Regeling vervallen per 21-07-2016

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1994

Geldend van 18-01-1995 t/m 20-07-2016

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1994

De raad der gemeente Voorschoten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 30 november 1993, nr. 1;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN 1994

Hoofdstuk 1 Algemeen deel

Artikel 1.1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

  • 1.

    monumenten:

    • a.

      de omschrijving, zoals weergegeven in de monumentenverordening Voorschoten 1993;

    • b.

      beeldbepalende panden: panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- of dorpsgezicht, dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in de gemeente is aangewezen.

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop overeenkomstig de Monumentenverordening

    Voorschoten 1993 de beschermde monumenten zijn vermeld.

  • 3.

    onder eigenaar wordt mede verstaan:

    • a.

      degene die het recht van erfpacht heeft;

    • b.

      de houder van een recht van opstal;

    • c.

      de vruchtgebruiker;

    • d.

      de rechthebbende op een appartementsrecht;

    • e.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter, houder van een recht van opstal,vruchtgebruiker of rechthebbende op een appartementsrecht.

Artikel 1.2

Onder toepassing van deze verordening wordt begrepen de stelselmatige inspanning gericht op behoud, herstel of verbetering van monumenten, zoals bedoeld in artikel 1.1., eerste lid.

Artikel 1.3

De gemeenteraad neemt jaarlijks in de gemeentebegroting een bedrag op ten behoeve van het verstrekken van bijdragen aan eigenaren in het belang van de monumenten.

Artikel 1.4

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het belang van de monumenten en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening steun toe te kennen.

  • 2. Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening met steun, die op grond van enige andere regeling is of kan worden toegekend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van steun voorwaarden verbinden.

Artikel 1.5

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen slechts steun toe voor zover de op grond van artikel 1.3. begrote financiële middelen toereikend zijn.

  • 2. Alle aanvragen om steun op grond van deze verordening worden, zodra zij ingevolge het bepaalde in artikel 2.3. in behandeling kunnen worden genomen, in volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 3.

    • a.

      De aanvraag om steun met een indicatie van de kosten, zoals bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, dient in het jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de eigenaar betaalbaar- stelling wenst, voor 1 april te worden gemeld aan het college van burgemeester en wethouders.

    • b.

      De eigenaar dient in het jaar, voorafgaande aan het jaar waarin betaalbaarstelling wordt gewenst, voor 1 september de benodigde gegevens, zoals aangegeven in artikel 2.3., eerste lid, volledig te hebben ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 4. De vaststelling van de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.1., tweede lid, wordt binnen drie maanden na indiening van de aanvraag om steun, als bedoeld in het derde lid, onder b, aan de aanvrager kenbaar gemaakt; deze mededeling roept overigens

    geen enkel recht op subsidie in het leven.

  • 5. Indien het totaalbedrag van de mogelijke subsidies het toegekende bedrag, zoals bedoeld in artikel 1.3. overschrijdt, wordt:

    • a.

      door burgemeester en wethouders in overleg met de

      welstandscommissie voor dat jaar een urgentieplan vastgesteld, waarin de mate en de volgorde van subsidieverlening wordt bepaald; bij het opstellen van het urgentieplan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met:

      • I.

        de landschappelijke, karakteristieke, esthetische of

        culturele waarde van het object in zijn omgeving;

      • II.

        de bouwkundige toestand waarin het betreffende gebouw

        verkeert.

      • III

        de omstandigheid, dat in het verleden al of niet reeds

        een bijdrage is verstrekt voor het treffen van

        voorzieningen.

      • IV

        de volgorde van binnenkomst van de aanvragen om steun.

    • b.

      de aanvraag(en) om steun die, gelet op het tweede lid en het vijfde lid, onder a., overschrijding van het budget ten gevolge hebben, worden voor dat gedeelte door burgemeester en wethouders afgewezen.

  • 6. De indiener van een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid, onder b., is bevoegd in een volgend jaar een verzoek in te dienen, de (gedeeltelijk) afgewezen aanvraag opnieuw in overweging te nemen.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid en het vijfde lid, onder a., zijn burgemeester en wethouders bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in het zesde lid extra prioriteit toe te kennen.

Artikel 1.6

  • 1. De bijdrage bedraagt 50% van de in artikel 2.1., tweede lid, bedoelde kosten.

  • 2. De bijdrage per budgetjaar per aanvraag om steun bedraagt ten hoogste f. 15.000,--.

  • 3. In afwijking van artikel 1.6., tweede lid, kan het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van artikel 1.5., eerste lid, en vijfde lid, onder a., en artikel 1.6., eerste lid, besluiten hogere bedragen ter beschikking te stellen, indien en voor zover anders in het betreffende budgetjaar gelden onbesteed zouden blijven.

Artikel 1.7

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de monumenten afwijken van de bepalingen van deze verordening. Burgemeester en wethouders zullen hiertoe niet overgaan dan nadat de betrokken commissie van advies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, terzake gehoord is.

Hoofdstuk 2

HERSTEL VAN MONUMENTEN.

Artikel 2.1.

  • 1. Aan de eigenaar van een monument kan een bijdrage worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen, anders dan normaal onderhoud, aan een bestaand monument, zulks in het belang van de verbetering, de instandhouding of het herstel van het object als monument

  • 2. De bijdrage wordt alleen verleend in dat deel van de kosten (zijnde de subsidiabele kosten) van de voorzieningen, dat redelijkerwijs moet worden gemaakt voor het in eerste lid genoemde belang en dat de normale kosten van dezelfde voorzieningen aan gebouwen waarvoor dat belang niet geldt, te boven gaat; een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.2.

Indien voor de in artikel 2.1., tweede lid, bedoelde kosten op grond van enige andere regeling bijdragen zijn of kunnen worden toegekend, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 1.6., eerste lid, de toe te kennen bijdrage voor dat betreffende bedrag verminderd.

Artikel 2.3.

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, bevat de aanvraag tevens:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het monument (schaal 1: 100), volgens bijlage 1 van de Bouwverordening Voorschoten 1993;tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het monument (schaal 1: 100), volgens bijlage 1 van de Bouwverordening Voorschoten 1993;

    • d.

      de naam en het adres van de aannemer(s) en tevens een door de desbetreffende Kamer van Koophandel en Fabrieken gewaarmerkte fotokopie van de over de onderneming(en) in het register, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit registratie vestigingsvergunningen en -ontheffingen (Stb. 1990, 484) opgenomen gegevens..

  • 2. De aanvraag is opgenomen in een nader door of namens burgemeester en wethouders aan te geven procedure. Deze procedure omvat in elk geval de volgende elementen:

    • a.

      de keuze van de architect voor het opstellen van het herstelplan en het toezicht op de uitvoering behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders;

    • b.

      het herstelplan zal, onverlet de toetsing aan het Bouwbesluit, door of namens burgemeester en wethouders worden beoordeeld en dient te zijn goedgekeurd;

    • c.

      het werk dient te worden uitgevoerd door een erkende aannemer op restauratiegebied;

    • d.

      de gunning van het werk behoeft de goedkeuring van of namens burgemeester en wethouders;

    • e.

      start en einde van de uitvoering van het werk worden aan burgemeester en wethouders gemeld; alsmede essentiële onderdelen van het uit te voeren werk.

    • f.

      burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede lid onder a. tot en met d. gestelde plicht.

  • 3. De aanvraag is opgenomen in een nader door of namens burgemeester en wethouders aan te geven procedure. Deze procedure omvat in elk geval de volgende elementen:

    • a.

      de keuze van de architect voor het opstellen van het herstelplan en het toezicht op de uitvoering behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders;

    • b.

      het herstelplan zal, onverlet de toetsing aan het Bouwbesluit, door of namens burgemeester en wethouders worden beoordeeld en dient te zijn goedgekeurd;

    • c.

      het werk dient te worden uitgevoerd door een erkende aannemer op restauratiegebied;

    • d.

      de gunning van het werk behoeft de goedkeuring van of namens burgemeester en wethouders;

    • e.

      start en einde van de uitvoering van het werk worden aan burgemeester en wethouders gemeld; alsmede essentiële onderdelen van het uit te voeren werk.

    • f.

      burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in het tweede lid onder a. tot en met d. gestelde plicht.

Artikel 2.4.

  • 1. Jaarlijks, na de vaststelling van de gemeentebegroting beslissen burgemeester en wethouders binnen drie maanden omtrent de op grond van artikel 1.5. tijdig ingediende en gecompleteerde aanvragen.

  • 2. Aanvragen om een bijdrage worden door burgemeester en wethouders aangehouden tot het moment als bedoeld in het voornoemde lid. Van deze aanhouding zenden zij onverwijld bericht aan de aanvrager.

  • 3. Zij kunnen hun beslissing omtrent een bijdrage eenmaal voor ten hoogste drie maanden verdagen.

  • 4. In zeer bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag direct in behandeling nemen.

  • 5. Alvorens op een aanvraag om een bijdrage wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de welstandscommissie.

Artikel 2.5.

  • 1. Onder de in artikel 2.1. bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aanneemsom;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • d.

      de leges voor de bouwvergunning en voor enige andere vergunning, die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

    • e.

      de verschuldigde omzetbelasting.

  • 2. Voor een bijdrage in het onvermijdelijk en onvoorzien meerwerk kan door de eigenaar, uiterlijk bij de gereedmelding, een nieuwe subsidie-aanvraag worden ingediend. In dit geval geldt de bepaling, dat met het treffen van de voorzieningen mag zijn begonnen, voordat de eigenaar bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend; Aan de toekenning van de oorspronkelijke aanvraag kan de eigenaar geen enkel recht op een bijdrage in deze nieuwe aanvraag ontlenen.

Artikel 2.6.

  • 1. De bijdrage wordt niet toegekend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

    • a.

      de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend en de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 2.1., tweede lid, zijn bepaald.

    • c.

      de subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 2.1., tweede lid, minder bedragen dan f. 1.000,-;

    • d.

      het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

  • 2. De bijdrage ingevolge artikel 1.6. wordt slechts toegekend wanneer het monument na het treffen van de voorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg aan redelijke eisen voldoet, danwel een redelijke bijdrage levert aan het uiterlijk aanzien van het stads- en of dorpsgezicht.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder b., en het tweede lid kan een bijdrage worden toegekend voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen.

Artikel 2.7

  • 1. De bijdrage wordt toegekend onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de voorzieningen zijn getroffen binnen één jaar na de toekenning;

    • b.

      aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

      • -

        toegang wordt verleend tot het gebouwde onroerend goed;

      • -

        inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      • -

        de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      • -

        gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

    • c.

      de bescheiden en gegevens, die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening, worden verstrekt;

    • d.

      bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigings- besluit bouwnijverheidsbedrijven 1958.

  • 2. De bijdrage wordt voorts toegekend onder de voorwaarde, dat de eigenaar schriftelijk ten genoegen van burgemeester en wethouders verklaart, dat het monument na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal worden onderhouden.

Artikel 2.9

Uitbetaling van een op grond van deze verordening toegekende bijdrage vindt plaats, nadat:

  • 1.

    de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereedgemeld, waarbij tevens de daarop betrekking hebbende originele gegevens ter inzage worden aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders;

  • 2.

    de onder 1. bedoelde werkzaamheden en ingediende gegevens door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • 3.

    de originele rekeningen en originele betaalbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze gerangschikt zijn als in de in artikel 2.3., eerste lid, bedoelde begroting door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

Artikel 2.10.

Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij de gereedmelding door de eigenaar op te geven giro- of bankrekening.

Artikel 2.11.

Indien blijkt, dat onjuiste gegevens zijn verstrekt bij het doen van de aanvraag, dan wel bij de opgaaf van kosten na afloop van de werkzaamheden, of indien de gestelde voorwaarden in of krachtens deze

verordening gesteld niet zijn nageleefd, kunnen burgemeester en wethouders de bijdrage geheel of ten dele terugvorderen.

Hoofdstuk 3.

OVERGANGSBEPALING

ARTIKEL 3.1.

  • 1. Alle aanvragen om steun ingevolge deze verordening, die worden ingediend na 1 januari 1994 en voor de dag van inwerkingtreding, zoals bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, worden afgehandeld conform het gestelde in deze verordening.

  • 2. De afhandeling, zoals bedoeld in het eerste lid, zal eerst na de inwerkingtreding van deze verordening plaatsvinden.

Hoofdstuk 4.

INWERKINGTREDING

Artikel 4.1.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Subsidieverordening gemeentelijke monumenten 1994'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Voorschoten,
gehouden op 24 februari 1994.
de secretaris, de voorzitter,

Toelichting op de subsidieverordening monumenten 1994

Hoofdstuk 1.

ALGEMEEN DEEL.

De verordening voorziet in subsidiëring van verbetering, herstel, renovatie en restauratie van in principe alle behoudenswaardige gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. De werkingssfeer van deze verordening geldt niet voor rijksmonumenten, aangezien deze monumenten,

gezien de hoge restauratiekosten in relatie tot de ter beschikking staande middelen, een te grote claim op dit budget zouden leggen.

  • 1.

    Noodzaak van prioriteitsstelling. De weinig beschikbare gelden maakt het extra noodzakelijk prioriteiten te stellen.

  • 2.

    Uitgangspunten bij de verordening. Als uitgangspunt is gekozen voor het in hoofdlijnen overnemen van de tot 1 januari 1994 gehanteerde subsidieregeling op grond van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing (WSDV-gelden). De keuze voor het handhaven van de hoofdlijnen van deze regeling heeft enkele belangrijke voordelen. Met de oude regeling hebben gemeente én eigenaren van monumenten ervaring opgedaan, zodat een zekere continuïteit de voorkeur verdient. Belangrijke elementen, zoals het niet stellen van inkomenscriteria en geen gebiedsbeperking, zijn in deze regeling in vergelijking tot de subsidieverordening Dorpsvernieuwing gehandhaafd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.1.

De definitie van artikel 1 sluit aan bij de monumentenverordening Voorschoten 1993.

artikel 1.1. eerste lid, onder b,

Deze omschrijving heeft betrekking op beeldbepalende panden in door het Rijk beschermde of te beschermen stads- of dorpsgezichten. Voor de kwalificatie van de "beeldbepalende" panden kan het gemeentebestuur te rade gaan bij de historische kwaliteitskaarten, die de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in overleg met de gemeente heeft opgesteld.

Artikel 1.1., derde lid,

Onder eigenaar dient in dit verband tevens verstaan te worden de eigenaar van een appartementsrecht, alsmede de houder van een recht van opstal en de vruchtgebruiker.

Artikel 1.3.

Het besluit in dit artikel genoemd, betreft het zogenaamd "volumebesluit" waarin de gemeenteraad aangeeft of en hoeveel geld hij ter beschikking stelt. Dit kan geld uit de voorziening Dorpsvernieuwing, onderdeel monumenten of geld uit andere middelen van de gemeente betreffen.

Artikel 1.4.

  • 1.

    Dit artikel legt de bevoegdheid tot toekenning van steun aan derden bij burgemeester en wethouders. Met steun wordt bedoeld geldelijke steun.

  • 2.

    Dit is opgenomen om de toekenning van steun zo doelmatig mogelijk te laten zijn en te voorkomen, dat op een of andere wijze dubbele steun wordt verkregen.

Artikel 1.5.

In dit artikel is met name van belang, dat het jaarbudget, conform het raadsbesluit, zoals bedoeld in artikel 1.3. voor dat specifieke jaar, niet mag worden overschreden. Tevens dient te worden voorkomen, dat de gemeente verplichtingen aangaat voor meerdere jaren ten aanzien van de betaling

van subsidies aan eigenaren van monumenten. Ten einde te voorkomen, dat een eigenaar de dupe wordt van deze regeling, is in dit artikel geregeld, dat betrokkene in een volgend begrotingsjaar een verzoek mag indienen om de afgewezen aanvraag opnieuw in overweging te nemen. Het totaal van de

te verstrekken subsidie mag daarbij niet hoger zijn, dan 50% van de berekende subsidiabele kosten.

Artikel 1.5., eerste lid,

Deze bepaling dient overschrijdingen van het in artikel 1.3. begrote bedrag te voorkomen en daarmee burgemeester en wethouders een weigeringsgrond te verstrekken.

Artikel 1.5., vijfde, zesde en zevende lid,

Indien onvoldoende gelden beschikbaar zijn om een aanvraag in zijn geheel toe te wijzen, wordt het verzoek (gedeeltelijk) afgewezen. Het gedeeltelijk honoreren van de aanvraag geeft geen recht op aanvullende subsidiëring in het volgende jaar. De aanvrager kan in het volgend jaar, in plaats van een

hernieuwde aanvraag in te dienen, volstaan met het richten van een verzoek om (het resterende deel van) de reeds ingediende aanvraag in heroverweging te nemen. Alsdan zijn burgemeester en wethouders bevoegd het verzoek met voorrang te behandelen.

Artikel 1.6.

Dit artikel bepaalt het percentage van de mogelijk te verstrekken bijdrage. Door het totale bedrag te limiteren (tweede lid), wordt voorkomen, dat één aanvraag in het geheel de beschikbaargestelde gelden voor dat jaar opsoupeerd. Met inachtneming van het eerste lid, kan het college van burgemeester en wethouders, afwijken van het tweede lid, indien in een bepaald jaar gelden resteren. Hierdoor wordt voorkomen, dat een aanvrager om steun een jaar moet wachten en zelfs opnieuw een verzoek moet indienen voor het restant, terwijl het door de raad ter beschikking gestelde bedrag voor dat jaar onvolledig wordt benut.

Artikel 1.7.

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de monumenten afwijken van de bepalingen van deze verordening. Burgemeester en wethouders zullen hiertoe niet overgaan dan nadat de betrokken commissie van advies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet terzake gehoord is.

Hoofdstuk 2.

HERSTEL VAN MONUMENTEN.

Artikel 2.1.

Dit artikel is een uitwerking van artikel 1.4. en specificeert voor welke aktiviteiten subsidie verleend kan worden.

Artikel 2.3.

Dit artikel geeft aan, welke gegevens bij de aanvraag moeten worden ingediend, in aanvulling op de eisen vanuit artikel 4:1 en artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij is in het kader van deze verordening van belang, dat de artikelen resp. het volgende bepalen:

  • -

    de aanvraag moet schriftelijk worden ingediend.

  • -

    de aanvraag moet worden ondertekend en daarnaast dienen de volgende gegevens te worden verstrekt:

    • -

      naam en adres van de aanvrager;

    • -

      de dagtekening;

    • -

      een aanduiding van de beschikking, die wordt gevraagd;

    • -

      daarnaast geldt in zijn algemeenheid de bepaling, dat nog in z'n

algemeenheid aan, dat de aanvrager diè gegevens en bescheiden op

verzoek moet overhandigen, die voor de beslissing op de aanvraag

nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijze de beschiking kan krijgen.

artikel 2.3., eerste lid, onder d.,

In het kader van de uniformiteit is hier gekozen om de tekst, voor zover van toepassing en nog van kracht, over te nemen uit artikel 2.1.7, onderdeel d., van de Bouwverordening Voorschoten 1993.

artikel 2.3., tweede lid, onder f.,

De mogelijkheid tot ontheffing van de in dit artikel genoemde (procedurele) elementen is hierin opgenomen. In redelijkheid dient het college om te gaan met de plicht van de aanvrager, zoals gesteld in het tweede lid, onder a. tot en met d. . In redelijkheid dient deze plicht te worden afgewogen tegen de aard en de omstandigheden van het betreffende plan. Bij de beoordeling van de redelijkheid tot ontheffing spelen derhalve drie aspecten een belangrijke rol: de deskundigheid van de aanvrager, de

omvang van het plan en het feit of de wijzigingen marginaal van aard zijn.

Artikel 2.4.

Met het oog op de omstandigheden dat voor het uitvoeren van de werkzaamheden veelal een bouwvergunning nodig zal zijn, is in dit artikel gekozen voor de in artikel 46 van de Woningwet genoemde termijnen.

De termijnen zijn in deze verordening termijnen van orde. Burgemeester en wethouders blijven na het verstrijken van de termijn desgewenst bevoegd op een verzoek te beslissen.

De genoemde termijnen dienen zonodig te worden aangepast aan de lokale praktijk. Lange(re) termijnen van behandeling lijken vaak onvermijdelijk in verband met de complexiteit van restauratieprojecten en de afhankelijkheid van beslissingen en adviezen van rijksinstanties e.d.

Een afschrift van dit besluit tot verdaging is op grond van de Algemene wet bestuursrecht eerst rechtmatig, indien dit tevens is verstrekt aan de aan vrager. Op grond van deze algemene regeling is dit onderdeel in vergelijking met de subsidieverordening Dorpsvernieuwing geschrapt.

Artikel 2.6., tweede lid, onder b,

Deze bepaling impliceert, dat de eigenaar in principe, met de werkzaamheden kan beginnen, nadat een aanvraag om subsidie is ingediend en de subsidiabele kosten hiervan zijn bepaald. In dergelijke

situaties loopt de desbetreffende eigenaar uiteraard het risiko, dat de door hem of haar ingediende aanvraag niet of slechts ten dele tot toekenning van subsidie zal leiden. Het is nimmer zo, dat het feit, dat al met de werkzaamheden is gestart een op zich zelf staand recht op subsidie in het leven kan roepen. De aanvrager zal er op worden gewezen, dat het beginnen voor toekenning van subsidie geheel vooreigen risiko is.

Artikel 2.6., eerste lid, onder d,

De termijn van tien jaar is gekozen op grond van de overweging dat een grondig inzicht over een langere termijn veelal niet mogelijk is.

Bij het beoordelen van aanvragen op dit aspekt zal veelal een basis kunnen worden gevonden in een door de raad vastgesteld plan als bijvoorbeeld een bestemmingsplan.

Artikel 2.7.

Dit artikel betreft de voorwaarden bij het toekennen van bijdragen.

Artikel 2.7., eerste lid, onder b,

De hier bedoelde voorwaarde houdt in, dat binnen een jaar na de toekenning de voorzieningen moeten zijn getroffen. Met deze bepaling wordt beoogd te voorkomen, dat toegekende bedragen aan subsidie onnodig lang blijven liggen.

Artikel 2.7., eerste lid, onder b en c,

De bedoelde bescheiden en gegevens kunnen onder meer betrekking hebben op de eigendomssituatie en de technische toestand van de woning, de offerte van de aannemer, afrekeningen etc..

Artikel 2.7., tweede lid,

In de verklaring kan een boete- en kettingbeding worden opgenomen.

Artikelen 2.9 en 2.10.

Dit artikel regelt wanneer en hoe tot uitbetaling van een bijdrage wordt overgegaan.

Artikel 2.11.

Dit artikel schept de mogelijkheid om uitbetaalde bijdragen, waarvan de hoogte op onjuiste gegevens was gebaseerd, geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. Terugvordering is tevens mogelijk indien gestelde voorwaarden niet zijn nageleefd.