Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2014

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2014

De raad van de gemeente Vught;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 november2016;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende verordening:

‘Verordening op de heffing en invordering van de rioolheffing 2014’

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    Brabant Water N.V.: Brabant Water naamloze vennootschap, gevestigd te 's- Hertogenbosch;

  • d.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. voor de levering van water betrekking heeft;

  • e.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, drinkwater of grondwater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

  • c.

    inzameling en transport van hemel- en grondwater.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De rioolheffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering of watergangen wordt afgevoerd, dan wel die belang heeft bij de nakoming van de gemeentelijke zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemel- en grondwater zoals genoemd in artikel 3.5 en 3.6 van de Waterwet.

  • 2. Als gebruiker wordt aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingtijdvak naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt.

  • 3.

    De gebruiker van een perceel, die voor de verkrijging van water gebruik maakt van een eigen pompinstallatie, kan worden verplicht te gedogen dat deze installatie op kosten van de gebruiker wordt voorzien van

    • -

      een door de gemeente goedgekeurde watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • -

      een door de gemeente goedgekeurde bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    Indien door de gebruiker wordt aangetoond door middel van een (tussen)watermeter, dat een hoeveelheid water niet op de in artikel 2 bedoelde wijze is afgevoerd, wordt de op grond van het tweede lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water.

  • 5.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare huishoudens.

Artikel 6. Belastingtarieven

  • 1. De belasting bedraagt per perceel bij een afgevoerde hoeveelheid water van 1 tot en met 299 m³: € 239,52.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting bij een afgevoerde hoeveelheid water van meer dan 299 m³: € 2,69 per kubieke meter water.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de belasting voor percelen, waaruit ten behoeve van bronbemaling dan wel bodem- of grondwatersanering water wordt afgevoerd:

    • a.

      bij een afgevoerde hoeveelheid water tot en met 500 m3: € 252,00;

    • b.

      onverminderd het bepaalde onder a bedraagt de belasting bij een afgevoerde hoeveelheid water van meer dan 500 m3: € 0,35 per kubieke meter water.

Artikel 7. Belastingjaar

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekening van Brabant Water N.V. plaatsvindt, de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door de gemeente plaatsvindt, de verbruiksperiode van afrekening van Brabant Water N.V. zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt. In geval van een tijdelijke lozing van water ten behoeve van bronbemaling dan wel bodem- of grondwatersanering is het belastingtijdvak, in afwijking van eerste lid, gelijk aan de duur van het plan c.q. werk.

  • 3. In andere gevallen dan bedoeld in het eerste en tweede lid, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden opgenomen op de afrekening van Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de jaarnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2. Indien geen nota door Brabant Water N.V. is opgemaakt wordt de belasting geheven bij wege van aanslag.

  • 3. De belasting voor het afvoeren van water ten behoeve van bronbemaling dan wel bodem- of grondwatersanering kan bij wege van afzonderlijke aanslag worden geheven.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting , bedoeld in artikel 3, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting, bedoeld in artikel 3, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting, bedoeld in artikel 3, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag betaald tegelijk met, en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. wordt betaald.

  • 2. De bij wege van aanslag opgelegde bedragen moeten in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt, indien is gekozen voor automatische incasso en zolang de verschuldigde bedragen kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden vermelde termijnen.

Artikel 11. Vrijstelling

De belasting, bedoeld in artikel 3, wordt niet geheven indien door of in opdracht van de gemeente ten behoeve van bronbemaling dan wel bodem- of grondwatersanering in de openbare ruimte water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Artikel 12. Kwijtschelding

Kwijtschelding wordt verleend op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde kwijtscheldingsregeling.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De verordening tot wijziging van de 'Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012' wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is, en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 7, eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2014, en eindigt dat belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2014 lopende gebruiksperiode eindigt.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening op de heffing en de invordering rioolheffing 2014'.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Vught
in zijn openbare vergadering van 22 december 2016.
de raadsgriffier,
Mw. K.I. Goossens
de voorzitter,
R.J. van de Mortel