Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2014

Geldend van 06-12-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Reclamebelasting Voorschoten 2014

Nummer: 16278/3348

De raad van de gemeente Voorschoten;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2013;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

I. De reclamebelasting ten behoeve van het ondernemersfonds voor epaalde tijd voort te zetten;

II. Vast te stellen de: Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • b.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

  • c.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, wordt deze waarde bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

  • d.

    vestiging:

    1. de onroerende zaak, of een deel daarvan, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ die door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

    • 2.

      twee of meer onroerende zaken, of delen daarvan, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Voorschoten zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens deze verordening, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 2. Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 3. Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

  • 4 Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

  • 5. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1. Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 400,- per vestiging.

  • 2. Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 100.000,-, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 2,- per € 1.000,- waarde.

  • 3. De reclamebelasting bedraagt maximaal € 900,- per vestiging.

  • 4. Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt op aanvraag van belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • f.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • g.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • h.

    van instellingen, die door de rijksbelastingdienst zijn aangewezen als Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) en die betrekking hebben op de functie van het gebouw of de naam van de instelling;

  • i.

    aangebracht op scholen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden hierna.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Subsidiebepalingen

  • 1. Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidie-verordening Voorschoten van toepassing.

  • 2. Subsidievaststelling:

    • a.

      De subsidie wordt verstrekt aan de vereniging Centrum Ondernemers Voorschoten voor de uitvoering van de collectieve activiteiten die zijn opgenomen in de ‘Uitvoeringsovereenkomst Ondernemersfonds Voorschoten’.

    • b.

      De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te innen reclamebelasting, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten en oprichtingskosten.

    • c.

      In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoor-schotting en de verrekening van meer- en minderopbrengsten van de geïnde reclamebelasting.

Artikel 15 Overgangsrecht

De ‘Verordening reclamebelasting 2011’, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Reclamebelasting Voorschoten 2014".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 21 november 2013.
de griffier, de voorzitter,

Bijlage 1

gebied reclamebelasting

Toelichting op de Verordening Reclamebelasting Voorschoten 2014

Algemene toelichting Z-16278/6837

De uit de reclamebelasting verkregen opbrengst kan in beginsel vrij besteed worden. De reclame­belasting is - net als bijvoorbeeld de OZB en de hondenbelasting - een vrij besteedbare heffing. De opbrengst van de reclamebelasting wordt in Voorschoten echter ingezet voor structurele financiering van het ondernemersfonds Voorschoten. Uit het ondernemersfonds worden de kosten betaald van onder andere de verbetering van de belevingswaarde in de openbare ruimte in de winkelgebieden door o.a. de feest- en kerstverlichting op te hangen. Tevens zullen evenementen en promotionele activiteiten, gericht op het versterken van het imago van Voorschoten als winkelcentrum, zoals de themamarkt en activiteiten op koopzondagen en sfeermakers op andere dagen, met de opbrengsten worden gefinancierd.

Wij hechten er aan op te merken dat de investeringen en activiteiten die bekostigd worden met de reclamebelasting uitdrukkelijk niet behoren tot de reguliere publieke taak van de gemeente. Het gaat hier om extra inzet van de gemeente, boven de reguliere uitgaven en investeringen.

Omdat de reclamebelasting is gekoppeld aan het ondernemersfonds, dat zich uitsluitend richt op het aangewezen winkelgebied en omgeving, is er een rechtvaardigingsgrond voor het beperkte gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. De exacte afbakening van het aangewezen gebied is aangegeven op de bij de verordening behorende (digitale) kaart. Er bestaat bij een dergelijke objectieve geografische afbakening geen strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Er is gestreefd naar een eenvoudige en efficiënte heffing. Om dit te bereiken zijn de volgende maatregelen in de verordening opgenomen:

  • 1.

    Beperking van het gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. Zie voor een uitgebreide toelichting de toelichting bij artikel 2. Openbare aankondigingen buiten dit gebied zijn geen belastbaar feit.

  • 2.

    Het hanteren van een heffingsmaatstaf die ook voor andere heffingen wordt gehanteerd, nl. de WOZ-waarde.

  • 3.

    Invoering van een vrijstelling voor openbare aankondigingen die korter dan 13 weken per jaar aanwezig zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen 

Openbare aankondiging

De naam “reclamebelasting” is enigszins misleidend. Een openbare aankondiging hoeft namelijk geen reclame te zijn. Het is niet noodzakelijk dat in de openbare aankondiging een bepaald product of een bepaalde dienst aan de man wordt gebracht. Zo is een reclamevoorwerp bij een ijssalon of een cafetaria ook een openbare aankondiging, evenals het bord bij de voordeur van de notarispraktijk, waarop uitsluitend de naam van de notaris staat vermeld. Hoewel het begrip openbare aankondiging dus ruimer is dan uitsluitend een reclame-uiting wordt in de verordening gesproken van reclameobject. Onder reclameobject wordt verstaan: openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

 

Zichtbaar vanaf de openbare weg

De openbare aankondiging dient op grond van artikel 227 van de Gemeentewet zichtbaar te zijn vanaf de openbare weg. Aankondigingen zijn openbaar indien ze geschieden op plaatsen waar het publiek daarvan kennis kan nemen.

Onder het begrip openbare weg wordt verstaan, zoals is beslist in de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2001 (nr. 35 502, BNB 2001/378, ECU:NL:HR:2001:AD3522), indien de betrokken wet zelf er niets over zegt, de definitie die daarvan wordt gegeven in de Wegenwet.

Vestiging

De reclamebelasting zal worden geheven per vestiging, dat wil zeggen de onroerende zaak in de zin van de Wet WOZ, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt. Dit betekent dat in beginsel ook ieder deel van een onroerende zaak dat apart gebruikt wordt als afzonderlijke vestiging in de reclamebelasting wordt betrokken. Indien de vestiging een zelfstandige onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ vormt, dan is de vestiging gelijk aan de onroerende zaak voor de Wet WOZ. Indien echter binnen één onroerende zaak sprake is van meerdere onzelfstandige delen (die bijvoorbeeld niet afzonderlijk afsluitbaar zijn of niet beschikken over eigen toiletvoorzieningen) kan binnen één onroerende zaak sprake zijn van meerdere vestigingen voor de reclamebelasting. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij bedrijfsverzamelgebouwen. In dat geval wordt iedere vestiging, mits sprake is van een van de openbare weg zichtbare openbare aankondiging, afzonderlijk in de heffing betrokken.

Het kan echter ook voorkomen dat een winkel die als één vestiging wordt geëxploiteerd, volgens de afbakening van de Wet WOZ dient te worden aangemerkt als twee afzonderlijke onroerende zaken. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor indien één winkel is gevestigd in twee panden van twee verschillende eigenaren. Indien echter sprake is van één winkel en de afzonderlijke objecten direct naast of boven elkaar gelegen zijn, dan is voor de reclamebelasting sprake van één vestiging en zal ook maar één aanslag worden opgelegd.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Alleen binnen het aangewezen gebied geplaatste of aangebrachte openbare aankondigingen vallen onder de reclamebelasting. Op de bij de verordening gevoegde kaart is aangegeven hoever het bereik van de reclamebelasting gaat. Ter zake van aankondigingen buiten de grenzen van dat gebied kan de gemeente dus geen reclamebelasting heffen, ook al zijn deze aankondigingen zichtbaar van de openbare weg.

Dat dit mogelijk is blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2011 (nr. 10/04446, ECLI:NL:HR:2011BR4564), waarin is geoordeeld dat de reclamebelasting gelet op de gemeentelijke autonomie slechts in een deel van de gemeente kan worden ingevoerd, mits daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond bestaat. Indien een gemeente besluit de opbrengst van een reclamebelasting te besteden aan activiteiten en voorzieningen die binnen een bepaald gedeelte van het grondgebied zullen plaatsvinden of gerealiseerd worden, en zij het object van de heffing heeft beperkt tot openbare aankondigingen in het desbetreffende gedeelte van haar grondgebied, is volgens de Hoge Raad sprake van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor die beperking indien de gemeente in redelijkheid heeft mogen uitgaan van de veronderstelling dat op deze wijze degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken.

 

De opbrengst zal worden ingezet voor de versterking van het centrum in Voorschoten, waardoor sprake is van een objectieve rechtvaardiging om slechts in het aangewezen gebied reclamebelasting te heffen. Met de opbrengsten van de heffing zullen de kosten worden betaald van onder andere de activiteiten rond Pasen, Moeder- en Vaderdag en Kerstmis, alsmede de intocht van Sinterklaas. Al deze activiteiten vinden plaats in het afgebakende gebied. Daarnaast zal een deel van de heffing worden aangewend voor communicatie en promotie van het centrum van Voorschoten. De met de opbrengsten van de heffing te financieren activiteiten en voorzieningen zijn dus in het bijzondere belang van en van bijzonder profijt voor alle belastingplichtigen die onder het bereik van de heffing vallen.

Artikel 3 Belastbaar feit

De omschrijving van het belastbare feit in de verordening is rechtstreeks ontleend aan artikel 227 van de Gemeentewet. Zie voor een toelichting op de verschillende termen uit deze omschrijving de toelichting bij artikel 1.

Artikel 4 Belastingplicht

Een verordening inzake de reclamebelasting dient op basis van art. 217 Gemeentewet te vermelden wie belastingplichtig is. Gemeenten zijn vrij in het kiezen van belastingplichtigen in de belastingverordening, mits een relatie bestaat met openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg.

In de verordening is uitgangspunt dat belastingplichtig is de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De Gemeentewet schrijft geen heffingsmaatstaf of tarief voor. Bij het bepalen van heffingsmaatstaven of tarieven dient evenwel te worden voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De gemeentelijke wetgever dient bij het opnemen van de heffingsmaatstaven rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen, zoals het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 66-67). De belastingheffing mag niet leiden een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid tot heffen niet op het oog kan hebben gehad.

Het staat gemeenten volgens de wetgever vrij om de heffingsmaatstaf te nemen die zich het beste verstaat met het gemeentelijke beleid en de praktijk van de belastingheffing. In de uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2011, alsmede de daaraan voorafgaande conclusie van de Advocaat- Generaal, is deze gemeentelijke keuzevrijheid nogmaals herhaald. De gemeente Voorschoten heeft ervoor gekozen om met ingang van belastingjaar 2014 voor de heffingsmaatstaf aan te sluiten bij de WOZ-waarde. Uit evaluatie van de reclamebelasting, waarbij de hoogte van de heffing afhankelijk is de oppervlakte van de openbare aankondiging(en) is door verschillende ondernemers aangegeven of wellicht een andere heffingsmaatstaf gehanteerd kan worden, dit omdat kleine winkeliers met relatief veel reclame-uitingen verhoudingsgewijs veel meer betalen dan grotere winkeliers met relatief weinig reclame. Dit geeft een gevoel van onrechtvaardigheid.

Ten aanzien van een aantal andere lokale heffingen, zoals de rioolheffing en de precariobelasting, heeft de belastingrechter inmiddels geoordeeld dat de WOZ-waarde kan worden gehanteerd als mogelijke heffingsmaatstaf. Net als bij deze heffingen, is er ook bij de reclamebelasting een relatie tussen de heffingsmaatstaf en het heffingsobject in de zin dat de openbare aankondigingen voor meer bezoekers zorgen, waardoor de gebruikswaarde van de onroerende zaak toeneemt. Bovendien leidt het hanteren van de WOZ-waarde ertoe dat sprake is van een eerlijke en evenwichtige lastenverdeling, hetgeen de acceptatie onder de belastingplichtigen vergroot.

De huidige uitvoering kost relatief veel werk aan controle, foto's maken en aantal aanwezige m2 reclame berekenen in verband met de categorie waarin de reclame hoort. Door gebruik te maken van de WOZ-waarde dient enkel beoordeeld te worden of er een openbare aankondiging aanwezig is (maken van foto's). Hierbij opgemerkt dat bij zogeheten gemengde objecten beoordeeld moet worden wat als niet-woning aangemerkt moet worden. Indien er bezwaar wordt ingediend tegen de aanslag reclamebelasting staat de categorie niet meer ter discussie, er kan enkel bezwaar gemaakt worden tegen het feit dat er geen reclame is of men geen gebruiker is.

Tenslotte blijven door het hanteren van WOZ-waarde de perceptiekosten zeer beperkt, waardoor er per saldo meer netto opbrengsten resteren voor de uitvoering van de activiteiten en voorzieningen, die middels het ondernemersfonds zullen worden georganiseerd c.q. gerealiseerd. Hierdoor bedraagt het laagste tarief € 400,- (i.p.v. € 600,-) en dient maximaal € 900,— (i.p.v. € 1.200,-) betaald te worden.

Er is gekozen voor een systematiek waarbij per vestiging een vast bedrag in rekening zal worden gebracht en, indien de WOZ-waarde meer dan € 100.000,- bedraagt, een variabel bedrag dat afhankelijk is van de totale WOZ-waarde. Analoog aan de bepalingen uit de OZB, zullen de onderdelen van een onroerende zaak die als woning kunnen worden gekwalificeerd voor het bepalen van de hoogte van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking worden gelaten.

Artikel 6 Belastingtarief

Iedere binnen het aangewezen gebied gelegen vestiging waarbij een openbare aankondiging aanwezig is, betaalt een vast bedrag ter hoogte van € 400,-. Daarnaast betaalt men, voor zover de WOZ-waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 1 00.000,- een variabel deel ter hoogte van € 2,- per € 1.000,— waarde. Indien de WOZ-waarde van een vestiging bijvoorbeeld € 300.000,- bedraagt, dan dient € 800,- te worden voldaan, € 400,- (vast bedrag) en € 400,- (variabel bedrag). De totale belastingaanslag bedraagt maximaal € 900,-.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderjaar, en loopt aldus van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

In het eerste lid is bepaald dat de belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak. Dat betekent dat de aanslag onmiddellijk na aanvang van het belastingtijdvak kan worden opgelegd.

Het kan zijn dat de belastingplicht ter zake van de openbare aankondigingen pas in de loop van het belastingtijdvak ontstaat, doordat de openbare aankondigingen na 1 januari worden geplaatst. Er is dan sprake van een ‘nieuwe belastingplichtige', die eerder in het jaar nog geen voorwerpen of openbare aankondigingen had, althans niet voor de vestiging waarop het nieuwe reclameobject is aangebracht. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om in die gevallen een aanslag op te leggen. Het derde lid bepaalt dan de hoogte van de aanslag. Die is gebaseerd op het aantal volle maanden dat na aanvang van de belastingplicht nog overblijft. Deze situatie kan zich ook voordoen indien sprake is van een nieuwe gebruiker.

Wat te doen in het geval dat alle openbare aankondigingen worden weggehaald of wanneer het gebruik van de vestiging wordt beëindigd, is geregeld in het vierde lid. De belastingplichtige dient daartoe een verzoek in bij de heffingsambtenaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

Voor de heffing van reclamebelasting wordt geheven bij wijze van oplegging van een aanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

Het begrip openbare aankondiging is dermate veelomvattend dat aanleiding bestaat tot het in bepaalde gevallen hanteren van vrijstellingen. Om de perceptiekosten zo laag mogelijk te houden, worden aankondigingen die korter dan dertien weken aanwezig zijn, niet in de heffing betrokken. Indien echter sprake is van aankondigingen die afzonderlijk minder dan 13 weken aanwezig zijn, maar die opeenvolgend aanwezig zijn in een voor openbare aankondigingen geschikt gemaakte voorziening (bijvoorbeeld de opeenvolgende posters bij een bioscoop of een supermarkt), dan worden deze wel gewoon in de belastingplicht meegenomen. Ook aankondigingen die uitsluitend als algemene bewegwijzering kunnen worden gekwalificeerd of die gedaan worden door publiekrechtelijke rechtspersonen in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, zijn vrijgesteld. Uit efficiency overwegingen worden aankondigingen vrijgesteld die aanwezig zijn bij bouwterreinen en die betrekking hebben op de in uitvoering zijnde werkzaamheden. Tevens zijn aankondigingen, zoals vlaggen en banieren, die door of namens winkeliersverenigingen of een wijkorgaan zijn geplaatst en aankondigingen die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen vrijgesteld. Tenslotte is ook een vrijstelling opgenomen voor borden die aanwezig zijn bij te koop of te huur staande onroerende zaken, mits deze in de onmiddellijke omgeving zijn geplaatst. Aankondigingen die door een makelaarskantoor worden gedaan bij hun eigen kantoor vallen niet onder deze vrijstelling.

Artikel 11 Termijnen van betaling

De betaling is zo eenvoudig mogelijk geregeld en de aanslag dient te worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden hierna.

Artikel 12 Kwijtschelding

Ter zake van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Het gaat hier om een aanslag die vrijwel altijd geheven wordt van ondernemers en organisaties,

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college is bevoegd nadere regels te geven ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 14 Subsidiebepalingen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening Voorschoten van toepassing.

Artikel 15 Overgangsrecht

Hierin is geregeld dat de eerder vastgestelde Verordening reclamebelasting 201 1 word ingetrokken, echter met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16

In de slotbepalingen is de inweringtreding en de citeertitel van de verordening geregeld

 

 

de voorzitter, de griffier