Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2019

Geldend van 01-08-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2019

Inhoud

HOOFDSTUK 1 PROCEDURE

Artikel 1.1 Indienen melding

Artikel 1.2 Persoonlijk plan

Artikel 1.3 Onafhankelijke cliëntondersteuning

Artikel 1.4 Vooronderzoek

Artikel 1.5 Het Gesprek

Artikel 1.6 Extern medisch advies

Artikel 1.7 Verkorte procedure

Artikel 1.8 Gespreksverslag

Artikel 1.9 Indienen aanvraag

Artikel 1.10 Ondersteuningsplan

Artikel 1.11 Beschikking

Artikel 1.12 Privacy

HOOFDSTUK 2 AFWEGINGSKADER VAN EIGEN KRACHT NAAR MAATWERK

Artikel 2.1 Hoofdverblijf

Artikel 2.2 Langdurig noodzakelijk

Artikel 2.3 Eigen mogelijkheden

Artikel 2.4 Voorzienbaarheid

Artikel 2.5 Sociaal netwerk en mantelzorg

Artikel 2.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 2.6.1 Uitzondering bij algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 2.7 Algemene voorzieningen

Artikel 2.8 Voorliggende voorzieningen (op grond van aanpalende wet- en regelgeving)

Artikel 2.9 Verblijfsindicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)

Artikel 2.10 Collectieve voorzieningen

Artikel 2.11 Goedkoopst-adequate maatwerkvoorziening

Artikel 2.12 Aanvaardbaar niveau van participatie en zelfredzaamheid

HOOFDSTUK 3 VERSTREKKINGSVORMEN

Artikel 3.1 Voorziening in natura

Artikel 3.2 Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 3.3 Hoogte Pgb; algemene bepaling

Artikel 3.4 De maximale hoogte van een Pgb per maatwerkvoorziening

Artikel 3.4.1 De hoogte van een Pgb voor hulp bij het huishouden

Artikel 3.4.2 De hoogte van een Pgb voor een maatwerkvoorziening begeleiding

Artikel 3.4.3 De hoogte van een Pgb voor een maatwerkvoorziening Respijtopvang

Artikel 3.4.4 Hoogte Pgb voor complexe woningaanpassingen

Artikel 3.5 Oneigenlijk gebruik

Artikel 3.6 Afleggen verantwoording Pgb

Artikel 3.7 Maximale looptijd

Artikel 3.8 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb

Artikel 3.8.1 Gemotiveerd plan

Artikel 3.8.2 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

Artikel 3.9 Weigeringsgronden Pgb

Artikel 3.10 Kwaliteit van dienstverlening

Artikel 3.11 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

Artikel 3.12 Trekkingsrecht

HOOFDSTUK 4 EIGEN BIJDRAGE

Artikel 4.1 Eigen bijdrage

Artikel 4.1.1 Eigen bijdrage huishoudelijke ondersteuning, begeleiding en kortdurend verblijf

Artikel 4.1.2 Eigen bijdrage woningaanpassingen

Artikel 4.1.3 Eigen bijdrage vervoersvoorzieningen

Artikel 4.1.4 Eigen bijdrage sportvoorzieningen

Artikel 4.2 Inning en duur eigen bijdrage

HOOFDSTUK 5 AFWEGINGSKADER MAATWERKVOORZIENING

Artikel 5.1 Bevorderen van zelfredzaamheid en participatie

Artikel 5.2 Huishoudelijke hulp

Artikel 5.2.1 Inleiding en afbakening

Artikel 5.2.2 Uitgangspunt

Artikel 5.2.3 Eigen mogelijkheden en sociaal netwerk

Artikel 5.2.4 Algemene en voorliggende voorzieningen

Artikel 5.2.5 Maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp

Artikel 5.3 Woonvoorzieningen

Artikel 5.3.1 Inleiding en afbakening

Artikel 5.3.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Artikel 5.3.3 Algemene en voorliggende voorzieningen

Artikel 5.3.4 Primaat van verhuizen

Artikel 5.3.5 Te accepteren kosten

Artikel 5.3.6 Voorwaarden voor uitbetaling van het Pgb woonvoorziening

Artikel 5.3.7 Opstalverzekering

Artikel 5.3.8 Maatwerkvoorziening wonen

Artikel 5.3.9 Uitzonderingen

Artikel 5.3.10 Terugbetaling bij verkoop meerwaarde woonvoorziening

Artikel 5.3.11 Maxima bij uitbreiding woning

Artikel 5.3.12 Onderhoud, keuring en reparatie van een woning

Artikel 5.3.13 Tijdelijke huisvesting

Artikel 5.3.14 Verhuis- en herinrichtingvergoeding

Artikel 5.3.15 Woningsanering

Artikel 5.3.16 Carapatiënten

Artikel 5.3.17 Aanvullende afspraken woonvoorzieningen

Artikel 5.4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.4.1 Inleiding en afbakening

Artikel 5.4.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Artikel 5.4.3 Algemene- en voorliggende voorzieningen

Artikel 5.4.4 Primaat collectief vervoer

Artikel 5.4.5 Maatwerkvoorzieningen vervoer

Artikel 5.4.6 Autoaanpassing

Artikel 5.4.7 Uitgesloten doelen

Artikel 5.5 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.5.1 Inleiding en afbakening

Artikel 5.5.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Artikel 5.5.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 5.5.4 Maatwerkvoorziening rolstoel

Artikel 5.5.5 Sportvoorziening

Artikel 5.5.6 Maximale vergoeding sportvoorziening

Artikel 5.6 Begeleiding

Artikel 5.6.1 Inleiding en afbakening

Artikel 5.6.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Artikel 5.6.3 Algemene en voorliggende voorzieningen

Artikel 5.6.4 Maatwerkvoorziening begeleiding

Artikel 5.6.5 Begeleiding individueel

Artikel 5.6.6 Begeleiding groep (dagbesteding)

Artikel 5.6.7 Persoonlijke verzorging

Artikel 5.7. Respijtopvang

Artikel 5.7.1 Inleiding en afbakening

Artikel 5.7.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Artikel 5.7.3 Algemene en voorliggende voorzieningen

Artikel 5.7.4 Maatwerkvoorziening respijtopvang

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6.1 Waardering mantelzorgers

Artikel 6.1.2 Criteria om in aanmerking te komen voor mantelzorgwaardering

Artikel 6.1.3 Vaste weigeringsgronden

Artikel 6.2 Betrekken ingezetenen bij het beleid

HOOFDSTUK 7 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

Artikel 7.1. Inwerkingtreding en citeertitel

Bijlage 1 Richtinggevende tijden Huishoudelijke hulp

HOOFDSTUK 1 PROCEDURE

Artikel 1.1 Indienen melding

Door of namens een cliënt wordt een melding gedaan bij het Maatschappelijk Netwerk Voorst. Een melding is gericht op het krijgen van ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. De melding, wordt geregistreerd en binnen 5 werkdagen bevestigd.

Naast een melding kan een inwoner ook een informatie- of adviesvraag stellen bij het Maatschappelijk Netwerk Voorst. Deze vragen worden niet aangemerkt als melding. Wel wordt tijdens de analyse van de vraag, geïnventariseerd of een melding nodig is.

Artikel 1.2 Persoonlijk plan

Een cliënt kan binnen 7 dagen na een melding een persoonlijk plan indienen waarin hij de omstandigheden beschrijft en aangeeft welke ondersteuning of voorziening naar zijn mening het meest is aangewezen. De cliënt wordt van deze mogelijkheid op de hoogte gebracht bij de aanmelding.

Artikel 1.3 Onafhankelijke cliëntondersteuning

De cliënt, diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers worden voor het onderzoek gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning. De onafhankelijke cliëntondersteuner ondersteunt bij het gesprek maar voert niet het onderzoek uit.

Artikel 1.4 Vooronderzoek

Voorafgaand aan het gesprek inventariseert de medewerker MNVoorst welke gegevens van een cliënt al bekend zijn bij de gemeente. Eventuele ondersteuning die aan gezinsleden wordt geboden moet daarbij ook onderzocht worden. Bij het vooronderzoek wordt door de medewerker MNVoorst in elk geval gecontroleerd of de cliënt over een geldig identificatiedocument beschikt. Een geldig identificatiedocument is een paspoort, een ID-kaart en een rijbewijs.

Artikel 1.5 Het Gesprek

Het gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Afhankelijk van de complexiteit van de ondersteuningsvraag kan het onderzoek bestaan uit één gesprek of meerdere gesprekken. Bij aanvang van het gesprek meldt de medewerker MNVoorst aan de cliënt welke informatie uit dit vooronderzoek naar boven is gekomen.

Als er een persoonlijk plan is aangeleverd door de cliënt wordt dit betrokken bij het onderzoek.

Bij het gesprek is aandacht voor:

  • de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt

  • het gewenste resultaat van het verzoek van ondersteuning

  • de mogelijkheid om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot ondersteuning bij zijn zelfredzaamheid of participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang

  • de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger(s) van de cliënt

  • de mogelijkheid om gebruik te maken van algemene voorzieningen om in zijn behoefte voorzien

  • de mogelijkheid om gebruik te maken van collectieve voorzieningen om in zijn behoefte voorzien

  • de mogelijkheid om gebruik te maken van voorliggende voorzieningen om in zijn behoefte voorzien

  • welke criteria van toepassing zijn bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening

  • de mogelijkheid om te kiezen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb

  • dat een eigen bijdrage voor de cliënt van toepassing is

  • het waarborgen van de privacy van de cliënt

Als het noodzakelijk is doet de medewerker MNVoorst aanvullend onderzoek op basis van de gegevens uit het gesprek, om te bepalen of cliënt een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo nodig heeft.

De medewerker MNVoorst bespreekt met de cliënt bespreken welke voorziening in zijn individuele situatie het meest geschikt is. Een passing van een voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel), een haalbaarheidstraining, het inmeten of een offerte opmaken kan ook onderdeel uitmaken van het onderzoek.

Artikel 1.6 Extern medisch advies

Het aanvragen van een extern medisch advies kan onderdeel uitmaken van het onderzoek.

Als een cliënt niet meewerkt aan het verkrijgen van extern medisch advies kan dit gevolgen hebben voor het vaststellen van het recht op een maatwerkvoorziening. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat een maatwerkvoorziening niet verstrekt wordt of dat de aard van de voorziening anders wordt.

Artikel 1.7 Verkorte procedure

Als de situatie van cliënt al voldoende bekend is en er geen nieuwe omstandigheden aanwezig zijn die op de melding van invloed zijn, kan met instemming van de cliënt worden afgezien van (delen van) het onderzoek.

Artikel 1.8 Gespreksverslag

Binnen 9 werkdagen na het gesprek wordt het verslag met uitkomsten van het gesprek (het gespreksverslag) naar de cliënt gestuurd. De cliënt retourneert het verslag binnen 10 werkdagen voor akkoord of voor gezien.

Als hij niet akkoord is, kan hij in een bijlage aangeven wat de reden daarvan is en tekenen voor gezien. Eventuele aanvullingen of opmerkingen op het verslag kan de cliënt ook vermelden in de bijlage.

Artikel 1.9 Indienen aanvraag

Het ondertekende gespreksverslag wordt aangemerkt als aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Bij de beoordeling van de aanvraag betrekt medewerker MNVoorst:

  • het dossier van de cliënt met daarin in ieder geval alle relevante cliëntgegevens, de melding en de vaststelling van zijn identiteit, en voor zover aanwezig de gegevens en bescheiden die de cliënt heeft gegeven. Verder kunnen historische gegevens van de cliënt deel uitmaken van het dossier, die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de actuele situatie

  • het door de cliënt ondertekende gespreksverslag en zijn eventuele aanvullingen en opmerking bij zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening

  • (voor zover aanwezig) het persoonlijke plan

  • (voor zover aanwezig) het sociaal medisch advies

De medewerker beoordeelt op basis van bovenstaande documenten of er wel of geen aanspraak bestaat op één of meer maatwerkvoorzieningen.

Artikel 1.10 Ondersteuningsplan

De medewerker MNVoorst maakt een ondersteuningsplan op hoofdlijnen, waarin opgenomen is:

  • de te behalen doelen

  • (een advies) welke (onderdelen) van bouwstenen noodzakelijk zijn om het doel te behalen

  • (een advies voor) het aantal uren c.q. dagdelen dat de ondersteuning ingezet wordt

  • (een advies voor) de looptijd van de ondersteuning

  • en de voorkeuraanbieder(s) van de cliënt.

Andere onderdelen van het Ondersteuningsplan kunnen zijn:

  • inzet van eigen kracht en eigen sociale netwerk

  • inzet van vrijwilligers en mantelzorgers

  • fysieke goederen (bv hulpmiddelen, woningaanpassingen, vervoersmiddelen, domotica)

  • bovenregionale jeugdhulp (ingekocht in G7-verband), waaronder jeugdzorg plus, jeugdbescherming, jeugdreclassering

  • landelijke inkoop specialistische hulp Wmo

  • inzet van algemene voorzieningen op gebied van Welzijn

  • inzet van overige diensten sociaal domein (bijv. schuldhulpverlening, beschermingsbewind, inkomensondersteuning, re-integratie en Participatie/WSW

  • inzet van voorliggende wet- en regelgeving (Wlz, Zvw).

Artikel 1.11 Beschikking

De cliënt ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Wmo 2015, binnen 2 weken na de aanvraag, schriftelijk in een beschikking. Als deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) de cliënt schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging of opschorting van deze termijn.

Artikel 1.12 Privacy

Bij het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens wordt de Algemene Verordening Gegevensbescherming, kortweg AVG, in acht genomen. De privacywetgeving heeft betrekking op de hele procedure.

HOOFDSTUK 2 AFWEGINGSKADER VAN EIGEN KRACHT NAAR MAATWERK

In dit hoofdstuk worden de voorwaarden en criteria beschreven om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 2.1 Hoofdverblijf

De cliënt moet zijn hoofdverblijf hebben in de gemeente Voorst. Hoofdverblijf betekent naast ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (BRP) ook dat de cliënt daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijft. Als de cliënt kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente komt wonen, kan - als hij nog niet in staat is geweest om zich in te schrijven in het BRP - de melding worden ingenomen.

Een uitzondering hierop is het bezoekbaar maken van een woning. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar artikel 5.3.6.

Artikel 2.2 Langdurig noodzakelijk

Er moet sprake zijn van langdurige beperkingen op gebied van zelfredzaamheid of participatie. Tijdens het onderzoek wordt nagegaan of de noodzaak voor het treffen van een voorziening van blijvende of tijdelijke aard is, bijvoorbeeld in het kader van therapie. Kortdurende inzet van een maatwerkvoorziening is mogelijk om de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt te versterken of verbeteren. Daaronder kan ook toeleiding naar algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen of het ontlasten van mantelzorgers worden verstaan. Bijvoorbeeld op grond van de Zvw kunnen rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen zoals draaischijven, patiëntentilliften en transferplanken, toiletverhogers, toilet- en douchestoelen slechts voor beperkte of onzekere duur worden verstrekt.

Bij overige voorzieningen zoals woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoel wordt uitgegaan van een langdurig noodzaak voor de voorziening. De medisch adviseur kan een belangrijke rol hebben om te bepalen of een maatwerkvoorziening medisch noodzakelijk is of dat deze juist anti-revaliderend werkt. Onder 'langdurig' wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft.

Als blijkt dat er aantoonbare beperkingen zijn die nog kunnen verbeteren of herstellen met een adequate behandelmethode moet in eerste instantie behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet worden ingezet en afgewacht alvorens een maatwerkvoorziening kan worden toegekend.

Artikel 2.3 Eigen mogelijkheden

Een maatwerkvoorziening uit de Wmo is uitsluitend bedoeld als het niet in iemands eigen vermogen ligt zijn probleem zelf, of met hulp van mantelzorgers, huisgenoten en personen uit het sociale netwerk op te lossen. De cliënt wordt gestimuleerd zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. Hierbij behoort ook de mogelijkheid een beroep te doen op familie en vrienden -het eigen sociale netwerk – alvorens een beroep wordt gedaan op ondersteuning via de Wmo.

Artikel 2.4 Voorzienbaarheid

Een cliënt komt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking als hij die noodzaak redelijkerwijs niet kon vermijden of de voorziening voorzienbaar was, maar de cliënt redelijkerwijs geen maatregelen kon treffen waardoor de hulpvraag voorkomen kon worden. Voorzienbaarheid is alleen een legitieme weigeringsgrond als iemand iets aanschaft of verhuist zonder rekening te houden met de al aanwezige beperkingen en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

Artikel 2.5 Sociaal netwerk en mantelzorg

Sociaal netwerk verwijst naar de sociale context waarin de cliënt leeft zoals het gezin, vrienden, de buurt waarin iemand woont, zijn werkomgeving en de sociale groepen waartoe de cliënt behoort. Het sociale netwerk is vaak, waar mogelijk, bereid om (een deel van) de ondersteuning te bieden of voor de cliënt te organiseren. Deze ondersteuning geboden vanuit het sociale netwerk wordt in sommige gevallen mantelzorg genoemd. Mantelzorg is ondersteuning die mensen langdurig en onbetaald aan iemand verlenen, vanuit de persoonlijke band die mantelzorgers hebben met degene die zij ondersteunen. Als er sprake is van overbelasting van de mantelzorger kan het college ondersteuning bieden. Van belang hierbij is de balans tussen draagkracht en draaglast.

Artikel 2.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bij een algemeen gebruikelijke voorziening is het uitgangspunt dat deze voor elke ingezetene van Nederland beschikbaar is. Met het criterium algemeen gebruikelijk wordt beoogd te voorkomen dat het college een maatwerkvoorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Dat betekent dat iedereen deze voorziening zelf moet bekostigen. Als een maatwerkvoorziening voor de cliënt algemeen gebruikelijk is of als er sprake is van algemeen gebruikelijke kosten dan bestaat er geen aanspraak op een maatwerkvoorziening.

Een algemeen gebruikelijke voorziening is volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar

  • b.

    de voorziening is niet speciaal voor personen met een beperking bedoeld

  • c.

    de voorziening is niet duurder dan vergelijkbare producten.

Als een algemeen gebruikelijke voorziening met aanpassingen een adequate oplossing biedt voor een probleem, komen, in overeenstemming met een uitspraak van de CRvB, alleen de specifieke aanpassingen in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 2.6.1 Uitzondering bij algemeen gebruikelijke voorzieningen

In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de cliënt toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Deze uitzondering kan zich voordoen als:

  • de cliënt een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten van de beperkingen onder de voor hem/haar geldende bijstandsnorm ligt

  • een nog niet afgeschreven zaak ten gevolge van een plotseling optredende beperking moet worden vervangen.

Bij alle algemeen gebruikelijke-, algemene-, voorliggende- en collectieve voorzieningen zal rekening worden gehouden met de individuele cliëntsituatie.

Artikel 2.7 Algemene voorzieningen

Als een cliënt niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of de inzet van algemene voorzieningen een oplossing kan bieden.

Een algemene voorziening is een vrij toegankelijke voorziening die vaak op een laagdrempelige wijze via dienstverlening worden aangeboden. Voorbeelden hiervoor zijn:

  • commerciële diensten zoals een wasserette/stomerij

  • een boodschappenbezorgdienst

  • een restaurant van een verzorgingshuis waar buurtbewoners tegen een geringe vergoeding kunnen eten.

De bedoeling is dat mensen gestimuleerd worden om gebruik te maken van alle algemene voorzieningen die er zijn.

Als een algemene voorziening daadwerkelijk beschikbaar is en door de cliënt financieel gedragen kan worden, komt een cliënt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

De medewerker MNVoorst beoordeelt of de cliënt in redelijkheid de algemene voorziening kan betalen. Het is vervolgens aan de cliënt om dit te weerleggen.

Artikel 2.8 Voorliggende voorzieningen (op grond van aanpalende wet- en regelgeving)

Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen op grond van een andere wet. Als deze voorliggende voorziening een passende en toereikende oplossing biedt of de kosten van de maatwerkvoorziening als niet noodzakelijk heeft aangemerkt gaat deze voorliggende voorziening voor op een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij een rollator die in de Zorgverzekeringswet als niet noodzakelijk is aangemerkt.

Bij voorliggende voorzieningen kan onder andere gedacht worden aan (niet limitatief):

  • Zorgverzekeringswet: zittend ziekenvervoer, tijdelijk gebruik van hulpmiddelen (krukken, leenrolstoel), behandeling en revalidatie, maar ook persoonlijke verzorging

  • Sociale zekerheidswetgeving: vanuit de UWV en de werkgever kan er aanspraak gedaan worden op hulpmiddelen in de werksituatie en voor vervoer van en naar het werk

  • Verblijfsindicatie op grond van de Wet langdurige zorg

  • UWV: vanuit de UWV en de werkgever kan er aanspraak gedaan worden op hulpmiddelen in de werksituatie en voor vervoer van en naar het werk

  • Kinderopvang: kinderopvang is verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag)

  • Jeugdwet:

  • de jeugdige en/of ouders (of andere wettelijk vertegenwoordiger) kan een beroep doen op voorzieningen voor jeugdhulp, die vrij toegankelijk zijn. Daarbij gaat het om: informatie en advies, toeleiding naar vrij toegankelijke hulp, licht pedagogische hulpverlening, spoedeisende zorg, advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • daarnaast is er niet vrij toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulp. Daarbij gaat het om: individuele voorzieningen op het terrein van cure (interventie) en care (zorg en begeleiding). Deze jeugdhulp kan plaatsvinden op basis van verwijzing door CJG, huisarts, medisch specialist, jeugdarts, rechter en een zogenaamde gecertificeerde instelling.

  • Participatiewet: het uitgangspunt is dat iedereen participeert en dat als werk, voor een persoon of langdurig werkloze (met (arbeids) beperking) al dan niet met behulp van een loonkostensubsidie, of speciaal onderwijs niet mogelijk is, begeleiding groep (dagbesteding) overwogen kan worden.

Er moet in elke individuele situatie worden beoordeeld of de voorliggende voorziening toereikend en passend is. Als de cliënt geen gebruik wenst te maken van een voorliggende voorziening, kan dat niet tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening leiden. Of de cliënt dan daadwerkelijk de betreffende voorliggende voorziening zal gaan gebruiken behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.

Artikel 2.9 Verblijfsindicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)

Het college mag een maatwerkvoorziening weigeren als de cliënt een aanspraak heeft op zorg vanuit de Wet langdurige zorg. Het is zelfs mogelijk te weigeren als er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan maken maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit vanuit de Wlz (artikel 2.3.5 lid 6 van de wet).

Er moet echter wel altijd onderzocht worden of sprake is van een ondersteuningsbehoefte van de cliënt die niet door de Wlz wordt gedekt. Als duidelijk is dat de gevraagde ondersteuning volledig ondervangen wordt door de Wlz kan een summier onderzoek volstaan. (bijvoorbeeld voor huishoudelijke hulp). Alleen wanneer op voorhand niet te zeggen is of de gevraagde ondersteuning volledig onder de Wlz valt, moet diepgaander onderzoek gedaan worden.

Artikel 2.10 Collectieve voorzieningen

Collectieve voorzieningen zijn maatwerkvoorzieningen die individueel worden verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk gebruikt kunnen worden. Deze voorzieningen worden speciaal georganiseerd voor mensen met beperkingen én zijn bedoeld voor "gemeenschappelijk gebruik". Het collectief vervoer is het meest duidelijke voorbeeld van een collectieve voorziening.

Artikel 2.11 Goedkoopst-adequate maatwerkvoorziening

Maatwerkvoorzieningen dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend als het meest goedkoopst-adequaat te zijn. De verstrekking is altijd gebaseerd op deze uitgangspunten. Bij de keuze voor een duurdere voorziening komen de meerkosten voor rekening van de cliënt. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een Pgb gebaseerd op de goedkoopst adequate zorg in natura voorziening. Hiervoor worden de tarieven uit de Raamovereenkomst gehanteerd.

Artikel 2.12 Aanvaardbaar niveau van participatie en zelfredzaamheid

Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van de cliënt voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben.

Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De compensatie beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, of betekent niet per definitie dat hij alle hobby's moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.

HOOFDSTUK 3 VERSTREKKINGSVORMEN

Een maatwerkvoorziening kan in natura of als Pgb worden verstrekt. In dit hoofdstuk worden de verschillende verstrekkingsvormen, de criteria met betrekking tot de verstrekkingsvormen en de verschillende procedures behandeld.

Artikel 3.1 Voorziening in natura

Een voorziening in natura is een daadwerkelijke levering van een maatwerkvoorziening via een door het college gecontracteerde partner. Het college geeft aan de (door de cliënt gekozen) zorgaanbieder of leverancier opdracht de maatwerkvoorziening te leveren. Een maatwerkvoorziening kan in bruikleen of in eigendom worden verstrekt, afhankelijk van de kostenafweging welke wijze het goedkoopst - adequaat is.

Artikel 3.2 Persoonsgebonden budget (Pgb)

Een persoonsgebonden budget (Pgb) is een geldbedrag waarmee maatwerkvoorzieningen kunnen worden aangeschaft of betaald. Een Pgb wordt verstrekt onder de voorwaarden en bepalingen zoals deze zijn opgenomen in het programma van eisen voor de maatwerkvoorziening uit de beschikking.

Artikel 3.3 Hoogte Pgb; algemene bepaling

Een maatwerkvoorziening kan volgens de Wmo 2015 alleen in de vorm van zorg in natura of een Pgb worden verstrekt.

De hoogte van een Pgb:

  • a.

    wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het Pgb gaat besteden

  • b.

    is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede maatwerkvoorzieningen, van derden te betrekken, en wordt waar nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura, rekening houdend met de eventueel door de gemeente te ontvangen korting.

Artikel 3.4 De maximale hoogte van een Pgb per maatwerkvoorziening Artikel 3.4.1 De hoogte van een Pgb voor hulp bij het huishouden

De bedragen voor een Pgb voor hulp bij het huishouden worden bepaald op basis van het basistarief in natura. Afhankelijk van bij wie de huishoudelijke hulp wordt ingekocht worden de volgende percentages van dit basistarief gehanteerd:

  • a.

    Hulp door een persoon die behoort tot het sociale netwerk dan wel een niet daartoe opgeleid persoon: 75% van het natura tarief

  • b.

    Hulp door een daartoe opgeleide professional of instelling: 100% van het natura tarief.

Artikel 3.4.2 De hoogte van een Pgb voor een maatwerkvoorziening begeleiding

De hoogte voor een Pgb voor een maatwerkvoorziening begeleiding zijn als volgt:

  • a.

    Begeleiding individueel door een persoon die behoort tot het sociale netwerk dan wel een niet daartoe opgeleid persoon: € 20 per uur

  • b.

    Begeleiding groep (dagbesteding) door een persoon uit het sociale netwerk dan wel een niet daartoe opgeleid persoon: € 20 per dagdeel van maximaal 4 uur

  • c.

    Begeleiding individueel en / of dagbesteding door een daartoe opgeleide professional of instelling: bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura

Artikel 3.4.3 De hoogte van een Pgb voor een maatwerkvoorziening Respijtopvang

De hoogte voor een Pgb voor respijtopvang wordt bepaald op basis van het basistarief voor respijtopvang per etmaal in natura. De volgende percentages van het basistarief worden gehanteerd;

  • a.

    Respijtopvang door een niet daartoe opgeleid persoon: € 30 per etmaal inclusief hulpverlening

  • b.

    Respijtopvang door een instelling (eventueel door de gemeente gecontracteerd): bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura

Artikel 3.4.4 Hoogte Pgb voor complexe woningaanpassingen

De kosten die bij een Pgb voor woningaanpassing mee genomen kunnen worden, zijn de volgende:

  • a.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening

  • b.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991

  • c.

    Het architectenhonorarium wordt zo laag mogelijk vastgesteld en bedraagt maximaal 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat het honorarium niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen

  • d.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom

  • e.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op de te treffen voorziening

  • f.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting

  • g.

    Renteverlies in verband met de noodzakelijke betaling(en) aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel de te treffen voorzieningen.

  • h.

    De prijs van bouwrijpe grond, wanneer noodzakelijk, als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd

  • i.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden

  • j.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot de te verrichten aanpassing

  • k.

    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening

  • l.

    De administratiekosten worden zo laag mogelijk vastgesteld en bedragen maximaal 10% van

  • m.

    de hiervoor genoemde kosten die de eigenaar en/of verhuurder maakt voor een woonvoorziening en voor zover de kosten onder a tot en met k meer dan € 1.000 bedragen. Maximaal wordt € 350 voor administratiekosten vergoed.

Artikel 3.5 Oneigenlijk gebruik

  • a.

    Opzettelijk gebruik van het Pgb in strijd met het doel waarvoor het is verstrekt, leidt tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van het Pgb over de periode waarin sprake was van oneigenlijk gebruik

  • b.

    De terugvordering vindt plaats op basis van maatwerk en uitgaande van redelijkheid en billijkheid

  • c.

    Oneigenlijk gebruik van het Pgb door onwetendheid kan éénmalig verschoonbaar worden verklaard.

Artikel 3.6 Afleggen verantwoording Pgb

  • a.

    De cliënt waaraan een Pgb als bedoeld in artikel 3.4 is toegekend, moet een zorgovereenkomst en de facturen van de dienstverlener indienen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Hierna gaat de SVB pas tot betaling over.

  • b.

    De cliënt waaraan een Pgb voor hulpmiddelen en/of een niet bouwkundige woon technische voorziening is toegekend, verstrekt binnen 3 maanden na aanschaf van de voorziening de originele factuur aan het college

  • c.

    De cliënt waaraan een Pgb voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt binnen een termijn van maximaal 12 maanden nadat het Pgb werd verleend dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen, danwel de voortgang van de woningaanpassing.

  • d.

    Het vastgestelde Pgb is een maximum vergoeding. Als de factuur lager is dan het toegekende budget, wordt het Pgb gelijk gesteld met het bedrag zoals vermeld in de factuur

  • e.

    Bij overlijden van de cliënt, na de 15e in een kalendermaand, zal het Pgb voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een dienstverlening worden stopgezet per eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden. Valt de overlijdensdatum voor of op de 15e in een kalendermaand dan zal het Pgb.

Artikel 3.7 Maximale looptijd

  • a.

    De maximale looptijd van een beschikking voor huishoudelijke hulp betreft 5 jaar

  • b.

    De maximale looptijd van een beschikking voor een maatwerkvoorziening begeleiding individueel of begeleiding groep betreft 5 jaar

  • c.

    De maximale looptijd van een beschikking voor een maatwerkvoorziening respijtopvang betreft 5 jaar

  • d.

    Als het college daartoe aanleiding ziet kan er eerder een herbeoordeling plaatsvinden.

Artikel 3.8 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb Artikel 3.8.1 Gemotiveerd plan

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb wordt alleen verstrekt als de cliënt naar het oordeel van het college in staat is om, eventueel met behulp van derden, het Pgb doeltreffend te besteden en de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De cliënt moet aan de hand van een opgesteld plan motiveren dat hij de maatwerkvoorziening als Pgb geleverd wenst te krijgen. Door het opstellen van een gemotiveerd plan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. Het college neemt het plan mee in zijn overweging.

Artikel 3.8.2 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het gemotiveerde plan kan de cliënt de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. De beloning van het sociale netwerk moet beperkt blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld).

Artikel 3.9 Weigeringsgronden Pgb

Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder/ cliënt problemen zal hebben met het omgaan met een Pgb bijvoorbeeld wanneer:

  • de cliënt handelingsonbekwaam is

  • de cliënt als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft

  • er sprake is van verslavingsproblematiek

  • er eerder misbruik gemaakt is van het Pgb of sprake van fraude

  • de cliënt in een schuldhulpverleningstraject zit.

Andere redenen om een maatwerkvoorziening niet als Pgb te verstrekken zijn (niet limitatief):

  • Er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt zonder deskundige hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding daarvan

  • Uit onderzoek is gebleken dat de cliënt een eerder Pgb niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet

  • Op grond van de progressiviteit van een ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen moet worden dat deze verstrekking zich niet leent voor een Pgb

  • De ondersteuning bij het huishouden korter nodig is dan drie maanden

  • De cliënt niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2018.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een Pgb niet gewenst is. Deze zijn verder uitgewerkt in de Verordening maatschappelijke ondersteuning. Om een Pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er een onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Als een Pgb niet besteed wordt aan dat waarvoor het bedoeld is zal uitbetaling niet plaatsvinden c.q. worden teruggevorderd.

Artikel 3.10 Kwaliteit van dienstverlening

De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een Pgb moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura. In het gemotiveerd plan moet aangetoond worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is.

Artikel 3.11 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De cliënt/budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • a.

    het inkopen van de maatwerkvoorziening en ook alle verdere handelingen zoals administratie, vervangende zorg bij vakantie en ziekte enz. De Pgb-ontvanger fungeert als "werkgever" van de Pgb-bieder.

  • b.

    het onderhoud, de reparaties en de verzekering als de maatwerkvoorziening een hulpmiddel betreft.

Artikel 3.12 Trekkingsrecht

De gemeente betaalt in geval van huishoudelijke hulp en begeleiding de Pgb uit in de vorm van Trekkingsrecht via de SVB. De budgethouderlaat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel (uren) hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De cliënt moet een zorgovereenkomst sluiten met zijn zorgaanbieder. Voor het uitvoeren van de overige Pgb's is het college door de SVB gemandateerd uit te keren.

HOOFDSTUK 4 EIGEN BIJDRAGE

Artikel 4.1 Eigen bijdrage

Voor alle maatwerkvoorzieningen – behalve de wettelijk uitgesloten rolstoelen en collectief vervoer (CVV) – is een eigen bijdrage verschuldigd. Ongeacht of er sprake is van de verstrekking in natura of in de vorm van een Pgb. De eigen bijdrage voor maatschappelijk ondersteuning wordt uitgevoerd zoals omschreven in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Voor de wijze waarop de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, wordt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 gevolgd.

De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag het college bepalen en dit mag kostendekkend zijn. De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 4.1.1 Eigen bijdrage huishoudelijke ondersteuning, begeleiding en kortdurend verblijf

  • a.

    Voor deze maatwerkvoorzieningen wordt de maximale eigen bijdrage geïnd voor de duur van de indicatie.

Artikel 4.1.2 Eigen bijdrage woningaanpassingen

  • a.

    Voor woningaanpassingen wordt voor cliënten vanaf achttien jaar een eigen bijdrage in rekening gebracht

  • b.

    Voor een woningaanpassing voor een minderjarige is de eigen bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders

  • c.

    Voor deze maatwerkvoorzieningen wordt de maximale eigen bijdrage geïnd voor de duur van de indicatie.

Artikel 4.1.3 Eigen bijdrage vervoersvoorzieningen

  • a.

    Voor vervoersvoorzieningen wordt bij de cliënt vanaf achttien jaren een eigen bijdrage in rekening gebracht

  • b.

    Voor deze maatwerkvoorzieningen wordt de maximale eigen bijdrage geïnd voor de duur van de indicatie.

Artikel 4.1.4 Eigen bijdrage sportvoorzieningen

  • a.

    Voor een sportvoorziening is de cliënt vanaf achttien jaren een eigen bijdrage verschuldigd.

  • b.

    Voor deze maatwerkvoorzieningen wordt de maximale eigen bijdrage geïnd voor de duur van de indicatie.

Artikel 4.2 Inning en duur eigen bijdrage

Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.

HOOFDSTUK 5 AFWEGINGSKADER MAATWERKVOORZIENING

Artikel 5.1 Bevorderen van zelfredzaamheid en participatie

Het doel van een maatwerkvoorziening is bij te dragen aan een situatie waarin de cliënt zo zelfredzaam mogelijk is, of participeert in de samenleving, en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 gaat uit van maatwerk aan de cliënt door te kijken naar de mogelijkheden die iemand heeft. Per cliënt wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden om zelf, of in het netwerk, oplossingen te vinden voor zijn ondersteuningsvraag. Wel is getracht om, mede op basis van jurisprudentie richtlijnen te geven waarin een maatwerkvoorziening kan voorzien.

Artikel 5.2 Huishoudelijke hulp Artikel 5.2.1 Inleiding en afbakening

Huishoudelijke hulp bestaat uit twee onderdelen: ondersteuning bij het huishouden (schoon huis) en regie op een gestructureerd huishouden.

De inzet van een maatwerkvoorziening op het gebied van de huishoudelijke hulp heeft als doel de zelfredzaamheid te verbeteren en/of te behouden. In dit hoofdstuk wordt het afwegingskader van het college op het gebied van de huishoudelijke hulp globaal beschreven.

Voor een meer gedetailleerde toelichting en de normtijden voor hulp bij het huishouden wordt verwezen naar de bijlage 1 bij deze beleidsregels.

Artikel 5.2.2 Uitgangspunt

Het uitgangspunt bij huishoudelijke hulp is dat de leefeenheid primair zelf verantwoordelijk is voor het huishouden. Onder een leefeenheid wordt verstaan "een eenheid bestaande uit gehuwden of met gehuwden gelijk te stellen personen die al dan niet samen met een of meer andere personen duurzaam een huishouden voeren".

Uitzonderingen leefeenheid:

In de volgende situaties is er geen sprake van een leefeenheid, die een gezamenlijk huishouden voert:

  • a.

    Bij kamerverhuur (op basis van een huurovereenkomst)

Als er sprake is van kamerverhuur (met een huurcontract), wordt de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid gerekend. Van huurders kan niet verwacht worden dat zij de huishoudelijke taken overnemen als er geen sprake is van familiebanden. Als gemeenschappelijke ruimten gedeeld worden, wordt verondersteld dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid of samenwoonverband.

  • b.

    Bijzondere woonvormen

Naast reguliere woonvormen kennen we een aantal bijzondere woonvormen. Dit zijn vormen van begeleid wonen, al dan niet in een groepsvorm. Het gaat vaak om kleinschalige woonvormen op basis van een particulier initiatief of een samenwerkingsverband tussen een zorgaanbieder en woningbouw corporatie.

Uitgangspunt bij de toegang tot een maatwerkvoorziening is daarbij de profilering van de instelling en de wijze waarop toegang wordt verkregen. Als er sprake is van een indicatie vanuit de Wlz worden alle noodzakelijke voorzieningen vanuit de Wlz gefinancierd.

Artikel 5.2.3 Eigen mogelijkheden en sociaal netwerk

Bij huishoudelijke hulp wordt eerst uitgegaan van de eigen mogelijkheden van een cliënt en het benutten van zijn sociaal netwerk. Tot eigen mogelijkheden hoort bijvoorbeeld een al bestaande particuliere huishoudelijke hulp.

Als de eigen mogelijkheden geen uitkomst bieden wordt gekeken of het sociale netwerk een oplossing kan bieden. Hierbij wordt ook gekeken naar de gebruikelijke zorg van een partner/kinderen.

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg en ondersteuning, die partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Dat betekent dat van huisgenoten verwacht wordt dat zij, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, een herverdeling maken van de huishoudelijke taken. Een huisgenoot kan zowel een volwassene als een kind zijn, dus alle bewoners van één adres die samen één huishouden voeren.

In de volgende situaties wordt geen huishoudelijke hulp geïndiceerd op grond van gebruikelijke zorg:

  • a.

    ongeacht studie of werk: een eigen kamer bijhouden, de tafel dekken en helpen bij de afwas bij gezinsleden tussen 12 en 18 jaren, ook al zijn die gezinsleden daar niet aan gewend

  • b.

    een eenpersoons huishouden voeren: bij uitwoning op kamers wegens studie vanaf 18 jaren

  • c.

    een zelfstandig huishouden voeren: vanaf 23 jaren en daartoe in staat zijn

  • d.

    in uitzonderlijke situaties is een tijdelijke voorziening voor taakaansturing en taken aanleren mogelijk. Bij een (zeer) hoge leeftijd kan deze verplichting achterwege worden gelaten.

Gebruikelijke zorg en werk

Bij werkenden, uitgezonderd beroepsgroepen als zeevarenden, vrachtwagenchauffeurs en daarmee vergelijkbare beroepsgroepen waarvoor uit hoofde van hun beroep geldt dat zij langdurig van huis (moeten) zijn, wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden bij uitstelbare zorg.

Artikel 5.2.4 Algemene en voorliggende voorzieningen

Zoals in hoofdstuk 3 beschreven hoort de toepasbaarheid van algemene- en voorliggende voorzieningen tot elk onderzoek. Bij huishoudelijke hulp wordt hieronder bijvoorbeeld technische apparatuur zoals een wasmachine of stofzuiger, een droogtrommel of een afwasmachine verstaan. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn, maar wel een adequate oplossing zouden bieden, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van huishoudelijke hulp. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van dergelijke algemene voorzieningen. Deze worden in het kader van de Wmo 2015 niet verstrekt.

Andere (wettelijke) regelingen op het gebied van de huishoudelijke hulp zijn bijvoorbeeld:

  • Voor- , tussen- en naschoolse opvang. Basisscholen zijn wettelijk verplicht om voor- en naschoolse opvang aan te bieden. Dat kan in het schoolgebouw zijn, maar ook bij een kinderdagverblijf of via gastouderschap

  • Kinderopvangtoeslag en kinderopvang. Kinderopvang is beschikbaar voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Via de belastingdienst kan een beroep worden gedaan op de kinderopvangtoeslag

  • De Wet Arbeid en Zorg. Deze wet regelt o.a. het kortdurend zorgverlof voor alle werknemers, bijv. bij ziekte van een kind of partner

  • De ziektekostenverzekering. Bij sommige verzekeraars is thuiszorg opgenomen in het(aanvullende) ziektekostenpakket.

Artikel 5.2.5 Maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp

Als het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing, zal de cliënt in aanmerking kunnen komen voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden.

De omvang van de huishoudelijke hulp wordt uitgedrukt in uren. De toegekende uren worden per activiteit gespecificeerd volgens het normenkader in bijlage 1.

Er zijn twee vormen van huishoudelijke hulp te onderscheiden:

Ondersteuning bij het huishouden (schoon huis)

Van ondersteuning bij het huishouden is sprake als de cliënt huishoudelijke werkzaamheden niet (meer) zelf kan uitvoeren. De werkzaamheden moeten worden overgenomen, omdat het cliëntsysteem niet in staat is dit (volledig) op te vangen. Te bereiken resultaat: een schoon huis.

Regie op gestructureerd huishouden

Van hulp bij de regie op een gestructureerd huis houden is sprake als de cliënt verlies ervaart van regie bij het organiseren en structureren van het huishouden. De regie van het huishouden moet (deels) overgenomen worden. Het cliëntsysteem is niet in staat dit (volledig) op te vangen.

Te bereiken resultaat: een schoon huis en een gestructureerd huishouden.

De productdefinities huishoudelijke hulp staan in het Zorgproductenboek 2019 (Hoofdstuk 5.2.1).

Artikel 5.3 Woonvoorzieningen Artikel 5.3.1 Inleiding en afbakening

In het kader van participatie en zelfredzaamheid van cliënten is zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving een van de belangrijke doelen van de Wmo 2015. Geschikt wonen is een essentiële basis om het zo lang mogelijk zelfstandig wonen mogelijk te kunnen maken. Woonvoorzieningen kunnen zijn

  • Een bouwkundige of woon technische woonvoorziening, c.q. de woningaanpassing,

  • Een niet bouwkundige of niet woon technische woonvoorziening.

Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorgt voor een woning. Daarbij gaan we er van uit dat een ieder rekening houdt met de hem bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.

Uit jurisprudentie blijkt dat een woningaanpassing als doel heeft normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden. Problemen die ontstaan door de aard van gebruikte materialen en die ook voor een niet cliënt zouden gelden, leiden niet tot een woningaanpassing evenals woonvoorzieningen met een aanschafprijs onder € 200, waaronder wandbeugel(s) en een eenvoudige toilet-/douchestoel.

Uitgangspunt is dat wanneer aan de cliënt een woonvoorziening (nagelvast) is verstrekt, de cliënt geacht wordt 10 jaar te blijven wonen in de woning waar de woonvoorziening voor verstrekt is. Pas na 10 jaar kan een nieuwe woonvoorziening in een nieuwe woning worden verstrekt. Voorgaande is niet het geval wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden.

Artikel 5.3.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Uit de criteria voor een maatwerkvoorziening van de Verordening blijkt dat de cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, de voorziening niet voorzienbaar (artikel 2.4) was of van cliënt niet verwacht kon worden dat hij maatregelen getroffen zou hebben die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt. Bij het ouder worden kunnen veel mensen voorzien dat de leefomgeving aangepast moet worden op beperkingen die hiermee verband houden. Ook bij bepaalde langzaam progressieve aandoeningen kan verwacht worden dat cliënten kunnen voorzien dat het wonen in de huidige woning problemen gaat opleveren. Voorzienbaarheid betekent dat het college van cliënten verwacht dat zij zelf of samen met het eigen netwerk oplossingen zoeken voor ervaren of toekomstig te verwachten belemmeringen bij het zelfstandig wonen. De cliënt heeft dus zelf een eigen verantwoordelijkheid om het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk te maken.

Bovenstaande betekent dus ook dat wanneer een cliënt ervoor kiest om van een adequate woning (woning die geschikt is voor cliënt, eventueel na woningaanpassingen) te verhuizen naar een woning die niet adequaat is (woning is niet geschikt voor cliënt, woningaanpassingen zijn mogelijk vereist), dan komt dit voor het eigen risico van de cliënt. Cliënt komt dan niet in aanmerking voor woningaanpassingen.

Tijdens het onderzoek wordt beoordeeld of het sociale netwerk een bijdrage kan leveren aan het te bereiken resultaat. Er wordt bijvoorbeeld geen woonvoorziening of aanpassing gerealiseerd als het te bereiken resultaat ook bereikt kan worden door de hulp van huisgenoten. In deze situatie zal een cliënt daarom niet in aanmerking komen voor bijvoorbeeld een traplift of een andere voorziening zoals een verhuizing.

Artikel 5.3.3 Algemene en voorliggende voorzieningen

Bij woonvoorziening kan worden uitgegaan dat een aantal voorzieningen als algemeen gebruikelijke kunnen worden beschouwd. Het zijn voorzieningen die ook gebruikt worden door mensen zonder beperking en breed (in de reguliere handel) verkrijgbaar zijn, o.a. in bouwmarkten. Verwacht mag worden dat mensen tijdig maatregelen treffen om de woning te kunnen blijven gebruiken, ook al worden ze ouder of neemt de beperking toe, bijvoorbeeld door adequate vervanging van het sanitair of, bij het leggen van nieuwe vloeren, door het verwijderen van drempels. Wat algemeen gebruikelijk is, is ook aan maatschappelijke ontwikkelingen onderhevig en kan in de loop der jaren veranderen.

Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via een uitleendepot van thuiszorgaanbieders of hulpmiddelen-leveranciers.

Artikel 5.3.4 Primaat van verhuizen

Als vaststaat dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is wordt eerst door het college beoordeeld of verhuizing naar een reeds aangepaste woning of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een adequate oplossing is. In de jurisprudentie is het hanteren van het primaat van de verhuizing geaccepteerd door de Centrale Raad van Beroep. Als overwogen wordt om het primaat van verhuizing toe te passen zullen een aantal factoren, overwogen worden:

  • welke voorzieningen nu en in de toekomst nodig zijn

  • op welke termijn het probleem opgelost kan worden: in verband met de medische verantwoorde termijn

  • sociale factoren: zoals de binding van de cliënt met de omgeving, aanwezigheid van mantelzorg en directe familie, aanwezigheid van belangrijke voorzieningen in de omgeving

  • woonlasten en financiële draagkracht: Er moet een vergelijk gemaakt worden tussen de woonlasten in de oude en eventueel nieuwe woning

  • vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte

  • mogelijke gebruiksduur van de aanpassing: Daarbij speelt de leeftijd van de bewoner een rol maar ook de vraag of, bij het verlaten van de woning, deze weer beschikbaar kan worden gesteld aan een persoon met beperkingen.

Een dergelijke zorgvuldige afweging van alle argumenten ligt aan het besluit voor verhuizing ten grondslag.

Artikel 5.3.5 Te accepteren kosten

  • a.

    De hoogte van een Pgb voor een woningaanpassing is maximaal gelijk aan de door het college per situatie geaccepteerde kosten van de woningaanpassing op basis van een offerte.

  • b.

    Bij een woningaanpassing met een kostprijs van of boven de € 10.000 wordt de offerte ter beoordeling voorgelegd aan een bouwtechnisch deskundige.

  • c.

    Bij een offerte lager dan € 10.000 kan een offerte ter beoordeling worden voorgelegd.

  • d.

    Als een woningaanpassing met een kostprijs van of boven de € 10.000 is uitgevoerd, kan de gemeente overgaan op controle achteraf van de woningaanpassing.

Maxima verhard pad en verhard terras

  • a.

    Voor een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang van de woning of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort geldt dat de kosten tot maximaal 20 m² aanleg of uitbreiding onder de voorziening kunnen worden gebracht

  • b.

    b) Voor een verhard terras geldt dat de kosten tot maximaal 6 m² aanleg of uitbreiding onder de voorziening kunnen worden gebracht.

Artikel 5.3.6 Voorwaarden voor uitbetaling van het Pgb woonvoorziening

Om te bereiken dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen, worden de gestelde eisen in de beschikking opgenomen. De eisen die gesteld worden, zijn de volgende:

  • a.

    De eigenaar of huurder verstrekt toegang tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht aan de door het college aangewezen personen.

  • b.

    De eigenaar of huurder biedt inzicht in bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing aan door het college aangewezen personen.

  • c.

    De eigenaar of huurder biedt de gelegenheid tot controle op de woningaanpassing aan de door het college aangewezen personen.

  • d.

    Direct nadat de werkzaamheden zijn voltooid en uiterlijk binnen twaalf maanden na de toekenning van de woonvoorziening (of Pgb) meldt de woningeigenaar dat de bedoelde werkzaamheden gereed zijn. Ingeval de werkzaamheden niet zijn afgerond wordt de voortgang gemeld.

  • e.

    De eigenaar of huurder voegt bij de gereedmelding een verklaring dat de aanpassing conform het programma van eisen is uitgevoerd.

  • f.

    De eigenaar of huurder voegt alle rekeningen en betalingsbewijzen van de werkzaamheden bij de gereedmelding.

  • g.

    De gereedmelding is het verzoek om de definitieve vaststelling en uitbetaling van het Pgb.

Artikel 5.3.7 Opstalverzekering

Voor een vergrote woning wordt geen hogere opstalverzekering vergoed.

Artikel 5.3.8 Maatwerkvoorziening wonen

Een aanpassing kan pas worden uitgevoerd nadat de cliënt een beschikking heeft ontvangen. Als een voorziening, nadat de werkzaamheden zijn aangevangen of voltooid, wordt aangevraagd, en niet meer is vast te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was, kan dat tot de conclusie leiden dat betrokkene zijn eigen verantwoordelijkheid heeft genomen en zelf zijn probleem heeft kunnen oplossen zodat ondersteuning niet nodig is.

Uitgangspunt is de goedkoopst adequate voorziening. Om tot een bepaling van de goedkoopst adequate voorziening te komen kan (wanneer nodig) een bouwkundig advies worden aangevraagd.

Losse voorzieningen zijn veelal voorliggend op bouwkundige woonvoorzieningen. Een losse tillift is bijvoorbeeld te verkiezen boven een plafondlift.

Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassing wordt aangesloten bij de eisen van het Bouwbesluit en aan wat algemeen gebruikelijk is in de sociale woningbouw. De aanpassingen mogen geen betrekking hebben op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw, zoals bij grotere of luxere woningen worden geen extra voorzieningen zoals bijvoorbeeld extra automatische deuropeners, aangebracht.

Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

Losse woonvoorzieningen : voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel, douchestoel, tillift).

Waar mogelijk wordt uit het oogpunt van herbruikbaarheid gekozen voor verstrekking van losse woonvoorzieningen. Ook in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling of wanneer zij terminaal zijn, wordt bij voorkeur gewerkt met losse woonvoorzieningen.

Bouwkundige woonvoorziening : nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur of het nivelleren van de drempels bij voor- en/of achterdeur).

Artikel 5.3.9 Uitzonderingen

In een aantal situaties zal geen sprake zijn van een resultaatsverplichting van het college omdat in die situaties sprake is van een bijzondere woonsituatie:

  • a.

    woningen die niet als zelfstandige woning dienst doen (hotels, pensions, trekkerswoonwagens)

  • b.

    woningen die niet bedoeld zijn voor permanente bewoning (tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen)

  • c.

    (een) verhuurde kamer of kamers

  • d.

    specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Het treffen van woonvoorzieningen in één van bovenstaande woonvormen is in het kader van de Wmo dan niet meer mogelijk.

Meerdere hoofdverblijven

Een woonvoorziening wordt verleend als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

In uitzonderingssituaties is er sprake van twee hoofdverblijven bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. In die situatie kunnen, als niet anders mogelijk is, twee woningen aangepast worden, als deze beide woningen binnen de gemeente Voorst liggen.

Bezoekbaar maken

Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. Voor een woning bezoekbaar maken, niet zijnde het hoofdverblijf, geldt een maximum bijdrage van € 6.000.

Artikel 5.3.10 Terugbetaling bij verkoop meerwaarde woonvoorziening

  • a.

    De eigenaar/bewoner is bij verkoop van de woning binnen de afschrijvingstermijn van een voorziening verplicht de verkoop bij het college te melden. Het college gaat bij een melding na of er een terugbetalingsverplichting is

  • b.

    De erven van de eigenaar/bewoner als bedoeld onder a treden in de plaats van de eigenaar/ bewoner

  • c.

    Er is een verplichting tot terugbetaling als de meerwaarde door de voorziening groter is dan € 20.000

  • d.

    De terugbetaling wordt bepaald door de formule:

90% van de meerwaarde bij verkoop na 1 jaar.

80% van de meerwaarde bij verkoop na 2 jaren.

70% van de meerwaarde bij verkoop na 3 jaren.

60% van de meerwaarde bij verkoop na 4 jaren.

50% van de meerwaarde bij verkoop na 5 jaren.

40% van de meerwaarde bij verkoop na 6 jaren.

30% van de meerwaarde bij verkoop na 7 jaren.

20% van de meerwaarde bij verkoop na 8 jaren.

10% van de meerwaarde bij verkoop na 9 jaren.

Artikel 5.3.11 Maxima bij uitbreiding woning

Bij een aanbouw aan de woning of uitbreiding van ruimten in de woning wordt voor maximaal onderstaand aantal m² een Pgb verleend, tenzij er een medische noodzaak is voor een ander maximum en dit door een onafhankelijk medicus of paramedicus is vastgesteld.

Soort vertrek

Max m² aanbouw

Max m² uitbreiding

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eénpersoonsslaapkamer

10

4

Tweepersoonsslaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Wastafel in badkamer

2

1

Doucheruimte in badkamer

3

2

Entree/hal/gang

5

2

Berging

6

4

Artikel 5.3.12 Onderhoud, keuring en reparatie van een woning

De cliënt die een voorziening vraagt in het kader van kosten van onderhoud, keuring en reparatie kan daarvoor in aanmerking komen wanneer:

  • a.

    de woonvoorziening haar grondslag heeft in een wettelijke voorziening,

  • b.

    de cliënt de woonruimte als hoofdverblijf heeft en

  • c.

    de voorziening in natura kan worden verstrekt, tenzij de kosten van de voorziening deel uitmaken van de verstrekking van een woonvoorziening als Pgb. In dat geval wordt een passend bedrag vastgesteld op basis van ervaringsbedragen.

Artikel 5.3.13 Tijdelijke huisvesting

  • a.

    De cliënt die een voorziening vraagt in de niet vermijdbare dubbele woonlasten 1. bij tijdelijke huisvesting in een zelfstandige woonruimte of 2. bij de noodzaak de bestaande woning langer te moeten aanhouden, krijgt de feitelijke lasten tot aan de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag voor een periode van maximaal zes maanden vergoed.

  • b.

    De cliënt die een voorziening vraagt in de niet vermijdbare dubbele woonlasten bij tijdelijke huisvesting in een niet zelfstandige woonruimte, krijgt de helft van de feitelijke lasten tot aan de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag voor een periode van zes maanden vergoed.

Artikel 5.3.14 Verhuis- en herinrichtingvergoeding

De cliënt die verhuist van een niet adequate woning naar een adequate woning kan in aanmerking komen voor Pgb tot een maximum van € 2.500.

Artikel 5.3.15 Woningsanering

  • a.

    Voor een woningsanering wordt een tegemoetkoming verleend gelijk aan de normbedragen in de Nibud richtlijnen. Een verstrekking is alleen mogelijk als de te vervangen vloerbedekking en/of gordijnen nog niet zijn afgeschreven. Is de afschrijvingstermijn onbekend, dan bepaalt het college de afschrijvingstermijn.

  • b.

    Voor een woningsanering wordt bij cliënten vanaf achttien jaar een eigen aandeel in rekening gebracht dat is gebaseerd op de feitelijke kosten.

Artikel 5.3.16 Carapatiënten

  • a.

    Is door een huisarts en/of longarts de diagnose gesteld dat sprake is van een allergie, astma of chronische bronchitis (CARA), dan is toekenning van een Pgb voor woningsanering mogelijk.

  • b.

    De sanering bestaat in de regel uit nieuwe vloerbedekking enkel in de slaapkamer, maar bij kinderen onder de vier jaren kan ook een nieuwe vloerbedekking in de woonkamer worden gelegd.

  • c.

    De noodzaak voor een financiële vergoeding wordt mede bepaald in relatie tot het levenspatroon en leefregels. Relevant zijn bijvoorbeeld de woninginrichting, ventilatiemogelijkheden en het rookgedrag. Het college kan hierover advies vragen, eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde Caraverpleegkundige.

  • d.

    De cliënt dient zich na de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting te houden en dient zelf waar mogelijk maatregelen te treffen ter voorkoming van CARA-klachten.

  • e.

    De tegemoetkoming wordt geweigerd:

  • als de cliënt bij aanschaf van een artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij daarop overgevoelig zou reageren of

  • als de gevraagde voorziening niet tot verbetering van de situatie van cliënt leidt of

  • als de te vervangen stoffering is afgeschreven, dan wel ouder is dan twaalf jaren of

  • bij een verhuizing omdat dan rekening kan worden gehouden met de ondervonden klachten.

  • De tegemoetkoming wordt normaal gesproken verstrekt als de cliënt bij de aanschaf van materialen vooraf niet had kunnen weten dat CARA zou ontstaan, of dat die zou verergeren en als vervanging medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is.

  • Een Pgb voor een woningsanering wordt slechts éénmaal verstrekt.

  • De tegemoetkoming wordt in hoogte afgestemd op de afschrijvingstermijn van de

  • stoffering:

100% als het artikel tot en met 2 jaren oud is,

75% als het artikel 3 tot en met 5 jaren oud is,

50% als het artikel 6 tot en met 8 jaren oud is,

25% als het artikel 9 tot en met 11 jaren oud is.

Artikel 5.3.17 Aanvullende afspraken woonvoorzieningen

Plaatsen mobiele zorgunit huurwoning

Wanneer bij een grote woningaanpassing (bijvoorbeeld een aanbouw) bij een huurwoning het primaat van de verhuizing niet toegepast kan worden. Dan wordt er waar mogelijk gekozen voor een mobiele zorgunit, tenzij:

  • de kosten van een aanbouw lager zijn;

  • dit vanwege omstandigheden (bijvoorbeeld beschikbare ruimte) niet mogelijk is. In dat geval komt verhuizing wel aan de orde.

Plaatsen mobiele zorgunit particuliere woning

Wanneer het een particuliere woning betreft en de cliënt wenst een verbouwing boven een adequate mobiele zorgunit dan worden maximaal de kosten vergoed die het plaatsen van een mobiele zorgunit gekost zou hebben.

Artikel 5.4 Vervoersvoorzieningen Artikel 5.4.1 Inleiding en afbakening

Vervoer wordt als zodanig nadrukkelijk genoemd in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Vervoer draagt bij aan het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen in de eigen omgeving. Het resultaat van een maatwerkvoorziening is dat een cliënt voldoende zelfredzaam is en in staat is te participeren in de maatschappij.

De vervoersvoorziening richt zich op het vervoer in de directe woon- en leefomgeving. Hierbij moet gedacht worden aan verplaatsing in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Uit jurisprudentie blijkt dat om te kunnen participeren de cliënt de mogelijkheden moet hebben om jaarlijks lokaal en regionaal max. 2.000 km te kunnen reizen. Bovenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Buiten dit gebied kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, in dit geval Valys.

Artikel 5.4.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

De cliënt moet zich ervan bewust zijn dat hij eerst uitgaat van zijn eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van zijn sociaal netwerk.

Eigen kracht oplossingen zijn bijvoorbeeld:

  • Een vervoermiddel zoals een auto, een scooter, een fiets (met trapondersteuning) of een ander zelf aangeschaft vervoermiddel, waarmee in de vervoersbehoefte kan worden voorzien

  • Het regulier openbaar vervoer Het openbaar vervoer (OV) bestaat uit trein, bus, tram en metro. Het OV-beleid gaat uit van de inclusieve samenleving, waarbij het regulier openbaar vervoer ook toegankelijk moet zijn voor personen met een beperking.

Van de cliënt wordt ook verwacht dat hij de mogelijkheden verkent om bij het sociaal vervoer een beroep te doen op de sociale omgeving. Te denken valt aan vervoer naar de kerk, vereniging of club. Vaak kan het vervoer gebundeld of gecombineerd worden. Door samen te reizen wordt de participatie gestimuleerd.

Artikel 5.4.3 Algemene- en voorliggende voorzieningen

PlusOV is (ook) een algemene voorziening. Hiervan zal de cliënt, eventueel met behulp van zijn sociaal netwerk, gebruik kunnen maken. Ook is het openbaar vervoer steeds vaker toegankelijk en bruikbaar voor cliënten met een beperking, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de assistentie van de NS.

Andere wettelijke regelingen gaan voor op de Wmo. In het kader van de vervoersvoorzieningen kan gedacht worden aan de volgende regelingen:

  • Valys-systeem voor bovenregionaal vervoer

  • Vervoersregelingen in verband met werk

  • Het vervoer in verband met vrijwilligerswerk

  • Het vervoer in verband met het volgen van onderwijs

  • Het vervoer in verband met bezoek aan medisch behandelaars of therapie (bijvoorbeeld het zittend ziekenvervoer)

  • Vervoer voor Wlz-instellingsbewoners.

Artikel 5.4.4 Primaat collectief vervoer

Als vaststaat dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren, wordt eerst beoordeeld of gebruik van collectief vervoer een oplossing biedt. Het collectief vervoer is een open systeem waarvan iedereen in het vervoersgebied gebruik kan maken. Het gaat om vervoer van deur tot deur, op bestelling. Er wordt gereden met (rolstoel-) taxibusjes of een gewone taxi (personenauto). Met het collectief vervoer kan de cliënt binnen een straal van ongeveer 20 kilometer reizen. Voor gebruik van het collectief vervoer met een Wmo-pas is een ritbijdrage per zone conform het openbaar vervoer verschuldigd.

Artikel 5.4.5 Maatwerkvoorzieningen vervoer

Als de cliënt niet geholpen kan worden door middel van zijn eigen kracht, sociaal netwerk of een collectieve voorziening zal een passende maatwerkvoorziening worden ingezet. Ook hierbij geldt het principe goedkoopst adequaat.

Met de door het college gecontracteerde leverancier zijn afspraken gemaakt welke voorzieningen binnen het zogenaamde "kernassortiment" geleverd worden, de samenstelling van dit pakket is zodanig dat er voor iedere cliënt een passende maatwerkvoorziening geleverd kan worden. De leverancier van het hulpmiddel stelt in overleg met de cliënt vast hoe het hulpmiddel technisch wordt uitgevoerd om te voldoen aan het functioneel programma van eisen. Hierbij worden de voor de cliënt noodzakelijke opties en individuele aanpassingen aan het hulpmiddel meegenomen.

Er zijn twee soorten maatwerkvoorzieningen vervoer te onderscheiden:

Vervoer

De cliënt krijgt Begeleiding Groep of Begeleiding Groep Complex en is niet in staat zelf vervoer te organiseren. De vervoersvoorziening 'PlusOV' volstaat niet.

Vervoer Plus

De cliënt krijgt Begeleiding Groep of Begeleiding Groep Complex of Behandeling Jeugd en is niet in staat zelf vervoer te organiseren. De vervoersvoorziening 'PlusOV' volstaat niet. De cliënt is jonger dan 18 jaar en/of is rolstoelafhankelijk, waardoor een hoger tarief geldt dan voor Vervoer.

De productdefinities vervoer staan in het Zorgproductenboek 2019 (Hoofdstuk 5.4.3).

Gewenning- en haalbaarheidslessen

Door de leverancier kunnen gewenning of haalbaarheidslessen gegeven worden.

Artikel 5.4.6 Autoaanpassing

  • a.

    Autoaanpassingen worden uitsluitend in de vorm van een Pgb verstrekt en enkel als de auto niet ouder is dan 5 jaar.

  • b.

    PlusOV is voorliggend aan de autopassingen

  • c.

    De hoogte van het Pgb is maximaal het in de offerte opgenomen bedrag en alleen voor zover het noodzakelijke aanpassingen betreft.

Artikel 5.4.7 Uitgesloten doelen

Geen voorziening binnen de kaders van de Wmo wordt toegekend voor:

  • a.

    recreatie en ontspanning die niet tot het standaardlevenspatroon behoren

  • b.

    woon-werkverkeer, want het UWV kent daarvoor voorzieningen toe en ook de participatiewet biedt mogelijkheden

  • c.

    vrijwilligerswerk, want de Centrale Raad van Beroep gaat ervan uit dat de organisatie, waarvoor het werk wordt verricht, betaalt

  • d.

    vervoer van en naar medische behandelaars, want de Regeling Zorgverzekering kent voorliggende voorzieningen. In de jurisprudentie komen spaarzame uitzonderingen voor bij een medische noodzaak en daardoor is een zorgvuldige afweging nodig

  • e.

    vervoer van en naar begeleiding groep (dagbesteding) als de cliënt gebruik kan maken van PlusOV.

  • f.

    onderwijs, want er zijn voorliggende voorzieningen, zoals leerlingenvervoer op grond van de onderwijswetgeving en voorzieningen via het UWV, de voormalige Wet Rea-voorzieningen.

Artikel 5.5 Rolstoelvoorzieningen Artikel 5.5.1 Inleiding en afbakening

Een rolstoel is bedoeld voor het verplaatsen in en om de woning en is essentieel om de zelfredzaamheid en participatie van een cliënt te verbeteren of te behouden. Het hoeft niet zo te zijn dat de cliënt de gehele dag is aangewezen op een rolstoel Als de cliënt bijvoorbeeld wel een kleine afstand te voet (bijvoorbeeld 50 meter) kan afleggen, maar daarna is aangewezen op zittend verplaatsen, dan kan hij of zij op een rolstoelvoorziening aangewezen zijn. Het moet dan veelal wel duidelijk zijn dat andere loophulpmiddelen (zoals een rollator of trippelstoel) geen oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Ook individuele aanpassingen en accessoires aan een rolstoel kunnen vallen onder de maatwerkvoorziening rolstoel.

Artikel 5.5.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Het inzetten van de eigen kracht door de cliënt kan zich vertalen in het met eigen middelen huren of aanschaffen van een rolstoel, bijvoorbeeld op internet of bij leveranciers. Dit zal meestal eenvoudige (incidenteel) rolstoelen betreffen. Ook het lenen van een rolstoel bij derden (kennissen bijvoorbeeld) kan een tijdelijk oplossing bieden, bijvoorbeeld nodig is bij het maken van een uitstapje.

Artikel 5.5.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn worden doorgaans als algemeen gebruikelijke beschouwd en daarom niet vergoed. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan:

  • Boodschappenmand of bagagetas

  • Tweede spiegel op de rolstoel

  • Regenpak/-kleed

  • Winterbekleding, been-/voetzak

  • Rolstoelhandschoenen of bandenpomp

Andere wettelijke regelingen gaan voor op de Wmo. In het kader van de rolstoelvoorzieningen kan gedacht worden aan de volgende regelingen:

  • Uitleenmogelijkheid bij tijdelijke noodzaak op grond van de Zvw

  • Rolstoelvoorziening op grond van de Wlz

  • Trippelstoelen kunnen op grond van de zorgverzekeringswet worden verstrekt. Een rollator wordt alleen in uitzonderingssituatie nog door de zorgverzekering verstrekt. Dit hulpmiddel wordt meestal als algemeen gebruikelijke voorziening beschouwd.

Artikel 5.5.4 Maatwerkvoorziening rolstoel

Als blijkt dat de cliënt, al dan niet met behulp van een algemene- of voorliggende voorziening, niet in zijn verplaatsingsbehoefte kan voorzien kan een rolstoel verstrekt worden.

Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende rolstoelvoorzieningen:

  • Handmatig voortbewogen rolstoel;

  • Elektrisch voortbewogen rolstoel;

  • Aanpassingen aan de rolstoel.

Met aanpassingen aan de rolstoel wordt het volgende bedoeld:

De meeste rolstoelen worden in een standaarduitvoering geleverd. Bij de keuze van de rolstoel zal worden gezocht naar een rolstoel die in de standaarduitvoering zo passend mogelijk is en ook zoveel mogelijk tegemoetkomt aan de eisen van de cliënt. Toch zal in een aantal gevallen aanpassingen noodzakelijk zijn om de rolstoel tot een passend middel te maken. Soms bestaat het aanpassen van de rolstoel uit het toevoegen van standaard rolstoelonderdelen. In andere gevallen zal een aanpassing individueel en op maat gemaakt moeten worden. Ook kunnen er accessoires op de rolstoel nodig zijn om de rolstoel tot een passend middel te maken.

Zowel de aanpassingen als de accessoires moeten medisch noodzakelijk zijn. Daarnaast moeten de aanpassingen en accessoires tot doel hebben om de rolstoel een passende voorziening te maken om de rolstoelgebruiker buitenshuis en/of binnenshuis te laten verplaatsen.

Artikel 5.5.5 Sportvoorziening

Een bijzondere groep maatwerkvoorzieningen die onder de rolstoelen valt zijn de sportvoorzieningen. Sporten kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een andere voor sport bedoelde voorziening.

Bij de beoordeling van de melding wordt uiteraard in eerste instantie nagegaan of er geen voorliggende voorzieningen, fondsen of andere subsidies zijn en of een persoon aan de criteria om in aanmerking te komen voor een sportvoorziening voldoet. Op grond van eerdere regelgeving Wmo en jurisprudentie kan worden gesteld dat het redelijk is om maximaal eens per 4 jaar hiervoor een vergoeding te verstrekken. De cliënt moet aannemelijk maken dat er sprake is van een actieve sportbeoefening. De ervaring leert dat sportclubs, sponsors of fondsen vaak bereid zijn een deel van de kosten te vergoeden. Bovendien kost sporten zonder beperking ook geld en mag van de cliënt zelf ook worden verwachten dat hij een deel van de kosten draagt.

De criteria om voor een sportvoorziening in aanmerking te komen zijn:

  • a.

    Er is sprake van zodanig aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dat sportbeoefening zonder deze voorziening onmogelijk is.

  • b.

    Er is geen oplossing binnen de eigen kracht of het eigen netwerk

  • c.

    Er bestaat geen aanspraak op een vergoeding via een voorliggende voorziening

  • d.

    Puur recreatieve activiteiten worden niet onder sport gerekend.

Voorzieningen voor topsport worden uitgesloten van verstrekking op grond van de Wmo. Door middel van sponsoring of andere regelingen moet hier een oplossing voor worden gevonden.

De sportvoorziening wordt uitsluitend als Pgb verstrekt. Bij de verstrekking kan een algemeen gebruikelijk deel in mindering worden gebracht. Dit bedragen de kosten die een persoon zonder beperkingen in een gelijke situatie anders ook had moeten betalen.

Artikel 5.5.6 Maximale vergoeding sportvoorziening

De sportvoorziening wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming en bedraagt maximaal € 3.500 voor de aanschaf en het onderhoud van de voorziening voor de duur van vier jaren.

Artikel 5.6 Begeleiding Artikel 5.6.1 Inleiding en afbakening

Onder Begeleiding wordt verstaan: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden.

Artikel 5.6.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Het college beoordeelt oplossingen in de vorm van de eigen kracht van cliënt, gebruikelijke zorg of de inzet van het sociaal netwerk. Van de partner kan verwacht worden dat gebruikelijke taken als begeleiding in de thuissituatie zoals bijhouden van de administratie of het nakomen van afspraken overgenomen wordt. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht van mantelzorgers. In geval van bijvoorbeeld dreigende overbelasting van de mantelzorger kan tijdelijk een maatwerkvoorziening worden toegekend ter ontlasting en stabilisatie.

Artikel 5.6.3 Algemene en voorliggende voorzieningen

Als een cliënt niet vanuit zijn eigen mogelijkheden en sociaal netwerk zelfredzaam kan zijn wordt gekeken naar algemene of voorliggende voorzieningen. Hier wordt in ieder geval rekening gehouden met (niet limitatief):

  • Algemeen maatschappelijk werk: maatschappelijk werk via MNV

  • MEE Veluwe: kortdurende ondersteuning van mensen met een beperking. Zonder indicatie mogelijk

  • Welzijnsorganisaties: als de cliënt gebruik kan maken van activiteiten aangeboden door een welzijnsorganisatie of een dorpshuis / buurthuis is er geen indicatie voor een maatwerkvoorziening

  • Ontmoetingsprojecten / vrijwilligers: Als de cliënt gebruik kan maken van passende ontmoetingsprojecten of vrijwilligersinzet geboden door welzijnsorganisaties is er geen indicatie voor een maatwerkvoorziening.

Wettelijke voorliggende voorzieningen:

  • Participatiewet: degenen die arbeidsverplichtingen hebben op grond van de Participatiewet hebben geen aanspraak op begeleiding groep ter vervanging van arbeid

  • Zorgverzekeringswet: Persoonlijke verzorging en verpleging zijn onderdelen van de zorgverzekeringswet. In sommige gevallen zal voor de persoonlijke verzorging in het kader van begeleiding afstemming moeten worden gezocht met de wijkverpleegkundige om dubbele financiering te voorkomen

  • Wlz: Cliënten die 24 uur per dag toezicht of ondersteuning nodig hebben dienen in eerste instantie een aanvraag in te dienen voor de Wlz

  • Jeugdwet: opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking, medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis of tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan in sommige gevallen ondersteunend op de opvoedondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden. Aanspraak op de Jeugdwet is er voor kinderen tot 18 jaar. In sommige gevallen kan de doelgroep van het 18e tot en met het 23ste jaar gebruik blijven maken van de Jeugdwet

  • Arbeidsvoorzieningen: op grond van de Ziektewet, WIA, Wajong, WSW en Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen. Ook vrijwilligerswerk wordt hierin meegenomen.

Artikel 5.6.4 Maatwerkvoorziening begeleiding

Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot het oplossen van het probleem zal het college compenseren met een maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening begeleiding heeft de volgende twee doelen:

  • De zelfredzaamheid en participatie van het gezin/ de cliënt is verbeterd of blijft behouden door het bieden van hulp gericht op het verbeteren, stabiliseren of behouden van de fysieke of geestelijke gezondheid van het individu

  • Cliënt kan thuis zorgen voor kinderen of huisgenoten die tot zijn gezin behoren.

De productdefinities begeleiding staan in het Zorgproductenboek 2019 (Hoofdstuk 4.2 en 4.3).

Artikel 5.6.5 Begeleiding individueel

De medewerker MNVoorst beoordeelt het doel van de begeleidingsactiviteiten en stelt vast of er individuele begeleiding nodig is. Hij beoordeelt ook:

  • welke begeleidingsactiviteiten nodig zijn

  • hoeveel tijd daar per keer mee gemoeid is

  • en hoe vaak die plaats vinden per dag/week

  • of begeleiding planbaar of niet planbaar is (kan de cliënt een hulpverlener oproepen?)

  • en of en zo ja in welke mate er toezicht nodig is.

Er zijn drie vormen Begeleiding Individueel te onderscheiden:

Begeleiding Individueel Licht

Van lichte individuele begeleiding is sprake als de cliënt ondersteuning vraagt bij eenvoudige zelfredzaamheids- en ondersteuningsvragen op één of twee leefgebieden. Vaak op het gebied van het sociaal netwerk (bijv. sociale redzaamheid of eenzaamheid) en activiteiten dagelijks leven (bijv. toezien op zelfzorg en opvoed/opgroei-ondersteuning). De cliënt heeft ondersteuning nodig bij het oefenen met (sociale) vaardigheden of handelingen, het aanbrengen van dag en/of weekstructuur en/of het vergroten of behouden van de regie.

Begeleiding Individueel Basis

Van basis individuele begeleiding is sprake als de cliënt ondersteuning vraagt bij het vasthouden of vergroten van de regie. De problematiek beperkt zich tot één of enkele leefgebieden. Cliënt heeft ondersteuning nodig om tot actie over te gaan en overzicht te krijgen.

Begeleiding Individueel Complex

Van complexe individuele begeleiding is sprake als de cliënt regieverlies ervaart (weet niet meer wat te doen, overzicht kwijt, kan problematiek niet meer voldoende managen). De situatie is instabiel, er is een reëel risico op het ontstaan van een crisis. Regie moet (deels) overgenomen worden. De cliënt zit met het denken en handelen vast in bepaalde patronen en heeft ondersteuning nodig om deze te doorbreken. De cliënt heeft onvoldoende inzicht in eigen problematiek. Er is sprake van meervoudige en complexe problematiek op vier of meer leefgebieden bij de cliënt en/of cliëntsysteem.

Artikel 5.6.6 Begeleiding groep (dagbesteding)

De medewerker MNVoorst beoordeelt het doel van de begeleidingsactiviteiten en stelt vast of er dagbesteding nodig is, omdat er behoefte is aan andersoortig dagprogramma dan werk of school, of ten behoeve van structurering van de dag of ontlasting van mantelzorg. Hij beoordeelt ook hoeveel dagdelen daar per week mee gemoeid zijn op basis van het doel.

Er zijn twee vormen Begeleiding Groep te onderscheiden:

Begeleiding Groep Licht

Van lichte begeleiding groep is sprake als de cliënt ondersteuning vraagt bij het vasthouden of vergroten van de regie. De problematiek beperkt zich tot één of enkele leefgebieden.

Begeleiding Groep Basis

Van basis begeleiding groep is sprake als de cliënt ondersteuning vraagt bij het vasthouden of vergroten van de regie. De problematiek beperkt zich tot één of enkele leefgebieden12.

Begeleiding Groep Complex

Van complexe begeleiding groep is sprake als de cliënt regieverlies ervaart (weet niet meer wat te doen, overzicht kwijt, kan problematiek niet meer voldoende managen). Er is sprake van complexe problematiek op vier of meer leefgebieden bij de cliënt.

Artikel 5.6.7 Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging valt alleen onder de Wmo 2015 wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding. Voor de Wmo 2015 geldt het criterium van de behoefte aan ondersteuning bij de zelfredzaamheid. Voor de Zorgverzekeringswet geldt het criterium van de behoefte aan geneeskundige zorg, of een hoog risico daarop.

Zodra er sprake is van gekwalificeerde/ medische (geneeskundige) handelingen of een verhoog risico daarop, dan komt de cliënt voor alle persoonlijke verzorging in alle gevallen geheel in de ZVW.

Artikel 5.7. Respijtopvang Artikel 5.7.1 Inleiding en afbakening

Respijtopvang ook wel deeltijdverblijf of logeeropvang genoemd doet zich voor in situaties waarin de mantelzorger geheel of gedeeltelijk de zorg voor cliënt als gevolg van (dreigende) overbelasting niet meer uit kan voeren en waarvoor ook het eigen netwerk geen oplossing kan bieden. Het doel van respijtverblijf is het tijdelijk overnemen van het toezicht op een cliënt die permanent, 24 uur per dag toezicht nodig heeft.

Artikel 5.7.2 Eigen kracht en sociaal netwerk

Bij respijtopvang wordt eerst onderzocht of binnen de eigen mogelijkheden van de mantelzorger een oplossing voor de overbelasting kan worden gevonden. Te denken valt aan een familielid of persoon uit het sociale netwerk die een middag of weekend de zorg overneemt.

Artikel 5.7.3 Algemene en voorliggende voorzieningen

Is dat niet of niet voldoende het geval dan beoordeelt het college of voorliggende voorzieningen een oplossing kunnen bieden. Hierbij kan gedacht worden aan een steunpunt mantelzorg dat informatie kan verstrekken over voorzieningen, of een vrijwilligerssteunpunt dat kan bemiddelen voor een vrijwilliger. In sommige gevallen kan een maatwerkvoorziening in vorm van begeleiding groep (dagbesteding) een oplossing zijn voor de overbelasting van de mantelzorger.

Ook wordt er beoordeeld of de cliënt een indicatie voor Zvw-persoonlijke verzorging en verpleging heeft. Wanneer deze zorg door de partner, ouder, volwassen kind en/of andere huisgenoot zelf wordt geleverd via een pgb, kan dit een reden zijn voor (dreigende) overbelasting. De overbelasting kan in dit geval worden verminderd wanneer de mantelzorger in plaats van zelf de persoonlijke verzorging te leveren, deze inkoopt in de vorm van zorg in natura door een thuiszorgaanbieder. Deze oplossing is voorliggend aan een maatwerkvoorziening.

Ten slotte wordt er rekening gehouden met de afbakening met de Zvw en Wlz.

Artikel 5.7.4 Maatwerkvoorziening respijtopvang

Kortdurend verblijf kan aan de orde zijn bij een cliënt die een zodanige beperking heeft dat hij een mantelzorger nodig heeft om de handelingen en activiteiten die hij zelf niet (meer) kan doen, voor hem te verrichten, dan wel om toezicht te houden in verband met gedrags- en of gezondheidsproblematiek.

Er zijn drie vormen van Respijtopvang te onderscheiden:

Respijtopvang Thuis

Van respijtopvang thuis is sprake als de cliënt door zijn of haar zorgbehoefte aangewezen is op zorg die gepaard gaat met toezicht (géén 24 uur). De ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert aan de cliënt is noodzakelijk. Deze hulp wordt in de thuissituatie geboden. De problematiek is zodanig dat de cliënt, met inzet van respijtopvang thuis, in de thuissituatie kan functioneren.

Respijtopvang Basis

Van respijtzorg basis is sprake als de cliënt door zijn of haar zorgbehoefte (tijdelijk) is aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht (24 uur). Het ontlasten van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert aan de cliënt is noodzakelijk. Deze hulp kan zowel op een locatie van een opdrachtnemer geboden worden als ook in de thuissituatie of in een logeergezin. Er is (nog) geen sprake van zware problematiek, de cliënt heeft enige individuele begeleiding nodig en kan functioneren in een groep.

Respijtopvang hoog

Van respijtopvang hoog is sprak als de cliënt door zijn of haar zorgbehoefte (tijdelijk) is aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht (24 uur). De ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert aan de cliënt is noodzakelijk. Deze hulp kan zowel op een locatie van een opdrachtnemer geboden worden als ook in de thuissituatie of in een logeergezin. Er is sprake van zware problematiek, cliënt heeft veel individuele begeleiding nodig en kan functioneren in een groep.

De productdefinities respijtopvang staan in het Zorgproductenboek 2019 (Hoofdstuk 5.2.3).

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6.1 Waardering mantelzorgers

Mantelzorg is de zorg en ondersteuning die partners, kinderen, familie, vrienden en andere bekenden aan een naaste verlenen. De officiële definitie zoals die in de Wmo gebruikt wordt, is:

"Mantelzorg is de hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (artikel 1.1.1 Wmo 2015)." Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de cliënt regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de cliënt hoeven niet per se in één huis te wonen.

Er bestaan twee soorten mantelzorgwaardering:

  • a.

    materiële waardering: bijvoorbeeld VVV-bon

  • b.

    immateriële waardering: bijvoorbeeld mantelzorgarrangement

Artikel 6.1.2 Criteria om in aanmerking te komen voor mantelzorgwaardering

  • a.

    Cliënt (mantelzorgontvanger) woont in de gemeente Voorst, en

  • b.

    Cliënt heeft meerdere uren per week thuiszorg voor persoonlijke verzorging. De mantelzorger biedt daarnaast of grotendeels de zorg, en/of

  • c.

    De mantelzorger biedt minstens 7 uur per week zorg bij individuele begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging of in een combinatie hiervan, niet zijnde zorg voor een cliënt die in een "intramurale setting" is opgenomen. Uitzondering hierop is een (nog) niet verzilverde Wlz-indicatie bij complexe problematiek en een passende woonvoorziening niet is gevonden voor de cliënt, en/of

  • d.

    De mantelzorger ondersteunt bij het huishouden voor minimaal 3 uur per week (en dit wordt niet bekostigd als maatwerkvoorziening)

  • e.

    De mantelzorger in het vorig jaar een mantelzorgwaardering heeft ontvangen en nog steeds mantelzorger is, en/of

  • f.

    De mantelzorger als zodanig bekend is bij het Steunpunt Mantelzorg of bij het Maatschappelijk Netwerk Voorst in de gemeente Voorst, en/of

  • g.

    De mantelzorger nog niet bekend is als mantelzorger maar dit feitelijk wel is geweest in de laatste drie maanden voor minimaal voor 7 uur per week

  • h.

    De aanvraag moet in het 4e kwartaal van het betreffende jaar gedaan worden.

Artikel 6.1.3 Vaste weigeringsgronden

Een mantelzorgwaardering wordt niet verstrekt:

  • a.

    Bij een kortdurende situatie en er uitzicht bestaat op herstel binnen 3 maanden

  • b.

    Bij gebruikelijk zorg waaronder begeleiding op het gebied van maatschappelijke participatie, begeleiden van de cliënt bij het normale verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals bijvoorbeeld bezoek aan familie, vrienden, artsen

  • c.

    Het ondersteunen bij of overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen zoals bijvoorbeeld de administratie, koken, boodschappen en huishoudelijke taken

  • d.

    Gebruikelijke persoonlijke verzorging van een kind met een normaal ontwikkelingsprofiel wat het kind vanwege de leeftijd niet zelf kan uitvoeren

  • e.

    Schoonmaken van gezamenlijke ruimtes in een wooneenheid met meerder bewoners.

Artikel 6.2 Betrekken ingezetenen bij het beleid

De cliëntenraad maatschappelijke ondersteuning is als belangenbehartiger betrokken bij het opstellen van deze beleidsregels en heeft hierover geadviseerd.

HOOFDSTUK 7 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

Artikel 7.1. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden acht dagen na bekendmaking in werking.

  • 2.

    De beleidsregels maatschappelijk ondersteuning gemeente Voorst 2017 worden acht dagen na bekendmaking ingetrokken.

  • 3.

    Het Besluit Wmo gemeente Voorst 2017 wordt acht dagen na bekendmaking ingetrokken

  • 4.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2019.

Ondertekening

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst in de vergadering van 25 juni 2019.

E.J.M. van Leeuwen, secretaris

drs. J.T.H.M. Penninx, burgemeester