Nadere regels Jeugdhulp gemeente Vught 2021

Geldend van 09-04-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2021

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Vught 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught; gelet op de Jeugdwet en gelet op in ieder geval de artikelen 3, 4, 9, 10 en 12 van de Verordening jeugdhulp Vught 2021;

BESLUIT:

vast te stellen de Nadere regels jeugdhulp Vught 2021.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In de deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • -

      pgb-hulpverlener: personen die formele of informele hulp verlenen zoals toegelicht in artikel 11 Verordening Jeugdhulp 2021;

    • -

      Ouder(s): gezag dragende ouder(s) en/of pleegouder(s) of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • -

      overleg Passende Hulp (OPH): overleg van gemeenten en een vertegenwoordiging van aanbieders dat ingezet wordt om complexe hulp te regelen voor jeugdigen en ouders waarvoor geen reguliere oplossing is;

    • -

      verordening: de Verordening jeugdhulp Vught 2021;

    • -

      wet: Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming of de Verordening jeugdhulp Vught 2021.

Artikel 2. Beschikbare algemene voorzieningen

Algemene jeugdhulpvoorzieningen zijn rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/of zijn ouders. Met de inzet van een algemene voorziening kan in sommige gevallen worden voorkomen dat een individuele jeugdhulpvoorziening nodig is.

De volgende voorzieningen behoren tot de algemene voorzieningen bedoeld in artikel 3, eerste lid van de verordening:

  • a.

    het bieden van informatie, advies en consultatie aan jeugdigen en hun ouders over o.a.:

    • i.

      opgroei- en opvoedingsproblemen;

    • ii.

      psychische problemen en stoornissen;

    • iii.

      opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd;

    • iv.

      taal- en leerproblemen;

    • v.

      kindermishandeling en huiselijk geweld;

    • vi.

      lichamelijke of verstandelijke beperkingen;

    • vii.

      cliëntondersteuning.

  • b.

    het bieden van ondersteuning bij het versterken van de eigen kracht van het kind of de jongere, zijn of haar ouders/opvoeders en de andere leden van het gezin;

  • c.

    het bieden van ondersteuning bij het versterken van het sociale netwerk, waaronder familieleden, buren, vrienden, vrijwilligers en mantelzorgers en het toeleiden naar collectieve activiteiten in de nabije omgeving, waaronder sport, cultuur en vrije tijd;

  • d.

    het bieden van ondersteuning bij het opzetten van een familiegroepsplan;

  • e.

    kortdurende individuele, niet specialistische begeleiding gericht op de dagelijkse levensverrichtingen, opgroei- en opvoedondersteuning;

  • f.

    begeleiding naar lichte hulp en consultatie bij de (jeugd)gezondheidszorg en het onderwijs;

  • g.

    het voeren van de regie rondom de uitvoering van het plan van aanpak;

  • h.

    het bieden van ondersteuning via de Praktijkondersteuner Huisarts GGZ jeugd.

Artikel 3. Beschikbare individuele voorzieningen

In tegenstelling tot de algemene voorzieningen, zijn individuele voorzieningen niet vrij toegankelijk. Een individuele voorziening kan alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of ouder, toegekend worden middels een beschikking. Maatwerk is hierbij belangrijk.

  • 1.

    De volgende voorzieningen zijn individuele voorzieningen bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de verordening:

    • a.

      consultatie en advies;

    • b.

      respijtzorg;

    • c.

      begeleiding (basis en specialistisch);

    • d.

      daghulp (basis, specialistisch en intensief);

    • e.

      orthopedagogische behandeling (basis en specialistisch);

    • f.

      GGZ (basis en specialistisch);

    • g.

      dyslexiezorg;

    • h.

      medicatie consultatie;

    • i.

      vaktherapie;

    • j.

      specialistische intensieve netwerkondersteuning;

    • k.

      pleegzorg;

    • l.

      gezinsvervangende/gezinsgerichte zorg;

    • m.

      verblijf (basis, specialistisch en intensief);

    • n.

      gezinsopname;

    • o.

      crisishulp.

  • 2.

    Een beschrijving van alle individuele voorzieningen met daarbij de vereiste kwalificaties van de jeugdhulp(verleners), is opgenomen in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant 2021.

  • 3.

    Voor dyslexiezorg geldt dat deze alleen toegankelijk is voor de jeugdige nadat de EED-specialist van het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs De Meierij op basis van het Protocol Dyslexie Diagnose en Behandeling 2.0. van oordeel is dat diagnostiek dan wel de behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie noodzakelijk is.

  • 4.

    Voor situaties waarin complexe hulp geregeld moet worden en geen reguliere oplossing mogelijk is, wordt advies gevraagd aan het Overleg Passende Hulp (OPH).

Artikel 4. Gebruikelijke hulp

Het college moet in elke individuele situatie een afweging maken of daadwerkelijk sprake is van gebruikelijke hulp, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden en eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 1.

    Gebruikelijke hulp:

    Dit is de normale, dagelijkse hulp die ouder(s) en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden. Ouders moeten de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden. Ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en huisvesting. Gebruikelijke hulp binnen de opvoeding omvat onder andere:

    • a.

      aanleren van algemene dagelijkse levensverrichtingen, bijvoorbeeld aankleden, eten en persoonlijke verzorging;

    • b.

      aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment bij een jeugdige met een lichamelijke beperking.

    • c.

      aansturen tot het maken van huiswerk en het bieden van ondersteuning bij het huiswerk;

    • d.

      oefenen van vaardigheden, zoals oefenen met lezen bij dyslexie of oefenen met pictogrammen;

    • e.

      uitvoeren van oefeningen met jeugdige die door een arts of paramedici (bijvoorbeeld fysiotherapeut, ergotherapeut of logopedist) geadviseerd zijn;

    • f.

      oefenen om met geld om te gaan;

    • g.

      aanleren van huishoudelijke vaardigheden;

    • h.

      toedienen van medicatie;

  • 2.

    Bovengebruikelijke hulp:

    Hiervan is sprake als het betreft hulp bij chronische situaties. Het gaat hierbij om langdurige hulp waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

  • 3.

    Wanneer de hulpvraag groter is dan de gebruikelijke hulp, kan hulp en ondersteuning worden ingezet. Echter, dit is pas het geval als de benodigde bovengebruikelijke hulp het eigen probleemoplossend vermogen (eigen kracht) overstijgt. Ouders moeten gemotiveerd aangeven en beschrijven waarom en waardoor ze in de praktijk vastlopen.

  • 4.

    Bij het onderzoek naar het eigen probleemoplossend vermogen (de eigen kracht) van de ouder en de jeugdige, kijkt het college onder meer naar:

    • a.

      het aanspreken van een aanvullende verzekering.

    • b.

      het inzetten van vrijwilligers of mensen uit het sociale netwerk;

    • c.

      de mogelijkheden van de ouder zelf.

  • 5.

    Eigen kracht (probleemoplossend vermogen)

    Als uit onderzoek blijkt dat de jeugdige en zijn ouders(s) zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden, dan is een voorziening niet nodig. Dit geldt ook als met de eigen kracht de bovengebruikelijke hulp geleverd kan worden. Van ouders (en huisgenoten) wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet (volledig zelfstandig) kan uitvoeren. De omvang en inhoud van de ondersteuning is afhankelijk van de sociale relatie. Bij het onderzoek naar de eigen mogelijkheden wordt in ieder geval beoordeeld:

    • a.

      Zijn de ouder(s) in staat de noodzakelijke hulp te bieden;

    • b.

      Zijn de ouder(s) beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden;

    • c.

      Levert het bieden van de hulp door de ouder(s) geen overbelasting op;

    • d.

      Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder(s) wordt geboden;

  • 6.

    Wanneer de ouder(s) overbelast zijn of dreigen te raken wordt van hen geen (boven)gebruikelijke hulp verwacht. Totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven kan een individuele voorziening worden ingezet waarmee de hulp aan de jeugdige wordt uitgevoerd.

    Uitzondering hierop is wanneer de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten buiten de (boven)gebruikelijke hulp om.

Artikel 5. Aanvullende criteria pgb

Een pgb kan worden verstrekt als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Het college toetst vooraf of de kwaliteit van de voorzieningen die de aanvrager van het budget wil betrekken voldoende is gegarandeerd, door middel van het pgb-plan. De belangrijkste eisen zijn dat de zorg veilig, doeltreffend en cliëntgericht geleverd wordt.

  • 1.

    Algemene pgb criteria:

    • a.

      De regie van het pgb mag niet worden neergelegd bij de pgb-hulpverlener;

    • b.

      De aanvrager van het pgb mag als vertegenwoordiger het pgb niet aan zichzelf uitkeren als de pgb-hulpverlener;

    • c.

      De pgb-hulpverlener zorgt voor verslaglegging van de resultaten en is bereid deze op verzoek van het college te tonen;

    • d.

      De pgb-hulpverlener biedt ondersteuning die voldoet aan de eisen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en aan de criteria van de verantwoorde werktoedeling;

    • e.

      De pgb-hulpverlener kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning gewenst is.

  • 2.

    Pgb voorwaarden formele hulp:

    • a.

      De pgb-hulpverlener moet geregistreerd staan in het Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) of in het register voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG);

    • b.

      De pgb-hulpverlener verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. De pgb-hulpverlener organiseert zich op zodanige wijze, voorziet zich kwalitatief en kwantitatief zodanig van personeel en materieel en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde hulp. De pgb-hulpverlener neemt bij zijn werkzaamheden de rol van een goede hulpverlener in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard (artikel 4.1.1. jeugdwet);

    • c.

      De pgb-hulpverlener voldoet aan de voor hem van toepassing zijnde minimumeisen zoals vastgelegd in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant 2021;

    • d.

      De kwaliteit van de voorziening moet voldoende zijn om de gestelde doelen te kunnen realiseren. De geleverde voorziening wordt afgestemd met de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp/zorg in het gezin;

    • e.

      De pgb-hulpverlener heeft een kwaliteitssysteem, ISO of HKZ of in het geval van zelfstandige zonder personeel (zzp) wordt er gewerkt aan kwaliteitsverbetering (zoals bijscholing);

    • f.

      De pgb-hulpverlener beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor natuurlijke personen die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip, waarop de pgb-hulpverlener voor de instelling ging werken of als zelfstandige zonder personeel. En is bereid deze op verzoek van het college te tonen;

    • g.

      De pgb-hulpverlener is aangemeld bij het Inspectieloket Sociaal Domein;

    • h.

      De pgb-hulpverlener is bekend met en maakt indien nodig gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden;

    • i.

      De pgb-hulpverlener doet melding van iedere calamiteit of geweld die bij de verlening van jeugdhulp of bij de uitvoering ervan plaatsvindt;

    • j.

      De pgb-hulpverlener houdt een klachtensysteem bij en neemt, indien nodig, aantoonbaar passende maatregelen;

    • k.

      De pgb-hulpverlener handelt volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG);

    • l.

      Onderaannemerschap is niet toegestaan.

  • 3.

    Pgb-voorwaarden informele hulp:

    • a.

      Er is sprake van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag, en in alle redelijkheid en billijkheid kan niet verwacht worden dat dit binnen de eigen mogelijkheden wordt opgelost;

    • b.

      De kwaliteit van de hulp die de hulpverlener biedt, is passend en toereikend gelet op de problematiek en ontwikkelingsdoelen van de jeugdige;

    • c.

      Bij de hulpverlener is geen sprake van dreigende overbelasting;

    • d.

      Als het college dit nodig acht in het kader van de veiligheid van de hulpverlening, kan het college bepalen dat de hulpverlener beschikt over een VOG die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop deze pgb-hulpverlener is gestart met het bieden van de hulpverlening.

Artikel 6. Hoogte pgb

Een pgb bedoeld in artikel 12, eerste lid van de verordening wordt berekend op basis van de zorg in natura tarieven als opgenomen in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant 2021.

Artikel 7. Vaktherapie

Voor vaktherapie geldt dat deze kan worden aangeboden door een aanbieder die geregistreerd staat in het Register Vaktherapeuten of onder de verantwoordelijkheid van een regiebehandelaar.

Vaktherapie is een behandelvorm voor mensen met een psychische aandoening, licht verstandelijke beperking en/of psychosociale problematiek, waarbij methodisch gebruik gemaakt wordt van een ervaringsgerichte werkwijze. Met vaktherapie kunnen zeer uiteenlopende klachten en problemen worden behandeld. Per vaktherapie is er een keuze uit verschillende werkvormen van dans, drama, beeldend, muziek en beweging. Paardentherapie wordt niet als vaktherapie gezien omdat de effectiviteit nog onvoldoende is vast komen te staan.

Uitgangspunten

  • 1.

    Er zijn zorgverzekeraars die vaktherapie (gedeeltelijk) vergoeden. Dit is voorliggend op de Jeugdwet en dient onderzocht te worden alvorens vaktherapie vanuit de Jeugdwet te vergoeden.

  • 2.

    Vaktherapie kan worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een regiebehandelaar. Onder regiebehandelaar wordt verstaan:

    • -

      psychiater;

    • -

      klinisch psycholoog;

    • -

      klinisch neuropsycholoog;

    • -

      psychotherapeut;

    • -

      verslavingsarts in profielregister KNMG;

    • -

      verpleegkundig specialist GGZ;

    • -

      GZ-psycholoog;

    • -

      Kinder- en jeugdpsycholoog NIP (alleen in de GBGGZ);

    • -

      Orthopedagoog-generalist NVO (alleen in de GBGGZ).

  • De regiebehandelaar is een zorgverlener die bij de patiënt de diagnose stelt en door wie of onder wiens verantwoordelijkheid de behandeling plaatsvindt. Dit houdt in dat de regiebehandelaar verantwoordelijk is voor alle acties die in het kader van de behandeling van een patiënt gedurende een traject plaatsvinden.

  • 3.

    De regiebehandelaar heeft een afgeronde GGZ-specifieke opleiding en is, met uitzondering van de orthopedagoog-generalist en kinder- en jeugdpsycholoog, BIG-geregistreerd. De orthopedagoog-generalist is ingeschreven in het SKJ- en Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO)-register. De kinder- en jeugdpsycholoog is ingeschreven in het register van SKJ en Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)-register. Er wordt van beroepsgroepen kinder- en jeugdpsycholoog NIP en orthopedagoog-generalist NVO verwacht dat zij zich registreren in het BIG-register zodra de mogelijkheid hiertoe ontstaat.

  • 4.

    De regiebehandelaar is in ieder geval aanwezig bij de diagnostiek, het maken van de behandelovereenkomst en de evaluatiegesprekken met de cliënt.

  • 5.

    Voor vaktherapie geldt een maximum van 20 uur op jaarbasis. Dit is inclusief eventuele ouder-kindsessies. De door een zorgverzekeraar vergoedde uren worden op deze uren in mindering gebracht.

Artikel 8. Vervoer

Vanuit het oogpunt van demedicaliseren/normaliseren en benutten van eigen kracht, vinden we dat het vervoer van een jeugdige naar jeugdhulp in de basis de verantwoordelijkheid is van ouders/verzorgers/netwerk als onderdeel van gebruikelijke hulp. Indien uit onderzoek blijkt dat ouders/verzorgers/netwerk niet in staat zijn zelf het vervoer te organiseren, kan men in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening op grond van de jeugdwet.

Daar waar vervoer onderdeel uitmaakt van de jeugdhulpvoorziening, is dit opgenomen in het Productenboek Inkoop Gespecialiseerde Jeugdhulp Regio Noordoost Brabant 2021.

  • 1.

    Uitgangspunt is dat ouder(s) in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor vervoer van de jeugdige van en naar de jeugdhulpaanbieder. Hierbij wordt in ieder geval twee keer per week heen- en terugrijden als gebruikelijk beschouwd.

  • 2.

    Het college moet in elke individuele situatie een afweging maken of er specifieke omstandigheden zijn waardoor de eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouder(s) onvoldoende zijn om de eigen verantwoordelijkheid voor vervoer op zich te nemen.

  • 3.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt.

  • 4.

    Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen wanneer aantoonbaar is gemaakt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van deze voorziening en dat bij gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden.

  • 5.

    Vervoer kan in geval van boven-gebruikelijke hulp ingezet worden in natura bijvoorbeeld in de vorm van taxivervoer. Ook is vergoeding van openbaar vervoer of een vergoeding van eigen vervoer mogelijk.

  • 6.

    Indien de noodzaak tot het treffen van een vervoersvoorziening is vastgesteld en de jeugdige kan gebruiken maken van het openbaar vervoer dan gaat dat voor op de inzet van taxi-vervoer of vergoeding eigen vervoer;

  • 7.

    Een vergoeding eigen vervoer kan alleen plaatsvinden voor het gedeelte van het vervoer dat beschouwd wordt als boven-gebruikelijk. De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer.

  • 8.

    De noodzaak van een vervoersvoorziening wordt aannemelijk gemaakt, indien:

    • a.

      sprake is van een vervoersprobleem; en

    • b.

      aantoonbaar is gebleken dat op eigen kracht of met hulp van ouders of andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor het vervoersprobleem kan worden gevonden; en

    • c.

      geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; en

    • d.

      vervoer geen onderdeel uitmaakt van het tarief jeugdhulp, zoals vastgelegd in het productenboek Jeugdhulp en contractafspraak met betreffende aanbieder; en

    • e.

      sprake is van een medische noodzaak, omdat de jeugdige indien gebruik gemaakt wordt van het openbaar vervoer of eigen vervoer, een beperking heeft met lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie; of

    • f.

      sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid, omdat:

      • i.

        de leeftijd van de jeugdige het niet toe laat zelfstandig te reizen met openbaar vervoer, nadat is aangetoond dat ouders of andere personen in de naaste omgeving niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor begeleiding, zoals bedoeld in artikel 5 van deze nadere regels; of

      • ii.

        sprake is van ernstige gedragsproblemen welke reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; of

      • iii.

        andere redenen van niet-medische aard, die het zelfstandig of onder begeleiding reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; en

    • g.

      door een deskundige de medische beperkingen of beperkende omstandigheden bij de jeugdige die individueel vervoer vereisen, zijn vastgesteld; en

    • h.

      de jeugdige of zijn ouder(s) medewerking hebben verleend aan het college om aantoonbaar te maken dat er sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid.

Artikel 9 Intrekken oude regelingen en overgangsrecht

  • 1. Op besluiten die genomen zijn op basis van het Besluit Jeugdhulp Vught 2017 blijft dat besluit van toepassing.

  • 2. Bij inwerkingtreding van deze nadere regels worden de oude nadere regels, het Besluit Jeugdhulp Vught 2017, ingetrokken.

  • 3. Op besluiten die genomen zijn op basis van de Nadere regels jeugdhulp Haaren 2020 en de daarbij behorende bijlagen blijven die nadere regels van toepassing.

  • 4. Bij inwerkingtreding van deze nadere regels worden de Nadere regels jeugdhulp Haaren 2020 en de daarbij behorende bijlagen vervallen verklaard.

  • 5. Deze nadere regels treden in werking op 1 april 2021.

  • 6. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Jeugdhulp gemeente Vught.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Vught, 30 maart 2021

Burgemeester en wethouders van Vught

De secretaris,

H. de Visch Eijbergen

De burgemeester,

R.J. van de Mortel

Bijlage 1

Stappenplan beoordeling jeugdhulp

De Centrale Raad van Beroep (CRvB)1 heeft in die uitspraak een stappenplan gegeven voor de beoordeling van een aanvraag jeugdhulp. De CRvB oordeelde dat de gemeente voldoende kennis moet vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Onderdeel van het stappenplan is het bepalen van de eigen kracht. Het stappenplan om de beoordeling uit te voeren ziet er als volgt uit:

Stap 1: Wat is de jeugdhulpvraag? Stel vast wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder(s) is.

Stap 2: Zijn er opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen aanwezig? Onderzoek of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Stel vast welke problemen en stoornissen dat zijn. Dit is ook opgenomen in artikel 2.3 Jeugdwet. De begripsomschrijving volgt uit artikel 1.1 Jeugdwet.

Stap 3: Welke hulp is naar aard en omvang nodig? Stel de noodzakelijke hulp vast: welke hulp is naar aard en omvang nodig voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren?

Stap 4. Zijn de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend? Ga na of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt de ‘eigen kracht’ genoemd.

Volgens de CRvB mag bij het onderzoek naar (jeugd)hulp een specifiek deskundig oordeel en advies niet ontbreken. Iedere stap vraagt om een op die stap aangepaste deskundigheid.

Bijlage 2

Uitgangspunten (boven)gebruikelijke zorg, overbelasting en eigen kracht

A. (Boven)gebruikelijke zorg

  • 1.

    Een veilige woonomgeving = gebruikelijke zorg

    Het door ouders bieden van een veilige thuisomgeving is gebruikelijke zorg. Dit betekent dat:

    • De lichamelijke en sociale veiligheid van het kind is gewaarborgd, en

    • Er een bij de leeftijd van het kind passend opvoedkundig klimaat is, en

    • Dat verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid wordt geboden.

  • Als een kind niet bij (een van) de ouder(s) kan wonen, vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilige woonomgeving te bieden en/of vanwege opvoedingsonmacht van de ouder(s), is verblijf op grond van de Jeugdwet aan de orde.

  • 2.

    Permanent toezicht = geen gebruikelijke zorg

    Permanent toezicht in de zin van actieve observatie valt niet onder gebruikelijke zorg. Permanent toezicht is onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen.

  • 3.

    Zorg in de nabijheid gedurende 24 uur per dag = gebruikelijke zorg afhankelijk van leeftijd en zorgbehoefte

    Kinderen die een blijvende behoefte hebben aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, kunnen nog zijn aangewezen op (gebruikelijke) zorg van ouders, zo nodig ondersteund door zorg vanuit de Jeugdwet of de Zorgverzekeringswet.

    Kinderen tot ongeveer 8 jaar hebben nog zorg in de nabijheid nodig. Daarbij worden de volgende richtlijnen aangehouden:

    • Kinderen van 0 tot ongeveer 3 jaar

      Hebben voortdurend begeleiding, toezicht en volledige overname van zelfzorg nodig.

    • Kinderen van 3 tot ongeveer 5 jaar

      Hebben overdag voortdurend begeleiding, toezicht en overname van zelfzorg nodig. ’s Nachts hebben zij soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

      Er is geen sprake meer van gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen (zoals epilepsie, reflux, slikproblemen, luchtweginfecties etc.).

    • Kinderen van 5 tot ongeveer 8 jaar

      Hebben overdag nog voortdurend begeleiding en aansturing nodig, maar zijn in toenemende mate zelfstandig in de zelfzorg en motoriek. Overdag hebben zij veelal op geplande momenten hulp of enige overname van zelfzorg nodig.

  • 4.

    Er is geen sprake meer van gebruikelijke zorg als er:

    • Intensief toezicht (maar geen actieve observatie) nodig is in verband met blijvende ernstige ontwikkelingsachterstand2 in combinatie met (geobjectiveerde) ernstige gedragsproblemen, of

    • Een blijvende noodzaak is voor (volledige) overname van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL3) in combinatie met blijvende beperkingen in de sociale redzaamheid en cognitief functioneren, of

    • Sprake is van een blijvend laag cognitief ontwikkelingsperspectief4, in combinatie met beperkingen op meerdere terreinen, zoals bewegen en verplaatsen, ADL, gedrag.

B. Uitgangspunten bovengebruikelijke zorg in relatie tot individuele voorzieningen jeugdhulp

Van ouders mag veel worden verwacht bij het bieden van hulp en zorg aan hun kinderen. De verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien ligt allereerst bij de ouders en de jeugdigen zelf. Van ouders mag worden verwacht dat zij, indien noodzakelijk, vergaande aanpassingen doen om dit te realiseren. Dit kan betekenen dat een ouder het eigen toekomstperspectief (carrière) of de eigen financiële situatie zal moeten bijstellen om voor het kind beschikbaar te zijn en de noodzakelijke zorg te kunnen bieden.

Bij de beoordeling van de eigen kracht kan de financiële positie van ouders een rol spelen. Dit kan leiden tot een besluit dat er geen jeugdhulp nodig is. Dat betekent dat dan geen pgb verstrekt wordt aan de ouders die de hulp verlenen, omdat de eigen kracht toereikend is.5

Bij de beoordeling van de eigen kracht van de ouders kan mogelijk gebruik gemaakt worden van de NIBUD normen of andere instrumenten zoals de zelfredzaamheidmatrix.

Bijlage 3

PGB -tarieven 2021 (vanaf 1.4.2021)

Uitgangspunt voor vaststelling PGB-budget:

Formele zorg: voorwaarden en tarievenlijst productenboek Noordoost Brabant 2021 behalve persoonlijke verzorging. Dit product staat niet in het productenboek. Producten die niet in onderstaande tabel zijn genoemd, zijn niet met een PGB in te zetten.

Informele zorg: Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag voor informele zorg. Alleen producten met een tarief kunnen met een PGB worden ingezet.

Tarieven in euro’s per eenheid

Producten 2021

Eenheid

Formele zorg

Formele zorg,

Zzp/mico-onderneming

Informele zorg

Maximaal in te zetten eenheden per week

Respijtzorg logeren

Etmaal

158,15

129,68

35,00

Respijtzorg dagbesteding

Dagdeel

37,58

32,09

nvt

Begeleiding basis

Minuten

1,02

0,84

0,23

1500

Begeleiding Specialistisch

Minuten

1,19

0,98

nvt

1500

Daghulp basis

Dagdeel

40,67

34,64

nvt

9

Daghulp Specialistisch

Dagdeel

62,80

52,91

nvt

9

Orthopedagogische Behandeling Basis

Minuten

1,16

0,96

nvt

1500

Orthopedagogische Behandeling

Specialistisch Individueel

Minuten

1,31

1,08

nvt

1500

(generalistische) Basis GGZ

Minuten

1,69

nvt

nvt

Specialistische GGZ 1

Minuten

1,81

nvt

nvt

Specialistische GGZ 2

Minuten

1,95

nvt

nvt

Persoonlijke verzorging

Minuten

0,36

0,30

nntb

1500


Noot
1

CRvB 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477.

Noot
2

Tenminste een matige verstandelijke beperking.

Noot
3

ADL: eten, drinken, zich wassen, aan- en uitkleden, naar het toilet gaan, tandenpoetsen, haren kammen, nagels knippen etc.

Noot
4

Tenminste een matige verstandelijke beperking.

Noot
5

CRvB 17 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2362. Rb. Den Haag 9 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6249.