Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Voorst 2014

Geldend van 19-03-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Verordening Wmo Voorst 2014

De raad van de gemeente Voorst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2013, gewijzigd 24 februari 2014, kenmerk Z-13-04025_2013-47854;

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

besluit

vast te stellen de volgende Verordening maatschappelijke ondersteuning Voorst 2014

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. Aanmelding

De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een Gesprek.

2. Aanvraag

Het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.  

3. Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

4. Algemene voorziening

Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

 

5. Belanghebbende

Een persoon met een beperking die compensatie nodig heeft ter bevordering van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

 

6. Belemmering

Datgene dat een belanghebbende als gevolg van zijn beperking niet meer kan doen.

 

7. Bemiddeling

De door een externe organisatie aangetrokken alfahulp die zorgt voor een schoon en leefbaar huis.

 

8. Beperking

Een ziekte, handicap, chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem waardoor een belanghebbende afhankelijk is van een voorziening om normaal deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer, dan wel zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

 

9. Besluit

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning van het college met nadere regelgeving bij deze verordening.

 

10. Bmo

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning van het Rijk.

 

11. Chronisch psychisch probleem

Een psychische aandoening zonder uitzicht op volledig herstel en met een ziekteduur van tenminste zes maanden en een langdurig beroep op zorg.

 

12. Collectieve voorziening

Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief vraagafhankelijke vervoer.

 

13. Compensatieplicht

De gemeentelijke verplichting uit artikel 4 van de Wet om personen met een beperking en/of een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

 

14. Eigen aandeel

Een door het college op te leggen en door het Centraal Administratiekantoor (CAK) vast te stellen aandeel, dat bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het Bmo van toepassing zijn.

 

15. Eigen bijdrage

Een door het college op te leggen en door het Centraal Administratiekantoor (CAK) vast te stellen bijdrage, die bij verstrekking van een voorziening in natura of persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Bmo van toepassing zijn.

 

16. Eigen regie

De mogelijkheid zelf te bepalen hoe men zijn leven in wil richten.

 

17. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet vastgesteld of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen.

 

18. Gebruikelijke zorg

De zorg verricht in het kader van het leven van alledag waarvan verwacht wordt dat huisgenoten en/of familie en/of personen uit het eigen netwerk die voor het te voeren huishouden en voor  elkaar kunnen doen.

 

19. Gesprek

Het eerste contact na een aanmelding waarin met belanghebbende zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd op

  • 1.

    zijn beperkingen en de gevolgen daarvan,

  • 2.

    de te bereiken resultaten,

  • 3.

    de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel

  • 4.

    via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve (wettelijk) voorliggende collectieve en individuele voorzieningen.

 

20. Hoofdverblijf

De woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en de gemeente waarin hij staat ingeschreven of ingeschreven zal worden in de gemeentelijke basisadministratie, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager een in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd briefadres heeft.

 

21. Huishoudelijke verzorging 1 (HV 1), c.q. Huishoudelijke hulp (HH1)

De hulp onder regie van de belanghebbende bij verzorgende activiteiten voor zijn huishouden als schoonmaak, wassen, boodschappen doen en (hulp bij) maaltijdbereiding.

 

22. Huishoudelijke verzorging 2 (HV 2), c.q. Huishoudelijke hulp 2 (HH2)

De overname van de regie in brede zin over het huishouden van de belanghebbende, inclusief advisering, instructies en voorlichting, de bereiding van warme maaltijden, de ondersteuning van gezinsleden in hun zelfredzaamheid en verzorgende activiteiten voor het huishouden als bij HV1.

 

23. Individuele voorziening

Een voorziening gericht op de opheffing van een belemmering voor één belanghebbende.

 

24. Mantelzorger

Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

 

25. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

 

26. Psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

 

27. Steunsysteem

Het netwerk van personen, diensten en voorzieningen dat men om zich heen heeft en waarop men een beroep kan doen.

 

28. Voorliggende voorziening

Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

 

29. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

 

30. Wet

De Wet maatschappelijke ondersteuning.

 

31. Wettelijk voorliggende voorziening

Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling, anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

  • 1. Bij een huishouden voeren:

    a. een schoon en leefbaar huis;

    b. wonen in een geschikt huis;

    c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    e. thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behor.en

  • 2. Bij verplaatsingen:

    a. zich verplaatsen in en om de woning;

    b. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

  • 3. Bij de daginvulling:

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maat- schappelijke en recreatieve activiteiten en activiteiten van levensbeschouwelijke aard.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag

  • 1. Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

    • a.

      De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c.

      Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

  • 2. Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek

1. Een aanmelding voor het Gesprek is mogelijk op schriftelijke, elektronische, mondelinge of telefonische wijze.

2. Een aanmelding kan worden gedaan door of namens een persoon met een beperking die behoefte heeft aan compensatie voor de bevordering van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en zijn zelfstandig functioneren.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1. Als de belanghebbende een mantelzorger is die bij de uitvoering van de gewenste zorg die zorg niet in voldoende mate kan bieden, wordt met de mantelzorger en, als het kan, met de verzorgde geïnventariseerd welke maatregel nodig is om de gewenste zorg voldoende te kunnen bieden.

  • 2. Het Gesprek wordt, indien nodig, afgesloten met een verslag en/of rapportage.

  • 3. Na het Gesprek kan de belanghebbende een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de Wet.

    .

  • 4. Leidt het Gesprek niet tot een aanvraag voor een individuele voorziening, dan bevestigt het college de afgesproken oplossingen.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 6. De aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een individuele voorziening moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden.

  • 2. Indien een aanvraag toch mondeling plaatsvindt, bevestigt het college de aanvraag per omgaande. Daarbij wordt, indien door het college vastgesteld, een aanvraagformulier mee gestuurd.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 7. De afweging maken

  • 1. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot maatwerk leveren voor het te bereiken resultaat.

  • 2. Bij de beoordeling van de te treffen voorziening neemt het college het verslag van het Gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt.

  • 3. Heeft geen Gesprek plaatsgevonden of heeft het Gesprek niet tot een oplossing geleid, dan beoordeelt het college de mogelijkheden van belanghebbende in het kader van diens zelfredzaamheid. Zijn die mogelijkheden er niet of niet in voldoende mate, dan gaat het college na of er voor belanghebbende andere beschik- en bruikbare voorzieningen zijn. Blijkt ook dan dat het beoogde resultaat te veel buiten bereik blijft, dan beoordeelt het college of een individuele voorziening mogelijk is.

  • 4. Het college kan een door hem aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    a. het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een Gesprek is

    gevoerd;

    b. het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een recht op een individuel voorziening heeft gehad of met wie een Gesprek is gevoerd, maar waarvan de mesche omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden noodzaak van een recht op een voorziening of de soort van de voorziening kunnen beïnvloeden.

Artikel 8. Uitsluitingen

Geen voorzieningen worden getroffen:

  • 1.

    aan hotels, pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en

  • 2.

    in specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden en

  • 3.

    in gemeenschappelijke ruimten en

  • 4.

    aan sportaccommodaties met de bijbehorende gebouwen en faciliteiten.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

  • 1. Het eerste te bereiken resultaat bij een huishouden voeren is dat de belanghebbende kan wonen in een huis dat schoon en leefbaar is. Dit geldt voor de woonkamer, de slaapvertrekken, de keuken en de sanitaire ruimten.

  • 2. Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor licht en/of zwaar huishoudelijke werk.

  • 3. Indien tijdens het Gesprek en/of daarna blijkt dat er sprake is van gebruikelijke zorg dan wordt geen individuele voorziening verstrekt gericht op een schoon en leefbaar huis.

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

  • 1. Het tweede te bereiken resultaat bij een huishouden voeren, is dat de belanghebbende normaal gebruik kan maken van de woning waar hij over beschikt. Daartoe dient hij te kunnen beschikken over een woonkamer, de slaapvertrekken, de keuken, de sanitaire ruimten en de berging. Voor de tuin en/of het balkon geldt dat die alleen bereikbaar dienen te zijn om er te ontspannen.

  • 2. Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen voor de bereikbaar-, toegankelijk- en bruikbaarheid van de woning.

  • 3. Indien tijdens het Gesprek en/of daarna blijkt dat

    a. er sprake is van gebruikelijke zorg of

    b. belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of gemakkelijker geschikt t   maken woning en die verhuizing kan leiden tot wonen in een geschikt huis, dan wordgeen   individuele voorziening gericht op kunnen wonen in een geschikt huiserstrekt.   Een tegemoetkoming in de (her)inrichting- en verhuiskosten is hiervan uitgezonderd.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1. Het derde te bereiken resultaat bij een huishouden voeren is dat de belanghebbende elke dag in ieder geval kan beschikken over de benodigde hoeveelheid eten en drinken. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden valt hieronder. Daarnaast geldt als te bereiken resultaat dat toilet- en schoonmaakartikelen steeds beschikbaar zijn.

  • 2. Met het oog op kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen voor boodschappen doen, voor levens- en schoonmaakmiddelen en toiletartikelen en voor de bereiding en aanreiking van maaltijden.

  • 3. Indien tijdens het Gesprek en/of daarna blijkt dat er sprake is van gebruikelijke zorg en/of als belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice en/of maaltijdvoorziening en die mogelijkheden kunnen leiden tot beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, dan wordt geen individuele voorziening verstrekt gericht op kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1. Het vierde te bereiken resultaat bij een huishouden voeren, is dat de belanghebbende kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding.

  • 2. Met het oog op kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen voor wassen, drogen, strijken en opruimen van de, zo nodig, dagelijkse was.

  • 3. Indien tijdens het Gesprek en/of daarna blijkt dat er sprake is van gebruikelijke zorg, dan wordt geen individuele voorzieningen verstrekt gericht op kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding.

Artikel 13. Thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1. Het vijfde te bereiken resultaat bij een huishouden voeren, is dat de dagelijkse en gebruikelijke zorg voor de tot het huishouden behorende kinderen thuis mogelijk is.

  • 2. Met het oog op thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen, al dan niet ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor meer definitieve maatregelen, voor vervanging van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 3. Indien tijdens het Gesprek en/of daarna blijkt dat belanghebbende gebruik kan maken van voor-, tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of gebruikelijke zorg, dan wordt geen individuele voorziening verstrekt gericht op thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1. Het eerste te bereiken resultaat voor zich kunnen verplaatsen is dat de belanghebbende in staat is zijn woonkamer, slaapvertrek(ken), toilet en douche, berging, tuin of balkon te bereiken en er zich zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2. Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2. Om de belanghebbende in staat te stellen zich in en om de woning te kunnen verplaatsen kan als individuele voorziening een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik worden verstrekt.

  • 3. Kan de belanghebbende gebruik maken van een rolstoelpool die impliceert dat hij zich in en om de woning kan verplaatsen, dan wordt geen individuele voorziening verstrekt gericht op zich kunnen verplaatsen in en om de woning. Het college stelt nadere regels in het Besluit indien het zelf overgaat tot de instelling van een rolstoelpool.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen door deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of levensbeschouwelijke activiteiten

  • 1. Het tweede te bereiken resultaat is dat de belanghebbende contacten kan hebben met medemensen door deelname aan sportieve, recreatieve, maatschappelijke of levensbeschouwelijke activiteiten.

  • 2. Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan sport- en recreatieve activiteiten kan een sportvoorziening worden getroffen.

  • 3. Kan de belanghebbende gebruik maken van gebruikelijke zorg of van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties, dan wordt geen individuele voorziening verstrekt gericht op de mogelijkheid contacten te kunnen hebben met medemensen en deel te kunnen deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Keuzevrijheid mogelijke verstrekkingswijzen en hoogte bedragen

  • 1. De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2. Het college legt in het Besluit vast

    a. in welke situaties er geen keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden en

    b. de bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

  • 1. Bij een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    a. welke de te treffen voorziening is,

    b. hoe de voorziening in natura verstrekt wordt,

    c. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

    d. dat een eigen bijdrage in rekening wordt gebracht, tenzij dat op grond van hogere wetgeving niet mogelijk is.

  • 2. Als er sprake is van een eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19. Overeenkomst

Het college kan in het kader van toezicht de overeenkomst opeisen die de belanghebbende heeft afgesloten met degene die de huishoudelijke hulp voor hem uitvoert op basis van het hem toegekende persoonsgebonden budget.

Artikel 20 Inhoud beschikking persoonsgebonden budget

  • 1. Bij een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd: a. voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden,

    b. wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen,

    c. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is,

    d. welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget en

    e. dat er een eigen bijdrage wordt opgelegd, tenzij dat op grond van hogere wetgeving niet mogelijk is.

  • 2. De omvang van het persoonsgebonden budget is maximaal de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequaat te verstrekken nieuwe voorziening in natura, inclusief de instandhoudingkosten. 

  • 3. Het college stelt in het Besluit nadere regels

    a. voor controle op de besteding van het persoonsgebonden budget en de eventuele terugvordering van bedragen,

    b. voor de situatie waarin een voorziening voor afloop van de afschrijvingstermijn niet mee   gebruikt wordt en opgehaald moet worden; in die nadere regels wordt ook de daarmee   gepaard gaande verrekening van eventuele eigen middelen onder vooraf oveengekomen voorwaarden betrokken.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21 Inhoud beschikking bij een financiële tegemoetkoming

Bij een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • 1.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is,

  • 2.

    of er sprake is van een afgesloten overeenkomst bij deze verstrekking,

  • 3.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is en

  • 4.

    dat de belanghebbende een eigen aandeel opgelegd krijgt, tenzij dat op grond van hogere wetgeving niet mogelijk is.

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. Bij een te treffen voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd bij de volgende resultaten:

    a. een schoon en leefbaar huis;

    b. wonen in een geschikt huis;

    c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    e. thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    f. zich kunnen verplaatsen in en om de woning;

    g. zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel;

    h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel

    te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2. Het Centraal Administratiekantoor stelt de hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast en int de vastgestelde bijdrage of het eigen aandeel indien de berekening een positief getal oplevert.

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 23. Verplichtingen belanghebbende na toekenning individuele voorziening

  • 1. De belanghebbende en, voor zover aan de orde, diens huisgenoten zijn verplicht mee te werken bij de uitvoering van wet- en regelgeving in het kader van maatschappelijke ondersteuning. Deze verplichting houdt in ieder geval in dat zo spoedig mogelijk veranderingen bij het college worden gemeld die van invloed zijn op het recht op en/of de aard, hoogte of duur van de toegekende individuele voorziening

  • 2. Het college is bevoegd de belanghebbende, na verlening van het recht op een voorziening, aan een heronderzoek te onderwerpen ten einde vast te stellen of de omstandigheden, die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn.

  • 3. Tot de verplichting bedoeld in lid één behoren onder andere

    a. voldoen aan een oproep van of namens het college om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen om bevraagd te worden;

    b. meewerken aan een (her)onderzoek naar de beperkingen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zonodig begrepen een lichamelijk onderzoek.

Artikel 24. Beperkingen

  • 1. Een voorziening kan, gelet op de omstandigheden van de belanghebbende in relatie tot de duur van diens situatie, slechts worden toegekend voor zover de noodzaak voor het te bereiken resultaat:

    a. geen uitstel meer mogelijk maakt,

    b. langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat en/of

    c. de te treffen voorziening aangemerkt kan worden als de, naar objectieve maatstaven   gemeten, goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2. Geen recht op een voorziening wordt toegekend

    a. indien de voorziening algemeen gebruikelijk is,

    b. indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Voorst heeft,

    c. indien de voorziening zal worden ingezet voor therapeutische doeleinden,

    d. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst compenserend aan te merken valt,

    e. op het moment dat op basis van leeftijd, gezins- en/of woonsituatie van de belanghebbende ruim van te voren te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak,

    f. als die al eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij

    1. de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan

    als gevolg van omstand digheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of  

    2. belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

  • 3. Een uitzondering op het bepaalde in lid 2 onder b wordt gemaakt als een woning bezoekbaar moet worden gemaakt voor een belanghebbende die woont in een AWBZ-inrichting in een andere gemeente.

Artikel 25. Wijziging of intrekking van een besluit tot verlening van een individuele voorisering

  • 1. Het college trekt een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk in en/of wijzigt die deels en/of gedeeltelijk indien:

    a. niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    b. beschikt is op grond van gegevens waarvan achteraf is gebleken dat die gegevens (verwijtbaar) zodanig onjuist en/of onvolledig waren dat het college bij de juiste wetenschap een ander besluit zou hebben genomen;

    c. de verstrekking van het recht op een individuele voorziening onjuist was of het recht op die voorziening ten onrechte is verleend en de belanghebbende dit wist of behoorde te weten;

    d. de belanghebbende zijn verplichtingen ingevolge de artikelen 28 en 29 en dit artikel niet zodanig nakomt dat het recht op, dan wel de noodzaak van de gevraagde voorziening of de noodzaak tot het behoud daarvan, niet kan worden vastgesteld.

  • 2. Het college kan een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen indien uit onderzoek blijkt dat de belanghebbende geen of onvoldoende gebruik maakt van een hem toegekende voorziening en dat naar alle waarschijnlijkheid het komende half jaar ook niet zal doen.

  • 3. De gehele of gedeeltelijke intrekking of wijziging van de beschikking als bedoeld in het vorige lid werkt voor alle rechtsgevolgen van het besluit terug tot het tijdstip waarop het recht op de voorziening is verleend, tenzij bij de intrekking of de wijziging anders is bepaald.

  • 4. Het college trekt een beschikking tot verlening van een verstrekking in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming, naast de op de in het eerste lid genoemde gronden, geheel of gedeeltelijk in of wijzigt een beschikking ten nadele van betrokkene indien blijkt dat binnen twaalf maanden na de uitbetaling het budget of de tegemoetkoming niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze was verleend. Het bepaalde in de leden 2 en 3 is onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 26. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 28. In werkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2013, behoudens in die gevallen waarin de terugwerkende kracht negatief uitpakt voor de belanghebbende.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Wmo Voorst 2014”.

Ondertekening

Twello, 10 maart 2014
de raad
drs. B.J.M. Jansen
griffier
drs. J.T.H.M. Penninx
burgemeester