniger, trilplaat, motormaaier, knipper e.d.)

10 jaar

-

Automatisering: hardware

4 jaar

-

Automatisering: software

4 jaar

-

Netwerkbekabeling

10 jaar

-

Stemcomputer

10 jaar

-

Telefonie

5 jaar

* Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

-

Bruggen: aanleg en vervanging

25 jaar

-

Bruggen: renovatie / verbetering

10 jaar

-

Openbaar groen: aanleg

10 jaar

-

Openbare verlichting: armaturen

20 jaar

-

Openbare verlichting: lichtmasten

40 jaar

-

Riolering: aanleg / vervanging

40 jaar

-

Riolering: renovatie (kousmethode)

40 jaar

-

Riolering: deelrenovatie

15 jaar

-

Riolering: bergbezinkbassin beton

40 jaar

-

Riolering: bergbezinkbassin kunststof

15 jaar

-

Riolering: IBA bouwkundig

40 jaar

-

Riolering: IBA elektromechanisch (niet zijnde pompen)

15 jaar

-

Riolering: pompgemaal bouwkundig

40 jaar

-

Riolering: pompgemaal elektromechanisch (niet zijnde pompen)

15 jaar

-

Speeltoestellen openbare speeltuinen / speelplaatsen

10 jaar

-

Sportvelden: aanleg kunstgrasveld (onderbouw)

30 jaar

-

Sportvelden: aanleg kunstgrasveld (bovenbouw)

10 jaar

-

Sportvelden: aanleg / renovatie grassportveld

15 jaar

-

Straatmeubilair (abri’s, bewegwijzering, straatnaamborden, verkeersborden)

10 jaar

-

Verkeersregelinstallatie

10 jaar

-

Wegen: aanleg

20 jaar

-

Wegen: vervanging deklaag (rehabilitatie)

20 jaar

* Overige materiële vaste activa:

-

Aandelen

n.v.t.

-

Begraafplaats (aanleg, uitbreiding, urnenmuur)

40 jaar

8. Begripsomschrijvingen

Onderstaand worden een aantal kernbegrippen nader omschreven.

Activa

De bezittingen van de gemeente zoals gronden, gebouwen, voertuigen en infrastructuur. Deze worden ingedeeld in vlottende activa en vaste activa (zie schema onder punt 3).

Activeren

Het opnemen van investeringen op de balans. De jaarlijkse kosten (kapitaallasten) worden ten laste van de exploitatie gebracht.

Afschrijven

Een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten. De richtlijnen voor afschrijvingstermijnen zijn opgenomen onder A (afschrijvingstabel).

Agio / Disagio

Agio en Disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio en Disagio kan ook betrekking hebben op aandelen.

Annuïtaire afschrijving

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele afschrijvingstermijn van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt deze verhouding andersom.

Boekwaarde

Waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.

Boekwinst / -verlies

Als het actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger c.q. lager is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.

Economische levensduur

De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen. Met andere woorden, slijtage van activa door veroudering.

Financiële vaste activa

Activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).

Immateriële vaste activa

Investeringsuitgaven waar geen bezit tegenover staat (bijvoorbeeld kosten sluiten geldlening).

Investeringen

Uitgaven ter verwerving van een goed of ter bereiking van een doel waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.

Investering met economisch nut

Activa die verhandelbaar zijn (waar markt voor is zoals bijvoorbeeld gebouwen) of die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen. Deze investeringen moeten worden geactiveerd.

Investering met maatschappelijk nut

Activa waarmee geen middelen gegenereerd kunnen worden maar wel duidelijk een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d. Op basis van geactualiseerde BBV-voorschriften moeten ook deze investeringen geactiveerd worden.

Kapitaallasten

Kapitaallasten zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.

Lineaire afschrijving

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. De afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van een daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.

Materiële vaste activa

Activa waar een bezit tegenover staat en waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.

Nominale waarde

De waarde die op een schuldbekentenis staat.

Onderuitputting kapitaallasten

Er is sprake van onderuitputting van kapitaallasten wanneer de investering op een later tijdstip in gebruik wordt genomen dan geraamd.

Rente

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente. De rente is onderdeel van de kapitaallasten.

Restwaarde

De restwaarde vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

Vaste activa

Bezittingen waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan 1 jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verder verdeeld in: Immateriële vaste activa, Materiële vaste activa en Financiële vaste activa.

Verkrijgingsprijs

Het bedrag dat betaald is om activa aan te schaffen (de inkoopprijs en de bijkomende kosten).

Vervaardigingsprijs

De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.

Vlottende activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan een jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld. Voorbeelden zijn: voorraden, debiteuren en liquide middelen (bank en kas).

Voorraden

Dit zijn goederen die je in bewaring houdt voor later gebruik. In de BBV is het volgende onderscheid opgenomen: grond- en hulpstoffen (onderverdeeld naar niet in exploitatie genomen bouwgronden en overige grond- en hulpstoffen), onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product en handelsgoederen en vooruitbetalingen.

Bijlage 2. Financiële beheersmaatregelen (financieringsfunctie) behorende bij artikel 14

1 INLEIDING

Op 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). In deze wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden.

In 2006 is de Wet fido geëvalueerd, waarbij een aantal vereenvoudigingen zijn doorgevoerd. In de loop van 2008 bleek dat sommige financiële instellingen waarbij decentrale overheden gelden hadden uitgezet niet meer (volledig) aan hun verplichtingen konden voldoen.

Gelet op de onrust op de financiële markten is de Wet fido per 1 januari 2009 opnieuw aangepast en zijn als nadere uitwerking hiervan twee regelingen aangescherpt:

– de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo)

– de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

De wijzigingen betreffen gedeeltelijk vereenvoudigingen en gedeeltelijk aanscherpingen om de risico’s op de financiële markten te beperken. Het betreft:

– de publieke taak wordt ingeperkt door een verbod op de hypotheekverstrekking aan het eigen personeel

– de Wet fido heeft mede ten doel de beheersing van de grenswaarde van het zogenaamde EMU saldo van 3% van het Bruto Binnenlands Product. Bij een dreigende overschrijding kan de Minister van Financiën beheersingsmaatregelen nemen. Aan de Wet fido is een bepaling toegevoegd dat de Minister als laatste redmiddel het aandeel van de decentrale overheden in een eventuele Europese EMU-boete kan vaststellen.

– De renterisiconorm is vereenvoudigd. De nieuwe renterisiconorm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Het begrotingstotaal komt hierbij in de plaats van de totale vaste schuld, waarop de oude renterisiconorm was gebaseerd.

– Voor de kasgeldlimiet hoeft niet meer ieder kwartaal een rapportage aan de toezichthouder te worden ingezonden. De informatie over de kasgeldlimiet wordt opgenomen in de financieringsparagraaf bij de begroting en het jaarverslag. Wanneer op basis van interne rapportages blijkt dat de kasgeldlimiet in drie achtereenvolgende kwartalen is overschreden dient de toezichthouder hiervan op de hoogte te worden gesteld. In een plan moet de gemeente aangeven hoe men opnieuw aan de kasgeldlimiet denkt te zullen gaan voldoen. Wanneer de toezichthouder het plan ontoereikend acht kan hij bepalen dat toestemming is vereist voor het aangaan van nieuwe kortlopende leningen.

– Voor tijdelijke uitzettingen bij financiële instellingen wordt minimaal een A rating vereist. De norm van gelijkwaardige kredietwaardigheid van banken zonder rating is vervallen omdat de toets hierop in de praktijk onuitvoerbaar is gebleken.

– De Ruddo kende al een landenbeperking (landen behorende tot de Europese Economische Ruimte, dus EU + Noorwegen, IJsland en Lichtenstein), maar maakte geen onderscheid naar kredietwaardigheid van landen waar de financiële instellingen gevestigd zijn. De Ruddo introduceert nu een minimale creditrating voor het land van vestiging van de financiële instelling.

– De ratingvereisten voor instellingen maakten tot voorkort geen onderscheid tussen korte uitzettingen en uitzettingen voor langere tijd. Omdat de risico’s toenemen naarmate de uitzettingen langer uitstaan, is voor langere uitzettingen een hogere rating vereist. Decentrale overheden die voor een periode van langer dan drie maanden willen uitzetten dienen dit voortaan te doen bij instellingen met minimaal een AA rating.

– Bij projectfinanciering moet het uitgangspunt zijn dat niet eerder wordt geleend dan dat de financiële middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Doordat projecten geen doorgang vinden of vertraging oplopen ontstaan toch onvermijdelijke tijdelijke overtollige middelen. Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering mogen uitsluitend nog worden uitgezet bij de financiële onderneming waar de leningen zijn aangegaan.

Hiervoor wordt een netting-overeenkomst gesloten, zodat bij niet nakomen van de verplichtingen, vorderingen en schulden tegen elkaar kunnen worden weggestreept. Indien een dergelijke overeenkomst niet is afgesloten, moet de financiële onderneming voldoen aan de rating vereisten.

In onderstaand kader wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Dit kader maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Verder worden - conform artikel 212 van de gemeentewet- regels voor de organisatie van de administratie en voor het beheer van vermogenswaarden en - conform artikel 213 van de gemeentewet - regels die de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de financiële administratie en het beheer van de vermogenswaarden waarborgen vastgelegd.

Tevens worden het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering, relatiebeheer en kasbeheer. Tot slot worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven.

Het accent ligt op de helderheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden in het statuut de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

1.1 Bestuurlijke definities

De Wet Fido definieert de treasuryfunctie als:

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

De financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen,

de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

In de gemeentelijke context is deze definitie nog als volgt toe te lichten, uitgaande van de bestuurlijke positie die de gemeenteraad inneemt. Deze immers stelt het treasurybeleid vast en sanctioneert de uitvoering.

Sturen is het proces waarbij het college richting geeft aan het realiseren van de (beleids)doelstellingen voor de treasuryfunctie die de raad heeft vastgesteld.

Beheersen betreft het stelsel van maatregelen, systemen en processen met behulp waarvan het college zorgdraagt voor het blijvend realiseren van de vastgestelde treasurydoelen.

Verantwoorden houdt in dat het college rekenschap aflegt over de uitkomsten van de opgedragen treasurytaken en over het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheden daarvoor.

Toezicht houden is de controlerende activiteit die de gemeenteraad uitvoert om de resultaten van het treasurybeleid te kunnen beoordelen.

Deze verduidelijking is toegespitst op de relatie tussen raad en het college van burgemeester en wethouders. Het college zal als regel de praktische uitvoering van de treasuryfunctie mandateren aan de ambtelijke organisatie. De vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden zijn in die relatie eveneens essentieel. Het gaat bij de vier genoemde elementen vooral ook om de samenhang. In veel gevallen zijn bij de beleidsuitvoering de elementen sturen en beheersen in voldoende mate ingericht en ontwikkeld. Dat geldt minder voor verantwoorden en toezicht houden.

1.2 Leeswijzer

In dit statuut worden allereerst in hoofdstuk 1 een korte inleiding gegeven over de verandering van de wetgeving van de afgelopen jaren. In hoofdstuk 2 worden de begrippen die in het treasury statuut voorkomen gedefinieerd. In hoofdstuk 3 worden de doelstellingen en het beleid beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de administratieve organisatie met de verantwoordelijk- en bevoegdheden.

2 BEGRIPPENKADER

  • -

    Derivaten Financiële instrumenten belichaamd in contracten, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. De onderliggende waarden kunnen ook financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • -

    Financiële onderneming Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.

  • -

    Financiering Financiering is een deelfunctie van treasury en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar en het voorzien in de benodigde liquiditeiten voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten alsmede het onderhouden van relaties met financiële instellingen.

  • -

    Garantieproducten Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

  • -

    Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om het interne en externe betalingsverkeer te beheersen.

  • -

    Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • -

    Kasbeheer Het beheer van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

  • -

    Kasgeldlimiet Maximum bedrag waarvoor de gemeente kortlopende middelen mag aantrekken op de geldmarkt, bepaald op een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • -

    Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • -

    Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of kastekort.

  • -

    Limiet Een limiet is een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

  • -

    Liquiditeitspositie De mate waarin de gemeente op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan voldoen.

  • -

    Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

  • -

    Netto-vlottende schuld De schuld zoals gedefinieerd in de Wet Fido.

  • -

    Onderhandse leningen Bij een onderhandse lening is er sprake van direct contact tussen de geldlener en de geldgever. De partijen maken zelf onderling de afspraken.

  • -

    Rating Een indicatie van een bekend ratingbureau, dat de kredietwaardigheid van een bedrijf aangeeft. Dit geeft een inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

  • -

    Relatiebeheer Relatiebeheer omvat het onderhouden van de contacten met financiële instellingen.

  • -

    Renterisico Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeente verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

  • -

    Risicobeheer Het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk de rentelasten van de activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk gewenst geacht niveau, c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau.

  • -

    Richtlijn Is een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelwijze.

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

  • -

    Solvabiliteitsratio Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

  • -

    Treasurybeleid Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in het treasurystatuut.

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, relatiebeheer en kasbeheer.

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen voor een periode van één jaar of langer.

  • -

    Vastrentende waarden Effecten waarbij gedurende de looptijd een vast bedrag aan rente wordt uitgekeerd en waarbij aan het einde van de looptijd de hoofdsom wordt terugbetaald.

  • -

    Vaste schuld Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer en de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

  • -

    Vermogenswaarde Het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen (activa en passiva).

3 TREASURYBELEID GEMEENTE VOERENDAAL

Treasury is het sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, geldstromen en de financiële positie van de gemeente Voerendaal en de hieraan verbonden risico’s.

Gelet op de publiekrechtelijke taak van de gemeente om maatschappelijk kapitaal te beheren, dient er een zorgvuldig beheer van de aan haar toevertrouwde (geld)middelen te worden uitgevoerd. De gemeente stelt zicht ten doel om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Het beleid dat in het treasurystatuut wordt vastgelegd zal er voor moeten zorgen dat er een beheersbare en controleerbare uitvoering van de treasuryactiviteiten door de raad, het college van burgemeester en wethouders en het ambtelijk apparaat wordt gewaarborgd.

Middels het vaststellen van dit statuut en het in de praktijk uitvoeren van de richtlijnen zoals die in dit statuut zijn weergegeven wordt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk, zowel binnen de gemeentelijke organisatie alsook naar de raad toe.

3.1 Doelstellingen

De algemene doelstellingen van het treasurystatuut zijn:

• Het verkrijgen en handhaven van toegang tot de financiële markten tegen acceptabele condities.

• Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s zoals

renterisico’s, valutarisico’s, koersrisico’s, liquiditeitsrisico’s en kredietrisico’s.

• Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

• Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders en limieten en richtlijnen van dit statuut.

3.2 Renterisico beheer

Richtlijnen en limieten:

• Renterisico’s op de vaste schuld bedragen maximaal de renterisiconorm.

• De renterisico’s op de vlottende schuld worden beperkt door de netto vlottende schuld te beperken tot maximaal de kasgeldlimiet.

• Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend gelden uit te zetten bij kredietwaardig geachte partijen. Dit zijn bankinstellingen die onder toezicht staan van de Nederlandse Bank en hun hoofdvestiging hebben in Nederland. Deze banken hebben minimaal een AA-rating (Standard & Poor’s rating).

• De gemeente ontwikkelt een rentevisie. Deze visie wordt periodiek getoetst met de werkelijke rente-ontwikkelingen. Zodra de rentevisie afwijkt van de dagelijkse realiteit en afwijkt van de gestelde marges en financiële gevolgen heeft voor de begroting en meerjarenbegroting zal dit aan de raad worden gerapporteerd. De financiële gevolgen zullen vergezeld gaan van een financieel onderbouwd dekkingsplan.

• Indien de markt het toelaat zullen leningen die direct voor conversie in aanmerking komen, maar ook leningen die middels termijntransacties geconverteerd kunnen worden, worden overgesloten.

3.3 Geldstromen beheer

Richtlijnen en limieten:

• De contante geldstromen worden beperkt tot de (leges)kas.

• Overtollige kasmiddelen worden gestort op een bankrekening met de laagste kosten. De hoogte van de maximaal aanwezige middelen worden mede bepaald door de verzekerde som.

• Geldopnames vinden plaats wanneer de (leges)kas onvoldoende middelen hiertoe bevat.

• Betalingen vinden slechts in enkele, door de budgethouder te bepalen gevallen plaats vanuit de (leges)kas.

• Betalingen en ontvangsten worden zoveel mogelijk geconcentreerd op één bankrekening.

3.4 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Richtlijnen en limieten

• De kasgeldlimiet wordt jaarlijks vastgesteld conform de opgave ten behoeve van de financiële toezichthouder en zal in de treasuryparagraaf bij de gemeentebegroting en -rekening worden opgenomen.

• In de begroting wordt een treasuryparagraaf opgenomen waarin het treasurybeleid voor het komende jaar wordt aangegeven. De “financierings- en investeringsstaat” is hierbij leidend.

• In het jaarverslag bij de jaarrekening wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde treasurybeleid in het afgelopen jaar. Hierin staat een berekening van het bedrag ter grootte van de renterisiconorm en een overzicht van de belangrijkste transacties.

3.5 Financiering

Richtlijnen en limieten

• Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet Fido.

• Rente op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisiconorm van de Wet Fido.

• De financieringsstructuur (eigen versus vreemd vermogen / kort versus lang) wordt zodanig georganiseerd, dat er binnen de kasgeldlimiet ruimte blijft voor een kortlopende financiering ten behoeve van de verplichte uitgaven over een periode van 30 dagen.

• De rentevisie / rentescenario’s van de gemeente zijn gebaseerd op de gegevens van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en overige informatiebronnen.

• Het aantrekken van langlopende leningen geschiedt door tenminste 2 offertes aan te vragen (geschied telefonisch).

• De maximale omvang van het totaal in één bepaald jaar af te sluiten langlopende geldleningen bedraagt hoogstens het bedrag genoemd in de “financierings- en investeringsstaat” (treasuryparagraaf) voor het betreffende jaar.

• Toegestane financieringsinstrumenten voor een periode van minimaal twee jaren zijn onderhandse leningen en/of vaste geldleningen.

• Garanties worden alleen verstrekt indien het niet mogelijk is de borg bij een ander instituut (zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw) onder te brengen en wanneer de verzoekende instantie naar het oordeel van de raad overtuigend heeft aangegeven de verplichtingen aangaande rente en aflossingen te kunnen voldoen of op een andere wijze zekerheid kan bieden (b.v. recht van eerste hypotheek).

3.6 Uitzettingen

Richtlijnen en limieten

• De gemeente mag uitsluitend uitzettingen realiseren nadat de gemeenteraad is geïnformeerd en de mogelijkheid heeft gehad haar zienswijze kenbaar te maken.

• De gemeente zet, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

– gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en

– voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA- minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus. (Indien de periode van uitzetten of aangaan van verbintenissen minder dan drie maanden is, geldt het minimum van een A-rating)

Deze voorwaarden zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waarde-papieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt of als de gemeente een nettingsovereenkomst heeft afgesloten voor het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering.

• De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten. Indien sprake is van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering, dan worden deze gelden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan.

• De gemeente zet uitsluitend gelden uit in de vorm van producten met een hoofdsomgarantie (hoofdsom is aan het einde van de looptijd minimaal intact) en met vastrentende waarden.

• Koersrisico’s op de uitzettingen in vastrentende waarde worden beperkt door de omvang en de (resterende) looptijd te matchen met de omvang en de looptijd van de beschikbare liquide middelen. Het liquiditeitsoverzicht waarin de belangrijkste financiële mutaties in worden bijgehouden geeft hierbij handvaten.

• Koersrisico’s op aandelen zijn uitgesloten behalve als de aandelen worden gekocht in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

3.7 Kredietrisicobeheer

Richtlijnen en limieten

• Voordat er een dienst aan een niet publiekrechtelijk lichaam wordt verleend en de vermoedelijke vordering meer gaat bedragen dan € 25.000 wordt een bankgarantie gevraagd.

• Voor fiscale en niet-fiscale vorderingen zijn/worden richtlijnen samengesteld t.a.v. De termijnen waarin herinneringen, aanmaningen, sommaties, kennisgeving dwangbevelen worden verzonden en inbeslagleggingen worden ingesteld. Deze richtlijnen bevatten tevens criteria t.a.v. het oninbaar verklaren van vorderingen.

4 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE

Voor een goede uitvoering van de treasuryfunctie is het noodzakelijk dat snel op marktontwikkelingen kan worden ingespeeld. Daarbij speelt ook dat offertes voor geldmarkttransacties een snelle reactie nodig hebben (telefonische afhandeling) zodat de beste rendementen kunnen worden behaald.

De richtlijnen en limieten, de verdeling van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de delegatie en mandatering, al deze zaken zijn vastgelegd in de administratie organisatie.

De administratieve organisatie en interne controle moeten waarborgen dat:

• de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

• de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

• de risico’s kunnen worden beheerst;

• de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

4.1 Uitgangspunten

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van de administratie organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de treasuryactiviteiten worden op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bevoegdheden worden via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

  • a)

    iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier ogen principe);

  • b)

    de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • c)

    de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

4.2 Verantwoordelijkheden

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

•Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;

•Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening;

•Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

•Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

•Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasury-activiteiten.

Het college van B&W

•Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

•Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

•Het vaststellen van de gemeentelijke rentevisie.

Portefeuillehouder

Financiën

•Het uitvoeren van het treasurybeleid

(politieke verantwoordelijkheid).

Functie

Verantwoordelijkheden

Afdelingshoofd Middelen/controller

•Het opzetten van de administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

•Het bewaken van de kwaliteit van de treasury-processen.

•Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

•Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf.

•Het rapporteren aan het college van B&W over de uitvoering van het treasurybeheer.

•Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Budgethouders

•Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

•Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën.

Medewerker interne controle en rechtmatigheid

•Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd Middelen/Controller.

Treasurer

•Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeente-financiering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het afdelingshoofd bedrijfsvoering.

•Het opstellen van de rentevisie.

•Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer.

•Het beheren van geldstromen.

•Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen.

•Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties.

•Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de medewerker financieel beheer.

•Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied.

•Het adviseren van de sectoren/afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten (financiële consulenten).

•Het periodiek opstellen van een liquiditeitenoverzicht.

•Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

•Het afhandelen van het girale betalingsverkeer;

•Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

•Het rapporteren aan het afdelingshoofd belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De externe accountant

•Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

4.3 Bevoegdheden

Bevoegd functionaris

(1e handtekening)

Autorisatie door

(2e handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Treasurer

Afdelingshoofd Middelen/controller

Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Treasurer

Afdelingshoofd Middelen/controller

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

1.Treasurer

2.Medewerker interne controle/ rechtmatigheid

3.Financieel consulent

1.Afdelingshoofd Middelen

2.Financieel consulent

3.Adviseur p&o

Risicobeheer

Opstellen liquiditeitenbeheer

Treasurer

Afdelingshoofd Middelen/controller

Nieuwe leningen afstemmen op liquiditeitenplanning

Treasurer

Afdelingshoofd Middelen/controller

Bankrelatiebeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Afdelingshoofd Middelen/controller

College van B&W

Bankcondities en tarieven afspreken

Afdelingshoofd Middelen/controller

College van B&W

Financiering en uitzetting

Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Afdelingshoofd Middelen/controller

College van B&W

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Afdelingshoofd Middelen/controller

College van B&W

Het uitzetten van gelden via onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Afdelingshoofd Middelen/controller

College van B&W

Het vervroegd/extra aflossen van geldleningen

Treasurer

Afdelingshoofd Middelen/controller

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Algemeen directeur

Burgemeester namens het College van B&W

Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

Algemeen directeur

Burgemeester namens het College van B&W

Het uitzetten overtollige geldmiddelen

Algemeen directeur

Burgemeester namens het College van B&W

4.4 Informatievoorziening

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Per kwartaal

Budget-

houders

Treasurer

Liquiditeitenplanning

Per kwartaal

Treasurer

Afdelingshoofd middelen

Inzicht in realisatie en bijstelling van de liquiditeitsplanning

jaarlijks

Afdelingshoofd middelen

College van B&W

Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van de begroting

jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Evaluatie / verantwoording treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via voor- en najaarsrapportage

Periodiek

College van B&W

Gemeenteraad

Rentevisie

Halfjaarlijks (bij de begroting en jaarrekening)

College van B&W

Gemeenteraad