Regeling vervallen per 01-01-2015

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Loon op Zand, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk,

overwegende dat:

- ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondheid de gemeenten zorgen voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten;

ingevolge artikel 14 van de Wet publieke gezondheid de gemeenten zorgen voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten;

- het voor een optimale behartiging van deze taak wenselijk is dat zij samenwerken;

het voor een optimale behartiging van deze taak wenselijk is dat zij samenwerken;

- zij daartoe een openbaar lichaam willen instellen;

zij daartoe een openbaar lichaam willen instellen;

- zij aan dat openbaar lichaam de behartiging van de in deze regeling aan te geven belangen willen opdragen, bevoegdheden willen overdragen en middelen ter beschikking willen stellen;

zij aan dat openbaar lichaam de behartiging van de in deze regeling aan te geven belangen willen opdragen, bevoegdheden willen overdragen en middelen ter beschikking willen stellen;

- het bestuur en het beheer van het openbaar lichaam zo moet zijn ingericht dat de gemeente-besturen zoveel mogelijk betrokken blijven bij die belangenbehartiging;

het bestuur en het beheer van het openbaar lichaam zo moet zijn ingericht dat de gemeente-besturen zoveel mogelijk betrokken blijven bij die belangenbehartiging;

- het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur daarbij het beleid van de GGD Hart voor Brabant gestalte geven en de uitvoering ervan controleren, waarbij de bedrijfsvoering bij de directie ligt;

het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur daarbij het beleid van de GGD Hart voor Brabant gestalte geven en de uitvoering ervan controleren, waarbij de bedrijfsvoering bij de directie ligt; - de financiële risico's voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering daarbij zo laag mogelijk moeten blijven;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de financiële risico's voor de gemeenten door een adequate bedrijfsvoering daarbij zo laag mogelijk moeten blijven;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN

onder gelijktijdige intrekking van de geldende regeling vast te stellen de

Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      regeling: Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant;

    • c.

      gemeenten: aan de regeling deelnemende gemeenten;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • e.

      raad: raad van een gemeente;

    • f.

      werkgebied: gebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • g.

      Midden-Brabant: de regio die bestaat uit het gebied van de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk;

    • h.

      Meierij: de regio met de gemeenten Boxtel, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Schijndel, Sint-Michielsgestel en Vught;

    • i.

      Brabant-Noordoost: de regio met de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Cuijk, Grave, Landerd, Mill en Sint Hubert, Oss, Sint Anthonis, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel;

    • j.

      gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant;

    • k.

      GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hart voor Brabant;

    • l.

      geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeenbestuur', 'het dagelijksbestuur' en 'de voorzitter'.

Artikel 2 Het openbaar lichaam

Er is een openbaar lichaam, genaamd GGD Hart voor Brabant, gevestigd te Tilburg.

HOOFDSTUK 2 DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 3 Algemene doelstelling

De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de publieke gezondheidszorg.

Artikel 4 Taken

  • 1. De gemeenten dragen aan de GGD de uitvoering op van de gemeentelijke taken die worden genoemd in de Wet publieke gezondheid en van de toezichtstaken die worden genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen kinderopvang.

  • 2. Gemeenten of derden kunnen aan de GGD de uitvoering van producten (doen) opdragen in het kader van de geneeskundige hulpverlening.

  • 3. De taken van de GGD zijn ondergebracht in het basispakket en in de plustaken. Het basispakket vloeit voort uit wettelijke verplichtingen en de keuzes van het algemeenbestuur en vormt naar omvang een verplicht pakket.

  • 4. Het algemeenbestuur stelt het basispakket vast bij de vaststelling van de begroting.

  • 5. Het basispakket bestaat uit een uniform deel en een deel voor lokale accenten. De GGD biedt het uniform deel van het basispakket aan aan alle gemeenten.

  • 6. De lokale accenten binnen het basispakket zijn door iedere gemeente individueel samen te stellen, bijvoorbeeld op basis van haar gezondheidsbeleid.

  • 7. De afname van plustaken door een gemeente is vrijwillig.

  • 8. Het algemeenbestuur stelt de tarieven vast voor de lokale accenten binnen het basispakket en voor de plustaken.

  • 9. De GGD levert de producten uit de lokale accenten binnen het basispakket en de plustaken verder op basis van voorwaarden die het dagelijksbestuur vaststelt.

HOOFDSTUK 3 DE bestuurSORGANEN - SAMENSTELLING

Artikel 5 Samenstelling bestuur

  • 1. Het bestuur van de GGD bestaat uit een algemeenbestuur, een dagelijksbestuur en een voorzitter.

  • 2. Het algemeenbestuur staat aan het hoofd van de GGD.

  • 3. De voorzitter is voorzitter van het algemeenbestuur en van het dagelijksbestuur.

Artikel 6 Samenstelling, benoeming en ontslag van het algemeenbestuur

  • 1. Het algemeenbestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd.

  • 2. Elk college wijst het lid zo spoedig mogelijk uit zijn midden aan na de benoeming van de wethouders na de verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeenbestuur eindigt op de dag waarop de wethouders van de betreffende gemeente aftreden, als bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet.

  • 4. Als de leden van het algemeenbestuur ophouden wethouder of burgemeester van hun gemeente te zijn, eindigt ook hun lidmaatschap van het algemeenbestuur. Burgemeester en wethouders voorzien zo spoedig mogelijkin de ontstane vacature.

  • 5. Het college meldt elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur aan de voorzitter.

  • 6. Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing. Op dit besluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Het college waarvan het algemeen bestuur een lid aanwijst als lid van het dagelijks bestuur heeft het recht een tweede lid van het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 7. Wanneer het in lid 7 genoemde eerst aangewezen lid geen deel meer uitmaakt van van het dagelijks bestuur, vervalt het recht van het college om een tweede lid in het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 8. Het algemeen bestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

  • 9. Het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel is ook van toepassing op de plaatsvervangers als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 10. Het algemeenbestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 7 Samenstelling, benoeming en ontslag van het dagelijksbestuur

  • 1. Het algemeenbestuur wijst bij het begin van elke zittingsperiode uit zijn midden de leden van het dagelijksbestuur aan.

  • 2. Het dagelijksbestuur bestaat uit zes of zeven leden, de voorzitter daaronder begrepen.

  • 3. Het algemeenbestuur wijst drie leden van het dagelijksbestuur aan uit de leden die de gemeenten vertegenwoordigen van meer dan 75.000 inwoners

  • 4. Bij de verdere zetelverdeling streeft het algemeenbestuur naar een spreiding over het werkgebied en over de gemeentegroottes.

  • 5. Hij die ophoudt lid van het algemeenbestuur te zijn, houdt ook op lid van het dagelijksbestuur te zijn.

  • 6. Als tussentijds een plaats in het dagelijksbestuur beschikbaar komt, kiest het algemeenbestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in lid 5 van dit artikel en lid 4 van artikel 6 blijft degene die geen lid meer is van het dagelijksbestuur zijn zetel waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.

  • 8. Het algemeenbestuur kan het dagelijksbestuur of een of meer leden daarvan ontslag verlenen als deze(n) het vertrouwen van het algemeenbestuur niet meer bezit of bezitten, nadat hij of zij de gelegenheid heeft gekregen om zich te verantwoorden en verder met overeenkomstige toepassing van de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 9. Het dagelijksbestuur kan zich laten bijstaan door een of meer adviseurs.

Artikel 8 Aanwijzing voorzitter en plaatsvervangend voorzitter

  • 1. Het algemeenbestuur wijst de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit zijn midden aan.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 3. De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die van het openbaar lichaam uitgaan. Het algemeenbestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de secretaris.

Artikel 9 Vergoeding bestuur

  • 1. De leden van het algemeenbestuur en van het dagelijksbestuur kunnen, als het algemeenbestuur daartoe besluit, een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2. Het algemeenbestuur brengt besluiten over deze vergoeding ter kennis van Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK 4 DE bestuurSORGANEN - BEVOEGDHEDEN

Artikel 10 Algemene bevoegdheidstoedeling

  • 1. Aan het dagelijks bestuur behoren alle bevoegdheden behalve de volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur:

    - het besluiten over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing, zoals bedoeld in hoofdstuk 7;

    - het vaststellen van de jaarrekening en het vaststellen en/of wijzigen van de kadernota, de begroting en de basistaken;

    - het besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;

    - alle andere bevoegdheden die in wettelijke regelingen of in deze regeling aan het algemeen bestuur zijn voorbehouden.

  • 2. Het dagelijksbestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat op aan de directie. Een door het dagelijksbestuur vast te stellen organisatieverordening beschrijft de taken van de directie en de wijze waarop het dagelijksbestuur toeziet op de uitvoering daarvan.

HOOFDSTUK 5 VERANTWOORDING EN INLICHTINGEN

Artikel 11 Verantwoording- en inlichtingenplicht

  • 1. Het algemeenbestuur is verplicht de gemeentebesturen desgevraagd, en in ieder geval binnen zes weken, te informeren en inlichtingen te verschaffen over alle zaken over deze regeling.

  • 2. Het algemeenbestuur is bevoegd om, gevraagd of ongevraagd, aan een of meer gemeentebesturen advies te geven of voorstellen te doen, die hij in verband met deze regeling nodig acht.

  • 3. Elk lid van het algemeenbestuur is verplicht de door een of meer leden van de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt de gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd.

  • 4. Elk lid van het algemeenbestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde beleid aan de raad en het college van zijn gemeente. Hij legt deze verantwoording zo spoedig mogelijk af nadat hem daarom gevraagd is.

  • 5. De leden van het dagelijksbestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig aan het algemeenbestuur voor het door het dagelijksbestuur gevoerde bestuur en geven hierover alle door het algemeenbestuur verlangde inlichtingen, voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang en in ieder geval binnen zes weken.

HOOFDSTUK 6 DE bestuurSORGANEN - WERKWIJZE

Artikel 12 Vergaderingen van het algemeenbestuur

  • 1. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeenbestuur, voor zover daarvan bij de wet niet is afgeweken.

  • 2. Het algemeenbestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en verder zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijksbestuur dit nodig oordeelt of tenminste vijf leden dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 3. Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, waarbij de burgemeester van de gemeente de openbare kennisgeving verzorgt.

  • 4. Elk lid heeft in de vergaderingen van het algemeenbestuur één stem.

  • 5. Het algemeenbestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden en regelt hoe ambtelijke bijstand wordt verleend aan het bestuur.

Artikel 13 Openbaarheid

  • 1. De vergaderingen van het algemeenbestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer tenminste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. De artikelen 23 en 25 van de Gemeentewet zijn verder van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen.

Artikel 14 De werkwijze van het dagelijksbestuur

  • 1. Het dagelijksbestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden van het dagelijksbestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.

  • 2. De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29, 30 en 56 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Elk lid heeft in de vergadering van het dagelijksbestuur één stem.

  • 4. De stemming in het dagelijksbestuur geschiedt mondeling, tenzij de voorzitter of één der leden verzoekt om schriftelijke stemming.

  • 5. Het dagelijksbestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

Artikel 15 Commissies

Het algemeenbestuur kan commissies van advies en commissies ter behartiging van bepaalde belangen instellen. De secretaris heeft in deze commissies een adviserende stem.

HOOFDSTUK 7 PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 16 De directie

  • 1. De directie die belast is belast met de dagelijkse leiding en het beheer van de dienst. Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat de directie.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten om een tweehoofdige directie aan te stellen.

  • 3. De directie is secretaris van het algemeen en dagelijksbestuur. De artikelen 102 tot en met 105 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij een tweehoofdige directie functioneert de door het dagelijksbestuur aangewezen directeur als secretaris.

  • 5. De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeenbestuur en het dagelijksbestuur en heeft daarin een adviserende stem.

  • 6. De directie is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 17 Rechtspositieregeling

Het dagelijksbestuur stelt de rechtspositieregeling voor zijn personeel vast en volgt daarbij het VNG-model van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst.

Artikel 18 Ombudscommissie

De behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vindt plaats door de ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Artikel 19 Organisatieverordening

Het dagelijksbestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van de ambtelijke organisatie, de op te dragen bevoegdheden en de medische verantwoordelijkheid.

Artikel 20 Archief

  • 1. Het dagelijksbestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de GGD en stelt daarvoor een regeling vast.

  • 2. De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in een door het dagelijksbestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

  • 4. De gemeentearchivaris van de gemeente 's-Hertogenbosch oefent de inspectie uit op het beheer van de archiefbescheiden, als bedoeld in artikel 25, lid 2, van de Archiefwet.

HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 21 Middelenbeheer

  • 1. De geldmiddelen van de GGD worden afzonderlijk beheerd.

  • 2. Het dagelijksbestuur stelt bij of krachtens een verordening nadere regels voor de financiële administratie en het geldverkeer.

  • 3. Voor de controles op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Dienstjaar

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 23 De begroting

  • 1. Het dagelijksbestuur maakt elk jaar op voorstel van de directie een ontwerpbegroting voor het komend dienstjaar en een meerjarenraming, met een toelichting en specificaties.

  • 2. Uiterlijk 15 april stuurt het dagelijksbestuur de ontwerpbegroting, de meerjarenraming en een raming van de door elke gemeente verschuldigde inwonersbijdrage toe aan de gemeenten.

  • 3. De besturen van de gemeenten leggen de ontwerpbegroting voor een ieder ter inzage, stellen deze algemeen verkrijgbaar en geven hiervan openbaar kennis.

  • 4. De inwonersbijdragen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, voor de activiteiten bedoeld onder artikel 4, lid 1 worden vastgesteld op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voor het dienstjaar conform de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde bevolkingscijfers. De overige bijdragen van de gemeenten en van derden worden bepaald op grond van de tarieven zoals het algemeenbestuur die heeft vastgesteld.

  • 5. De raden van de gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijksbestuur schriftelijk hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 6. Het dagelijksbestuur voegt deze zienswijzen bij de ontwerpbegroting zoals hij deze aanbiedt aan het algemeenbestuur. Daarna stelt het algemeenbestuur de begroting vast.

  • 7. Het dagelijksbestuur stuurt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling toe aan de raden van de gemeenten. Als deze begroting niet afwijkt van de eerder verzonden ontwerpbegroting kan het dagelijksbestuur volstaan met een schriftelijke mededeling daarover.

  • 8. De raden kunnen hierover schriftelijk bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren brengen en sturen dan hiervan een afschrift aan het dagelijksbestuur.

  • 9. Als de begroting en de begrotingswijzigingen de goedkeuring behoeven van Gedeputeerde Staten, moet onder het achtste lid gelezen worden dat de begroting ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten wordt toegezonden. Artikel 208 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 10. Op een wijziging van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, voor zover die wijziging leidt tot een verhoging van de inwonersbijdragen voor de taken van artikel 4, lid 1. Andere begrotingswijzigingen kan het algemeenbestuur vaststellen zonder toepassing van de leden 5 en 6 van dit artikel.

  • 11. De gemeenten zorgen ervoor dat de GGD altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen tegenover derden te kunnen voldoen.

  • 12. Als blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeenbestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek om over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 24 De jaarrekening

  • 1. Het dagelijksbestuur stelt de jaarrekening op over het voorgaande jaar. Hij zendt uiterlijk 15 april deze jaarrekening met de daarbij behorende stukken aan de gemeenten en naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het accountantsrapport uit te brengen.

  • 2. De jaarrekening bevat de door elke gemeente werkelijk verschuldigde bijdrage. Het bepaalde in artikel 25, lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het algemeenbestuur stelt de jaarrekening vast op of voor 1 juli.

  • 4. Het dagelijksbestuur stelt de gemeenten in kennis van de vaststelling van de jaarrekening.

  • 5. De vaststelling van de jaarrekening ontlast de leden van het dagelijksbestuur en de controller van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 25 Bijdragen gemeenten en derden

  • 1. De gemeenten betalen de helft van de in de begroting geraamde inwonersbijdrage vóór respectievelijk 16 februari en 16 juli, behalve wanneer het algemeenbestuur anders besluit. Bij te late betaling is de wettelijke rente verschuldigd.

  • 2. De betaling van de activiteiten genoemd onder artikel 4 lid 7 vindt plaats na declaratie.

  • 3. Een mogelijk nadelig saldo zoals dat in de jaarrekening is vastgesteld, wordt verrekend met hiertoe te vormen reserves als bedoeld in artikel 26.

Artikel 26 Reservevorming

Het algemeenbestuur kan reserves en voorzieningen vormen overeenkomstig door de door hem vast te stellen Nota reserves en voorzieningen.

HOOFDSTUK 9 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

Artikel 27 Toetreding

  • 1. Voor de toetreding van een gemeente volstaat het besluit van het college van die gemeente. Die toetreding behoeft de instemming van het algemeenbestuur.

  • 2. Aan de toetreding kan het algemeenbestuur voorwaarden verbinden.

  • 3. Het algemeenbestuur geeft van elk bericht van toetreding kennis aan de gemeenten en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 28 Uittreding

  • 1. Elke gemeente kan bij besluit van het college de deelname aan deze regeling opzeggen met ingang van twee kalenderjaren na het jaar waarin dit besluit is genomen. De gemeente brengt zo'n besluit terstond ter kennis van het dagelijksbestuur.

  • 2. Het algemeenbestuur regelt de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van de uittreding.

  • 3. Als het algemeenbestuur bij meerderheid van tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen daartoe besluit, kan hij een kortere termijn toestaan dan de in lid 1 genoemde termijn.

  • 4. Het algemeenbestuur brengt elk besluit tot uittreding terstond ter kennis van de gemeenten en Gedeputeerde Staten.

Artikel 29 Wijziging en opheffing

  • 1. De gemeenten gaan deze regeling aan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de colleges van tenminste twee derde van de gemeenten, die samen twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied omvatten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het algemeenbestuur of door de colleges van tenminste vijf gemeenten.

  • 3. Als een voorstel als bedoeld in het vorige lid uitgaat van colleges, dienen zij dit in bij het algemeenbestuur. Het algemeenbestuur legt het voorstel ter beslissing voor aan de colleges.

  • 4. Bij opheffing van de regeling stelt het algemeenbestuur een regeling vast voor de gevolgen van de opheffing. Deze regeling voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de GGD te verdelen op een in de regeling te bepalen wijze.

  • 5. De bestuursorganen blijven functioneren tot de liquidatie voltooid is.

HOOFDSTUK 10 SLOTBEPALING

Artikel 30

  • 1. Deze regeling heet 'Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant' en heeft een toelichting.

  • 2. De regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 3. De gemeenten zorgen voor de bekendmaking van deze regeling.

  • 4. Het gemeentebestuur van Tilburg is het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26 van de wet.

  • 5 . In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeenbestuur.