Welstandscriteria voor dakkapellen

Geldend van 04-04-2003 t/m heden

Intitulé

5.5.1 Dakkapellen Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voorkant

materiaal en kleur:

  • -

    Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw.

  • -

    Materiaal- en kleurgebruik kozijnen conform kozijnen voor- of zijgevel.

  • -

    Voorvlak gevuld met glas, dichte panelen zijn niet toegestaan.

  • -

    Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.

overige:

  • -

    Op het dakvlak zijn geen zonnecollectoren en/of dakramen gesitueerd.

  • -

    Geen dakkapel op aan- en uitbouw of bijgebouw.

  • -

    De dakkapel voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden.

Welstandscriteria voor dakkapellen aan de achterkant

­­

plaatsing en aantal:

  • -

    Bij meerdere dakkapellen, dakramen en/of zonnepanelen regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt, met een tussenruimte van minimaal 1.00 m.

  • -

    Afstand tot nok verticaal gemeten minimaal 0.50 m.

  • -

    Afstand tot goot/dakvoet verticaal gemeten minimaal 0.50 m. en maximaal 1.00 m.

  • -

    Afstand tot zijkant achterdakvlak (midden bouwmuur of eindgevel) en hoek- en kilkepers minimaal 0.50 m. gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten vanaf de voet van de dakkapel).

  • -

    Afstand tot zijkant achterdakvlak (midden bouwmuur of eindgevel) en hoek- en kilkepers minimaal 1.00 m. gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten vanaf de voet van de dakkapel), indien betreffende zijerf/-gevel is gelegen aan de weg of het openbaar groen.

  • -

    Afstand tot zijkant zijdakvlak (midden bouwmuur of eindgevel) en hoek-en kilkepers minimaal 1.00 m. gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten vanaf de voet van de dakkapel).

  • -

    Maximaal twee dakkapellen op het betreffende achterdakvlak van de woning.

  • -

    Maximaal één dakkapel op het betreffende zijdakvlak van de woning.

maatvoering:

  • -

    Hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.50 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord (daktrim).

  • -

    Breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.00 m. gemeten tussen buitenzijde zijwanden, breedte dakvlak gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel(len).

­­

vorm:

  • -

    Plat afgedekt; Maximaal 0.10 m. overstek.

  • -

    hoogte boeiboord maximaal 0.25 m.

  • -

    Geleding en plaatsing gerelateerd aan het stramien, geleding en indeling van de achtergevel.

  • -

    Indeling en profielen van de dakkapel in overeenstemming met die van de gevelramen en kozijnen van het betreffende hoofdgebouw.

materiaal en kleur:

  • -

    Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw.

  • -

    Materiaal- en kleurgebruik kozijnen conform kozijnen voorgevel.

  • -

    Voorvlak gevuld met glas, dichte panelen zijn niet toegestaan.

  • -

    Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.

overige:

  • -

    Geen dakkapel op aan- en uitbouw of bijgebouw.

  • -

    De dakkapel voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden.

Aanvullende loketcriteria voor dakkapellen per kapvorm

Zadeldak <30°:

Een zadeldak met een hellingshoek kleiner dan 30° heeft doorgaans een zeer beperkte vrije hoogte onder het dak. Hierdoor zou een dakkapel voor doelmatig gebruik zeer hoog in het dakvlak geplaatst moeten worden. De bovenzijde van de dakkapel is dan (nagenoeg) gelijk met de nok. De vrije hoogte is minder dan 2.70 meter. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het welstandshalve ongewenst. Een reguliere dakkapel is hier niet goed mogelijk. Een dakkapel op een dergelijk zadeldak voldoet daarom niet aan redelijke eisen van welstand.

Op een zadeldak met een hellingshoek kleiner dan 30° kan in bepaalde gevallen wél een dakopbouw worden gerealiseerd. Dakopbouwen zijn regulier vergunningplichtig dus zullen altijd aan de welstandscommissie worden voorgelegd.

Zadeldak >30°:

Een zadeldak met een hellingshoek groter dan 30° is vrijwel altijd geschikt voor het plaatsen van een dakkapel. Voor deze eenvoudige dakvorm streeft de gemeente naar een plat dak op de dakkapel.

Zadeldak met wolfseind:

De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt, en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden. De hoekkepers van een wolfseind zijn belangrijk voor het silhouet van het dak.

Daarom gelden voor een zadeldak met wolfseind de onderstaande aanvullende welstandscriteria.

  • -

    Een wolfseind dient vrij te blijven van dakkapellen.

  • -

    Bij plaatsing in het dakvlak is de dakbreedte ter hoogte van het boeibord van de dakkapel bepalend voor de maximaal toegestane breedte van de dakkapel.

Zadeldak met vliering:

Een zadeldak met vliering heeft doorgaans een te geringe hoogte om een extra gebruiksruimte onder het dak te creëren, zodat het plaatsen van een dakkapel geen functioneel nut heeft. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm geen aantastingen doorvoeren, zeker daar waar de gootlijn is doorbroken door gevelopbouwen.

­

Asymmetrische kap:

Een asymmetrische kap heeft aan één zijde een vrij groot en fors dakvlak. Plaatsing van een dakkapel hoog in het dakvlak leidt dan tot een onevenwichtig beeld en is daarom welstandshalve niet gewenst. Indien een dakkapel gewenst is ten behoeve van de bovenste verdieping zal deze in het andere, kortere dakvlak moeten worden gerealiseerd. Bij asymmetrische kappen is met enige regelmaat sprake van (gedeeltelijke) gootdoorbrekingen door geveloptrekking. In dergelijke gevallen is plaatsing van een dakkapel in het betreffende dakvlak niet wenselijk. Voor asymmetrische kappen gelden de onderstaande aanvullende welstandscriteria voor dakkapellen:

  • -

    Dakkapel niet toegestaan indien reeds (gedeeltelijke) gootdoorbreking aanwezig is;

  • -

    Door de hoogte van het dakvlak is hier een dakkapel met een inwendige hoogte tot de verdiepingsvloer voorstelbaar;

  • -

    Twee dakkapellen boven elkaar in het langste dakvlak is niet toegestaan;

  • -

    Breedte van dakkapel in langste dakvlak maximaal 70% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 5.00 meter gemeten tussen zijwanden dakkapel;

  • -

    Afstand tot zijkant dakvlak (midden bouwmuur of eindgevel) en hoek en kilkepers minimaal 1.00 m. gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten vanaf de voet van de dakkapel);

  • -

    Afstand tot goot verticaal gemeten minimaal 0.50m. en maximaal 1.00 m.

­­

Schilddak:

Het karakter van de schildkap, met naar de nok toelopende hoekkepers, vraagt om extra voorzichtigheid bij het plaatsen van dakkapellen. Voor het plaatsen van dakkapellen op schilddaken gelden daarom de onderstaande aanvullende welstandscriteria.

  • -

    Aan voorkant: breedte maximaal 25% van de breedte van het betreffende dakvlak ter hoogte van het boeiboord van de dakkapel.

  • -

    Aan achterkant: breedte maximaal 40% van de breedte van het betreffende dakvlak ter hoogte van het boeiboord van de dakkapel.

  • -

    Aan voorkant: hoogte tussen voet dakkapel en boeiboord maximaal 0.80 meter.

­­

Mansardedak:

Het karakter van een mansardekap, met naar de nok toelopende hoekkepers en geknikte dakvlakken, vraagt om extra voorzichtigheid bij het plaatsen van dakkapellen. Voor het plaatsen van dakkapellen op mansardedaken gelden daarom de onderstaande aanvullende welstandscriteria.

  • -

    Dakkapel alleen toegestaan in onderste deel van dakvlak, onder de knik.

  • -

    Afstand tot hoekkepers minimaal 1.00 m.

  • -

    Bovenkant van de dakkapel gelijk aan de knik in dakvlak.

Tent- of piramidedak:

Een tent- of piramidedak, met in een punt toelopende hoekkepers, staat slechts zeer beperkte afmetingen van dakkapellen toe. Voor een tent- of piramidedak gelden daarom bij het plaatsen van een dakkapel de onderstaande aanvullende welstandscriteria.

  • -

    Afstand tot hoekkepers minimaal 1.00 m.

  • -

    Aan voorkant: breedte maximaal 25% van de breedte van het betreffende dakvlak ter hoogte van het boeiboord van de dakkapel.

  • -

    Aan achterkant: breedte maximaal 40% van de breedte van het betreffende dakvlak ter hoogte van het boeiboord van de dakkapel.

Lessenaarsdak:

Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel welstandshalve niet wenselijk. Bij een hoek groter of gelijk aan 30° is een dakkapel aanvaardbaar. Voorwaarde is wel dat de dakkapel dan in het onderste deel van het dakvlak ligt.