Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2012

Geldend van 26-04-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de verordening voorzieningen Wmo Vught 2012.

  • b.

    Besluit: het besluit maatschappelijke ondersteuning Vught 2012.

  • c.

    College: burgemeester en wethouders.

  • d.

    Zorg in natura: de gemeente regelt de zorg of het hulpmiddel voor de aanvrager.

  • e.

    Persoonsgebonden budget: een persoonsgebonden budget is een bedrag dat de aanvrager van de gemeente ontvangt om zelf de zorg of het hulpmiddel in te kopen en waarop de in de verordening en dit besluit gestelde regels van toepassing zijn.

  • f.

    Budgethouder: persoon aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • g.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening.

  • h.

    Eigen bijdrage: een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • i.

    Verzamelinkomen: het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning en eventuele opbrengsten uit sparen danwel beleggen. De hoogte van de te betalen eigen bijdrage Wmo in 2012 wordt gebaseerd op iemands verzamelinkomen 2010 en dat van zijn eventuele partner.

Hoofdstuk 2. Regels over het persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming

Artikel 2. Overwegende bezwaren persoonsgebonden budget

Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien sprake is van overwegende bezwaren. Er is sprake van overwegende bezwaren indien:

  • a.

    aannemelijk is dat het budget niet kan of zal worden aangewend voor het te besteden doel;

  • b.

    gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget;

  • c.

    het collectief vraagafhankelijk vervoer voor de aanvrager de goedkoopst compenserende voorziening is.

Artikel 3. Omvang persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan inkopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura voor de duur van minimaal vijf jaar. In de regel is het persoonsgebonden budget gelijk aan het bedrag dat het college aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening inclusief onderhoud, reparatie en eventuele keuringskosten. Uitzondering is het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Dit is een vast bedrag van € 16,- per uur.

  • 2. Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel of sporthulpmiddelen bedraagt € 2.800,=. Deze vergoeding wordt eens in de drie jaar verstrekt en omvat de bekostiging van de aanschaf, het onderhoud en de reparatie van de sportrolstoel of het sporthulpmiddel.

Artikel 4. Uitbetaling persoonsgebonden budget

  • 1. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats in de eerste week van iedere periode van 4 weken waarin recht bestaat op een persoonsgebonden budget.

  • 2. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen gebeurt eenmalig na toekenning van de voorziening.

Artikel 5. Verantwoording persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming

  • 1. Een ieder die een persoonsgebonden budget toegekend heeft gekregen, legt hier verantwoording over af.

  • 2. Het college gaat na of het verstrekte persoonsgebonden budget is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is.

  • 3. De budgethouder van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden legt één maal per jaar door middel van invulling van een daartoe door het college verstrekt formulier, aan het college verantwoording af omtrent de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4. De ontvanger van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoelvoorziening overlegt, ter verantwoording omtrent de besteding van het persoonsgebonden budget of tegemoetkoming, de nota van aankoop.

  • 5. De ontvanger deelt het college onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming.

  • 6. Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming kan achteraf worden teruggevorderd bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik.

Hoofdstuk 3. Woonvoorzieningen

Artikel 6. Bedragen woonvoorzieningen

  • 1. De kosten voor woningaanpassingen worden, met in acht neming van de eigen bijdrage, als volgt vergoed:

    • a.

      De aanneemsom, inclusief de loon en materiaalkosten, voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.

    • b.

      De risicoverrekening van loon en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten in de verrekening meegenomen.

    • c.

      Het architectenhonorarium, echter uitsluitend in die gevallen waarin het inschakelen van een architect naar het oordeel van het college noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing, zoals een aanbouw). Het architecten honorarium komt voor vergoeding in aanmerking tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA.

    • d.

      De kosten van het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

    • e.

      De leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

    • f.

      De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

    • g.

      Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van de gereed melding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

    • h.

      De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk, en de daarmee behorende notariskosten tot maximaal € 730,-.

    • i.

      De door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming redelijkerwijs niet voorzienbaar waren.

    • j.

      De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen tot het verrichten van de aanpassing.

    • k.

      De kosten van her -aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

    • l.

      De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten van alle hiervoor genoemde punten meer dan € 925,- zijn. In dat geval komt 10% van die kosten in aanmerking met een maximum van € 350,-.

    • m.

      De kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voor zover dit dient plaats te vinden voor rekening van degene die recht heeft op de financiële tegemoetkoming in de kosten van woninguitbreiding of sanering.

  • 2. Voor de kosten van toezicht/begeleiding bij aanpassingen van woningen in eigendom van Woonwijze gelden de bedragen zoals deze met Woonwijze overeengekomen zijn in een uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. Voor de kosten bij kleine aanpassingen van woningen van de Stichting Mariënhoven gelden de bedragen zoals met deze Stichting overeengekomen in de Uitvoeringsovereenkomst Woonvoorzieningen Gehandicapten.

Artikel 7. Bedrag verhuiskostenvergoeding

De financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten bedraagt € 2.300,-.

Artikel 8. Bedrag primaat verhuizing

Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 6.800,-.

Artikel 9. Bedrag bezoekbaar maken

De financiële tegemoetkoming die in het kader van het zogenaamde bezoekbaar maken maximaal wordt verstrekt bedraagt € 2.300,-.

Artikel 10. Bedragen woningsanering

De financiële tegemoetkoming voor woningsanering (die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen) en rolstoelvast tapijt is slechts eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen:

Stoffering

Maximale bijdrage per eenheid

Overgordijnen in de woonkamer

€ 30,- per m2 raamoppervlak

Overgordijnen in de slaapkamer

€ 20,- per m2 raamoppervlak

Vitrage woon- en slaapkamer

€ 20,- per m2 raamoppervlak

Vloerbedekking

€ 50,- per m2

Mochten de te vervangen zaken ouder zijn dan zeven jaar, dan vindt geen vergoeding plaats.

Artikel 11. Bedrag tijdelijke huisvesting

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt: de werkelijke kosten van de kale huur (minus huurtoeslag) met een maximum van zes maanden.

Artikel 12. Bedragen huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kan het college aan de eigenaar van de woonruimte een tegemoetkoming verstrekken in de huur van de woonruimte voor maximaal zes maanden.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedraagt maximaal het bedrag van de laatstgenoten kale huur.

Artikel 13. Bedrag verwijderingskosten

  • 1. Er worden geen vergoedingen verstrekt voor verwijderingkosten en overige kosten als herstelkosten, gevolgschade enz. De eigenaar van de voorziening wordt verantwoordelijk gehouden voor deze kosten.

  • 2. In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld noodzakelijke verwijdering grote aanpassing) kan een uitzondering gemaakt worden voor verwijderingkosten. De financiële tegemoetkoming bedraagt in die gevallen de helft van de werkelijke kosten met een maximum van € 2.300,-.

Artikel 14. Bedragen onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte.

Artikel 15. Bedrag bij afwijkende levensduur woonwagen of opheffen standplaats

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming van de Verordening bedraagt maximaal € 950,-.

Hoofdstuk 4. Vervoersvoorzieningen

Artikel 16. Bedragen vervoersvoorzieningen

De bedragen voor een vervoersvoorziening zijn:

  • a.

    autokostenvergoeding € 145,- per kwartaal;

  • b.

    bruikleenauto € 125,- per kwartaal;

  • c.

    de aanvrager betaalt, als Wmo -regiotaxi pashouder, voor een rit met regiotaxi het opstaptarief en het zonetarief gelijk aan het blauwe strippentarief.

Hoofdstuk 5. Eigen bijdragen

Artikel 17. Omvang eigen bijdrage

  • 1. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 3. De hoogte van de eigen bijdrage in 2012 wordt vastgesteld op basis van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner in 2010. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting van de belastingdienst.

  • 4. Bij een persoonsgebonden budget wordt de eigen bijdrage niet ingehouden op het persoonsgebonden budget. Dit betekent dat de aanvrager, evenals bij zorg in natura, achteraf de door het CAK opgelegde eigen bijdrage moet betalen.

  • 5. De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening in natura, respectievelijk het bedrag van het persoonsgebonden budget.

Artikel 18. Duur van de eigen bijdrage

De duur van de oplegging van de eigen bijdrage is als volgt:

  • a.

    hulp bij het huishouden en vervoersvoorzieningen: de eigen bijdrage wordt per 4 weken in rekening gebracht voor de duur van de verstrekking;

  • b.

    woonvoorzieningen: de eigen bijdrage wordt per 4 weken in rekening gebracht in maximaal 39 perioden.