Regeling vervallen per 22-12-2023

Nadere regels Wmo Voerendaal 2019

Geldend van 06-06-2019 t/m 21-12-2023

Intitulé

Nadere regels Wmo Voerendaal 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voerendaal,

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Voerendaal 2018,

besluit vast te stellen Nadere regels Wmo Voerendaal 2019.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      dienst: een maatwerkvoorziening in de vorm van een dienst zoals hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, dagbesteding of logeeropvang;

    • b.

      financiële tegemoetkoming: bijzondere wijze van verstrekking in de vorm van een forfaitair of gemaximeerd bedrag gebaseerd op artikel 2.3.5, derde lid juncto artikel 1.1.1 van de wet.

    • c.

      maatwerkvoorziening in natura: een maatwerkvoorziening in de vorm van goederen in (bruik)leen, eigendom, huur of als persoonlijke dienstverlening en waarop deze nadere regels, de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning of de vigerende nadere regels beschermd wonen en opvang van toepassing zijn;

    • d.

      SVB: Sociale verzekeringsbank;

    • e.

      verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2018;

    • f.

      zaak (materieel): een maatwerkvoorziening niet zijnde een dienst, zoals een hulpmiddel of een woningaanpassing;

  • 2. Voor het overige wordt in deze nadere regels verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voerendaal 2018.

Hoofdstuk 2 Kwaliteit bekwaamheid beroepskrachten

Artikel 2. Eisen deskundigheid beroepskrachten

Een aanbieder, die zorg in natura levert, of een cliënt ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt toegekend, dient er voor te zorgen dat bij de selectie van de beroepskracht of rechtspersoon die ondersteuning gaat bieden wordt voldaan aan de volgende kwaliteitseisen:

  • a. het leveren van ondersteuning door middel van gekwalificeerd personeel, passend bij de behoeften en persoonskenmerken van de inwoner;

  • b. het kunnen (blijven) beschikken over kwalitatief verantwoorde kennis en kunde middels scholing;

  • c. beroepskrachten zijn, indien van toepassing, geregistreerd volgens de geldende beroepsregistratie;

  • d. beroepskrachten die in contact kunnen komen met cliënten, voor zover zij hen ondersteuning bieden, bezitten een verklaring omtrent het gedrag (VOG) die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder dan wel als zelfstandige beroepskracht voor de cliënt ging werken;

  • e. aanbieder dan wel de zelfstandige beroepskracht draagt zorg voor het naleven van beroeps- en meldcodes;

  • f. beroepskrachten die in contact kunnen komen met cliënten spreken en schrijven de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming

Artikel 3. Verstrekking persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 14 van de verordening, vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking van een financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 15 van de verordening, vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor een zaak (materieel) is inclusief de kosten van onderhoud en verzekering, zoals die door het college aan de leverancier worden betaald bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. Verstrekking van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 14 van de verordening, of de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 15 van de verordening, vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de belanghebbende problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming;

    • b.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de belanghebbende niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen;

    • c.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de verstrekking van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming niet leidt tot de noodzakelijke compenserende ondersteuning, zoals die is beschreven in het gespreksverslag;

    • d.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de (medewerker van de) aanbieder of beroepskracht, die de ondersteuning gaat bieden, niet voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals genoemd in artikel 2;

    • e.

      is gebleken dat de cliënt in het verleden met het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming heeft gefraudeerd.

  • 5. Het persoonsgebonden budget ten behoeve van een dienst (hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, dagbesteding – al dan niet in combinatie met vervoer van en naar de dagbesteding, kort verblijf/respijtzorg) wordt, o.g.v. artikel 2.6.2. van de wet, na toekenning periodiek uitgekeerd aan de zorgverlener door de SVB die het persoonsgebonden budget beheert (trekkingsrecht). De cliënt dient zich te houden aan de regels die de SVB stelt.

  • 6. Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een zaak (materieel) wordt uitgekeerd aan de cliënt zelf, in principe na realisatie / aanschaf van de voorziening.

Artikel 4. Besteding en verantwoording persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming

  • 1. Uit het persoonsgebonden budget verstrekt voor een dienst mag betaald worden:

    • het maximale uurloon voor de dienst, zoals opgenomen in bijlage 2;

    • reiskosten hulpverlener op basis van woon-werkverkeer (max. € 0,19 per km, met een maximum van tweemaal 25 km enkele reis per werkdag);

    • vervanging hulpverlener bij ziekte/vakantie van hulpverlener;

    • advertentiekosten voor het zoeken naar een hulpverlener;

    • administratiekosten.

  • 2. Uit het persoonsgebonden budget verstrekt voor een dienst mag niet betaald worden:

    • eigen bijdrage CAK;

    • materiële zaken die nodig zijn voor de uitvoering van de dienstverlening (zoals schoonmaakmiddelen en andere schoonmaakspullen, hulpmiddelen, kleding voor de dienstverlener, etc.);

    • loon aan mensen die gebruikelijke zorg leveren;

    • uurloon zorgverlener die gemaakt zijn voor/na de indicatieperiode;

    • bemiddelingskosten/ kosten voor belangenbehartigers of tussenpersonen.

  • 3. Uit het persoonsgebonden budget voor een zaak (materieel) mag betaald worden:

    • een voorziening waarmee de in de beschikking gestelde doelen worden behaald;

    • de bij de voorziening passende onderhoud- en verzekeringskosten (incl. wettelijk verplichte verzekeringskosten).

  • 4. Uit het persoonsgebonden budget voor een zaak (materieel) mag niet worden betaald:

    • eigen bijdrage CAK;

    • andere zaken waardoor de gestelde doelen niet worden behaald.

  • 5. Het college controleert de besteding van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming na aanschaf / realisatie van de voorziening. Indien het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming vóór realisatie / aanschaf van de voorziening is verstrekt, dient cliënt uiterlijk binnen drie maanden na verstrekking van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming desgevraagd een originele nota en betalingsbewijs te kunnen overleggen.

Artikel 5. Hoogte persoonsgebonden budget maatwerkvoorziening in de vorm van een dienst

  • 1. Voor de maatwerkvoorzieningen:

    • hulp bij het huishouden (basis/plus)

    • persoonlijke begeleiding (basis/plus)

    • dagbesteding (basis/plus)

    • kortdurend verblijf / respijtzorg

    • vervoer van en naar de dagbesteding

  • zijn de tarieven (per uur / per etmaal / per dag) tot stand gekomen op de wijze, zoals beschreven in artikel 14, derde lid van de verordening en opgenomen in bijlage 2.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor de in het eerste lid genoemde maatwerkvoorzieningen wordt berekend op basis van de tarieven in bijlage 2.

  • 3. De budgethouder, aan wie vóór 1 januari 2011 een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp – basis is toegekend, behoudt het recht op een vergoeding van € 14,92 per uur tot het moment van beëindiging van de voorziening. Als bij een herindicatie blijkt dat de zorg door een aanbieder / bij de KvK geregistreerde zelfstandig ondernemer wordt geleverd, wordt vanaf de datum van de nieuwe indicatie het hierbij behorende tarief verstrekt. Als bij de herindicatie blijkt dat de zorg door een persoon uit het sociaal netwerk of een persoon, die niet als zelfstandig ondernemer bij de KvK geregistreerd is, wordt geleverd, wordt het tarief van € 14,92 per uur aangehouden. Dit bedrag wordt niet geïndexeerd tot het moment waarop het tarief voor een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp – basis door een informele hulp gelijk of hoger is dan dit bedrag. Vanaf dan geldt voor deze budgethouder hetzelfde tarief als voor nieuwe indicaties / budgethouders.

Artikel 6. Primaat CVV

  • 1. Bij de toekenning van een maatwerkvoorziening voor vervoer ten behoeve van het verplaatsen binnen de regio geniet het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) het primaat boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming. Uitzondering hierop zijn de vervoersvoorzieningen die om medische redenen en/of andere zwaarwegende redenen niet ingevuld kunnen worden door de toekenning van een collectieve vervoersvoorziening.

  • 2. Voor gebruik van het CVV is een ritbijdrage per zone verschuldigd, gebaseerd op het km-tarief van het openbaar vervoer.

Artikel 7. Hoogte persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen

Voor de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel wordt als kostprijs van de zaak in natura, als bedoeld in artikel 14, derde lid onder a van de verordening, gehanteerd de kostprijs zoals door de gemeente overeengekomen met de leverancier, die deze voorziening in natura zou leveren. Indien blijkt dat dit bedrag niet toereikend is, dan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate compenserende voorziening, gebaseerd op drie offertes.

Artikel 8. Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Voor de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen (zoals douche op afschot, verbreden deuropeningen, aanpassen van functie woonruimten, etc.) wordt als kostprijs van de zaak in natura, als bedoeld in artikel 14, derde lid onder a van de verordening, gehanteerd de kostprijs overeenkomstig de door de gemeente opgestelde kostenraming. Als de kostenraming niet door de gemeente kan worden opgesteld, dan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst compenserende voorziening, gebaseerd op drie offertes.

  • 2. Indien het in het eerste lid genoemde persoonsgebonden budget wordt aangewend voor realisering van de woningaanpassing door een persoon uit het sociaal netwerk, dan wordt, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de benodigde materiaalkosten vermeerderd met de vigerende vrijwilligersvergoeding zoals door de belastingdienst bepaald.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen t.a.v. woningaanpassingen

Artikel 9. Verhuisprimaat

  • 1. Indien de kosten van een woningaanpassing € 6.500,- of meer bedragen, dient belanghebbende in beginsel te verhuizen naar een voor hem/haar geschikte aangepaste woning, voor zover deze binnen de medisch aanvaardbare termijn beschikbaar is.

  • 2. Als blijkt dat er geen geschikte aangepaste woning zoals genoemd in het eerste lid binnen de medisch aanvaardbare termijn beschikbaar is, komen de kosten voor de woningaanpassing voor rekening van de gemeente Voerendaal tot een bedrag van maximaal € 20.000.

Artikel 10. Gereedmelding woningaanpassing

  • 1. Na realisatie van de woningaanpassing dient de eigenaar van de woning een gereedmeldingsformulier in te dienen. De beschikking, waarin het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 14, derde lid onder a van de verordening is toegekend, wordt ingetrokken indien het gereedmeldingsformulier niet binnen een termijn van 6 maanden – gerekend vanaf de datum van de beschikking – is ingediend.

  • 2. De eigenaar van de woning kan eenmaal schriftelijk en gemotiveerd om uitstel van deze termijn verzoeken met een maximum van 6 maanden. Dit verzoek moet één maand voorafgaand aan het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in het eerste lid bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

Artikel 11. Terugbetaling bij woningaanpassing

  • 1. De eigenaar/bewoner van een woning die krachtens artikel 14, derde lid onder a van de verordening een persoonsgebonden budget van minimaal € 10.000 voor een woningaanpassing heeft ontvangen, en die binnen een periode van vijf jaar na realisatie van de woningaanpassing, de woning gaat verlaten is gehouden om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk een week vóór de datum van verhuizing, het college van B&W hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Het verstrekte persoonsgebonden budget dient (deels) aan de gemeente te worden gerestitueerd.

  • 2. Het te restitueren persoonsgebonden budget wordt als volgt berekend:

    • in geval van verhuizing in het eerste jaar na realisering van de aanpassing: 100% van het verschil tussen het verstrekte persoonsgebonden budget en € 10.000;

    • in geval van verhuizing in het tweede jaar na realisering van de aanpassing: 80% van het verschil tussen het verstrekte persoonsgebonden budget en € 10.000;

    • in geval van verhuizing in het derde jaar na realisering van de aanpassing: 60% van het verschil tussen het verstrekte persoonsgebonden budget en € 10.000;

    • in geval van verhuizing in het vierde jaar na realisering van de aanpassing: 40% van het verschil tussen het verstrekte persoonsgebonden budget en € 10.000;

    • in geval van verhuizing in het vijfde jaar na realisering van de aanpassing: 20% van het verschil tussen het verstrekte persoonsgebonden budget en € 10.000.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en voor zover het in alle redelijkheid mogelijk is (naar het oordeel van het college), kan de eigenaar/bewoner de aangebrachte woningaanpassing (deels) aan de gemeente retourneren (voor rekening van de eigenaar/bewoner) zodat geen restitutie van (een deel van) het verstrekte persoonsgebonden budget is verschuldigd.

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming medische meerkosten

Artikel 12. Tegemoetkoming medische meerkosten

  • 1. Op aanvraag kan het college o.g.v. artikel 2.1.7 van de wet een tegemoetkoming voor medische meerkosten verstrekken aan diegene met een beperking of chronisch psychische of psychosociale problemen, die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten heeft, die:

    • a.

      een inkomen heeft dat niet hoger is dan 120 % van de toepasselijke bijstandsnorm,

    • b.

      geen in aanmerking te nemen vermogen heeft zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet, en

    • c.

      in de twee kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, het eigen risico zorgverzekering volledig heeft benut.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming dient middels een vastgesteld aanvraagformulier te worden ingediend vóór 1 juni van het jaar, volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 3. Aanvragen die worden ingediend na het verstrijken van de in het tweede lid ge-noemde termijn, kunnen worden geweigerd.

  • 4. De tegemoetkoming wordt uiterlijk op 31 augustus van het jaar, volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, uitgekeerd.

  • 5. De tegemoetkoming bedraagt € 125 per jaar.

  • 6. Over het verstrekte bedrag als bedoeld onder het vijfde lid is geen verantwoording aan het college verschuldigd.

Hoofdstuk 6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 13. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1. Als algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid onder a, onder 5 en artikel 11, tweede lid onder b, onder 6 van de verordening worden ten minste aangemerkt de voorzieningen, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze nadere regels.

  • 2. In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk is aangemerkt, vanwege omstandigheden aan de kant van de cliënt toch als maatwerkvoorziening worden aangemerkt.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 14. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Wmo gemeente Voerendaal 2019.

Artikel 15. Inwerkingtreding Nadere regels en intrekking oude regeling

De Nadere regels Wmo gemeente Voerendaal 2019 treden in werking op de dag na de dag van bekendmaking. Het 'Besluit maatschappelijke ondersteuning 2018 gemeente Voerendaal' wordt met ingang van die dag ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Voerendaal op 14 mei 2019.

De burgemeester, De secretaris,

W. Houben H.H.M. Timmermans

Bijlage 1. Niet-limitatieve lijst van algemeen gebruikelijke (woon)voorzieningen

De onderstaande voorzieningen komen in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking:

kinderopvang;

boodschappendienst / boodschappenbus;

maaltijdservice;

hondenuitlaatservice;

(aanleg) centrale verwarming;

wasdroger;

aanrechtblad

hangtoilet, verhoogde toiletpot, tweede toilet

alle vormen van kooktoestellen/kookplaten

afzuigkap boven kooktoestel

zonwering (binnen en buiten)

alle vormen van kranen (eenhendelkranen, menghendelkranen, thermostaatkranen)

glijstangset

badkamer renovatie (bijv. vervangen lavet door douche, plaatsen douchewand, douchecel, douchecabine)

waterbed

douchecabine, douchecel, douchewand

intercom

fiets (met lage instap en/of trapondersteuning)

auto

badplank, badzitje, losse douchestoel, losse toiletstoel, toiletverhoger, douche-toiletstoel

alle soorten drempelhulpen binnenshuis

alle standaard wandbeugels en grepen

Bijlage 2 PGB-tarieven Wmo 2019

Maatwerkvoorziening

Verstrekkingsvorm

Pgb tarief formele hulp

Pgb tarief informele hulp

Hulp bij huishouden (-basis / -plus)

ZIN / Pgb

€ 17,30 (hbh basis)

€ 20,25 (hbh plus)

€ 13,95 (hbh basis)

Persoonlijke begeleiding Basis

ZIN / Pgb

€ 42,15

€ 13,95

Persoonlijke begeleiding Plus

ZIN / Pgb

€ 63,22

Dagbesteding Basis

ZIN / Pgb

€ 7,75 (per uur)

Dagbesteding Plus

ZIN / Pgb

€ 12,92 (per uur)

Respijtzorg / kortdurend verblijf

ZIN / Pgb

€ 98,14 (per etmaal)

€ 20,00 (per etmaal)

Maatwerkvoorziening

Verstrekkingsvorm

Tarief/bedrag

Frequentie

Vervoer (van en naar dagbesteding)

ZIN/Pgb

€ 8,01 (regulier vervoer)

€ 20,92 (rolstoelvervoer)

Per dag

Rolstoel

ZIN / Pgb

100% van ZIN-voorziening

Sportrolstoel

Tegemoetkoming in kosten

€ 3000

Vijf-jaarlijks

Scootermobiel

ZIN / Pgb

100% o.b.v. kosten van ZIN-voorziening

CVV

_

-

auto-aanpassing

Tegemoetkoming in kosten

Maximaal € 4.305

Vijf-jaarlijks

taxikosten

Tegemoetkoming in kosten

€ 1200

Jaarlijks

rolstoeltaxikosten

Tegemoetkoming in kosten

€ 1800

Jaarlijks

woonvoorzieningen

ZIN / Pgb

100% o.b.v. kosten van ZIN-voorziening

woningaanpassingen

Pgb

100% o.b.v. kostenberekening gemeente/ of goedkoopste van 3 offertes

Verhuis- en inrichtingskosten

Tegemoetkoming in kosten

€ 2.600,00

Tijdelijke huisvestingskosten

Tegemoetkoming in kosten

Werkelijke kosten tot een maximum van € 454 voor zelfstandige woonruimte.

Werkelijke kosten tot een maximum van € 350 voor niet-zelfstandige woonruimte

Per maand

Tegemoetkoming medische meerkosten

Tegemoetkoming in kosten

€ 125

Jaarlijks