Regels Bijdrageregeling Meedoen gemeente Vught 2011

1. Uitgangspunt is dat de klant vrij is in zijn/haar keuze, zolang het gaat om sport- en welzijnsactiviteiten en sociaal-culturele activiteiten.

2. Voor vergoeding komen in ieder geval in aanmerking de volgende kosten:

• a.

  entreebewijzen voor museum, schouwburg/theater, bioscoop, dierentuin, attractieparken, speeltuinen enz.;

• b.

  abonnementen voor voorstellingen schouwburg/theater, concerten, muziekschool, museumjaarkaart, Cultureel jongerenpaspoort;

• c.

  lidmaatschap bibliotheek, lidmaatschap amateuristische kunst/culturele verenigingen;

• d.

  cursussen o.a. bij Anders Bezig Zijn;

• e.

  zwemabonnement voor zowel volwassenen als kinderen;

• f.

  leskaart voor zwemonderwijs;

• g.

  lidmaatschap sportvereniging/aanschaf van specifieke sportartikelen;

• h.

  seizoenskaart entree voor sportverenigingen;

• i.

  entreebewijzen van grootschalige evenementen (naar keuze op gebied van sport, cultuur en recreatie);

• j.

  deelname Kindervakantieweek en deelname activiteiten bij club- en buurthuizen/jongerencentrum;

• k.

  lidmaatschap Jeugdnatuurwacht, lidmaatschap Scouting/jeugdverenigingen;

• l.

  kosten deelname aan peuterspeelzaal.

3. De volgende kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking:

• a.

  kosten die het karakter hebben van een donatie of sponsoring;

• b.

  de contributie van een belangenvereniging zoals een vakbond of een huurdersvereniging;

• c.

  kosten voor activiteiten voor zover deze op basis van een andere regeling of voorziening al zijn vergoed;

• d.

  kosten voor activiteiten in de sfeer van bezoek aan de kermis, casino's, speelhallen en erotiek;

• e.

  abonnement op telefoon, internet, krant en tijdschriften.

4. In afwijking van het derde lid onder e, komen mensen die niet of in mindere mate kunnen deelnemen aan de samenleving door ouderdom of beperking in aanmerking voor een vergoeding van de kosten voor een abonnement op telefoon of internet.

5. In afwijking van het derde lid onder e, komt degene die op grond van de "Gemeentelijke bijdrageregeling met betrekking tot welzijn en sport" een vergoeding ontving voor een abonnement op een krant, tijdschrift, telefoon of internet in aanmerking voor een vergoeding van de kosten van dat abonnement.

1. Bij de aanvraag moet de aanvrager de volgende stukken aanleveren:

• a.

  bewijs van inkomen en vermogen per datum van aanvraag of per 31 december van het jaar waarin de kosten gemaakt zijn, indien de aanvraag eerst na afloop van dat jaar wordt ingediend. Tot deze bewijsstukken behoren in ieder geval loonstroken en bankafschriften van alle rekeningen;

• b.

  bewijs van de gemaakte kosten in de vorm van een nota of bankafschrift;

• c.

  een machtiging van aanvrager indien de kosten rechtstreeks betaald moeten worden aan degene die de betreffende dienst verleent of de activiteit aanbiedt.

2. In afwijking van het eerste lid onder a is de aanvrager niet verplicht de stukken aan te leveren als sprake is van een vervolgaanvraag en de gegevens niet zijn gewijzigd. In dat geval kan de aanvrager volstaan met een verklaring dat de gegevens niet zijn gewijzigd.

3. In afwijking van het eerste lid, onder a, is de aanvrager niet verplicht de stukken aan te leveren als reeds vaststaat dat iemand tot de doelgroep behoord. Dit is het geval bij:

• a.

  personen met een WWB uitkering voor levensonderhoud;

• b.

  personen waarvan het inkomen en vermogen in de laatste 12 maanden al is getoetst en waarbij recht op bijzondere bijstand is vastgesteld;

• c.

  personen die in het jaar van de aanvraag reeds kwijtschelding van gemeentelijke belastingen hebben verkregen of een toekenning voor één van de andere minimaregelingen;

• d.

  personen in een minnelijk schuldhulpverleningstraject conform de normen van de NvvK of in een WSNP-regeling.

1. Slechts indien daartoe een noodzaak bestaat, kan een voorschot worden verstrekt. In dat geval dient in afwijking van artikel 2, eerste lid, onder b, van deze Regels een begroting worden ingediend.

2. De noodzaak moet door de aanvrager worden aangetoond.

3. Het voorschot wordt minimaal zes en uiterlijk vier weken voor de datum waarop de kosten worden gemaakt aangevraagd.

4. Uiterlijk binnen twee weken na de datum waarop de kosten zijn gemaakt, dient de aanvrager een bewijs te overleggen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt door een nota van de kosten of een bankafschrift.

5. Als niet wordt voldaan aan hetgeen in het vierde lid is bepaald, wordt het voorschot tien weken na ontvangst van de aanvraag teruggevorderd.